Eventjes ga ik vitten. Over de vertaling van het evangelie van daarnet. Daar staat dat Jezus zegt: "Nu is mijn ziel ontroerd." Ik denk dat dit veel te zwak uitgedrukt is. Het klopt niet met wat er een beetje verder staat: "Vader, red mij..." Misschien zou er beter staan: "Ik ben heel bang", of: "ik voel me reddeloos verloren."
We zitten hier in het evangelie van Johannes op een heel dramatisch moment.
Het is ook geen toeval dat het vandaag gelezen wordt: we zijn nog 12 dagen voor Goede Vrijdag. De evangelist laat Jezus zeggen wat alle leerlingen ook weten: dat de massa die hem zo heeft toegejuicht, klaar staat om hem aan het kruis te slaan, dat een vriend hem zal verraden, dat hij weerloos overgeleverd zal worden aan foltering, en dat hij zal eindigen alsof zijn leven geen zin heeft gehad. Jezus is bang.
De tekst van daarnet was niet gemakkelijk. Maar dat zinnetje over de graankorrel zullen we wel herkend hebben, en de meesten onder ons kunnen er zich iets bij voorstellen. Heel het evangelie trouwens herhaalt die boodschap: dat we niet bang moeten zijn om ons leven te geven, dat we maar leven kunnen krijgen als we het delen, dat 'Jezus volgen' betekent: offers brengen, voor het welzijn van andere mensen.
En hier, in de schaduw van de Calvarieberg, horen we Jezus zeggen: waar ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. Het is mogelijk dat ook wij een kruis op onze schouders krijgen dat niet te dragen is. Het kan zijn dat we ons reddeloos verloren voelen, dat 'leven' voor ons elke zin verliest. Elk menselijk leven is kwetsbaar, niet alleen dat van 'gelovigen'. Ieder mens kan meegesleurd worden in een lijden dat hem dreigt reddeloos te vernietigen.
Nu wil het evangelie niet aan doemdenken doen. Gelukkig, voor de meeste mensen, gelovigen en anderen, brengt het leven zinvolle, blije, vredige dagen, waar we dankbaar voor kunnen zijn. Maar is het evangelie realistisch. In de tekst van daarnet is sprake van "de vorst van deze wereld". Denk niet te snel aan Beëlzebub. Wie – of wat – heeft in déze wereld het laatste woord?
Alle leven is eindig. Willen of niet, het leven moeten we ooit afgeven. Onze dierbaren moeten we afgeven. En ook deze wereld zal ooit verdwijnen. In deze wereld heeft de dood het laatste woord.
Maar het evangelie is geschreven en verkondigd door mensen voor wie de horizon verder reikt dan deze wereld. Wat er voorbij die horizon ligt, is niet onder woorden te brengen: ergens anders in het evangelie staat dat het rijk van Jezus niet van deze wereld is. En in dat rijk heeft de dood niet het laatste woord.
Het geloof dat we een veilige toekomst hebben, dat wij niet reddeloos verloren zullen gaan, hoe vreselijk de storm ook is die ons leven schijnt te vernietigen, heeft Jezus de moed gegeven om toch zijn kruis op te nemen. Dat geloof heeft hij uitgezaaid bij zijn leerlingen, dat geloof heeft die zwakke kleine mensen overweldigd na die vreselijke Goede Vrijdag. Dat geloof zit vooral vanbinnen. Het is bij vele mensen als een hardnekkig, taai plantje dat bij de beginnende lente, weer de kop opsteekt: de vorst mag nog zo streng zijn, het tere leven breekt opnieuw de bevroren aarde open, onweerstaanbaar.
Het geloof dat ons ondanks alles moed geeft, en ons helpt om terug op te staan. In deze kerk belijden we dat geloof stamelend: God laat ons niet vallen. Het is een geloof in de onverwoestbare goedheid van het leven, dat we met velen delen.