In de Paastijd krijgen we bijna elke week in het evangelie een verschijningsverhaal te horen. De verrezen Jezus verschijnt opnieuw bij zijn leerlingen, of toch aan een groep van hen. En de leerlingen reageren zoals wij dat waarschijnlijk ook zouden doen. Vol onbegrip en niet makkelijk te overtuigen. Ze menen een geest of een spook te zien, ze denken aan gezichtsbedrog of een hallucinatie.
Dat de verrezen Christus echt opnieuw bij hen op bezoek komt, vinden ze eigenlijk te mooi om waar te zijn.
Maar Jezus probeert hen met alle middelen te overtuigen. Hij toont zijn handen en voeten, zijn kruiswonden. Ze mogen hem aanraken en betasten. Hij vraagt om eten en Hij eet effectief met hen een stukje vis. Allemaal dingen die een geest niet kan. Allemaal bewijzen dat hij echt een mens is van vlees en bloed, bewijzen dat Hij tastbaar aanwezig is. Bovendien verklaart Hij voor hen nogmaals de schriften, zoals Hij vroeger zo vaak had gedaan.
Eigenlijk is het hele evangelie één groot verrijzenisverhaal. Het gaat over Jezus van N azaret, die geleden heeft en ter dood is gebracht en nadien is verrezen. Die verrezen Christus is dezelfde die gekruisigd werd. Hij kon pas verrijzen nadat Hij eerst door lijden en dood was gegaan. Maar het evangelie is ook het verhaal van de verrijzenis van de leerlingen. Zij moesten opstaan uit onbegrip en ongeloof. En zij moesten eigenlijk aan die verrijzenis van Jezus handen en voeten geven. Die verrijzenis waarmaken in hun leven.
En dat is eigenlijk ook een beetje onze opdracht. Handen en voeten geven aan de verrijzenis. En hoe we dat kunnen doen hebben we gehoord in de twee lezingen van vandaag. Johannes schrijft in zijn brief waaraan mensen volgelingen van Jezus, vrienden van Jezus kunnen herkennen. Het zijn mensen die zich houden aan zijn geboden, die aan zijn boodschap proberen gestalte te geven. Mensen die elkaar graag zien, die er zijn voor elkaar.
En elke keer wanneer Jezus na zijn dood verschijnt aan zijn leerlingen, zijn zijn eerste woorden onveranderlijk: vrede zij met jullie. Christenen zijn mensen die vrede brengen, die elkaar te-vreden maken. En zijn leerlingen herkennen Hem ook altijd bij het breken van het brood. Breken en delen, het kenmerk bij uitstek van de gelovige christen.
We konden het trouwens al horen bij het begin van het openbare optreden van Jezus. Toen Johannes de Doper enkele van zijn leerlingen naar Jezus stuurde met de vraag of Hij de Messias was, antwoordde Jezus: “Zeg aan Johannes wat jullie horen en zien: blinden zien weer, kreupelen lopen, melaatsen worden rein en doven kunnen weer horen.” Dat is wat Jezus deed met armen en ongelukkigen, met lijdende en gekwetste mensen.
Wij herdenken in deze viering ook enkele mensen van wie wij onlangs hebben moeten afscheid nemen. En ook voor ons is het moeilijk en vreemd om te moeten verder leven zonder hen. Maar ook wij proberen hen op de een of andere manier bij ons aanwezig te houden. Hen niet voorgoed en voor altijd uit ons midden te laten verdwijnen. Op onze eigen manier en de manier die hen eer aandoet.
En heel vaak proberen wij dit te doen door hun voorbeeld na te volgen. En dan zeggen of denken we: dat zou hij of zij goed gevonden hebben.
Dat leeft allicht ook heel sterk bij die leerlingen van Jezus toen. En het leeft ook bij ons, telkens wij samenkomen met elkaar, in zijn naam. Al meer dan tweeduizend jaar brengt Hij op die manier mensen samen, overal ter wereld.
En hoe kunnen wij die gekruisigde en verrezen Jezus bij ons weer aanwezig brengen, Hem in ons midden laten komen? Door eensgezind te zijn en zijn vrede onder elkaar waar te maken. Daarom beginnen wij elke eucharistieviering met een vergevingsmoment.
Door over Hem te vertellen en Hem steeds beter te leren kennen.
Daarom lezen wij in elke viering een paar teksten uit de Bijbel, zowel uit het oude testament, waarin Hij was geworteld, als uit het evangelie, waar wij zijn boodschap kunnen vinden. Door te doen wat Hij ons had voorgedaan die laatste avond: God danken en het brood delen met elkaar. Daarom blijven wij ook dat doen om Hem nooit te vergeten.
Waar mensen met elkaar delen, daar leeft Jezus. Waar mensen samen bidden en danken, daar is Jezus in hun midden. Waar de schrift wordt gelezen en doorverteld, daar wordt Jezus niet vergeten. Waar wij samen vrede bouwen, daar is Hij ons altijd nabij. Dat is de zending die wij telkens krijgen op het einde van ons samenzijn. Zo kunnen wij na onze ontmoeting met Jezus weer voor een week op weg …