In een viering worden de eerste lezing en het evangelie nooit zomaar toevallig gekozen. Gewoonlijk vullen ze elkaar aan of is de ene lezing een verduidelijking van de andere. Vandaag is dat niet anders, al is de toon wel verschillend.
Jesaja houdt het kort. Twee zinnetjes maar: een oproep om bekering en een uitspraak over de gedachten en wegen van God, die zo verschillend zijn van de onze.
In het evangelie worden we deze week weer geconfronteerd met een bekende, maar weerbarstige parabel. Jezus vertelt het verhaal van de wijngaardenier die uur na uur op zoek gaat naar personeel en op het einde van de dag iedereen met gelijke munt betaalt.
Het verhaal strijkt een beetje tegen onze menselijke haren in. Ook wij verwachten dat de arbeiders die de hele dag gewerkt hebben, een hoger loon zouden ontvangen dan degene die maar één enkel uur aan het werk waren.
Om het verhaal duidelijker te maken, ging ik op zoek naar een vergelijkbare, actuele situatie.
Misschien omdat ik deze week bezig was met de voorbereiding van de Sint-Annekes-Feesten, kwam ik terecht bij
Comme chez SAF, het restaurant op zondagmiddag. We gaan daar niet rekenen met denariën, daar hebben we geen wisselgeld voor. Maar het team van Patron Peter maakt wel voor iedereen dezelfde lekkere BRUG-menu klaar, voor een vaste, vooraf afgesproken prijs van 17 euro.
Iedereen mag, tussen 12 en 2, komen eten wanneer hij of zij wil. Iedereen mag ook zolang of zoveel eten als hij wil, ieder naar behoefte.
Maar al eet de ene misschien dubbel zoveel als de andere, toch krijgt niemand achteraf een extra rekening gepresenteerd. Wij vinden dat allemaal normaal. Niemand gaat daarover klagen of reclameren.
Wat is er dan zo verschillend dat gebeurt in de parabel, waar wel iedereen te klagen en te zagen heeft?
Inderdaad, het verhaal van de wijngaard is een gelijkenis, een parabel, en dus een geënsceneerd verhaal. Ieder onderdeeltje is zo opgebouwd, om het geheel sterker te laten overkomen.
Stel dat we hetzelfde gebeuren anders zouden organiseren. Dat de Heer bijvoorbeeld eerst de arbeiders zou uitbetalen die de hele dag gewerkt hebben, één denarie zoals afgesproken. En pas daarna, als zij vertrokken zijn, de andere arbeiders. Dan zou waarschijnlijk niemand klagen of reclameren.
Waarom doet de evangelist dat toch? Dat vat hij zelf samen in het laatste vers van de gelijkenis: Zo zullen de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten.
Dit is wat Mattheüs wil duidelijk maken, omdat hij dat die omkering een essentieel kenmerk vindt van het Koninkrijk en de Godsvoorstelling van Jezus: de Heer is zo grenzeloos goed, dat Hij méér doet dan het gewone.
Mattheus wil dat we op een andere manier leren kijken, dat wij ons Jezus manier van kijken een beetje eigen maken.
Of dat vreemd is, hangt er maar vanaf hoe je het bekijkt. En dat dat lang niet zo onmogelijk is, wil ik duidelijk maken met het verhaal van een kinderfeestje, dat net zo goed enkele dagen geleden bij jullie kon gebeurd zijn.
Het verjaardagsfeestje was bijna voorbij. Ze hadden op de televisie naar een film gekeken. Ze hadden taart gegeten. Maar er was nog een half uurtje over. We spelen blindemannetje!, zei moeder. De jarige kreeg een blinddoek voor de ogen en met een opgerolde krant mocht hij gaan slaan. Wie geraakt werd, was uit. Die moest zolang op de gang gaan staan.
Je begrijpt dat Erik er zó vijf geraakt had. Marjolein en Bart en Inge stonden op de gang. Toen volgden Daan en Pieter en Loes. Daarna werd het moeilijker.
Na een kwartier maakte moeder een eind aan het spel. Luuk en Carla hadden gewonnen. Applaus, riep moeder. De kinderen klapten.
Moeder haalde doosjes snoep te voorschijn. Luuk en Carla kregen er een, dat heb je verdiend. Maar moeder ging door met uitdelen. Daan, Pieter en Loes kregen er ook een. En zelfs Marjolein en Bart en Inge!
Dat is niet eerlijk, protesteerde Luuk. Die hebben verloren en die krijgen evenveel.
En waarom niet? vroeg moeder. Dacht je misschien dat het leuk was om tien minuten op de gang te staan? Jij hebt al applaus gehad en je hebt de hele tijd mee mogen doen. Je hebt je beloning wel binnen!
Bart propte de snoepreep snel in zijn grote mond, bang dat ze het hem af zouden nemen.
Zo hoeft deze gelijkenis lang niet een zo onmogelijk verhaal te zijn en is het Koninkrijk der hemelen soms dichterbij dan we wel denken. Amen.
Verhaaltje gevonden bij een preek van Harrie Brouwers uit 2005.