In het bezinningsboekje dat hoorde bij de liturgiemap van Broederlijk Delen dit jaar vond ik een kort verhaal: de fabel van de vis en de aap.
Diep in de wouden van Afrika leefden er eens een aap en een vis. Ze woonden vreedzaam samen, tot op een dag de aap besefte dat hij het toch wel erg goed had, zeker in vergelijking met het leven van de vis. Zonnen, dag aan dag genieten van de heerlijke vruchten van het woud, springen tussen berg en dal, frisse lucht mogen inademen: allemaal zalig.
Meewarig en verdrietig beklaagde hij het lot van de vis en hij besloot hem te helpen. Hij legde de vis op een rots om te zonnen
Onze eerste reactie is waarschijnlijk: stomme aap! Je weet toch dat een vis in het water hoort en niet kan liggen zonnen. Maar toch is dit geen dwaas verhaal.
Want hoe dikwijls geven wij zelf ook niet blijk van dat soort apenstreken? Het overkomt ons toch ook wel eens dat wij iemand een dienst willen bewijzen en dan moeten ondervinden dat die persoon er helemaal niet mee gediend is. Ook al hebben we het alleen maar goed bedoeld.
Want, laten we het maar toegeven: we zijn er soms heel goed in te bepalen wat anderen moeten doen, hoe anderen zich moeten gedragen, wat voor hen het beste is. Ouders weten wat goed is voor hun kinderen, en kinderen weten wat hun ouders zouden moeten doen. Leerkrachten wijzen hun leerlingen terecht en leerlingen proberen de houding van leerkrachten te remediëren.
Ook in het maatschappelijk denken is het niet anders. Politici lezen burgers de les en burgers beoordelen streng het gedrag van politici. En die politici wijzen heel gretig naar de fouten en verkeerde ideeën van de andere partijen. Wij vinden dat mensen met een andere culturele achtergrond zich maar moeten aanpassen en zij vinden dat wij hen meer kansen moeten bieden om te integreren. En het is altijd gemakkelijker om anderen raad te geven dan om zelf de juiste houding te kiezen en de meest doordachte beslissingen te nemen.
In het evangelie hoorden we daarnet over een ontmoeting van Jezus en een Samaritaanse vrouw. Alleen al door die ontmoeting doorbreekt Jezus een paar gewoonten en taboes en gaat hij regelrecht in tegen een paar vooroordelen. Dat Jezus een gesprek aanknoopt met een vrouw, dat vinden de leerlingen al een beetje vreemd.
Maar dat het een Samaritaanse vrouw is, maakt het nog erger. Want Joden en Samaritanen hadden geen contact met elkaar! En toch is het eerste wat Jezus aan de vrouw vraagt: Geef mij wat te drinken. Hoezeer Joden en Samaritanen ook van elkaar verschillen, water hebben ze allebei nodig.
Het is trouwens geen toeval dat het gesprek plaats vindt bij een bron met water. De vrouw komt daar water putten voor haar gezin, zoals vele vrouwen moesten doen in die tijd. Ze komen water putten uit de bron. Er is immers een wezenlijk verschil tussen een bron en een put. En om dat duidelijk te maken maak ik graag gebruik van enkele ideeën, neergeschreven door Fons Van Dijck.
Een put kan na een tijd leeg geraken, een bron niet. Als we ten einde krachten zijn, noemen we ons uitgeput. En als we tot onszelf willen komen, spreken we over ons bezinnen of herbronnen. De Samaritaanse vrouw leeft vanuit een put. Ze heeft heel haar leven liefde gezocht en niet gevonden. Vijf mannen heeft ze uitgeperst en de zesde is haar man niet. En nog is haar dorst niet gelest.
En Jezus biedt zich aan als bron van nieuw leven. Hij nodigt haar uit haar bestaan uit de put op te geven en te durven leven vanuit de bron.
Als je uit een put leeft, zoek je liefde, zoek je erkenning, zoek je aandacht. Als je uit een bron leeft, ga je zelf liefhebben, ga je het goede in anderen erkennen en leef je mee met anderen. Als je uit een put leeft zoek je het geluk buiten jezelf, in drank en vertier, in het toeval, in goedkoop succes. Als je uit een bron leeft, ga je investeren in mensen, durf je risico nemen en je engageren.
Als je uit een put leeft, leef je op het ritme van de dagelijkse nieuwsjes, de roddel, de sensatie, de TV-series. Als je uit een bron leeft, ga je de kleine dingen van het leven bewust ervaren, en ga je stilstaan bij levensbelangrijke dingen. Als je uit een put leeft, moet je altijd weer water gaan putten, steeds maar dieper en dieper en blijf je toch nog dorst hebben.
De Samaritaanse vrouw heeft het door op het einde van het gesprek. Jezus is de Messias.
Hij biedt zich aan als de bron. Hij is het levend water.
Ze gaat het vertellen aan de mensen uit haar dorp en probeert hen te overtuigen. Gemakkelijk is dat niet. Het is zoals de aap die de vis probeert te duidelijk te maken dat hij er deugd bij zal hebben in de zon te gaan liggen. Mensen zijn niet zo gemakkelijk te overtuigen. Want mensen blijven vasthangen aan hun eigen mening, eigen gewoonten en vooroordelen.
En mensen kunnen soms echt in de put zitten en zijn hun bron een beetje kwijt. Er zijn hier mensen die onlangs hebben moeten afscheid nemen van een geliefde. Voor hen lijkt het leven misschien wat dor en droog, zelfs uitzichtloos. Laten wij elkaar dan bij de hand nemen en de weg wijzen naar de bron.
De bron van levend water