Wegwijzerviering, een viering waar de eerste communicanten, vormelingen, families met kinderen en iedereen meer dan welkom zijn
Dit evangelie is een droom over ‘het rijk Gods’, dat rijk waar onze vormelingen naar op tocht gaan. Samen met ons hier in de kerk, met alle mensen die in het evangelie geloven, met alle mensen die willen leven zoals Jezus.
In dat Rijk Gods wordt het onmogelijke mogelijk. Het goede zal sterker zijn dan het kwade, het leven zal sterker zijn dan de dood, de liefde zal sterker zijn dan de haat.
We kunnen ons dat moeilijk voorstellen. De werkelijkheid van elke dag toont ons het tegenovergestelde. We kunnen er alleen over dromen. In die droom wordt het onmogelijke mogelijk. Er is eten voor iedereen, in overvloed. Het gras is groen, niet aan de andere kant van de heuvel maar hier, onder onze voeten, en we kunnen erin gaan zitten en het doet deugd.
In die droom is er een hoofdpersoon. Zonder kan de droom niet uitkomen. Het is een kind. Dat deelt wat hij heeft.
“Daar kunnen we niks mee aanvangen” zeggen grote mensen. Maar Jezus weet wel beter. Hij neemt die gaven van dat kind aan, en deelt ze uit.
En nu droom ik iets wat er niet in de tekst staat. Dat er nog een jongen is die zegt: “Hier zie, mijne chocolat mag je ook uitdelen”. En een meisje heeft pistoleetjes bij. En dan beginnen de grote mensen mee te doen, en dat is begonnen bij die ene snotneus.
De weg van Jezus volgen is niet alleen hem achterna lopen en roepen “Heer, heer!”, maar is doen wat hij heeft voorgedaan. Jezus heeft ons allemaal nodig, groot en klein, om het Rijk Gods te kunnen bereiken.
Maar zijn dromen geen bedrog? Het evangelie, het geloof van die eerste christenen, dat doorbrak in die donkere dagen na Goede Vrijdag, daagt ons uit om te geloven in het onvoorstelbare onmogelijke. Het moedigt ons aan om nooit op te geven. En dat geloof in het onmogelijke kan wonderen doen terwijl we nog op weg zijn naar dat Rijk Gods, verscholen achter de horizon.
Nu al is het mogelijk, denk ik, dat mensen in Gaza of Soedan, of in de straten van Antwerpen, geen honger en geen angst meer zouden hebben, als er maar genoeg mensen zijn die echt vrede willen, en bereid zijn te delen. Die miserie is geen gevolg van een bovennatuurlijk noodlot, maar van menselijke beslissingen. Die zijn het begin van miserie of van een wonder.
Ook de kleinste beslissing, van een kind met wat brood en vis, kan het begin zijn van een wonder. Want als er meer mensen zijn zoals die kleine uit het evangelie, wordt het onmogelijke mogelijk.