Het is wel een rare titel voor een viering: gek zijn is gezond.
Het liedje van Stef Bos is wel redelijk bekend, maar het doet ons niet onmiddellijk denken aan een of ander fragment uit de bijbel. Er zijn trouwens nog uitdrukkingen over gek zijn of gek doen in onze taal. “Veel te goed is half gek” is er nog zo eentje.
En eigenlijk wordt Jezus in het evangelie van vandaag min of meer voor gek verklaard. En nog wel door twee groepen personen. Door de schriftgeleerden, bij hen is het eigenlijk een theologische kwestie. En ook door zijn familieleden. Zij hebben meer een psychologische bekommernis.
De schriftgeleerden beweren zelfs dat Hij bezeten is door de duivel, door een boze geest. Dat is een zeer zware beschuldiging, waar Hij zich tegen verdedigt met een tweetal korte parabeltjes. De familieleden zijn om andere redenen bekommerd. Zij vragen zich af waar Hij eigenlijk mee bezig is en of Hij niet te ver gaat met zijn onderricht en met zijn verhalen. En zij komen Hem eigenlijk tot de orde roepen en indien mogelijk zelfs terughalen.
Voor heel wat mensen is het waarschijnlijk herkenbaar. Hoeveel ouders hebben al niet wakker gelegen omdat zoon of dochter zo lang wegbleven, zonder iets te laten weten? En zij stellen zich ook vragen. Zijn ze eigenlijk nog wel bij hun volle verstand? Waarom zoveel tijd besteden aan de scouts of de Pleplo? Waarom weeral gaan trainen voor die wedstrijd? Waarom moet hij altijd op de bres springen, waarom moet zij altijd als laatste blijven? Kunnen die anderen ook eens niet de handen uit de mouwen steken?
Het is ook niet alleen bij jongeren het geval. Ook wij stellen ons wel eens vragen over waar we mee bezig zijn, of waar onze partners of huisgenoten mee bezig zijn. Op school of in de vereniging gaat hij schilderen of knutselen en thuis blijft het werk maar liggen. Tijdens onze vakantie gaat zij mee op kamp om te koken en mij stuurt ze naar de frituur. Veel te goed is half gek, denken we dan.
Maar als de familie Jezus komt halen om Hem tot betere gedachten te brengen, is zijn vraag: wie is mijn familie? Het lijkt een beetje op de voorbeelden die ik daarnet gaf. Daar kennen we ook situaties waarbij men zegt: jamaar, die van de Pleplo of de scouts, dat zijn broers of zussen voor mij. En die mensen van de club of de vereniging, daar heb ik meer affiniteit of een grotere band mee dan met heel wat nonkels en tantes. Jezus geeft een gelijkaardig antwoord. Mijn moeder en mijn broers zijn degenen die de wil van God volbrengen. Het zijn mijn vrienden, mijn volgelingen.
Er is nog een ander spreekwoord dat we kennen uit de volksmond en misschien van toepassing is op dit evangelie. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Het is verleidelijk om dat als reactie te hebben in de situaties die ik daarnet heb aangehaald. Want soms doen mensen een beetje té gek, tonen ze iets té veel inzet en dreigen ze zichzelf voorbij te lopen. Dan moeten ze weer tot de realiteit gebracht worden.
Maar als je te vlug zegt: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg, dreigt er een ander gevaar. Dan beland je als gelovige misschien te gemakkelijk in het gezapige midden: niet te veel moeite doen, niet te vlug uit de band springen. Dan wordt je geloof en je beleving al snel kleurloos en lauw, zonder veel smaak. Dan ben niet in de ban van een boze geest, integendeel, dan ontbreekt het je helemaal aan geest, aan bezieling, aan geestdrift.
Echte christenen doen niet gewoon, zij zijn allemaal een beetje gek. In hun tijd en in hun omgeving werden ze nooit als gewoon, maar altijd als raar, als buitengewoon beschouwd. Denk maar aan Franciscus van Assisi bijvoorbeeld, of aan moeder Theresa en Oscar Romero en pater Damiaan. Zij waren absoluut geen gewone mensen.
Gewoon doen is: alleen aan jezelf denken en vooral houden wat je hebt. Gek zijn is: weinig of niet aan jezelf denken, je uitsloven voor anderen, dromen werkelijkheid doen worden, je inzetten voor vrede en gerechtigheid.
En we moeten niet naar grote namen zoeken, want we kennen ze allemaal, die weinig opvallende, maar zo onmisbare ‘goeie gekken’. Mensen die al jaren zorgen voor een zwaar zieke partner, een demente moeder of vader, een gehandicapte buurman. Mensen die al hun vrije tijd geven aan de sportclub of jeugdbeweging, zonder daar iets voor terug te vragen. Mensen die dag na dag, door weer en wind geld inzamelen voor het goede doel. Mensen die altijd op post zijn om het simpele, onopvallende, maar toch zo noodzakelijke werk te blijven doen.
Gelukkig zijn er ook in onze omgeving, in onze parochie nog veel van die ‘goeie gekken’. Het zijn zij die, op tal van plaatsen de boel draaiende houden. Mensen die hun uren niet tellen en nog veel minder in rekening brengen. Mensen die naar buiten uit nochtans heel gewoon doen. Maar stilletjes tevreden denken: eigenlijk is gek zijn toch gezond …