Zevende zondag door het jaar A 2011 - Zaterdag 19 en zondag 20 februari 2011
"Mama, ze hebben mij weer gepest op school. Ze waren tijdens de speeltijd met drie aan mijn haar aan het trekken." "Ge moet u niet laten doen, meisje, zoek maar een paar vriendinnen en geef die pestkoppen er ook maar eens van langs. Het zal dan wel rap gedaan zijn!"
"Papa, mijn buurjongen heeft mijn pen gepikt uit mijn pennenzak". "Wacht dan maar de gelegenheid af en neem ook maar eens een paar spullen uit zijn pennenzak. Dat zal hem leren."
"Als dat de buurvrouw is die belt, doe dan maar niet open. Waarschijnlijk komt ze weer iets lenen en dan zien we het nooit meer terug. Altijd maar beloven dat ze het zal terugbezorgen, maar er komt niets van. We zijn zo zot niet meer!"
Herkenbare situaties zijn dat, maar volgens het evangelie van vandaag helemaal fout. Als ze aan je haar trekken op school, moet je zeggen dat ze ook nog eens goed aan je oren mogen trekken ook.
En als ze je pen pikken, geef dan ook maar meteen je rekentoestel. En als mensen iets willen lenen, geef dan meteen nog wat extra spullen mee. En zeg vooral dat ze het niet hoeven terug te brengen.
Als we het evangelie op die manier gaan begrijpen en vertalen, lijkt het wel compleet absurd. Wie doet nu zoiets?
"Wees volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is", zegt Jezus. Hij vraagt dus echt het onmogelijke. Of moeten we het toch niet allemaal zo letterlijk nemen?
Om te beginnen hebben we hier natuurlijk weer te maken met bijbelse taal en bijbelse beeldspraak. En met joodse wetten en gebruiken.
De oude rechtsregel bij de Joden was inderdaad: oog om oog, tand om tand. Daarmee werd bedoeld dat men niet overdreven mocht straffen, dat men zeker niet méér als straf mocht opleggen dan wat men zelf had moeten verduren.
Jezus vindt zelfs die straf nog te zwaar.
Een ander voorbeeld: het slaan op de rechterwang (met de rug van de hand) gold als een belediging waar een bepaalde straf op stond. In plaats daarvan stelt Jezus voor ook de linkerwang aan te bieden. Daarmee zeggen we eigenlijk: wij zijn niet te beledigen, je kan ons niet raken. Op die manier ontwapenen we de andere.
Als we doorheen de bijbelse taal en beelden kijken, wil Jezus eigenlijk gewoon dit zeggen: beantwoord geweld niet met geweld. Probeer de spiraal van macht en geweld te doorbreken. We kennen allemaal voorbeelden uit de geschiedenis die bewijzen hoe machtig geweldloosheid wel kan zijn. Ghandi, Martin Luther King en recent nog de relatief vreedzame revolutie in Egypte, in ieder geval veel minder gewelddadig dan gelijkaardige revoluties.
Maar, door het vooral te hebben over oorlogen en internationale conflicten, maken we het onszelf veel te gemakkelijk.
Natuurlijk zijn we tegen oorlog en bloedvergieten, maar hoe zit het in ons dagelijks leven? "Heb je vijand lief" zegt Jezus. Hoe moeten we dat gaan waarmaken?
Om te beginnen: iemand liefhebben betekent niet noodzakelijk hem sympathiek vinden, of graag in zijn gezelschap vertoeven. Of zich tot elkaar aangetrokken voelen. Dat gebeurt bij mensen waarin wij veel van onszelf herkennen, gelijk gestemden. Dan komt liefhebben als het ware vanzelf.
Maar wat in dit evangelie met liefhebben bedoeld wordt is bijna het omgekeerde. Het gaat niet over het herkennen van het gelijke in de ander, maar in het aanvaarden van het verschil. Het is veeleer het respecteren van de ander als persoon, als individu.
Daarom dat we dit soort liefhebben ook vaak omschrijven als naastenliefde. Ook dat betekent niet dat we ons bij elke naaste even goed moeten voelen. Wel dat we proberen elke naaste als mens te respecteren.
Dat doen we onder andere door niet te snel te oordelen en zeker niet te veroordelen. En hoe kunnen we dat proberen of tenminste daaraan werken? Herman Servotte heeft er mooie dingen over geschreven en hij reikt ons drie mogelijke stappen aan.
Om te beginnen: maak onderscheid tussen de persoon en de daad. Een mens valt niet samen met zijn daden. Noem hem geen dief, ook al heeft hij wat gestolen. Je mag gerust zeggen dat hij iets gestolen heeft, maar hij is veel meer dan alleen maar een dief. Niemand is alleen maar, overal en altijd een dief of een leugenaar of een bedrieger of, jawel, een pedofiel.
Ten tweede: probeer onderscheid te maken tussen het verleden en de toekomst.
Hoe vaak heeft Jezus het in het evangelie niet over mensen die een tweede kans verdienen. Of een derde en een vierde. Onze slogan "Eens gestolen, altijd dief" snijdt alle toekomst weg. Onze eigen kinderen, familieleden en vrienden geven we graag een nieuwe kans. Maar elke naaste heeft er eigenlijk recht op.
Ten derde: breng in rekening wat je weet, maar ook wat je niet weet.
Vaak begrijpen wij de ander niet omdat we er niet genoeg over weten. We weten bijvoorbeeld niet hoe wij ons zouden gedragen, mochten wij in zijn schoenen staan. Naastenliefde vereist ook een dosis bescheidenheid.
Natuurlijk gaan we die opdracht van Jezus nooit kunnen waarmaken: "Wees volmaakt, zoals uw hemelse Vader volmaakt is." Maar we kunnen al beginnen met te proberen iedereen een beetje op gelijke voet te behandelen en te beoordelen. De Vader in de hemel laat immers zijn zon opgaan over slechten en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Dat soort volmaaktheid is misschien wel na te streven.
Want wie zijn wij om te zeggen dat bepaalde mensen geen recht hebben op zon of regen?
Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier ({COMMENTAAR_AANTAL})
|