De parabel van de verloren zoon is voor ons waarschijnlijk één van de meest bekende van allemaal. We kunnen het bijna in detail mee vertellen. Hoe die jongste zoon zijn vaderlijk erfdeel opeist, al het geld verbrast in een losbandig leven en zijn toevlucht moest nemen tot het meest vernederende beroep dat er toen bestond: varkens gaan hoeden. En dan moest bedelen om het overschot van het varkenseten te mogen krijgen.
Ten einde raad en kapot van honger en ellende keert hij dan terug naar huis.
Hij wil zijn vader vergiffenis vragen en hij is zelfs bereid als dagloner, als knecht bij hem in dienst te komen. Maar wat blijkt? Die vader staat al lang naar hem uit te kijken, verwelkomt hem van harte en geeft onmiddellijk opdracht om een groot feest aan te richten voor zijn teruggekeerde zoon.
Mooie parabel vinden wij. Het toont de oneindige goedheid en liefde van de vader, van God. Het toont hoe er voor elke zondaar vergiffenis mogelijk is, wat hij ook misdaan heeft. Hoe iedereen van God een tweede en derde en zoveelste kans kan krijgen.
Maar de parabel is niet alleen maar een illustratie van de oneindige liefde en vergevensgezindheid van God.
Het gaat trouwens niet zozeer over de verloren zoon. Er is nog een andere zoon in het spel. De oudste zoon, degene die braaf is thuisgebleven. Degene die al die jaren zijn vader heeft geholpen in zijn bedrijf, hard gewerkt heeft en geen geld heeft verbrast. En die zoon kan er niet bij dat zijn vader nu een feest wil geven.
Hij begrijpt het niet.
En eigenlijk is het die zoon in wie wij ons waarschijnlijk het best herkennen. Wij zijn toch mensen die braaf in het rijtje lopen. Wij zijn toch mensen die ons best doen om de wetten na te leven, onze plicht te doen en eerlijk te werken voor ons dagelijks brood. Wij gaan ons niet te buiten aan een losbandig leven, wij verbrassen ons geld niet aan wilde orgieën en slecht gezelschap.
Wij zijn het dus niet die vergeving nodig hebben. We vinden het wel goed dat God in zijn oneindige goedheid mensen wil vergeven, maar dat hij dan ook nog een feest voor die zondaars wil op touw zetten
dat gaat voor ons toch ook een beetje te ver. We vinden het misschien wel OK in een parabel, maar in het dagelijks leven staan we er lichtjes anders tegenover.
Vertalen we het eens naar onze tijd en onze omstandigheden. Stellen we ons maar eens voor dat één van onze broers of zussen er vandoor gaat met een deel van de erfenis van onze ouders. Een deel waar wij eigenlijk recht op menen te hebben. En dat hij of zij dat geld opdoet aan drugs of een andere verslaving. En dan uiteindelijk terug naar huis komt, niet omdat hij berouw heeft en zijn leven wil beteren, maar omdat hij honger heeft.
Begrijpen we het dan nog?
Of als die jongste zoon bijvoorbeeld in Molenbeek woont en in verband kan gebracht worden met de aanslagen in Parijs? Of als hij zich aansluit bij jongeren die mee naar Syrië willen trekken? Of minder extreem: als hij onder invloed van bepaa lde personen en omstandigheden in contact met zogenaamde kleine criminaliteit.
Gaan we dan nog voor een nieuwe kans pleiten?
Jezus heeft deze parabel verteld omdat de farizeeërs en schriftgeleerden morden omdat Hij omging met tollenaars en andere zondaars. Hij vertelde toen de parabel van het verloren schaap en ook van de verloren zoon. Niet alleen de vader, wij allemaal moeten ons verheugen om het verloren schaap en de verloren zoon die weer thuiskomen.
Zijn wij dan beter dan de farizeeërs en schriftgeleerden? Zijn wij bereid om mee te feesten met een zondaar die zijn leven wil beteren en die vergiffenis krijgt? Of vinden we toch dat wij meer recht hebben op dat feest? Kunnen wij mensen echt vergeven en voluit helemaal weer laten meetellen? Of vinden wij toch nog altijd dat wij, als brave en oplettende burgers, een streepje voor hebben?
Willen wij de vluchtelingen, die dagelijks de nieuwsberichten en de grenzen overspoelen, echt een kans geven en laten meetellen? Worden wij geraakt door het appèl van Broederlijk Delen voor de boeren in Colombia? Zij hebben hun geld niet verbrast, maar zij worden al jaren uitgebuit in hun werk, op hun grond.
Meer dan een eeuw al voeren zij strijd tegen rijken die alles opeisen en een rechtvaardige verdeling van landbouwgrond beletten. In dat conflict zijn intussen al 220.000 doden gevallen. En de moedige boeren blijven strijden, geweldloos en onvermoeibaar, met de bastón als symbool.
Broederlijk Delen steunt hen via 13 plaatselijke organisaties.
En die strijd werpt vruchten af, des te meer naarmate er meer mensen in geloven en zich gesteund weten. En die steun kunnen ook wij hen geven. Tenminste, als wij ook onze jongste broer van harte een kans willen gunnen