Wie onder ons al eens een havenrondrit heeft mogen meemaken, met deskundige uitleg, heeft dan zeker gehoord wat toegevoegde waarde betekent: goederen die in onze haven aankomen, daar verder bewerkt worden, en op die manier meer waard worden.
Af en toe stel ik me de vraag: brengt het evangelie een toegevoegde waarde in onze wereld?
Want als dat niet het geval zou zijn, als het leven van mensen niet meer waard zou worden door de boodschap van Jezus, kunnen we misschien lid van de kerk blijven voor de gezelligheid, maar moeten we er ons niet al te druk over maken dat er vroeg of laat een einde zou komen aan onze club.
Of we die boodschap een verbetering zullen vinden, hangt ook af van onze eigen overtuiging, van onze normen en waarden. Maar ik denk dat Jezus in elk geval iets verkondigt dat anders is dan de gewone opvattingen van mensen over wat goed is en kwaad, over wat de mensen zowat normaal vinden. Wat hij voorhield botste met opvattingen in zijn tijd, en met wat de publieke opinie vandaag vanzelfsprekend vindt.
Het is vanzelfsprekend dat wij overeenkomen met wie met ons kan overeen komen. Het is in een beschaafde maatschappij vanzelfsprekend dat we elkaar de kop niet inslaan. En het is ook vanzelfsprekend dat we niet met iedereen kunnen overeenkomen, en dat er al eens een hard woord valt.We hebben regels en recht, om in conflicten te bepalen wie schuldig is en wie niet. Misschien is het altijd zo geweest, maar ik heb de indruk dat wij in deze tijd er heel goed in geworden zijn, om schuldigen te vinden.
Of het over sport gaat, of over politiek, of over de economie, of over veiligheid, of over onderwijs, de belangrijkste vraag is: wie heeft de fout begaan?
En op veel begrip moet de schuldige dan niet meer rekenen. En zijn gezin of omgeving ook niet. Als we de zondebok gevonden hebben, kan hij of zij niet streng genoeg gestraft worden.
Als ik het evangelie goed begrijp, wijst Jezus een andere weg.
Wat mij het meeste treft in de tekst van vandaag, is wat hij zegt over het offer dat we naar het altaar brengen. Ons leven, dat we in deze kerk binnenbrengen, dat we verenigen willen met het leven van Jezus om het te delen. Als ik er aan aan denk, dat een broeder of zuster iets tegen me heeft
Dat herinnert me aan het Onze Vader. We kunnen dat alleen maar goed bidden, als we beseffen dat we allemaal, alle-maal, alle mensen, broeders en zusters zijn.
En de woorden van Jezus treffen me ook, omdat er staat: uw broeder heeft iets tegen jou. Er staat niet: ik heb iets tegen hem of haar.
Als Jezus dan zegt: ga je eerst verzoenen, is dat helemaal niet vanzelfsprekend. Hij verwacht van mij dat ik de eerste stap zet, ook als er bij mij geen fout zou zijn. En dan hoor ik weer die woorden van elders in de bijbel: Barmhartigheid wil ik, en geen offers
.
Het brood van het leven kunnen we maar delen, als wij er alles aan doen om met allen met wie we te maken hebben, proberen als kinderen Gods samen te leven, proberen zo goed als God te zijn. Telkens opnieuw, proberen de eerste stap te zetten
Een goede samenleving steunt op recht en orde, dat trekt Jezus niet in twijfel. Maar de meerwaarde die het boek van het evangelie toevoegt aan het wetboek, is de waarde van een barmhartig hart, dat zich ook over onvolmaakte, ja, ook schuldige mensen ontfermt, en met hen het leven wil delen. En onvolmaakte, schuldige mensen, wie van ons kan zeggen dat hij of zij nooit tot die groep zal behoren?
Ik denk dus dat het evangelie meer dan ooit in deze wereld een toegevoegde waarde brengt. Het roeit tegen de stroom in van de onbarmhartigheid die steeds opnieuw de kop opsteekt. De onbarmhartigheid, die muren bouwt, mensen wegsteekt achter tralies, vijandschap in stand houdt. Ik geloof ook dat christenen die de barmhartigheid uitdragen, bondgenoten vinden bij gelijkgezinden, in andere religies en overtuigingen.
God werkt doorheen al die mensen van goede wil. Als zij de strijd opgeven, dooft de hoop op een zachtmoedige wereld, en worden de muren hoger.