De vorige weken hoorden wij Johannes de Doper prediken in de woestijn.
Vandaag zit hij in de gevangenis, het gevolg van een vrijmoedige uitspraak tegen koning Herodes. En vanuit die gevangenis stuurt hij zijn leerlingen naar Jezus, die intussen ook was begonnen met preken. Hij laat hen vragen: Zijt Gij de komende, of hebben wij een ander te verwachten? Het lijkt alsof Johannes aan het twijfelen gaat. Heeft hij wel de juiste voorspellingen gedaan?
Hij had immers een Messias aangekondigd die grote kuis zou houden in de wereld. Die de dorsvloer ging zuiveren, de tarwe in de schuur zou verzamelen en het kaf zou verbranden in onblusbaar vuur. Hij zou zieken genezen, doden doen opstaan en gevangenen bevrijden. Vooral van dat laatste heeft Johannes nog maar weinig mogen ondervinden.
Is er dan een conflict tussen Johannes en Jezus? Misschien wel, maar echt weten zullen we het nooit. Wat we wel weten is dat hun volgelingen het niet over alles met elkaar eens waren. Er was zoiets als een Johannesbeweging en een Jezusgemeente.
Het ideaal van de Johannesbeweging is eigenlijk een woestijnchristendom. Het legt heel sterk de nadruk op soberheid en spiritualiteit, op afzondering en bekering. Vandaag vinden we dat ideaal nog terug in het abdijmodel, waar broeders en zusters ook in afzondering leven, zich een beetje terugtrekken uit de maatschappij.
De Jezusgemeente gaat naar de mensen toe. Jezus stuurt zijn leerlingen uit naar dorpen en steden. Daar moeten zij gaan getuigen en preken, daar moeten zij zieken genezen, mensen bekeren en aan armen de blijde boodschap brengen. Zij willen hun geloof vruchten doen dragen in het gewone leven van iedere dag.
Door de hele geschiedenis van het christendom zien we dat mensen altijd hebben moeten zoeken naar een evenwicht tussen die twee levenswijzen. We hebben nood aan spiritualiteit, aan bezinning, aan stilte. Maar we hebben ook de taak om mensen in nood te helpen en bij te staan, om onrecht te bestrijden en te werken aan een betere, menselijke, solidaire maatschappij.
De vraag van Johannes is dus begrijpelijk en het antwoord van Jezus lijkt ook heel duidelijk. Blinden zien weer, doven beginnen weer te horen, wie lamgeslagen was krabbelt overeind, melaatsen worden genezen. Samengevat: wie niet meer meekon, wie niet meer meetelde in de maatschappij, wordt er opnieuw bijgehaald, mag en kan weer volop meedoen.
Op die manier brengt Jezus met zijn volgelingen in praktijk wat Jesaja ons voorspiegelde in de eerste lezing. Niet alleen gaat de dorre natuur weer bloeien, ook mensen veranderen en bekeren zich. Zij overwinnen hun angst en de gelovigen worden opgeroepen om de ontmoedigden weer moed in te spreken. De Messias zal de wereld veranderen!
Maar is dat wel zo?
Zijn alle problemen opgelost door een mooie preek, door een groep mensen vol overtuiging en goede wil? Maakt de Messias de wereld meteen beter? Concreet voor ons: komt de vrede tot stand, of zelfs maar een klein beetje dichterbij, als we over een tiental dagen Kerstmis vieren? Zelfs als we dat doen in een heel mooie viering met prachtige muziek?
Zouden we ons daarvoor niet veeleer moeten richten tot staatslieden of economen, tot geleerden en technici? Zijn zij niet eerder in staat om de wereld te verbeteren, om onrecht te bestrijden? Kunnen zij niet meer doen dan biddende kloosterlingen in een abdij? Of kleine groepjes gelovigen met heel veel goede wil maar ook met heel weinig middelen?
In zekere zin is dat wel zo, maar het kan ons niet ontslaan van onze eigen verantwoordelijkheid. Dit weekend wordt onze aandacht heel nadrukkelijk gevraagd voor Welzijnszorg. Dit jaar ligt de focus op armoede op de buiten, op het platteland. De armoede valt daar vaak minder op dan in de steden, maar ze is er wel. Er zijn vooral problemen aangaande mobiliteit en openbaar vervoer. En ook in de beperkte en moeilijke toegankelijkheid van dienstverlening en vooral in het ontbreken van voldoende betaalbare woningen.
Opnieuw: kunnen wij dat oplossen?
Of moeten de beleidsmensen dat doen? Allebei eigenlijk. Zo dadelijk kunnen wij een financiële bijdrage leveren, maar straks wordt ook onze handtekening gevraagd om de problemen onder de aandacht van politici te brengen. En helpt die handtekening? Jazeker! Het probleem is dat die oproep naar onze politici nooit onmiddellijk resultaat oplevert.
Het duurt maanden, soms jaren, vooraleer we dat merken. En dan is de actie van Welzijnszorg meestal al een beetje uit de belangstelling. Maar bijvoorbeeld: dat bij mensen in nood nu niet meer onmiddellijk de elektriciteit wordt afgesloten, maar dat er een budgetmeter wordt geplaatst, is mee het resultaat van een vroegere actie van Welzijnszorg.
En voor degenen die een beetje cynische zich de vraag stellen: wat maakt mijn bijdrage of mijn handtekening nu uit in dat grote probleem, nog even het bekende verhaaltje van Drie keer niets.
Hoeveel weegt een sneeuwvlokje?
Drie keer niets. Maar een vogeltje zat op de tak van een dennenboom toen het begon te sneeuwen. En het vogeltje begon de sneeuwvlokjes te tellen. Het telde er precies 3.741.952. En toen op het ogenlik dat de 3.741.953e op de tak neerdwarrelde drie keer niets dus begon de tak ineens te kraken, brak af en viel op de grond.
Misschien missen we nog maar één stem, één stem, om een andere, betere wereld te krijgen