Het eerste publieke optreden van Jezus vindt in het evangelie van Johannes plaats op een bruiloft. Op een feest dat in die tijd dagen kon duren en waarop heel veel mensen waren uitgenodigd. En net op dat feest kregen we de nachtmerrie van elke bruid, of van iedereen die zo een feest mee had mogen organiseren: de bedienden komen zeggen: de wijn is op.
Er is geen wijn meer. Hoe kan dat nu? Hebben we niet genoeg besteld? Of hebben ze onvoldoende geleverd? Heeft er iemand zich misteld of hebben wij niet goed gerekend? Hebben wij teveel vrienden uitgenodigd? Of zijn er misschien gasten die onverantwoord veel hebben gedronken?
We kunnen het ons levendig voorstellen. Er is geen wijn meer. Of een variant erop: we hebben te weinig eten. We hebben alles mooi uitgeschept en verdeeld en er zijn toch nog een paar lege borden. We zijn te royaal geweest in het begin. Of die traiteur heeft wel heel kleine porties geleverd. Straks moeten we nog mensen terugsturen zonder eten. Of minstens vragen of ze nog even willen wachten.
Wat gaan ze wel van ons denken?
In zo een geval moet je creatief op zoek gaan naar oplossingen. Misschien hebben we nog wel iets in huis dat kan dienen. Misschien is er een handige tante of nonkel in het gezelschap die iets kan verzinnen om mee te toveren in de keuken. Of is er geen ervaren hobbykok onder de genodigden?
Als er bij een jeugdbeweging tijdens een kamp zich zulk een probleem voordoet, wordt meestal snel een oplossing gevonden. Of er nu bij het eten iets ontbreekt, of als er bijvoorbeeld spelmateriaal te weinig is. Daar is dan meestal wel voldoende creativiteit of vindingrijkheid aanwezig.
Daar kunnen ze het natuurlijk ook meestal stellen zonder wijn.
Er is geen wijn meer.
We horen zoiets ook zeggen of fluisteren als iemand uit ons midden is weggevallen. Hij zorgde vroeger altijd voor wijn, zij organiseerde altijd het feestje en het eten. En nu? Wie gaat er nu voor zorgen? We weten het niet meer, we zijn hulpeloos, we zijn ten einde raad: er is geen wijn meer.
In zulke gevallen moeten wij zelf voor wijn zorgen. Bij die bruiloft in Kana waren er nog zes kruiken of vaten vol water. En Jezus maakte dat water tot wijn, goede wijn, de beste die ze al geproefd hadden. Dat konden die andere gasten van het feest natuurlijk niet, en wij uiteraard ook niet. Of toch? Misschien kunnen wij geen wijn van water maken, maar wij kunnen er wel voor zorgen dat een feestje toch kan slagen, toch mensen kan blij maken, ook als er geen wijn meer is.
Gaan we even terug naar de eerste lezing, uit de brief van Paulus aan de Korintiërs. Hij heeft het daar over de gaven van de Geest, over verschillende vormen van dienstverlening en verschillende uitingen van kracht. De ene heeft veel kennis, of blinkt uit in wijsheid. De andere is een toonbeeld van geloof.
En weer iemand anders kan bepaalde ziekten genezen of zelfs wonderen doen. Er zijn er die op weg zijn om profeten te worden en geesten kunnen onderscheiden. En anderen spreken vele talen of kunnen heel goed de betekenis van woorden en teksten uitleggen. Dat zijn natuurlijk woorden van Paulus en voor ons niet zo gemakkelijk. Onze vormelingen ontvangen binnen een paar maanden die gaven van de Geest in hun vormsel. En het is meestal een hele klus om hen dat aan het verstand te brengen.
Maar zo moeilijk is het eigenlijk allemaal niet. We hebben allemaal middelen, mogelijkheden, of talenten gekregen zoals men het in een parabel noemt, om een feest te laten slagen voor anderen, voor elkaar. Ook wanneer het feest dreigt te mislukken, als iemand vertwijfeld zegt: er is geen wijn meer.
Het is allicht ook geen toeval dat het eerste optreden van Jezus wordt gesitueerd bij een bruiloft, bij een feest. Het christendom lijkt naar buiten uit misschien een wat strenge en zure godsdienst, met veel regeltjes en verboden.
Dat moet je niet doen en dit mag niet! Christenen worden dan soms gezien als pretbedervers in plaats van feestvarkens, als mensen die niet kunnen verdragen dat er wordt gefeest en genoten.
Daartegenover staan natuurlijk ook andere getuigenissen over christenen die echte levensgenieters waren. Zoals de pastoor uit de bloeiende wijngaard bij Felix Timmermans. Of dat verhaaltje van die andere pastoor die tijdens een proefavond een heel lekkere, maar dan ook een héél lekkere wijn in zijn glas kreeg, er aandachtig van proefde, naar boven keek en zei: Ja, nu ben ik er zeker van: God bestaat!
In het liedje van ene God alleen, ene Zaligmaker en anders geen, dat wij vroeger allemaal hebben gezongen, ging het bij de zes over: zes kruiken wijn die op de bruiloft van Kana zijn. Het lijkt misschien wat raar dat er maar zes kruiken wijn zijn en geen zeven. Zeven was toch een bijbels getal, een heilig getal, een volmaakt getal. Wellicht zijn het er daarom maar zes. Voor die zevende kruik moeten wij onze gaven van de Geest gebruiken.
En dat water in wijn omtoveren.
Telkens iemand ons ontmoedigd aankijkt en zegt: er is geen wijn meer