Het evangelie van vandaag is een echt katholiek evangelie. Wat ik u vertel is misschien wat kort door de bocht, maar er wordt gezegd dat in de katholieke variant van het christendom er veel waardering is voor de leuke kanten van het leven: God zag dat het goed was wordt heel breed geïnterpreteerd. Carnaval is een typisch katholiek feest: vasten, zich bekeren, ja zeker, maar eerst eens goed feesten... God loven met het spek in de mond, zei Felix Timmermans.
Nu zijn er twee soorten feestjes. Feesten om te kunnen vergeten, en feesten omdat we hopen.
Allemaal hebben we ervaren: het leven is geen feestje. We gaan dood, worden ziek, kinderen sterven te vroeg, mensen worden niet waardig oud... En in plaats van bij meningsverschillen ruzies, conflicten eens samen aan tafel te zitten en het tussen pot en pint, of een glas wijn, uit te praten, slaan we elkaar figuurlijk en letterlijk de kop in.
Feesten kan dan een wanhopige poging zijn om te vergeten, ons te beroezen, en tegelijk weten we dat de kater de wanhoop alleen maar erger zal maken.
Maar feesten kan ook hoopvol zijn. Ik herinner me een feest van vijftigjarigen, als ik bijlange nog zover niet was. Daar werd gedanst dat de stukken eraf vlogen. En plots zag ik: deze mensen weten dat de helft al voorbij is, dat het einde aan de horizon steeds dichter bij komt, dat hun knoken binnenkort zo stram worden dat er geen wals meer af kan. Maar ze laten zich niet doen. Ze willen het plezier van samen te zijn, van te kunnen genieten, niet laten vergallen. Ze dansen zo intens niet om te vergeten, maar vanuit de hoop dat hun leven, ook als het aan het aflopen is, een goed leven is.
Ik denk dat die hoop heel diep-menselijk is. Daarom vieren mensen nieuwjaar en verjaardagen. Daarom is een geboorte en een huwelijk een feest waard, al weten we allemaal dat het leven voor die mensen ook ontgoochelingen zal brengen. We feesten omdat we blijven geloven dat het leven de moeite waard is.
Johannes heeft het over een feest, een bruiloft. Johannes weet heel goed wat hij schrijft, hij weet van bij het begin van zijn verhaal, waar wij nu een stukje uit gehoord hebben, hoe zijn verhaal zal aflopen. Hij heeft het over een bruiloft: een feest van hoop. Maar het zijn niet de bruidegom, of de gasten, of de tafelmeester die voor die hoop zorgen.
De bruidegom was te gierig geweest, de gasten, kunnen we tussen de regels lezen, liggen al onder tafel, te veel slechte wijn gedronken. De tafelmeester vindt het zonde die goeie wijn aan die zatlappen te versmossen. Over de arme bruid wordt zelfs niet gesproken.
Er wordt wel gesproken over Maria, en over Jezus. Maar wat Johannes over hen vertelt is niet zo eenvoudig te begrijpen. U mag het gerust weten: in dit evangelie zitten een paar knopen die bijbelgeleerden na 2000 jaar nog niet ontward hebben. Ik ga zwijgen over de laatste zin: over zijn broeders die daar genoemd worden... dat is voor een andere keer. Maar waarom is Jezus zo onvriendelijk tegen zijn moeder? En wat bedoelt hij als hij zegt Mijn uur is nog niet gekomen als hij vlak daarop toch dat mirakel doet?
Knopen dus. Laat die er maar inzitten: zo gemakkelijk is het evangelie niet altijd, zoals ook ons leven niet altijd zo gemakkelijk is. Maar er staan in onze tekst ook dingen die heel duidelijk zijn. Als Jezus het heeft over Zijn uur..., en hij zijn moeder Vrouw noemt, dan weet ieder die ooit heel het evangelie gelezen heeft, dat Johannes bij het schrijven van die woorden dacht aan het einde van zijn verhaal. Dan is het uur van Jezus gekomen, aan het kruis. Dan noemt hij zijn Moeder opnieuw Vrouw, en stelt haar aan tot moeder van Johannes, en in hem van elke gelovige.
Deze tekst bij het begin van het evangelie, dit feestelijk wonderverhaal, verwijst naar de kruisdood van Jezus. Er zijn momenten in het leven, waarin ook ons diep-menselijk geloof in de zin van het leven de bodem worden ingeslagen. Waarin de wanhoop het schijnt te halen van de hoop. Waarin na het feest alleen miserie en gebroken ontgoocheling overblijven.
Voor Johannes, en die leerlingen die nu in hem gaan geloven, komt Jezus op dat moment: als het feest voorbij lijkt, als de zure wijn tot de kater opgedronken is. Als wij het niet meer zien zitten, zegt zijn moeder, die onze moeder is geworden: Wat hij u ook maar beveelt, doe het maar. Als we dan ja kunnen zeggen, begint het echt geloof. Het geloof, dat er genoeg goede wijn is, voor iedereen, en nog veel meer. Het geloof in een geluk en een leven sterker dan de dood.
Zijn leerlingen geloofden in hem. Zij zullen met hem dan op weg gaan, tot aan Golgotha. Gaan wij mee? Laten we ons dan niet verdrinken in de roes van het vergeten en van de wanhoop.
Want .
Met veel dank aan Jean Bastiaen