Stel je voor dat Jezus vandaag in een Antwerps café binnenstapt, en in een interessante discussie terecht komt over gasboetes, zwerfvuil, Marokkanen, de Beerschot, pedofielen, onveiligheid en alles wat een mens zo al beroert. En stel dat hij daar dan zou vertellen wat hij 2000 jaar geleden vertelde in zijn Bergrede, wat zou dan waarschijnlijk de reactie zijn?
Zwanstnanie hé!
Hebben we eigenlijk die reactie ook zelf niet? De andere wang aanbieden, onze jas afgeven, onze vijand beminnen.... mooi in theorie.
Nu denk ik dat Jezus niet zou opkijken van die reactie, hij zou ze zelfs verwachten. Want hij hield van straffe uitspraken, ja, hij provoceerde graag: denk maar aan dat oog dat we moeten uitrukken.
Maar hij provoceert niet om te provoceren. Hij wil ons op de eerste plaats doen nadenken. Zijn we wel goed bezig? En vooral: zijn wij wel zo gelovig? Want daar gaat het hem altijd om: ons opwekken tot geloof in zijn Vader, en tot leven in dat geloof.
De tijdgenoten van Jezus waren trouw aan de overlevering van Mozes. Hun geloof werd uitgedrukt in de heilige boeken die ze koesterden. Op dat geloof bouwt Jezus verder. Geen letter aan de Wet zal hij veranderen, heeft hij gezegd. Maar hij begreep de diepere betekenis van de schriften. Die gaat verder dan wat mensen, voor mogelijk houden.
We lezen in de Bijbel hoe de mens geleidelijk tot het inzicht komt dat de wet van de jungle alleen maar onheil brengt. Als er staat: oog om oog, tand om tand, was dat een grote vooruitgang. Want het instinct van de wraak drijft mensen ertoe om bloedig vergelding te eisen: zo blijven vetes generaties lang slachtoffers eisen. 'Niet méér vergelden dat wat u zelf is aangedaan' was dan ook een grote stap vooruit. Zo was ook het gebod om de naaste te beminnen gegroeid uit het inzicht dat in vreedzaam samenleven een mooier bestaan kan groeien dan in naijver en wantrouwen.
Maar het is ook menselijk om die naasten te beperken tot tot onze dierbaren, en buren met wie het beter is overeen te blijven komen in ons eigen belang. En dan komen we zo gemakkelijk aan de tegenhanger van het gebod van de naastenliefde: 'de vijand haten'. Want is dat ook niet in ons eigen belang? Is naastenliefde voor wie we graag zien, en vijandschap tegenover wie ons bedreigt, niet héél menselijk?
Ja, dat is heel menselijk.
Maar God roept ons op tot een hoger leven. Jezus heeft dat hoger leven gepredikt en voorgeleefd, tot in zijn dood. Als hij spreekt over het toekeren van de andere wang, denken we aan het lijdensverhaal, waarin ook staat hoe hij bad voor zijn vervolgers...
Is zulke levenshouding wel mogelijk? Een deel van die weg van Jezus kunnen wij ook gaan. Het mag een beetje meer zijn, is het thema van deze viering: wij zijn in staat om meer geduld te hebben met mensen die ons 'ambeteren', maar die ons eigenlijk nodig hebben. We zijn in staat om mensen die tegen onze kar rijden te vergeven, ja, we zijn in staat om veel van wat ons stoort in anderen te begrijpen en te verdragen. De teksten van vandaag roepen ons op om veel meer geduld met elkaar te hebben, en eigelijk zijn we daartoe in staat.
Maar mijn vijand, wie mij kwaad doet, wie mij vervolgt, lief hebben? Dat is boven-menselijk. En Jezus zegt het ook: dat is zo goed als God zijn, die de zon laat opgaan over goeden én boosdoeners. Maar wij zullen wel beseffen dat we meestal schromelijk te kort schieten om naast Jezus te weg tot het einde toe te gaan. Daarom begint elke viering rond deze tafel met te vragen 'Heer, ontferm u'. Niet omdat we zo'n zware zondaars zijn. Maar omdat we te klein zijn om gemeten te kunnen worden met de maat waarmee God meet.
Laten we Jezus dan maar weer buitengaan, en durven we niet in zijn spoor treden? Juist niet. Hij nodigt ons aan zijn tafel om ons sterk te maken, om ons te bezielen met Gods Geest. Als we ons open stellen voor hem, zijn we tot meer in staat dan we durven denken. In een wereld van geweld en wraak kunnen christenen vredebrengers worden, vergeving schenken, een glans van Gods goedheid laten schijnen op wie in duisternis leeft. Ja, misschien kunnen we zelfs onze vijanden vergeven.
En als wij te kort schieten, zal God het ons niet kwalijk nemen. Want wij durven geloven dat hij onze tekorten goedmaakt.