Vorige maandag waren er bakkers die hun etalage al vol worstenbrood hadden liggen. Zelfs zij zijn het er blijkbaar niet over eens hoe lang Kerstmis eigenlijk duurt.
Voor de Kerk is het duidelijk. Zij wil vandaag, met de doop van de Heer, de Kersttijd afsluiten.
Maar binnen in ons is er het menselijke stemmetje dat daartegen protesteert. Hoezo afsluiten? De hele advent lang hebben we er naar uitgekeken, een kerstboom en het hele huis versierd en ook onszelf opnieuw klaargestoomd.
Het Kind werd geboren. De herders zijn gekomen en later ook de koningen.
De liefde van de mens gaat door de maag. Misschien hebben we met Kerstmis kalkoen gegeten en vorige week mogelijk driekoningentaart en morgen zeker nog worstenbrood of appelbollen.
In de omgeving van Doornik is er op verloren maandag nog altijd een hele feestmaaltijd, met alles erop en eraan. Onze driekoningentaart en ons worstenbrood zijn daar een overblijfsel van.
Wie het juiste lot trekt of wie het stuk taart krijgt met de boon, die wordt voor één dag koning, zoals de kleine Jezus in de kribbe. Hij bepaalt het ritme van het feest, wanneer er gedronken wordt.
Wij kennen "de koning drinkt" alleen nog van enkele oude schilderijen waarop dat bonenfeest wordt uitgebeeld.
Nog elders in de wereld wordt koningstaart gegeten, zij het niet altijd op dezelfde dag. Zo wordt in Louisiana ook een taart gegeten met een klein porseleinen Jezuskindje erin. Maar pas op Vastenavond. Maar ja, daar komt Santa Claus ook pas met Kerstmis. Daar duurt het feestje dus nog langer.
Zoals Petrus op de berg Tabor drie tenten wilde bouwen, zo zouden ook wij wel willen dat het feest blijft duren. De Petrus in ons zegt dan: “laat de kerstboom nog maar even staan”, zodat het feestje nog wat langer duren.
Maar zoals Jezus daar op de berg Petrus terugroept, zo roept de échte Koning van de dag ook ons in het evangelie vandaag tot de orde.
Johannes wilde Hem tegenhouden. Maar Jezus zegt tegen hem: "Laat het nu maar gebeuren, zoals het past in Gods plan", laat ons nu maar volbrengen, al wat is vastgesteld.
En nadat Jezus gedoopt is, staat Hij op uit het water. En zie, de hemel gaat open en er klinkt een stem: “Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb.”
Dat zijn niet toevallig bijna dezelfde woorden als bij Jesaja en identiek dezelfde die we later zullen horen op de berg Tabor.
Het is alsof Jezus, door dat doopsel, verandert in ‘de’ Christus. Dat Hij daardoor zelf gaat beseffen dat Hij een roeping te vervullen heeft.
Als wij nu, na de doop van de Heer, ons afvragen “hoe lang duurt Kerstmis eigenlijk?”, dan moeten wij ook aan onszelf de vraag stellen: “hoe lang duurt ons eigen christen zijn eigenlijk, na ons eigen doopsel?”
Daarstraks zongen we: “wij zijn in Hem gedoopt”.
Ik kan het niet laten om daarbij altijd te denken aan het speculaasje bij de koffie. Wij zijn in Hem gedoopt, wij zijn van Hem doordrongen.
Zo wil ik mij het doopsel van Jezus voorstellen: helemaal doorweekt in het water van de Jordaan. En daarmee ook helemaal ‘gesopt' in zijn opgave.
Misschien experimenteerden we ooit wat ’dope’ of drugs met je kunnen doen: helemaal ondergaan in roes. Of misschien moesten we lijdzaam ondervinden wat ‘dopen’ is, toen dat gebeurde als jonge student of als groene soldaat. Maar voor de meesten van ons bleef het dopen beperkt tot ons doopsel, lang geleden, héél voorzichtig en met een klein beetje water, boven een bronzen kuip. Ook al hebben wij er toen niets van begrepen, toch zijn wij mét en in Hem gedoopt.
Als wij "in Hem gedoopt" zijn, als wij helemaal van Hem doordrenkt raken, dan leert Christus ons ook met andere ogen kijken. Dan zalft Hij ons met zijn vuur. Dan leert Hij ons om in iedere mens onze naaste, als een andere Jezus, te herkennen en weten wij dat God liefde is.
Maar hoe lang mag Kerstmis dan wel duren? Wel, elke zondagsviering opnieuw staan we er bij stil dat de échte geboorte van Jezus Christus niet los kan worden gezien van zijn lijden, sterven en verrijzen.
Dus eigenlijk duurt Kerstmis… tot met Pasen.
Met die gedachte wil ik graag deze Kersttijd afsluiten.
Amen.