2de zondag van de Vasten C 2010 - Zaterdag 27 en zondag 28 februari 2010
Eerste lezing: Genesis 15, 5-12. 17-18 - 'Het verbond van Abraham' Evangelie: Lucas 9, 28b-36 - 'Zijn gelaat veranderde van aanblik'
Het geheimzinnige verhaal over Abraham vind ik geweldig. Ik moet niet weten of dat nu echt zo gebeurd is, en wat er dan precies zou te zien geweest zijn, in die diepe donkere sterrennacht. Vanuit een heel ver verleden klinken deze woorden, hun oorsprong kan ik niet achterhalen, maar ik hoor ze heel duidelijk: ik hoor het mysterie dat we God noemen in dit verhaal doorklinken, ik hoor een eeuwenoude belofte, ik hoor ook mijn eigen angst en ongeloof. Abraham twijfelt ook: Hoe kan ik weten dat ik het inderdaad zal krijgen...?, Abraham slaapt, Abraham wordt door angst en duisternis overvallen. Maar hij is geraakt, hij heeft het mysterie gevoeld en zijn aanwezigheid gezien als een laaiend vuur. Abraham heeft durven geloven: met mij heeft de Heer een verbond willen sluiten, en ooit, ooit gaan wij het beloofde land binnen.
Het verhaal over Abraham vertelt over een top-ervaring. We kennen dat misschien ook: we maken iets mee dat ons tot in de zevende hemel brengt, we worden overweldigd door groot geluk, we voelen ons zo zeker: dit geluk, kunnen ze ons niet meer afnemen. Maar dan hebben we ook wel ervaren, dat er na een top een afdaling volgt, en dat die soms heel pijnlijk en ontnuchterend kan zijn. Hebben we dat dan gedroomd, dat we op de top stonden? Dat we zo gelukkig konden zijn, en voelden: ja, zo is het leven, het bestaan is onverwoestbaar goed?
Het evangelie brengt het verhaal van zulk een top-moment. En ook daar komt voor de leerlingen, Petrus op kop, de ontnuchtering: op het ogenblik zelf dat ze beseffen: Jezus is van God doordrongen, naar hem moeten we luisteren, blijkt Jezus alleen te zijn, en is de ervaring van zijn stralende heerlijkheid verdampt. De ontnuchtering zal nog dieper gaan, ontgoocheling worden. Lucas laat Jezus van deze top afdalen, en naar Jeruzalem vertrekken. En daar zal hij moeten afdalen tot in het diepe dal van lijden en dood. Wat betekende dan nog dat geluk op de top van de berg?
Ik moet hierbij denken aan een ervaring die ik op reis heb gehad, en die ik nooit vergeet. Ik heb het geluk gehad op de top van de Olympus te staan. Niet zo spectaculair, dat is een berg van nog geen 3000 meter, en een gezonde trekker, die ook weet dat hij voorzichtig moet zijn, geraakt in twee dagen boven. Nu staat daar op de Olympus, zoals boven op alle toppen in Griekenland, een kapelletje van de profeet Elias. Daar liggen dan kaarsjes bij en olie voor lampjes, en er staat een icoon van de profeet. Die wordt op die toppen vereerd, omdat in de bijbel staat hoe hij op het einde van zijn leven in een vurige wagen is opgestegen naar de hemel.
Van Elias is, zoals van Mozes, geen graf bekend: die mannen zijn zo de hemel kunnen binnenwandelen, geloofde men. Nu stond daar in de kapelletje niet alleen een icoon, maar ook een ingekaderde foto van een jonge gast, korte broek, zonnebril, die enthousiast naar de camera lachte. De foto was duidelijk genomen op dezelfde top. Op de achterkant was een tekst te lezen. Daarin schreef de vader van die jongen, dat zijn zoon bij de afdaling uitgegleden was, met fatale afloop. De foto was genomen toen hij met zijn vrienden juichend op de top stond, de vader is die later naar boven komen brengen als herinnering aan misschien het gelukkigste moment in het leven van zijn jongen.
Dit is voor mij een aangrijpende gedachte, en niet alleen omdat in die laatste momenten van het leven van die jongen groot geluk en tragedie zo dicht bij mekaar gelegen hebben. Maar ook omdat die vader nadien de kracht en het geloof gevonden heeft, om dezelfde klim te doen, en die foto daar te plaatsen. Dit is geen grafmonument, geen teken van rouw. Die vader had de kracht gevonden, omdat hij geloofde dat die vreugde van zijn zoon op de top, zo echt was, zo diep, en een teken was van de onverwoestbaar goedheid van het leven. Zijn dood had dat niet weggeveegd. De foto wilde blijvend getuigen, niet van verdriet, maar van dat geluk.
Zijn zoon is na dat topmoment de afgrond van de dood ingestort, als vader heeft hij door een diep dal van lijden moeten gaan. Maar dat heeft zijn vertrouwen in de goedheid van het leven niet kunnen kapot maken.
Petrus, de goeie Petrus, wou boven blijven. Hij wou het geluk, de vervulling van de belofte, vasthouden. Dat gaat niet. We moeten allemaal naar beneden, heel diep soms. En dan staan we voor een keuze: dat topmoment verloochenen als een illusie, een valse droom. Of durven vasthouden aan die belofte: het komt allemaal goed. Die vader heeft dat gekund. Lucas roept ons op om ons aan dat geloof over te geven, en Jezus op zijn weg te volgen.
Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier ({COMMENTAAR_AANTAL})
|
{START_AUTEUR} {STOP_AUTEUR}
|