Rembrandt heeft de verloren zoon geschilderd, die haveloos met vuile voeten neervalt voor zijn vader. Als we aandachtig naar dat schilderij kijken, zien we dat de twee handen op de rug van de verloren zoon nogal verschillen. En we kunnen in de linkerhand een mannenhand zien, in de rechter een vrouwenhand.
God is vader en moeder. De sterke bemoedigende hand van vader en de zachte strelende hand van moeder: zo toont zich Gods barmhartigheid.
Maar als ik ook aandachtig naar de tekst kijk, dan lees ik dat die barmhartigheid tegenwringt. Want die verloren zoon geeft mij eigenlijk de indruk dat hij toch niet zo rouwmoedig is. Hij gaat terug naar huis omdat hij in de patatten zit. Hij wil op het gemoed van zijn vader werken om terug fatsoenlijk te kunnen eten.
Het verhaal is tegendraads. Het gaat tegen het ‘gezond verstand’ in, zeker dat van vandaag. Vandaag zegt het gezond verstand: je bent verantwoordelijk voor uzelf. Voor het succes dat je hebt, de rijkdom waarvan je geniet, het aanzien dat je hebt. En voor de miserie waarin je zit, de werkloosheid waar je niet uit geraakt, de slecht rapporten van je kinderen.
Als je wil, kom je er, als het niet lukt, moet je maar beter uw best doen. En anders moet je maar op de blaren zitten. Niks daarvan in het evangelie. Vader luistert zelfs niet naar een schuldbekentenis. Zijn barmhartigheid stelt geen voorwaarden.
Laat vader zich bedotten?
Integendeel. De vader gelooft in zijn zoon, ondanks alles. Hij gelooft dat ook in dat dwaze kind nog goedheid leeft. En hij gelooft in de kracht van de barmhartigheid. De barmhartigheid zal die goedheid doen herleven. Zijn zoon was dood en is door de barmhartigheid tot leven gekomen. Dat is de kern van het evangelie: leven overwint de dood, het onmogelijk wordt mogelijk.
Gods barmhartigheid, ondanks alles geloven in de goedheid van de mens, zoals Anne Frank schreef, is bovenmenselijk. Toch roept Jezus ons op om ook in dat geloof te leven. Zoals de oudste zoon doen we ons best, we laten vader niet in de steek. Maar het kost ons moeite om dan ook zo goed als God te zijn.
Dat lukt dikwijls niet.
Maar kijk, ook als wij falen, zijn er de strelende en steunende handen van God, om ons recht te helpen, om ons moed te geven om zo ook barmhartig te zijn voor elkaar. Als wij ons laten meeslepen door die onvoorwaardelijke barmhartigheid, wordt de wereld een feest, het feest van het Rijk Gods.