Tweede adventszondag A 2007 - 8 en 9 december 2007
Eerste lezing: Jesaja 11, 1-10 Evangelie: Matteus 3, 1-12
Iedereen die te maken heeft met de opvoeding van kinderen heeft al met de vraag te maken gehad. Wat doen we nu best om kinderen of jongeren tot een juist gedrag aan te zetten? Een beloning in het vooruitzicht stellen en beloven, ofwel: dreigen met straffen en alle vormen van onheil? In de lezingen van vandaag zitten we met dezelfde tweestrijd. In de eerste lezing schildert Jesaja een bijzonder hoopvolle toekomst. In het evangelie spreekt Johannes zijn toehoorders aan als "addergebroed". En hij dreigt ermee dat iedere boom die geen goede vruchten draagt brutaal zal worden omgehakt en in het vuur geworpen. Jesaja zat samen met zijn getrouwen stilletjes te dromen op de heilige berg van Sion. Het huis van koning David, de zoon van Jesse, was op sterven na dood. De stam van Jesse was één van de geringste van de twaalf stammen van Israël. Maar, precies uit die stam ziet Jesaja een nieuwe twijg ontspruiten. En in een visioen ziet de profeet daar de komst van een nieuwe koning, een messiaanse koning nog wel. Het visioen bestaat uit drie delen. Eerst wordt de verwachte koning bekleed met Gods Geest. Die bezorgt hem wijsheid en verstand, raad en heldenmoed, liefde en ontzag voor de Heer. Dan wordt het beleid van de koning geschetst. Het wordt gekenmerkt door gerechtigheid en trouw. Vooral verwacht men van de nieuwe koning dat hij de zwaksten zal beschermen, de kleinsten recht zal verschaffen. Tenslotte volgt een idyllische beschrijving van de paradijselijke vrede die het gevolg zal zijn van het beleid van die Messias. Er is om te beginnen vrede tussen de dieren: wolf en lam, panter en geit, kalf en leeuw, ze leven vreedzaam samen. Dan is er ook vrede tussen dieren en mensen: een kindje kan veilig spelen bij het nest van een slang. En, het hoogtepunt: er is ook vrede tussen de mensen onderling. Niemand doet nog kwaad en de hele aarde is vervuld met liefde tot God. Natuurlijk is dit een droom, een visioen. En een realist zal daarop zeggen: mooi en poëtisch geformuleerd, maar eigenlijk is het prachtige onzin. Alhoewel: hebben figuren als Martin Luther King, Nelson Mandela, bisschop Romero dat soort droom niet voor een stuk waargemaakt? Het visioen van Jesaja is vooral een droom van hoop en verlangen naar diepe, blijvende vrede. Helemaal anders spreekt dus Johannes de Doper in het evangelie. Hij roept de mensen op tot bekering en dreigt met allerlei straffen en kwalen als ze niet op zijn oproep ingaan. Hij zet iedereen aan om goede vruchten voort te brengen die een nieuw leven waardig zijn. Hij voorspelt ook de komst van de Messias, maar voegt er meteen aan toe dat die niet zomaar komt, dat we zijn komst moeten voorbereiden en als het ware verdienen. Wat is nu de beste methode: beloven of dreigen? Een mooie toekomst voorspiegelen of waarschuwen voor straffen en kwalen? In de opvoeding hebben wij allemaal wel eens de twee methoden gebruikt. En allebei met én zonder veel resultaat. Eigenlijk kan het ene niet zonder het andere. Welzijnszorg bespeelt ook de twee snaren. Enerzijds is er het geloof, de hoop dat de toekomst wel degelijk mooier kan zijn dan het heden. Dat mensen die nu in de verdrukking zitten inderdaad meer kansen kunnen krijgen. Anderzijds is er de overtuiging dat daarvoor actie moet worden ondernomen. Welzijnszorg spiegelt ons een doel, een project voor, maar geeft ons tegelijkertijd een opdracht. De advent is trouwens niets anders. De oproep die wij krijgen ligt vervat in dat grote, zware woord: solidariteit. Al te gemakkelijk versmallen wij dit woord tot een geldelijke bijdrage. We duiken eens in onze portemonnee, wellicht wat dieper dan anders, en we zijn weeral gerust. We hebben onze bijdrage geleverd. Maar solidariteit heeft vele gezichten, zegt ook de titel van deze viering. We komen er niet vanaf met een potje medelijden met die arme sukkelaars, die we dan maar vlug een aalmoes geven. Solidariteit veronderstelt ook dat we het lot, de levenswijze en omstandigheden van andere mensen proberen te begrijpen. Dat we ons er trachten in in te leven. Het gaat niet op volgende week een briefje in de schaal te leggen en intussen verder te gaan met openlijke kritiek en misprijzen op de mensen voor wie wordt ingezameld. De manier waarop we over mensen denken en spreken is misschien veel belangrijker dan onze geldelijke bijdrage. Echt solidair zijn met mensen is proberen met hen mee te leven, mee te voelen, mee te hopen. De vormelingen hebben vandaag in hun viering een andere eerste lezing dan die van Jesaja. Zij luisteren naar een waar gebeurd verhaal, waarover het nieuws op de radio enkele jaren geleden berichtte. De gebeurtenis speelde zich af in de Verenigde Staten. Een klas jongeren bereidde zich daar in de maand juni voor op de Graduation Day, de dag van de plechtige diploma-uitreiking. In Amerika is dat een groot feest, waarbij iedereen nieuwe, dure kleren koopt. Gemiddeld wordt er zo een 750 euro aan gespendeerd. Maar één van de jongens uit die klas Ernie heette hij wilde niet naar het feest. Hij had in januari leukemie gekregen en door de chemokuur was hij helemaal kaal geworden. Alle aanmoedigingen van zijn ouders en leerkrachten hielpen niet. Hij wou niet naar het Graduation feest. En wat gebeurde? Twee dagen voor de grote dag ging de hele klas naar de kapper. Ze lieten zich allemaal volledig kaal scheren. Ernie ging naar het feest. In het hele radiobericht daarover werd nergens het woord solidariteit gebruikt. En toch was het er een sprekend voorbeeld van
Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier ({COMMENTAAR_AANTAL})
|