Klonk de eerste lezing niet als een sprookje? Een wolf en een lam die samenwonen, een baby die speelt bij het hol van de adder
en een beetje verder staat er: niemand zal nog ruzie maken!
Misschien zijn er grote mensen, die niet meer in sprookjes geloven. Zij hebben ondervonden dat het leven hard kan zijn. Dat er ruzies komen en oorlogen. En dat mensen elkaar kunnen verscheuren als wolven.
Maar als wij in de kerk deze teksten voorlezen, doen wij dat omdat we geloven dat dit geen sprookje is maar een visioen van een nieuwe wereld die mogelijk is.
Komt die nieuwe wereld er vanzelf?
Neen. We moeten zelf de wereld van ieder voor zich, de wereld van naijver en geweld, de rug toekeren. We moeten ons bekeren, zoals die rare man uit de evangelielezing verkondigt. Die man heet Johannes. Hij is naar de woestijn getrokken om zich van al het overtollige in de gewone mensenwereld los te maken. En daar vindt hij de weg naar Jezus: als we leven zoals Jezus, dan komt die nieuwe wereld dichterbij. Leven zoals Jezus, dat is rechtvaardig zijn, en mild, en geweldloos, en zorgen voor zwakke mensen.
En zie, Johannes doopte de mensen die in dat geloof wilden leven, als teken van hun overtocht naar een nieuw leven. Aan zon nieuw leven beginnen, dat is je in een brede, onbekende rivier wagen om naar de overkant te zwemmen. Van de woestijn van het oude leven, naar het land van de belofte. Om dat te durven moet je veel geloof hebben.
Geloof dat het water je niet zal verzwelgen. Geloof dat er een andere oever is, ook als we die nog niet zien. In dat geloof hebben we Zoë, Finn en Benjamin symbolisch ondergedompeld in het doopwater.
Vanzelf zullen zij en wij niet aankomen in dat beloofde land. Wij moeten ook beleven wat we geloven: goed proberen te zijn zoals Jezus. Alleen kunnen we dat niet. Gelukkig zijn we met velen: ouders, een familie, peters en meters, en die gelovige mensen hier. Wij helpen elkaar bij het zwemmen om het hoofd boven water te houden, want soms zijn de golven wild en dreigend.
Maar de diepste grond van ons geloof, de vaste bodem onder onze voeten, is dat wij gedragen worden door een kracht die sterker is dan het kwade. Die kracht blijft ons trekken, zelfs als we denken dat we ten onder gaan. In die kracht is Jezus blijven geloven, ook als alles donker werd rond zijn kruis. Jezus heeft die kracht een naam gegeven: Onze Vader.
Ook als we ons machteloos voelen, Hij zal ons veilig doen aankomen.
Dat geloof moeten we blijven koesteren, en dan zullen wij nu al aan die nieuwe wereld kunnen bouwen, waar mensen elkaar niet meer als wolven naar het leven staan, maar als Gods kinderen in zijn vrede leven.