De Goede Week, die vijf dagen voor Pasen, is het altijd enorm druk in onze kerk. Koersen van Palmzondag naar Witte Donderdag, van Goede Vrijdag naar Paaszaterdag, om met Paasdag te bekomen van de rush.
Gelukkig waren er ook voldoende kerkgangers.
De organist en het Sint -Annakoor stonden heel die hectische week paraat. Niet zonder reden noemen zij de Goede Week ook wel de paasmarathon.
En vandaag wordt er opnieuw koers gelopen. Honderden renners staan paraat voor de ten miles. Nu, bij het begin van onze viering, starten de kids met lopen. Over een uurtje beginnen de groten aan hun ‘short run’, en kort na één uur beginnen de moedigste lopers aan de ‘10 miles’. Ze gaan lopen alsof hun leven ervan afhangt. Maar genoeg over die marathon.
Wél even terug naar de Goede week en Pasen. Terwijl wij van de vieringen genoten, besefte ik dat het voor de leerlingen destijds wel een heel ander verhaal moet geweest zijn. Hun goede vriend Jezus werd plots opgepakt, voor de hogepriesters en dan voor Pontius Pilatus geleid. Die liet Hem geselen en aan het kruis nagelen. Een héél droevig verhaal.
Jezus stierf aan het kruis en werd in een graf gelegd. Daarna konden zijn vrienden alleen maar bang samen zitten. Hun droom was voorbij. Jezus was dood… of toch niet! Want al op de avond van die eerste dag van de week, terwijl de leerlingen achter gesloten deuren zaten, kwam Jezus binnen…
Ondertussen zijn we acht dagen later en zitten de leerlingen terug bijeen. Thomas was er vorige keer niet bij en komt nu bij zijn vrienden binnen. Zij vertellen vol vreugde dat ze de Heer hebben gezien, dat Jezus zelf bij hen was! “Dat kan ik niet geloven”, zegt Thomas.
Het laatste dat hij van Jezus heeft meegemaakt is dat Hij dood aan het kruis hing. “Ik kan het maar geloven”, zegt hij, “als ik zijn handen kan zien, met de gaten van de spijkers erin. Ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde voelen. Anders geloof ik niet”.
Dan staat Jezus opeens opnieuw in hun midden en zegt: “Ik wens jullie vrede!” Vervolgens richt Hij zich naar Thomas.
Jezus steekt géén vingertje op naar Thomas. Hij vraagt niet: Thomas waar zat je? Neen integendeel! Hij zegt: Beste Thomas, wordt wakker! Het is vandaag nu en hier te doen! Kijk, hier zijn mijn handen! Kom hier, en voel maar met je vinger. Voel dat Ik écht ben!” Dát zegt Jezus. “Wees niet langer ongelovig, maar gelovig”.
Pas dan roept Thomas uit: “Mijn Heer! Mijn God!”
Terloops, voor degenen die er de vorige dagen bij waren. Hebben jullie ze ook gezien, die wijnranken op de meerpalen? Iedere dag van de Goede Week “groeiden” er andere bloemen aan: palmtakken bij palmzondag, witte bloemen bij Witte Donderdag, gele en witte bloemen tijdens het Paasweekeind. En tussen de bloemen in brandden er kaarsen.
Het toeval wil dat er bij mij thuis naast de voordeur ook een wijnstruik groeit. Tot een paar weken geleden dacht ik nog dat ik hem vorig jaar véél te kort gesnoeid had. Geen enkel blaadje of knopje kwam eraan.
Tot er twee weken geleden, precies op Palmzondag, aarzelend toch een paar knoppen en een paar blaadjes verschenen. Alsof ze wilden zeggen: “hé, wij zijn ook palmtakken!”
Ik had mijn geloof in die wijnstruik opgegeven, en ondertussen staan er al een paar ranken blij en groen te zijn. Hoop op de toekomst! Voor de vogels althans. Want zelf heb ik er nog nooit druiven van kunnen eten.
Even terloops, voor degenen die er niet bij waren de vorige dagen, het was immers paasvakantie. Tegen jullie zegt Jezus evenmin: “waar heb je gezeten met Goede Vrijdag, met de Paaswake of met Pasen?” Neen, Hij zegt in de eerste plaats: “Vrede!”, geen ruzie, zand erover. Kom voelen hoe het met Me gaat. Geloof in de Jezus die Ik écht ben, zoals ik hier leef tussen de mensen.
Zo komt de Heer, iedere keer opnieuw, door die gesloten deuren van ons eigen ikje naar binnen en zegt tegen ieder van ons "Ik wens jullie vrede".
Jezus vindt het niet erg dat wij er soms niet bij zijn. Bij Hem ben je welkom, ALTIJD. Iedere keer opnieuw zal Hij zeggen: Wees niet bang. Vrede zij met u. Kom hier en kijk naar mij. Kom dichterbij en voel hoe het met Mij gaat. Voel dat Ik écht ben. Voel hoe ik hier leef, tussen de mensen die in mij geloven. Geloof in de Jezus die Ik écht ben. Want als je in mij gelooft, dan kunnen we dat samen delen. Wees niet langer ongelovig, maar gelovig.
Hoe meer we samenkomen, hoe beter we mekaar leren kennen, hoe meer wij familie, broers en zussen worden van elkaar, hoe meer we gelijken op die christenen uit de Handelingen van de apostelen: mensen die eensgezind samenkomen, zodat buitenstaanders over hen getuigen: zie eens hoe goed ze met mekaar overeenkomen, hoe graag ze mekaar zien.
Want waar mensen mekaar graag zien, daar hebben zij minder angst en pijn. Daar gebeuren wonderen als vanzelf. Daar genezen mensen, die het alléén niet redden.
Op die manier Kerk zijn, is een teken zijn dat bij God niets onmogelijk is, dat kwaad en lijden overwonnen kunnen worden, en dat wij, kleine mensen nooit bang moeten zijn.
Amen.