Mirakels en geloof en
andere artikels ***
Christus
en de god van Noach * 'Ouderen' en
jongeren'' * Het
Mattheüseffect of de Lucas profetiprofetie? * Superspastische 'politiek' * Jan Bauwens ---- Mirakels
en geloof Ter
gelegenheid van de heiligverklaring van pater Damiaan van Tremelo, wordt
her en der weer over mirakels gesproken omdat een heiligverklaring,
trouwens evenals een zaligverklaring, een mirakel vergt door toedoen van
de heilige in kwestie. Met betrekking tot het mirakel dat het licht op
groen zette voor de heiligverklaring van Damiaan, werd in oktober 2009
door een Vlaamse televisiezender een reportage uitgezonden over het
mirakel in kwestie en daarbij werden ook enkele kritische vragen gesteld
die beslist niet bevorderlijk zijn geweest voor het geloof in wonderen.
Maar betrokken priesters antwoorden daarop dat de term 'mirakel'
afkomstig is van het Latijnse 'mirum', wat verwijst naar al wat wonder baarlijk is en niet zozeer naar wat per perse se se de natuurwetten zou tarten. Met
de term 'natuurwet' komen we overigens in een vaarwater terecht dat in
feite veel chaotischer kolkt dan het beekje van alle wonderen tesamen.
Natuurwetten bestaan immers niet: zoals de ongelovige David Hume het
nauwkeurig becijferde en verklaarde, zijn die wetten niets meer dan
afgeleiden uit de zogenaamde "wet der gewoonte": wie gewoon is te zien
dat op aarde alle stenen vallen, die leidt daaruit de valwet af, en
daarmee is principieel alles over natuurwetten klaar en duidelijk
gezegd. Op de keper beschouwd, zo merkt Hume op, is de overgang van onze
ervaring (dat stenen vallen) naar de zogenaamde wet (die de valwet is),
feitelijk ongeoorloofd want niet helemaal correct. Het is niet omdat ik
tot op heden elke morgen wakker ben geworden en ben opgestaan, dat ik
dit tot een wet mocht uitroepen en mocht besluiten dat ik elke ochtend
wakker worden zal. So wieso zit er op zijn minst een zekere speling
op die zogenaamde natuurwetten, en vaak worden zij door verborgen
variabelen vroeg of laat onderuit gehaald. Een wonder is uiteraard
geen onmogelijkheid, aangezien het zich tenminste nu en dan toch voor
iedereen zichtbaar blijkt voor te doen en in feite doet het zich
voortdurend voor, zoals er geregeld wel iemand is die de lotto wint of
zoals tallozen 'toevallig' op dezelfde dag verjaren. Dat deze
'toevalligheden' zich voordoen, verschijnt vanuit het globaliserende
standpunt van de kansrekening zelfs als een noodzaak en op die manier is
het ook wegens de beperktheid en wegens het voorlopigheidskarakter van
onze kennis noodzakelijk dat er speling zit op alles wat wij voor waar
en voor onmogelijk houden. Verwondering is overigens ver te zoeken waar onze geest er niet voor open staat: daar zal die immers evengoed wegblijven
als de beelden en de geluiden wegblijven uit blinde ogen en uit dove
oren. Want aan een tekort aan zonlicht is het zeker niet te wijten dat
de blinde niet kan zien, en een tekort aan geluiden maakt ook niet dat
doven niet horen kunnen. En verder gebeurt het ook veelvuldig dat, op
klaarlichte dag, ogen die gezond zijn, niets hebben gezien, of dat oren
die horen kunnen, van een ganse uiteenzetting niets lijken te hebben
vernomen, alleen omdat die ogen niet keken en die oren niet luisterden. Het
kijken en het luisteren onderscheiden zich van het zien en het horen
hierin, dat zij naast het licht en het zien, naast de geluiden en het
horen, ook nog de aandacht aandacht hebben, welke de wakkerheid
is van de persoon met betrekking tot datgene wat aan hem zintuiglijk of
anderszins verschijnt. Sommigen onder ons kunnen zich nog de tijd
herinneren dat er geen televisie bestond. Toen de eerste toestellen in
omloop kwamen, sloegen zij alle mensen zonder uitzondering met
verbazing of verwondering. Maar vandaag is er geen kind meer dat zich
afvraagt hoe het mogelijk is dat wij beelden zien van mensen in een
ander land. Hetzelfde geldt voor de telefoon, de auto, en uiteindelijk
voor elk van onze uitvindingen. Maar uitvindingen zijn geen menselijke
maaksels: de elektriciteit heeft een eeuwigheid op ons gewacht in de
bliksems van het ontij om door ons gekanaliseerd en gebruikt te kunnen
worden; hij was altijd een mogelijkheid, die zich door toedoen van
omzeggens één man (in dit geval: Benjamin Franklin) opeens realiseerde
en dan een verworvenheid was voorgoed. Op dezelfde wijze was er steeds
de ether en de mogelijkheid om daar beelden doorheen te sturen, en alles
wat zich ooit realiseert, heeft uiteraard steeds al als mogelijkheid
bestaan. De verwondering is er altijd wel, heel in het begin, maar zij
verdwijnt, om nooit meer weer te keren, wellicht ingevolge een
arrogantie waarin de ondankbare mens geneigd is om alles wat goed is, toe te schrijven aan zichzelf. En
zo hebben wij uiteindelijk mirakels meer dan nodig: nieuwe prikkels die
ons heel even doen opkijken, die onze aandacht wakker maken voor een
ogenblik en die ons voor dat moment bevrijden uit de kerker van
zelfvoldaanheid, van ondankbaarheid en zelfs van solipsisme waarmee we
onszelf van het licht van de grote dag beroven. Mirakels zijn
welbeschouwd niets anders dan tekenen van genade en zij bieden ons zelfs
de mogelijkheid om niet slechts datgene wat zij een ogenblik belichten,
maar principieel al het goede van het leven, weer in het licht van hun
nieuwheid te zien. 18.10.2009
Christus en de god van Noach Toen
Jahweh zag dat de mensen allen slecht waren en dat ook alles wat ze
uitbroedden, slecht was, kreeg Hij spijt dat Hij hen gemaakt had, en Hij
besloot hen samen met alle andere dieren van de aarde weg te vegen, op
uitzondering van Noach, zijn drie zonen, Sem, Cham, Jafet en hun
vrouwen. Aan Noach beval hij een grote ark te bouwen met drie
verdiepingen, om daarin, behalve mondvoorraad, van alle dieren één
koppel onder te brengen dat Hij aldus wilde redden van de zondvloed die
zou worden uitgestort over de aarde, veertig dagen en nachten lang.
Aldus geschiedde en het regende en alle bergen verdwenen onder de zee
waarop de ark dreef, alle leven vond de dood en honderdvijftig dagen lang
werd de aarde bedekt door water. Daarna zakte het water en liep de ark
vast op de 5137 meter hoge berg Ararat in het Oosten van Turkije, in
wiens geologische structuur volgens sommigen de 310 meter lange bootvorm
nog zou te ontwaren zijn. Tussen haakjes: de eerste beelden daarvan
werden in 1949 gemaakt door satellieten van de Amerikaanse luchtmacht -
ze werden jarenlang geheim gehouden. Na een verblijf van alles samen
meer dan een jaar in de ark, liet Noach een raaf los en vervolgens een
duif, die eerst terugkeerde met een olijftak in haar snavel maar die
tenslotte wegbleef: er was land. De aarde droogde op, God beval allen de
ark te verlaten en de aarde te bevolken. Uit Sem kwamen de Semieten
voort, uit Cham de bewoners van Afrika, uit Jafet de Europeanen. Noach
bouwde een altaar voor de Heer en bracht offers die Hem welgevallig
waren. God beloofde het leven nooit meer alzo te zullen vernietigen en
als teken van dit nieuwe verbond verscheen voortaan na elke
stortbui een regenboog die haar beëindigde. Dat alles staat beschreven
in het boek der wording, Genesis. Genesis. Genesis. Genesis. Genesis.
Genesis. Genesis. Genesis. Als de joden een regenboog zien, zeggen ze nu
nog een kort dankgebedje. Wie er mocht aan twijfelen of er inderdaad
een zondvloed is geweest, kan nagaan dat niet alleen in de Joodse
geschiedenis maar in de historie van zowat alle gekende culturen van een
zondvloed sprake is. Logisch ook, als tenslotte niet alleen het land
der Joden maar de ganse wereld onder liep. Hoewel, volgens de Koran
strafte God niet de ganse wereld maar alleen het land van het
ongehoorzame volk Nuh Nuh Nuh (dit is: Noach Noach Noach Noach). Ook
daar gaat het verhaal van de ark en van het bergen van koppels van alle
soorten in de ark. Exact hetzelfde verhaal geven het Gilgamesj-epos
(*) en ook het Atrahasis-epos (**). In Afrika hebben de Masai een eigen
zondvloedverhaal; de duif is er vervangen door een gier en er zijn vier
regenbogen in plaats van één. Ook in de Indische Veda's wordt het
verhaal van de zondvloed verteld; op grond daarvan kan men berekenen dat
die ongeveer 5000 jaar geleden moet hebben plaatsgehad. Anderen
verklaren de zondvloed door een grote overstroming van Tigris en Eufraat
in Mesopotamië. In de versie van de Eskimo's weigerden de mammoeten
plaats te nemen in de ark omdat zij geloofden dat hun poten lang genoeg
waren om boven water te kunnen blijven; die hooghartigheid werd hen
fataal. Ook in het Altaï-gebergte (in Mongolië) bestaat het
zondvloedverhaal en volgens de Spaanse missionarissen bleken eveneens de
Indianen van Amerika het te kennen. (***) Nu is er niets mis met
verhalen, met mythen en met religie, zo lang die niet al te letterlijk
worden opgevat. En vooral in het geval van het zondvloedverhaal zou een
al te fundamentalistische interpretatie wel eens voor problemen kunnen
zorgen. Op grond van de teksten zelf, zullen bepaalde gelovigen
immers geneigd zijn om aan te nemen dat zo'n cataclysme zich niet meer
kan herhalen. Dat is immers een goddelijke belofte die het nieuwe
verbond inluidt tussen de Schepper zelf en het ganse mensdom, getuige
het verschijnsel van de regenboog. Een weerman zal zijn schouders
ophalen, maar het verdient de aandacht dat zelfs positieve
wetenschappers naast hun vak heel vaak nog een eigen geloof koesteren
met alles behalve redelijke gronden. En wie denkt dat een tweede
zondvloed uitgesloten is, zal lastige en dure milieumaatregelen ertegen
wellicht overbodig achten. Neen, het is geen grapje: men staat er
echt van te kijken hoe talrijk de groten der aarde zijn die hun
beslissingen over oorlog en vrede, leven en dood, afhankelijk maken van
koffiedik en sterren. Dat mensen op grond van dit fantastisch verhaal
geloven dat het afsmelten van de poolkappen niet zal plaatsvinden
terwijl het al goed bezig is, is één zaak. Een andere, en misschien veel ernstigere kwestie is, dat zij het verhaal van de zondvloed ook echt geloven. Ongetwijfeld
zijn er in het verleden overstromingen geweest en het is eveneens zo
goed als zeker dat daar serieuze watersnoodtoestanden bij waren, met
talloze slachtoffers. In de nieuwjaarsnacht van 1953 verloren 1835
Nederlanders het leven ingevolge dijkbreuken. Veel recenter, op Tweede
Kerst van het jaar 2004, maakte een vloedgolf nabij Sumatra in één
enkele klap driehonderdduizend doden. Dat die catastrofen echter zouden
toe te schrijven zijn aan een boze god, is een 'geloof' dat wel elke
verbeelding tart. God keurt af wat de mens doet en uit wraak moordt Hij
zijn schepselen uit!? En toch geloven velen daarin. Een verklaring
voor zo'n bizar geloof zou wel eens kunnen luiden dat men minder moeite
heeft om een boze God te aanvaarden die onze zonden met de dood
bestraft dan het blinde toeval of het noodlot dat toeslaat ongeacht goed
en kwaad. Ja, heel wat mensen worden blijkbaar liever ter dood
veroordeeld voor hun zonden dan te moeten leven in een wereld die geen
'rechtvaardigheid' kent in de zin van 'vergelding'. Geen wonder dat de
door Christus gepredikte vergeving en het gebod tot het beminnen van
zijn vijanden zo uniek zijn en zo nieuw. Met de God van Noach kan
Christus alvast helemaal niets te maken hebben. 09.09.'09 09.09.'0909.09.'09 Noten: (*)
Het Gilgamesj-epos is een van de oudste literaire werken, uit Sumerië
(Mesopotamië, waar de Tigris en de Eufraat in de Perzische golf
uitmonden) d.d. 2100 voor Christus. (**) Het Atrahasis-epos situeert zich in Babylonië. (***) Het internet geeft overigens een lijst
met honderden zondvloedverhalen van
over de hele wereld: http://www.talkorigins.org/faqs/flood-myths.html . 'Ouderen'
en jongeren' Wie vijftig
wordt en werkloos is, wordt door de arbeidsbemiddelingsdienst opgeroepen
voor een re-evaluatie of een heroriëntatie: wij worden oud, maar we
blijven optimist, zo zegt een instructrice het aan de opgeroepenen voor:
we gaan dus eens kijken wat we allemaal nog wél kunnen! Op het internet
heten vijftigplussers ronduit senioren en vijftig is ook de leeftijd
waarop het aanvaardbaar begint te worden om op rust te gaan. Ofschoon
zestigers dan weer aangemoedigd worden om aan de slag te blijven, maar
dat komt doordat gepensioneerden uit een andere kas worden betaald dan
werklozen - een kas waarvan de bodem in zicht is geraakt nadat politici
jarenlang met die gelden op de beurs hebben gespeeld. Als het maar geld
in 't laatje brengt, dan scandeert men zelfs dat het leven pas met
vijfenzestig begint, of zelfs met zeventig, en de clerus blijft
hardnekkig volhouden dat het ware leven aanvangt na de dood. Groot lijkt
dus het optimisme van sommigen, al blijkt het daar bij nader onderzoek
veeleer om verholen hebzucht te gaan. Waar elkeen lijkt te scanderen dat
het leven pas met zeventig begint, daar denken ze allen tegelijk dat
vijftig oud is, en wie het nog niet is, die wil zelfs geen veertig zijn.
Andermaal tegelijkertijd wil iedereen wel honderd worden. Maar de grootste onzin inzake leeftijden hoort men uit de
mond van meestal jonge mensen, al zijn er ook wel ouderen die zich hier
aan vergrijpen, waar zij zonder nadenken beweren dat er in de
maatschappij twee groepen bestaan, met name jongeren en ouderen. Twee
groepen, eventueel aangevuld met overgangsgroepen, zoals de kaste van de
'middelbare leeftijd' en die van de 'hoogbejaarden'. En zij die dit
beweren, behoren op het ogenblik dat zij die bewering doen dan meestal
tot de groep die zij als de 'jongeren' beschouwen, ook al zijn ze
vijfendertig. Het ontgaat hen blijkbaar dat de tijd nimmer te stoppen
is, dat het stilstaan van de leeftijden een illusie is voor wie er van
houden zichzelf te bedriegen en dat wie zich vandaag bij de jongeren
rekenen, door anderen reeds als hopeloos oud worden afgeschreven en door
hen ook worden afgevoerd. Niemand is is is ofwel jong, ofwel oud:
elkeen begint bij nul en eindigt op de leeftijd van het eigen
overlijden. In die tussentijd veroudert men - de enen al sneller dan de
anderen - ook al zegt men dat men groeit en bloeit. De lichamelijke
groei komt eerst, zo geloven sommigen, en de geestelijke groei komt pas
als de lichamelijke aftakeling al een tijdje aan de gang is. Edoch,
wetende dat de geest een puur lichamelijk gebeuren is, kan men alras
vermoeden dat niet de geestelijke top doch het toppunt van bijvoorbeeld
een carrière wat later komt dan in de bloeitijd van zijn leven.
Zoals trouwens ook de oogst met al zijn vruchten intreedt in de
oogstmaand - augustus - als de dagen reeds geruime tijd korter aan het
worden zijn. Wij geloven dat wij een welbepaalde leeftijd kunnen
hebben, maar uiteraard is dit een illusie zoals een andere: er zijn geen
leeftijden die dan, bijvoorbeeld, om het jaar zouden veranderen; er
bestaan geen mensen die jaarlijks ouder worden, er zijn er zelfs geen
die ouder worden met de dag: het ouder worden daarentegen is het proces
van het leven zelf en indien dit proces, al was het maar één fractie van
een seconde, zou stoppen, dan hield men ook voorgoed met leven op.
Leven is verouderen omdat het leven zich niet afspeelt in een vermeend
'nu', een 'heden', een 'vandaag', 'dit jaar' of 'deze tijd', doch immer
tegelijk zichzelf nalopen en verliezen moet: wie of wat ook leeft,
verlangt naar het ogenblik dat komt en, eenmaal dat moment er is,
glijdt het door de vingers gelijk zand of water. Verdwaasd kijkt men dan
op wat was, terug en, eenmaal weer tot relatieve rust gekomen, blikt
men dan opnieuw vooruit en de beweging herbegint. De beweging die doet
denken aan de klimbeweging die een made maakt wanneer zij zich
verplaatst: zij trekt haar achterste tot bij haar kop, haar staart raakt
haar kop en zo vormt zij met haar lijf een lus; vervolgens werpt zij
haar kop weer voor zich uit en vormt haar lijf een lijn: lus, lijn, lus,
lijn, lus... totdat zij eensklaps verdwijnt in de bek van een mus. Is
het de bek van de mus die wij schuwen als wij maar liever jong wilden
blijven, of is het de aftakeling van de oude dag? Vrezen wij voor de
dood zelf of maakt het langzame sterven dat eraan voorafgaat, de oude
dag zo weinig benijdenswaardig - althans in de ogen van velen? Hoe dan
ook is is is leven sterven, om de reeds genoemde reden: het leven is een
proces dat met het ouder worden samenvalt. Wie wil leven, wil ook
sterven - andermaal omdat de twee geheel en al ononderscheidbaar zijn.
Alleen het perspectief op de zaak zorgt voor hetzij de vrees, hetzij 't
verlangen dat ons nooit neutrale bewustzijn begeleidt: wij willen leven
waar wij naar morgen verlangen en wij vrezen de dood waar wij
daarentegen terug willen naar wat gisteren was en vooral naar wie
wijzelf gisteren waren. Dat laatste te willen is weliswaar waanzin:
niemand immers kan bij zijn volle verstand in de richting van het
verleden willen gaan. Maar die waanzin, helaas, is zeer weids verbreid,
en dat bewijzen alleen al de fortuinen die worden gemaakt door beloftes
van eeuwige jeugd en reeds door allerlei producten die de nostalgie
koesteren en voeden. Retro, antiek, musea, noem maar op: alle modes en
trends keren om de haverklap terug, en dat lijkt wel vooral het geval
met de muziek waarmee men immers zijn gevoelens van het moment
associeert: muziek die speelde toen men jong was en verliefd,
lijkt ons weer jong en verliefd te maken als wij ze in onze oude dagen
opnieuw horen weerklinken, en dan kopen wij die plaatjes, cd's of wat
het intussen ook mogen zijn, in de stille doch waanzinnige hoop dat wij
aldus ook onze jeugd herwinnen. Driewerf helaas, want de tijd kent
slechts één enkele richting. En toch is en blijft dat een zeer goede
zaak - andermaal: omdat leven en sterven in wezen hetzelfde zijn. Oud
worden is het lot van al wie bestaan omdat bestaan per definitie oud
worden is: men wil steeds langer bestaan en hoe langer men heeft
bestaan, des te ouder is men ook geworden. De term 'jongeren' kan in dit
licht dan alleen nog maar betekenen: mensen die door de band nog veel
meer tijd met oud worden zullen spenderen dan diegenen die het al zijn. 2 augustus 2009 2 augustus 20092 augustus 2009 2 augustus 2009
Het
Mattheüseffect of de Lucasprofetie? Wie in
de bijbel het Evangelie volgens Mattheüs leest, komt in de twaalfde zin
van het dertiende hoofdstuk een wat raadselachtige en ook zeer bekende
uitspraak tegen van de Heer, die luidt als volgt: "Want wie heeft,
hem zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet
heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden." (*) Deze
uitspraak van de Heer vormt eigenlijk het tweede deel van een drieledig
antwoord op een vraag die aan Hem gesteld wordt door zijn discipelen
nadat Hij, van op een schip, aan een grote schare mensen op de oever, de
gelijkenis van de zaaier heeft verteld. Die gelijkenis gaat zelf al
impliciet over dat zogenaamde Mattheüseffect. Ze gaat namelijk
over zaadjes aan wie het gegeven is om te groeien (omdat ze in de
vruchtbare aarde zijn gezaaid) en over zaadjes aan wie dit niét gegeven
is (ofwel omdat zij langs de weg vallen en door de vogels worden
opgepikt, ofwel omdat ze op de rotsbodem terechtkomen waar ze geen
wortel kunnen schieten en verschroeien door de zon, of ook nog omdat ze
op de alles overwoekerende distels vallen). Het is nu naar aanleiding
van die parabel dat de discipelen vragen aan de Heer waarom Hij het volk
toespreekt in gelijkenissen, en het eerste deel van zijn antwoord op
die vraag staat in de zin die voorafgaat aan de frase die het
Mattheüseffect uitdrukt, en dat luidt: "Omdat het u gegeven is de
geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun is dat
niet gegeven." Dit antwoordt houdt dus in dat de schare die wordt toegesproken, gelijkenissen en dus parabels of verhaaltjes nodig
heeft omdat het anders niet in staat is om kennis op te doen over het
Koninkrijk der hemelen, en dit klaarblijkelijk in tegenstelling tot de
discipelen: het begripsvermogen dat aan de discipelen is gegeven, is
niét gegeven aan het volk. Men neigt hier soms te denken aan
goddelijk onrecht, maar die optie vervalt alras, wetende dat er elders
staat geschreven dat aan hem aan wie weinig is gegeven, ook weinig zal
worden teruggevraagd, terwijl aan hem aan wie veel is gegeven, ook veel
zal worden teruggevraagd. Met andere woorden: wat God ons in dit leven
geeft, zijn geen geschenken, lonen of beloningen; het zijn daarentegen
louter opdrachten, werkmiddelen of dus te gebruiken en zeker niet te
bezitten en te begraven talenten. Het begripsvermogen dat aan de
discipelen is gegeven, is niét gegeven aan het volk, maar hetzelfde
geldt dus voor de verantwoordelijkheden: het volk draagt niét de
verantwoordelijkheden die de discipelen - de christenen - wél dragen. Nog anders gezegd: de christenen zijn verantwoordelijk voor alle andere mensen. In
het derde deel van zijn antwoord zegt de Heer dat hij daarom in
gelijkenissen spreekt tot het volk: "(...) omdat zij ziende niet zien en
horende niet horen of begrijpen." (Mattheüs 13: 13), en Hij verwijst
naar de profetie van Jesaja, die dit over het vet en hardhorend geworden
volk heeft gezegd - het volk waarvan de Heer zegt dat hij het zal
genezen, uiteraard middels gelijkenissen, en zo zijn de parabels in het
Nieuwe Testament niets anders dan medicijnen voor de zielen van alle
zieken of dus van alle niet-discipelen. Alles samen genomen heeft het
zogenaamde 'Mattheüseffect' dus heel waarschijnlijk niét de menselijke
bezittingen tot onderwerp, zoals de meesten dat voorhouden sinds de
uitvinding van die benaming door Robert Merton in 1968, die daarmee
wilde aanduiden dat de sterke neiging bestaat om wetenschappelijke
erkenning te geven aan wie ze reeds genieten en om ze te onthouden aan
wie ze vooralsnog niet bezitten. Na hem zagen anderen dit effect ook
elders opduiken, onder meer inzake de maatschappelijke zorg waarvan
immers zij die ze het minste nodig hebben, vaak het meeste profiteren.
Maar men zou de bewuste zinsnede van Mattheüs in de aangegeven betekenis
op een maximaal expliciete manier kunnen interpreteren als een profetie
met betrekking tot de toentertijd wellicht al ontluikende maar dezer
dagen alles beheersende heerschappij van het gouden kalf, meer bepaald
in de gedaante van het bankwezen dat immers systematisch de armen armer
en de rijken rijker maakt middels het leen- en beleggingssysteem van
geld: zij die teveel bezitten, lenen hun overschot tegen rente uit aan
wie tekorten lijden, maar omdat zij dat enkel tegen rente doen, worden
zodoende de armen nog armer en de rijken nog rijker dan voordien.
Het banksysteem zelf blijft gehandhaafd dankzij hetzelfde winstprincipe,
want de rente voor leningen is hoger dan die van het spaarboekje. Beschouwt
men inzake het zogenaamde 'Mattheüseffect' aldus het bezit, dan lijkt
ons hier eigenlijk niets anders aan het werk dan een variant op de
traagheidswet die onpersoonlijk en onmenselijk, louter natuurlijk is.
Ziet men echter in dat het 'Mattheüseffect' niét om bezittingen draait
doch om talenten en dus in de eerste plaats om verantwoordelijkheden -
exact het tegendeel van de geheel onpersoonlijke traagheidswet! - dan
verdwijnen meteen zijn raadselachtig karakter en de mogelijke illusie
van een 'goddelijk onrecht', want: "Van eenieder, wie veel gegeven
is, zal veel geëist worden, en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal
des te meer worden gevraagd". (Lucas, 12: 48b) (*) Deze
profetie in het Lucasevangelie gaat over de plichten welke talenten
meebrengen en over de arbeid waartoe gegeven werkmiddelen verplichten.
Krachtens de goddelijke rechtvaardigheid welke door deze voorspelling
wordt geïllustreerd, dient het zogenaamde Mattheüseffect hetzij naar de
prullenbak verwezen te worden, hetzij opnieuw geïnterpreteerd te worden -
mogelijkerwijze in de hier aangegeven zin. Noten: (*) In deze tekst werd inzake bijbelcitaten gebruik gemaakt van de bijbeluitgave van het NBG, Amsterdam 1975. 12 februari 2009 12 februari 200912 februari 2009 12 februari 2009 12 februari 200912 februari 2009
'Superspastische 'politiek' Een grappentapper op teevee
heeft opgehoest dat het een schande is dat men voetbalspelers laat
rondlopen met de rugnummers 88 en 18 omdat de achtste letter van het
alfabet de letter H is en de eerste, de letter A. Voor wie het nog niet
zou begrijpen: iemand kon wel eens op het gekke idee komen om de cijfers
van het getal dat kan herkend worden in de rugnummers 88 en 18, te
interpreteren als rangnummers van letters in het alfabet, en dan bekwam
hij immers respectievelijk de lettergroepen HH en AH. Uiteraard zegt dit
u nog steeds niets, maar stel bovendien eens dat deze rare snuiter
vervolgens deze lettergroepen ging interpreteren als groepen van
initialen. Terecht zult u nu opmerken dat het hier gaat om de initialen
van mogelijkerwijze vele miljoenen woorden? Precies, maar zeg nu
zelf: sluit dit dan de mogelijkheid uit dat onze zonderling in de
initialengroep HH, de eerste H wel eens zou kunnen interpreteren als de
eerste letter van het Duitse woord Heil terwijl hij bovendien de tweede H
wel eens kon lezen als de beginletter van Hitler - waaronder dan Adolf
Hitler dient te worden verstaan, onder wiens verantwoordelijkheid in de
tweede wereldoorlog een massa mensen in concentratiekampen werden
afgeslacht? En daar hebben we dan onze getallen 18 en 88! Wat ver
gezocht, zult u misschien zeggen, maar de gevoeligheden zijn hier niet
gering en wie wordt nu graag voorgesteld als sympathisant van een
massamoordenaar? Voorwaar maken in de eerste plaats alle populisten zich
hier raprap uit de voeten - onze politici op kop. U raadt het nooit,
maar een der ministers staat al met een wetsvoorstel klaar om de
getallen 88 en 18 uit het straatbeeld te bannen! Ongelooflijk
inderdaad, maar het is niettemin weer waar: ik had er geen idee van wat
er allemaal kon schuilen in onschuldige cijfers, maar voortaan zal ik ze
moeten blokken, al die getallen waar een fikse geldboete aan vast hangt
of misschien wel een gevangenisstraf, als men ze per ongeluk gebruikt
en overigens met de meest onschuldige bedoelingen. Onze onderwijzer gaf
ons toentertijd als voorbeeld van belachelijk bijgeloof het verhaal mee
van de ontbrekende kamer 13 in elk serieus hotel en flatgebouwen blijken
vaker zelfs een dertiende verdieping te missen. Sommige mensen
verhuizen als hun huisnummer 13 is, en als ze op de dertiende worden
geboren, betalen velen zich naar het schijnt ook blauw om alsnog op de
twaalfde of op de veertiende ingeschreven te kunnen worden. Heel wat
minder mensen - maar er zijn er wél - weigeren een dertiende maand
kindergeld te ontvangen en angstvallig proberen sommigen alles wat in
cijfers omgezet en bij elkaar opgeteld 13 oplevert, te bannen uit hun bestaan en uit dat van hun geliefden. Krijgen
we nu hetzelfde met de getallen 18 en 88 en ook met alles wat daar op
gelijkt? Want uiteraard zijn veel méér letters de initialen van
verdachte namen, slogans en symbolen waarmee men cijfertjes kan vormen!
Neem nu het getal 413, om maar iets te noemen. Dat getal kan gelezen
worden als een groep van twee getallen, namelijk het getal 4 en het
getal 13. Als we deze getallen interpreteren als rangnummers van letters
uit het alfabet, dan komen we uit bij de vierde en de dertiende letter,
zijnde de D en de M, en die vormen samen de lettergroep DM. U merkt het
vanzelfsprekend onmiddellijk: deze lettergroep kan worden beschouwd als
een koppel initialen, meer bepaald initialen van de woorden Dag en Mao,
wat allemaal samen resulteert in de groet aan Mao - andermaal een
massamoordenaar. U ziet direct dat ook 813, gelezen als HM, uit den
boze is, want dit kan men lezen als Heil Mao. Het valt overigens sterk
te betwijfelen, ten eerste, of er überhaupt letters bestaan welke niét
in de een of andere taal het initiaal vormen van een woord dat dag of
heil betekent en, ten tweede, of er wel letters bestaan die niét kunnen
gelezen worden als het initiaal van een of andere dictator of
massamoordenaar. Ik betwijfel dat omdat, helaas, de menselijke
geschiedenis wellicht veel meer massamoordenaars telt dan er letters
zijn in 't alfabet. Kortom: om te ontsnappen aan de woede van het volk,
dient men alle mogelijke cijfers en getallen te verbieden, wat wil
zeggen dat deze symbolen, samen met wat ze allemaal mogelijk maken - de
wiskunde, de fysica, de boekhouderij en noem maar op - in een
reusachtige papiermand dienen te verdwijnen. Of doen we dat niet?
Maken we abstractie van Mao, van Stalin en van al die andere monsters...
en maken we een uitzondering voor alleen maar 88 en 18? Wel, dan
zal de ganse wereldbevolking, zijnde miljarden mensen, die geen benul
hadden van die krankzinnige interpretaties van welbepaalde cijfers en
getallen, voortaan de symboliek der neonazi's moeten aanleren op school.
Inderdaad, een ongedroomde reclamecampagne! Maar het is niet de eerste
keer dat het populisme en die andere ondeugden politici tot volstrekt
tegendoelmatig gedrag brengen. Herinner u de gratis reclame die
terroristen nog voortdurend door de media aangeboden krijgen:
zendtijden, onbetaalbaar zelfs voor de machtigsten der aarde en
kijkcijfers die in één oogwenk alle records verpulveren. Alle records
van het belachelijke worden ook verpulverd door de heisa rond de
rugnummers van die arme voetbalspelers. In deze bizarre tijden is het
gezond verstand dat ooit het bezit was van elkeen, gewis een grote
zeldzaamheid geworden. Men begrijpt soms niet hoe het komt dat de wereld
nog steeds draait. Maar wellicht verschuilt zich de reden voor
dat wonder in het feit dat men hem nu eenmaal geen halt meer kan
toeroepen. Begint het woordje halt immers niet met de geduchte letter H? 10.02.2009
|
|