Vandaag horen we de parabel over de farizeeër en de tollenaar. Waarom over een farizeeër en een tollenaar? Precies omdat die bij Jezus tussen het publiek zaten.
Stel dat Jezus zou komen preken hier op Linkeroever. Bijvoorbeeld in de school hier wat verderop. Dan zou Hij het hebben over kinderen en niet over heren en koningen. Stel dat Hij zou preken voor een zangkoor. Dan zou Hij het misschien hebben over wie de hoogste toon aanslaat. Of dat Hij zou preken voor de politici, die nog altijd een regering moeten vormen. Hoe zou zijn parabel dan wel klinken? Of stel dat Hij zou preken voor jullie, die de voorbije maand een geliefde verloren bent. Welk verhaal zou Hij daarbij bedenken?
Een goede verteller begint zijn verhaal of zijn parabel bij de mensen die naar hem komen luisteren. En hij vertelt dat verhaal met personages die voor zijn toehoorders bekend zijn.
Een beetje zoals bij een poppenkastspeler. Die heeft bij zijn poppen: een lachende Jan Klaassen, een koning en een prinses, een grootmoeder en een boze tovenaar of een lelijke heks, een jager en een kabouter met een lange baard, een politieagent en een gemene boef met een masker, plus een lelijke duivel of een grote draak. Dáár moet hij het mee stellen.
De parabels van Jezus zijn afgestemd op het publiek dat voor hem zat. Zo heeft ook Hij zijn vaste personages, die voor zijn toehoorders bekend zijn: armen en zieken, schaapherders en vissers, arbeiders, dagloners, wijngaardeniers en landeigenaars. Zo heeft Hij het ook over tollenaars die ieder jaar belastinggeld komen opeisen, zelfs van mensen die niks te verliezen hebben. En dus ook over farizeeën, die door hun gedoe en hun kleding wel héél opvallende mensen waren.
Wij hebben de neiging om een parabel te interpreteren op de manier die ons het best uitkomt… Zoals bij ‘de’ lelijke heks en ‘de’ gemene boef in het poppenspel, horen wij alleen over ‘de’ farizeeërs en ‘de’ tollenaars.
Het lijkt wel alsof alle farizeeën, waarover Jezus het heeft, de slechtste mensen van de wereld waren.
Maar het tegendeel is waar. Farizeeën zijn mensen die zeer trouw de wet van Mozes proberen te volgen, op de letter en de komma na. En ze geven méér dan gevraagd in de offerblok.
Maar ze pakken er ook wel graag over uit, hoe goed en hoe knap ze daarin wel zijn. Dus wel een beetje voor de “schone schijn”.
Dat ze niet allemaal van hetzelfde slag waren, blijkt uit het feit dat Nicodemus en Jozef van Arimathea vooraanstaande Farizeeërs waren. Dat Paulus, van thuis uit, ook een farizeeër was en dat, volgens sommige bijbelkenners, Jezus zelf ook een farizeeër zou geweest zijn.
Het lijkt wel alsof alle tollenaars bij Jezus, de gemeenste geldwolven ter wereld waren.
Maar ook hier is het tegendeel waar. Zacheüs was een rijke tollenaar bij wie Jezus te gast was en die later de helft van zijn vermogen uitdeelde. En ook Mattheus, één van de apostelen die door Jezus werden geroepen en die later een Evangelie zou schrijven, was een tollenaar in Kafarnaüm.
Ik zei het al: wij hebben de neiging om zo’n parabel te interpreteren op de manier die ons het best uitkomt… Zo gaan we zeker niet op de eerste rij zitten, want dát heeft Jezus de farizeeën toch verweten. Maar onszelf klein maken, zoals de berouwvolle tollenaar, dat valt ons toch wat moeilijk. Écht “schoon zijn” is niet zo gemakkelijk. Maar als het even kan dan leggen we, zoals de weduwe in die andere parabel, misschien wel de kleinste centjes uit onze portemonnee in de offerschaal … want dát hebben we natuurlijk wél onthouden.
We vergeten bijna dat deze parabel over twee zaken gaat: enerzijds over de manier waarop wij bidden, anderzijds over de manier waarop wij ‘de andere’ beoordelen. En die twee zijn heel erg met elkaar verbonden.
In de eerste lezing, uit het boek Sirach, klinkt het: “de Heer luistert naar het gebed van de arme, naar het gezucht van de wezen en het geklaag van de weduwe”, “Het gebed van wie anderen bijstaat wordt welwillend ontvangen” en “Het gebed van de arme dringt door de wolken heen. Het rust niet zolang het zijn doel niet bereikt, totdat de Allerhoogste zich erbarmt en de Rechtvaardige oordeel velt en recht verschaft.”
En in het evangelie besluit Jezus: “Wie zich verheft zal vernederd, maar wie zich vernedert zal verheven worden”.
Dus liever écht “schoon zijn” dan “schone schijn”! ook al is dat lang niet altijd wat ons het beste uitkomt. Niet altijd willen we de woorden verstaan zoals ze bedoeld zijn. Dat is het farizeeërtje in ons, dat ongevraagd de kop opsteekt. Wie het schoentje past, trekke het aan.
Proberen we om goede verstaanders te zijn, en te luisteren naar de woorden tussen de woorden. Amen.