We zijn vandaag op die ene zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren. Die verwarrende situatie waarin de leerlingen beginnen te beseffen dat Jezus echt van hen vertrokken is en het moment dat de door Hem beloofde Helper, de Geest, hen begint te bezielen.
Eigenlijk hadden we moeten beginnen met het evangelie en pas daarna de eerste lezing. Want die eerste lezing van vandaag, gaat eigenlijk over nadien: over een jonge kerk die zich begint te organiseren. Er is iemand vertrokken, dus moet er iemand in de plaats komen ...
Het evangelie situeert zich lang vóór die verwarring. Johannes vertelt hoe Jezus bidt tijdens het Laatste Avondmaal. Een groot gebed waarvan we vandaag maar een stukje horen.
Jezus gebed klinkt een beetje als in het lied van Serge Gainsbourg of Jo Lemaire: Je suis venu te dire que je men vais. Ik ben gekomen om te zeggen dat ik weg ga
en je tranen kunnen daar niets aan veranderen... het is een en al tristesse, diepe droefheid.
Als we beter luisteren, dan klinken de woorden van Jezus lang niet zo droevig als die van Serge. Integendeel!
Het is in die typische stijl van Johannes. Hij gebruikt eenvoudige woorden, hij herhaalt halve zinnen en hij weegt zijn woorden goed af, om de boodschap beter te laten doordringen.
Ik her-taal er enkele zinnen uit:
Vader, ik heb mijn leerlingen beschermd, ik heb over hen gewaakt. En het is met niemand van hen slecht afgelopen, behalve dan met Judas. Maar dat het met hem slecht moest aflopen, stond al in de heilige boeken. Heilige Vader, bescherm nu ook mijn leerlingen in uw naam. Met de grote macht, die u ook aan mij gegeven hebt. Dan zullen zij samen één zijn, net zoals wij samen één zijn.
Het klinkt een beetje als het motto van de drie musketiers: één voor allen en allen voor één. En het heeft er ook wel iets van.
Vader, ik kom naar u toe. Maar nu ik nog in de wereld ben, vraag ik uw steun voor mijn leerlingen. Want ik wil dat hun vreugde ten volle is. Ik wil mijn vreugde aan hen doorgeven.
Dat is een vreugdevol geluid. Héél anders dan in het liedje van Serge Gainsbourg.
Vader, ik heb uw woord meegedeeld, ik heb uw boodschap aan hen doorgegeven. Maar ze worden gehaat door de mensen van deze wereld, omdat ze niet bij deze wereld horen. Net zoals ik niet bij deze wereld hoor. Vader, ik vraag u niet om mijn leerlingen uit deze wereld weg te halen, maar om hen te beschermen tegen de macht van het kwaad. Mijn leerlingen horen niet bij deze wereld, net zoals ik niet bij deze wereld hoor.
Is dat zo? Voelen jullie het aan alsof wij hier als wereldvreemden bij elkaar zitten? In vrede en vreugde met elkaar verbonden zijn, is vandaag inderdaad niet de algemene regel van de wereld. Zo zijn wij als christen anders dan de wereld, en staan er toch midden erin.
Want ik stuur jullie de wereld in, om uw boodschap bekend te maken, net zoals de Vader mij naar deze wereld gestuurd heeft.
In die lijn hebben wij vorige zondag de aanstaande vormelingen op tocht gestuurd, de wereld in.
Wijd mijn leerlingen toe aan de waarheid, het woord dat bij u vandaan komt. Zorg dat zij die waarheid leren kennen, zodat ze voorbereid zijn op hun taak.
Wat wij waarnemen is een waarheid. Maar het is niet dé waarheid, het is ónze waarheid. We zien de dingen niet zoals ze zijn, maar zoals wij zelf zijn. De betekenis die wij geven aan dat wat wij zien, zegt dus niet zozeer iets over wát wij waarnemen, maar in de eerste plaats iets over ons en hoe wij naar de wereld willen kijken. Pessimisten zien het halflege glas. Optimisten zien het halfvolle. Heer, leer ons kijken met de ogen van Jezus: met een oog en een hart voor mensen, met voeten om naar elkaar op weg te gaan, en met handen om te delen.
Waar mensen het brood en het leven van harte delen, daar ontstaat een gemeenschap van vlees en bloed, een wereld naar Gods woord en naar Jezus hart.
Amen.