Graag zou ik bij het begin van deze preek met jullie luisteren naar een stukje van Bach. Hij heeft deze aria geschreven als bezinning op die tekst van Simeon, die we net hoorden. Bach laat Simeon tot zichzelf spreken, nadat hij Jezus heeft mogen vasthouden: Sluimer nu maar in, je vermoeide ogen vallen zacht en zalig toe...
Die woorden gaan we tot vier keer horen: als een rustgevend melodie, die ook tot ons gezongen wordt en ons wil troosten en vredig doen inslapen.
We luisteren naar Bach ...
Ik zou vandaag de oude Simeon centraal willen stellen. Drie dagen geleden ging alle aandacht naar het kind. Maar vandaag spreken de lezingen over oude mensen. Nu kan ik me voorstellen dat velen onder ons zich aangesproken zullen voelen. Want, laten we er geen doekjes om doen, zijn wij, senioren, al jaren niet diegenen die de dienst nog uitmaken in onze vieringen?
Veel volk zou er hier niet zijn, als wij zouden thuisblijven. Het mag ook eens over ons gaan... Het mag ook wel eens over ons gaan in een samenleving waarin je je als oudere, wat tragere, vergeetachtige mens bijna moet excuseren omdat je er nog bij bent, en een pensioen durft trekken of ziekenkas...
Het is niet de bedoeling om generaties tegen elkaar op te zetten. 'Ontmoeting der generaties' is het thema van deze viering. Het is ook niet de boodschap van deze zondag dat het oude weg moet, dat het afgedaan heeft, dat ouderdom gelijk staat met verval en nutteloosheid. Ja, we zullen ooit plaats moeten maken. Met kerstmis hebben we gevierd dat er nieuw leven beloofd én geschonken wordt. Die blijdschap om het nieuwe leven herinnert eraan dat er ook 'oud' leven is.
Dat hoort samen: het leven wordt doorgegeven, van de ene generatie naar de andere, de jongeren krijgen het van de ouderen. Misschien komt dan de sombere bedenking op: bij de komst van nieuw leven hoort ook het heengaan van de vorige generatie. Maar in deze kersttijd klinkt dat onvermijdelijke komen en gaan van generaties niet somber, maar hoopvol.
Simeon gaat heen in vrede. Hij vindt het niet erg dat hij bij de andere oever is aangekomen. Zijn geloof maakt hem helderziende: hij weet dat het kind, dat hij in de armen neemt, een belofte is, en de vervulling van die belofte. Hij gelooft dat onze God een leven geeft dat niet ten dode leidt, dat niet gedoemd is om te eindigen in eenzame aftakeling. Zijn geloof is het geloof van Abraham en Sara, van Maria en Jozef, van de leerlingen van Jezus, van Bach en zovele anderen die op die belofte durven vertrouwen, het is het geloof dat ook ons vandaag hier samenbrengt.
Maar dan is het ook aan ons dat kind in de armen te sluiten en het te koesteren. Het is aan ons de boodschap te beleven die het van in de wieg uitstraalt. Dat kind brengt heil voor alle volkeren, dus voor alle mensen: jong en oud, blank en zwart, links en rechts, Noord en Zuid. Dat kind kan dat niet, zonder ons. Het leven, dat het brengt, moet doorgegeven worden. Hoe zal dat geschieden? Simeon was een vroom en rechtvaardig man, staat er. Het is een echo van wat Jezus zegt over de twee geboden die aan elkaar gelijk zijn: eer uw God, en bemin uw naaste als uzelf. Dat betekent dat als het evangelie beleefd wordt, ouderen niet afgeschreven worden en weggestopt, maar gewaardeerd en gerespecteerd.
Het betekent dat wij ons best doen om alle mensen de kans te geven op een heilvol bestaan. Het betekent ook dat wij, ouderen, waardering hebben en respect voor het jonge leven dat in de 'jeugd van tegenwoordig' onstuimig op de deur klopt. Want het is normaal dat we voor hen plaats maken, zoals zij die ons voorgingen ook plaats voor ons maakten.
Dat is geen sombere gedachte: als wij het geloof van Simeon delen, weten we dat de toekomst verzekerd is, dat God zijn belofte zal blijven waarmaken, en dat wij, als onze tijd gekomen is, zullen mogen heengaan in vrede: het heil, dat in dit kind verschenen is, is ook het heil dat op ons wacht, als we insluimeren en onze ogen zacht en zalig mogen sluiten.