Vierde zondag van de vasten A 2008 - 1 en 2 maart 2008
Eerste lezing: Samuel 16,1b. 6-7.10-13a Evangelie: Johannes 9, 1.6-9.13-17.34-38
Ik zie het al voor me: Jezus die als rabbi de speelplaats oversteekt en die in het voorbijgaan, en passant, neerknielt bij iemand die op de grond neerzit, met een grote vlek op zijn gezicht. Jezus maakt zijn vingers met speeksel nat en wrijft over de plek, die oplost. Ik zend je naar de waterbak ginder, zegt Jezus, Ga je gezicht eens goed wassen. De jongen kruipt recht, strompelt tot aan de gootsteen, en wast zich, blíjft zich wassen en komt een hele tijd later als nieuw van het spoelbekken terug. Hij is nu niet alleen proper, hij voelt zich ook rein! Het moet jaren geleden zijn dat ie zich ooit gewassen heeft, als dat al ooit gebeurd is. Zelfs zijn schoolgenoten merken het, ruiken het, zien het. Hé, is dat nu de vuile? Nee, hij is het niet, hij lijkt er wat op! Deze ziet er proper uit. Ik ben het zelf, zegt hij. Ik ben gereinigd! Een paar traditionele leerkrachten krijgen hem in de gaten. Dat kan toch niet, zegt de een, eens vuil, altijd vuil. Dat is er ene van dat gezin Zus en Zo; vuil en met een slaapkop geboren. En dat blijft zo. Roep hem eens hier, zegt een ander, dan kunnen we eens van dichtbij zien. Ze raken het er niet over eens. Maar ze zeggen wél: die Jezus moet zich daar niet mee bezig houden. Hij is daar niet voor aangenomen. Hij gaat zijn boekje te buiten. Leraars zijn er om kennis en leerstof door te geven. En over de vuile zeggen ze: hij zal de zaken nooit kunnen zien, zoals wij ze bekijken. Dat is juist, zegt Jezus, want jullie kijken óf met je ogen dicht, óf de andere kant op! Ondertussen is de jongen terug naar de schoolpoort gelopen, stralend! De mensen die aan de poort staan, hebben zijn moeder terug geroepen. Maar jongen toch, wat ziede gij er goed uit, zo proper. Ja moeder, meester Jezus heeft mij naar de wasbakken gestuurd. En zie nu wat er gebeurd is.
Dit is een ander verhaal, ik weet het. Het gelijkt er alleen een beetje op. Ik wil er enkel mee duidelijk maken hoe mensen naar elkaar zien, hoe mensen elkaar willen zien.
Johannes schrijft voornamelijk voor een publiek van christenen die allemaal joodse roots hebben. De joodse traditie, de joodse manier van benaderen, is hen met de paplepel ingegeven. Daarom geeft Johannes zijn verhaal dikwijls een dubbele bodem mee. Johannes laat Jezus tegen de Farizeeën, maar dus ook tegen zijn eigen publiek, zeggen: jullie kijken wel, maar jullie zien niets. Jullie kijken onder een verkeerde hoek! Johannes vraagt daarom, ook aan zijn leerlingen, om opnieuw te kijken. Net zoals in de eerste lezing de Heer aan Samuel vraagt, om opnieuw te kijken naar de kandidaten. Om met andere ogen naar hen te kijken.
Je moet niet altijd voortgaan op wat je ziet. Een ander voorbeeld zal dat duidelijk maken. Een van mijn collegas houdt zich o.a. bezig met het ontcijferen van oude documenten. Enkele dagen geleden zie ik haar voorover gebogen over zon oude brief, nog geen 5 centimeter van haar papier. Ik zeg: Katelijne, nu overdrijf je toch wel. Dat is toch slecht voor je ogen. En terwijl ik dat zeg, kom ik dichterbij en merk dat ze in feite bezig is iets uit haar tas te halen die naast het bureau staat. Je moet niet altijd voortgaan op wat je ziet. Je moet misschien tweemaal kijken (dubbel kijken, maar niet dubbelkijken).
Jezus kijkt op een andere manier en láát ook kijken op die manier. Hij doet wat Samuel in de eerste lezing doet: niet kijken op de ouderwetse manier van wie is hier de grootste, de belangrijkste of de slimste maar wie wordt de beste herder voor mijn volk. David was (maar) de jongste thuis. Een speelse, niet geleerde, herdersjongen. Mozes had een spraakgebrek.
Hoe zijn uw ogen geopend?, vragen de Farizeeën. Ze vragen niet naar het trucje, naar het recept voor een genezing. Dat interesseert hen niet. Dat willen zij niet weten. Dat willen zij niet zien. Zij kijken vooral naar uiterlijkheden. In hoeverre past deze persoon in het rijtje van de joodse wet. Het belangrijkste in hun vraag is: wie heeft hier de wetten overtreden? Het belangrijkste in Jezus gebaar is inderdaad niet het magische (dat ik niet wil ontkennen of negeren). Het allerbelangrijkste is de stap die Jezus zet naar wie machteloos en klein is.
De Heer kijkt naar mensen om iets ín hen te zien, iets oorspronkelijks, iets unieks, iets dat maakt dat jij diegene bent die je bent. God kijkt zolang naar mensen tot hij het beste in ons ziet. Zoals Hij Samuel in die kleine rosse schapenhoeder een nieuwe koning voor Israël liet zien. Zoals Hij in Mozes met zijn spraakgebrek een voorspreker voor zijn volk bij de farao kon zien. Zoals Hij ook ons kan zien.
Jezus legt slijk op onze ogen, maar wij moeten ze zelf gaan wassen. Als wij aan Jezus zouden vragen of wij soms blind zijn. Dan zal zijn antwoord ook aan ons zijn: ga de prut uit uw ogen wassen, om klaar te kunnen zien. Ik zend jullie naar het Siloam bad. Ik stuur je om (aan) jezelf te laten zien wie je bent. Dan pas vallen zien en gezien worden (door Hem) bij elkaar. Dan pas kun je, samen met Huub Oosterhuis, zingen: De Heer heeft mij gezien en onverwacht ben ik opnieuw geboren en getogen. Als wij zo willen kijken en op zijn manier met mensen begaan zijn, dan neemt de Heer ook ons onvermogen voor lief. Dan geeft Hij ons een levend hart en nieuwe ogen. Dan wordt ook in onze handen Zijn naam geschreven. Amen. Gie Stappaerts
Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier ({COMMENTAAR_AANTAL})
|
{START_AUTEUR} {STOP_AUTEUR}
|