Sinds we een preekploeg hebben, is het al de vierde of de vijfde keer dat ik jullie bij het feest van Christus Koning iets mag komen vertellen. En pas nu valt het mij op hoeveel het evangelie van vandaag overeenkomt met het verhaal over de vierde koning.
Dat is een oud verhaal dat dikwijls verteld wordt in de Kersttijd of bij het feest van Driekoningen. Maar eigenlijk is het hier veel beter op zijn plaats. Het vertelt over een geleerd en wijs man, misschien een koning, die, net zoals zijn drie andere collegas, Caspar, Melchior en Balthasar, op stap gaat naar een pasgeboren koningskind.
Soms wordt hij Coredan of Artaban genoemd. Wij noemen hem gewoon de Vierde.
Het verhaal van de drie koningen is jullie bekend. Om de ster te volgen, trekken zij met kamelen of paarden naar het oosten, om hun geschenken aan die Kleine Koning te kunnen aanbieden.
Onze vierde koning vertrekt te voet. Hij zoekt zijn spaarcenten bij elkaar, pakt zijn rugzak en vertrekt. Nog voor hij de metro induikt, ziet hij daar een dakloze verkleumd tegen het muurtje zitten. Die is maar wat blij met zijn dekentje. Natuurlijk is de tram juist weg.
Onze Vierde is nog maar in het station of hij valt bijna, over iets dat midden op het perron ligt. Blijkbaar iemand die onwel of ziek geworden is. Hij haalt zijn eerstehulpdoos boven en geeft de man een dafalganneke. Dan belt hij de hulpdiensten, en zo voort. Enfin, ook de trein gemist.
Caspar, Melchior en Balthasar zien intussen de ster bijna aan de horizon verdwijnen en ze besluiten om alvast zonder hem te vertrekken.
Andere zaken eisen zijn aandacht en andere mensen vragen zijn tijd. Tegen dat onze Vierde wijze in Bethlehem aankomt, zijn zn drie maten al lang terug naar huis. Ook het Koningskind is vertrokken, blijkbaar met zijn ouders naar Egypte gevlucht.
Onze Vierde schaft zich een kameel aan en trekt hen achterna. Onderweg komt hij in de woestijn iemand tegen die uitgeput en uitgedroogd aan de kant in een schaduw zit. Hij geeft hem zijn laatste flesje water. Op weg naar Egypte, komt hij terecht in een vluchtelingenkamp. Het kind Jezus en zijn ouders zijn er niet meer. Maar het lukt hem wel om een aantal mensen te bevrijden.
Zijn verdere leven blijft een tocht van zoeken, mensen helpen en
te laat komen op de volgende afspraak.
Na lange omzwervingen komt hij, meer dan dertig jaar later, in Jerusalem. Daar is veel volk want het is bijna Pasen. Hij wordt met de mensenmassa meegesleurd naar de rand van de stad. Sensatie: er worden een paar zware gangsters terecht gesteld. En ook een zekere Jezus van Nazareth, die zichzelf Koning van de Joden zou genoemd hebben
Jezus
Koning
?
Het klinkt onze Vierde plots bekend in de oren. Dit zal, dit mag toch niet de Koning zijn naar wie hij al zijn hele leven op zoek is? Komt hij ook nu weer te laat?
Met de grootste moeite wringt hij zich door de menigte, tot hij aan de voet van het kruis staat. Hij hoort nog juist hoe Jezus tegen de man naast hem aan het kruis zegt: Vandaag zult ge bij mij in het paradijs zijn. En met een vertwijfelde blik kijkt hij naar boven, naar Christus. Niks meer te geven, dus ook niets meer te krijgen, denkt hij.
Dan kijkt Jezus hem aan en zegt: Bedankt Vierde, bedankt voor ALLES.
Hoe zo, voor alles?
Die zieke met dat dafalganneke, dat was Ik, zei Jezus, Die dakloze met zijn dekentje, dat was Ik. Die vluchteling met dat fleske water, dat was Ik ook. Al wat je voor die mensen hebt gedaan, heb je voor mij gedaan.
Wat moeten wij daar nu mee aanvangen? Moeten wij soms ook inpakken, ons geld meepakken en vertrekken?
Denk even aan de parabel van de talenten, waarover Marc ons vorige week nog vertelde.
Uit het verhaal van vandaag blijkt eens te meer dat talenten veel meer zijn dan een grote geldwaarde. Ieder gebaar, iedere hulp, iedere actie ten bate van een ander, is een talent waard. Ook zaken die geen geld kosten, alleen wat moeite.
En van dat soort talenten hebben wij er allemaal wel een of meer.
Misschien nog ongebruikt.