Zesde paaszondag C 2010 - Zaterdag 8 en zondag 9 mei 2010
Eerste lezing: Handelingen 15, 1-2.22-29 - 'Besluit de heidenen geen zwaardere lasten op te leggen' Evangelie: Johannes 14, 23-29 - 'De H. Geest zal u alles leren'
Als er in de eerste eeuw na Christus kranten zouden bestaan hebben, zou er vandaag een kop te lezen staan: Apostelconcilie afgesloten met bevredigend compromis. Of Besnijdenis door Paulus afgewend!. Of misschien, als het een krant van de oppositie was:Vijf minuten politiek moed volstaan niet voor Petrus.
Inderdaad, in de eerste lezing krijgen we een verslag te horen van wat men later het concilie van Jeruzalem is gaan noemen. Het jonge christendom was uitgezwermd. Zijn wieg lag in Palestina, de eerste volgelingen waren Joden die de leer van Jezus zagen als de voltooiing van de overlevering van Israël, en die bleven leven volgens de wet van Mozes. Maar vooral onder impuls van Paulus, werd het evangelie ook buiten Israël, aan Joden én ook aan niet-Joden verkondigd. En die laatsten gaven gehoor aan de boodschap van Jezus, zonder meer. Kern van de prediking van Paulus was, dat alleen het geloof in de verrezen heer de mens kon redden.
Daar kwam zoals dat in de beste families gaat ambras van. Voor bepaalde strekkingen binnen de Joodse christenen bleef de trouw aan de wet van Mozes onlosmakelijk verbonden met het christendom. En daar hoorden onder andere besnijdenis en allerhande reinheidsvoorschriften bij, over eten en drinken, en over andere domeinen van het dagelijks leven.
Dus staken de apostelen, met inbegrip van Paulus, de wijze koppen over bij mekaar, in Jeruzalem. En wat er volgens de schrijver van de Handelingen uit de bus kwam, was een eerbaar compromis: de niet-Joodse christenen moesten geen Jood worden. Hen werd alleen gevraagd niet mee te doen aan de afgodendienst want wie vlees at dat afkomstig was van de offers aan afgoden, stemde in met die cultus , inzake seksualiteit hun fatsoen te houden binnen het heidendom waren de normen wel wat losser en voor hun voedsel zich te houden aan een paar voorschriften die al van oudsher werden opgelegd aan vreemdelingen die onder de Joden woonden. En die regel om geen bloed of niet-leeggebloed vlees te eten, had waarschijnlijk veel te maken met algemeen aanvaarde regels om voedselbederf tegen te gaan.
Nu is het misschien allemaal niet zo harmonisch verlopen, als er in de Handelingen staat. Deze verhalen over de eerste kerk zijn soms nogal geïdealiseerd. Dat is geen vervalsing: zij willen, eerder dan een echt historisch verslag, ons een beeld geven van hoe een christelijke gemeenschap moet leven en handelen, zij willen ons het ideaal voor ogen houden. Maar uit brieven van Paulus kunnen we afleiden, dat er waarschijnlijk op dat concilie in Jeruzalem een aardig stukje gebakkeleid is, en dat Paulus en Petrus lijnrecht tegenover mekaar stonden, en dat waren geen zachtgekookte eitjes.
Maar hoe dan ook, het resultaat is van kapitaal belang. Dit besluit heeft als gevolg dat wij hier geen Joden zijn. De afwijkende mening van Paulus ligt aan de basis van het een essentieel kenmerk van het grootste deel van de christelijke kerken. Wij zijn geënt op de Joodse stam, wij hebben gemeenschappelijke wortels, maar onze tak is zelf een grote boom geworden, met een zelfstandige groeikracht.
Het verslag van de Handelingen is echter nog om andere redenen belangrijk: hij laat ons zien, hoe de jonge Kerk zichzelf verstond. Dit besluit was niet alleen het resultaat van al dan niet verhitte discussies, van verstandige of emotionele argumenten. Er staat:De heilige Geest en wij.... En de Geest staat eerst.
Bij de kern van het geloof van de eerste christenen hoort dat zij er niet alleen voor stonden. Meer nog: niet zij, maar de Geest zelf was de motor van wat er gebeurde met hen en hoe zij groeiden. Dat geloof wordt vandaag onder woorden gebracht in de tekst van het evangelie. Johannes laat Jezus zijn testament uitspreken, in het besef dat hij weldra zijn lijden zal ingegaan, en niet meer lichamelijk bij zijn leerlingen zal blijven.
Maar als hij er niet meer zichtbaar is, zal hij er toch zijn. Niet meer voor iedereen zichtbaar, maar hij zal wonen in het hart van wie zijn woord onderhoudt, dat wil zeggen: wie hem liefheeft. En waar Jezus is, daar is God: Wij zullen tot hem komen.... God zou in mij komen wonen, in ons, zwakke, zondige mensen, die ruzie maken? Mensen die zijn kerk te schande maken, zoals helaas zo dikwijls gebeurt? De groei in geloof, de openheid voor God, is een lange weg. Het geloof dat God in ons woont botst dikwijls met onze stommiteiten, ruzies, kleinheid, fouten, zonden. Maar toch: hij laat ons niet alleen. Ook in de strompelende weg om échte leerlingen van Jezus te worden, steunt hij ons. Dat drukt Johannes uit met het beeld van de Helper, de heilige Geest, die ons steeds opnieuw in herinnering brengt wat Jezus ons heeft geleerd.
Ja, wij zijn een kerk met fouten, met ruziemakers, met zondaars. Maar wij hebben de belofte dat God groter is dan onze stommiteiten. Deze teksten zetten ons op weg naar Sinksen: het feest waarin wij die blijvende steun vieren. Op het eerste apostelconcilie zijn Petrus en Paulus waarschijnlijk niet altijd even vriendelijk geweest, en in de kerkgemeenschap toen en nu was perfecte harmonie en broederlijke liefde dikwijls ver te zoeken. Maar er leeft meer onder de leerlingen van Jezus van Nazareth: zijn Geest houdt stand. Dat vraagt van ons wel dat wij steeds opnieuw proberen ons ervoor open te zetten. Dat betekent: nederigheid, kunnen toegeven, dat vraagt ook inkeer, luisteren naar het evangelie, luisteren naar anderen, en het bekennen van fouten, kleine en zeer erge.
Maar laten wij niet verontrust of kleinmoedig worden, als wij vaststellen dat wij herhaaldelijk tekort schieten in onze trouw aan de woorden van Jezus. God is groter dan ons kleine hart en ons zwakke karakter. Hij wil ons vrede geven, de vrede die de wereld niet kan geven: de vrede die groeit uit het geloof, dat we er niet alleen voor staan.
Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier ({COMMENTAAR_AANTAL})
|
{START_AUTEUR} {STOP_AUTEUR}
|