Vierde paaszondag C 2007 - 28 en 29 april 2007xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
(Eerste lezing - Openbaring 7, 9.14b-17) (Evangelie - Johannes 10, 27-30)
In het Museum voor schone kunsten loopt momenteel een belangrijke tentoonstelling over diptieken, tweeluiken, geschilderd van de 14de tot de 16de eeuw, door de zogenoemde Vlaamse primitieven.
Het gaat om tweeluiken, twee meestal niet zo grote schilderijtjes die als de bladeren van een boek samenhangen.
Nogal wat tweeluiken geven aan de ene kant een Ecce Homo, Jezus de Man van Smarten, geplaatst tegenover zijn wenende moeder, de Mater Dolerosa. Andere geven aan de ene kant een Madonna met kind en, daar tegenover, het portret van de opdrachtgever, dikwijls vergezeld van zijn patroonheilige. Soms gaat het om twee verschillende religieuze onderwerpen.
Ofwel is er een soort dialoog tussen beide delen. Ofwel gaan ze over hetzelfde thema. Ofwel probeert de schilder, door de uitwerking ervan, voor ons het verband tussen beide schilderijen uit te leggen. Maar altijd is er ook een samenhang tussen beide afbeeldingen.
De lezingen van vandaag vormen ook zon tweeluik.
Aan de ene kant zien wij het Lam Gods. Een voorstelling die wij goed kennen van het grote retabel van de gebroeders Van Eyck in de Sint-Baafskathedraal in Gent.
De schilder heeft getracht het verhaal uit de Apocalyps uit te beelden, dat wij vandaag hoorden in de eerste lezing. een geweldige menigte, die niemand tellen kon, uit alle rassen en stammen en volken en talen. Zij stonden voor de troon en voor het Lam, gekleed in witte gewaden en met palmtakken in de hand.
Zij staan daar in groten getale, met hun palmtakken. En toch heeft de schilder een toegeving moeten doen. Rond de troon met het Lam knielen namelijk de zeven engelen in hun schitterend witte gewaden. Daarmee vergeleken zien de grauw-witte gewaden van de martelaren er maar uit als gewassen met een ander product. De schilder heeft er dan toch maar voor gekozen, de meeste van hen af te beelden in rode mantels gewassen in het bloed van het Lam.
Wat Van Eyck wél zeer treffend heeft uitgebeeld, is het portret in het middenpaneel boven het Lam Gods. Zittend op zijn troon, met een tiara op het hoofd en een staf in de ene hand, is dit duidelijk het portret van De Vader. Met zijn bloedrode mantel, zijn donkere baard en zijn zegenende hand, heeft het echter ook alle kenmerken van De Zoon. Zoon en Vader tegelijk!
Zo komen we bij de evangelielezing van vandaag, het tweede paneeltje van ons tweeluik, waarin Jezus wordt geschilderd als de Goede Herder.
Ook deze voorstelling werd door verschillende schilders en tekenaars uitgebeeld. Ook hier zaten deze echter met een probleem dat moeilijk in beeld te brengen is: een Herder tonen, die tegelijk ook Lam is.
Dat valt natuurlijk wel uit te leggen en het was ook goed te begrijpen voor mensen die zelf tussen de schapen leven en goed weten wat een herder is. Mensen die vooral goed weten wat een goede herder is, die geen schapen laat wegroven en er geen enkel laat verloren gaan.
Toch worstelen christenen al eeuwenlang met dit probleem. Om precies te zijn: sinds de bijbel uit het Joods-Aramees in het Grieks vertaald werd.Er is in het Aramees namelijk een woord "talja" dat twee betekenissen heeft. Talja kan "lam" betekenen, maar ook "knecht of dienaar".
Wij komen die aanduiding voor de eerste keer tegen in het evangelie van Johannes, waar deze vertelt over de Johannes die aan het dopen was bij de Jordaan. Jezus kwam daar langs gelopen, en Johannes getuigt aan twee van zijn leerlingen die bij hem waren: die daar is het Lam van God. Het is waarschijnlijk dat Johannes de doper in Jezus de Dienaar van Jahweh heeft herkend, waarover de profeet Jesaja vroeger gesproken had. En wellicht was het zijn eerste bedoeling Jezus voor te stellen als die Dienaar van God, maar werd het Aramese woordje talja later (verkeerd) vertaald als lam.
Moeten we dan maar meteen onze bijbel herschrijven en overal het woordje lam gaan vervangen door dienaar?
Integendeel, want het beeld is juist. Christus ís inderdaad tegelijkertijd het Lam dat geofferd wordt, als de Herder die niet bang is voor een wolf en aandacht heeft, die bezorgd is voor al zijn schapen. Een echte Herder naar wie zij mogen opkijken als een leider. Vorst en dienaar tegelijk.
Ik wil nog even terugkeren naar de eerste lezing van vandaag, over het Lam Gods uit de Openbaring van Johannes en de voorstelling daarvan op het schilderij van de gebroeders Van Eyck. Het portret in het middenpaneel stelt, zittend op zijn troon, De Vader voor, maar is tegelijkertijd ook De Zoon, met zijn rode mantel en zijn zegenende hand. Zoon en Vader tegelijk of, zoals geschreven in het evangelie vandaag: Ik en de Vader, Wij zijn één!
Gie Stappaerts
Bekijk de jongste telg van onze parochie: onze parochiesite.
Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier ({COMMENTAAR_AANTAL})
|