Zou het altijd koek en ei geweest zijn, bij die eerste leerlingen van Jezus?
Misschien niet, het waren tenslotte mensen zoals wij. En als er in de Handelingen van de Apostelen een ideaal beeld van de jonge kerk getoond wordt, is dat inderdaad een ideaal zoals de kerk had willen zijn, maar was de werkelijkheid waarschijnlijk minder fraai.
Het zou wel eens kunnen zijn dat Marcus zijn evangelie geschreven heeft met de leerlingen voor ogen zoals hij die kende. En dat hij zijn evangelie geschreven heeft geschreven met ons voor ogen, voor al die leerlingen over tweeduizend jaar heen, die met vallen en opstaan proberen de weg van Jezus te volgen. Misschien kunnen wij ons herkennen in het verhaal dat we daarnet hoorden.
Jezus vraagt daarin: "wat kan ik voor u doen?". Hij vraagt dat ook aan ons. Hij vroeg het, vlak voor dit verhaal, in de tekst van vorige week, aan Jakobus en Johannes. Die vroegen macht en aanzien. Zij hadden geen zicht op wie Jezus was, en wat hij deed. Maar de kerk is niet de plaats waar machtigen de baas kunnen spelen - of ze zou het niet mogen zijn. De kerk, wij, zijn de mensen die Jezus proberen te volgen, en desnoods ook hun kruis opnemen.
En nu zit daar een blinde bedelaar. Dat is ook een leerling. En ook wij kunnen die bedelaar zijn. Ja, hij spreekt zelfs zoals wij, de wat ouderen onder ons zullen hem zelfs in het Grieks begrijpen. Want in de oude tekst van ons evangelie staat "heb medelijden" er als "eleison". Dat herkennen we nog. En misschien, misschien, herkennen we ons ook in de vraag om medelijden.
Weer vraagt Jezus: "wat kan ik voor u doen?". En deze keer kan hij het doen. Bartimeüs heet de man, dat betekent: "de zoon van de eerbare". Voor Jezus is die man van een eerbaar geslacht. Hij ziet Jezus met de ogen van het geloof zoals hij is. De zoon van David is niet gekomen om te heersen. Hij kan niet al het lijden bij toverslag wegnemen. Hij is de man van het medelijden, hij neemt het lijden van anderen op zijn schouders.
Als Jezus hem roept, gooit Bartimeüs zijn mantel weg, zijn oude leven laat hij achter zich. Voor Marcus is hij de echte leerling, want hij volgt Jezus op zijn weg. En die weg gaat naar Jeruzalem, een paar regels verder vertelt Marcus het verhaal van de triomfantelijke intocht. Een paar bladzijden verder voert de weg naar het kruis.
Daar zullen de vooraanstaande leerlingen het laten afweten. Zij vluchten, hun geloof was niet groot genoeg, bij hen was alle hoop afwezig. Maar ik denk dat Marcus hier laat aanvoelen dat die blinde bedelaar Jezus zal blijven volgen. Hij weet wat lijden is. Maar bij hem blijft de hoop aanwezig dat er zelfs uit lijden zonder uitzicht verlossing kan komen.
Wie zijn wij in dit verhaal? Jakobus en Johannes, die het goed menen, maar er niet veel van snappen?
Mensen uit de massa, die op Bartimeüs neerkijken omdat iedereen dat doet, en hem dan op handen dragen, omdat Jezus aandacht voor hem heeft? Of die blinde sukkelaar, die het niet meer ziet zitten maar die de hoop niet opgeeft?
Waarschijnlijk een stukje van elk. Maar dit verhaal wil ons de moed geven om de mantel van twijfel en wanhoop af te gooien en desnoods op de tast Jezus te volgen. Om mensen te worden, die medelijden hebben zoals Jezus, en door dat medelijden anderen doen opstaan en uitzicht geven. Mensen ook, die als het echt donker wordt, de hoop niet verliezen, omdat ze geloven dat onze vraag naar ontferming - eleison - gehoord wordt.
Mensen die zoals Jezus blijven vertrouwen dat de weg die ze gaan, gebaand wordt door God die alles ten goede leidt.