De meeste religies en culturen kennen wel een of ander doopritueel. Dat gebruik om mensen te dopen werd nadien ook overgenomen door het leger, door clubs van diverse pluimage, door studenten en jeugdbewegingen. Altijd gaat het erom dat de dopeling bepaalde handelingen of rituelen moet ondergaan. Bij studentendopen wordt dat ondergaan wel heel letterlijk genomen.
Maar ook bij een religieuze doop moet de persoon die gedoopt wordt zich nederig of onderdanig of kwetsbaar opstellen. Maar die houding wordt beloond. Want het gevolg is dat men na de doopplechtigheid beschouwd wordt als lid van de club of van de vereniging of de religie. Dat men er van dan af helemaal bij hoort, dat men van dan af mag meedoen met de andere leden.
In onze godsdienst hebben de dooprituelen ook wel een hele evolutie gekend. De oudsten onder ons de meesten dus zijn allicht nog gedoopt heel kort na de geboorte. Het was toen dringend, want men dacht dat een ongedoopt kind dat zou sterven een weinig benijdenswaardig lot beschoren was in het hiernamaals. En de kindersterfte kende toen inderdaad een hoger percentage dan nu.
Er moest dus kort na de geboorte gedoopt worden. Wij leerden trouwens in onze catechismus dat we mochten dopen met echt en natuurlijk water, zoals putwater, bronwater, rivierwater en regenwater. En er stond ook bij: in geval van nood mag en moet iedereen dopen. Zo dringend was het toen.
Onze kinderen en kleinkinderen zijn wat later gedoopt, enkele maanden na de geboorte. De viering kon dan wat persoonlijker worden met meer inbreng van de ouders en de familie. Dopen was geen puur individueel gebeuren meer, het werd ook beschouwd als een opname in de lokale gemeenschap, in de parochie.
Daaruit groeide het gebruik van gezamenlijke dopen.
En van de ouders werd een zeker engagement verlangd. Men kwam een paar keer samen om de doop te bespreken en voor te bereiden, om de viering op te stellen.
Maar nog altijd was het een klein kind, een baby die gedoopt werd. De laatste jaren is er ook wel een viering waarbij een groepje zevenjarigen wordt gedoopt, als aanloop naar de eerste communie. Die kinderen bereiden zichzelf dan ook voor, zij volgen een doopcatechese. En af en toe maken wij het mee dat volwassenen zich laten dopen, zoals vorig jaar in de Paasviering. Zij kiezen er zelf voor en hebben dan ook al een intense voorbereiding achter de rug.
De laatste jaren is er weer een nieuwe tendens opgedoken. We zien het niet in onze parochie, maar we lezen erover in de kranten en we horen het in de media. Meer en meer mensen dienen een aanvraag in om zich te laten ontdopen. Ze willen niet alleen af van het ritueel, ze willen zich als het ware laten uitschrijven, ze willen niet meer tot de kring behoren. Die tendens is er gekomen door de schandalen en misbruiken in de kerk die aan het licht zijn gekomen. En natuurlijk worden die feiten door bepaalde media gretig veralgemeend en uitvergroot. Maar anderzijds kunnen we ze natuurlijk ook niet ontkennen.
Eén van de argumenten die worden aangehaald door mensen die zich willen laten ontdopen is: wij zijn gedoopt toen we heel klein waren, we hebben er niet zelf voor gekozen, het is ons als het ware opgedrongen. En daarom willen we het ongedaan maken, nu we zelf kunnen kiezen, nu we weten dat het niet of niet meer overeenkomt met onze overtuiging.
En ergens hebben die mensen wel een punt. Kinderen werden en worden gedoopt als ze veel te klein zijn om zelf te kunnen kiezen. Maar: ten eerste maken ouders ook op andere terreinen keuzes voor hun kinderen. Ze kunnen nu eenmaal niet anders. En bovendien: wij kennen in onze kerk een paar momenten waarbij die doopbeloften persoonlijk worden vernieuwd.
Een eerste keer gebeurt dat bij het vormsel. Van twaalfjarigen wordt dan verwacht en verondersteld dat ze toch zelf beseffen wat ze beloven. En ieder jaar met Pasen hernieuwen wij allemaal onze doopbeloften. Herman zet dat trouwens de laatste jaren met veel plezier nog eens extra in de verf door ons allemaal kwistig met het pas gewijde doopwater te besprenkelen.
Maar misschien zijn dat ook rituelen waar wij iets te weinig bij nadenken, waar wij ons niet voldoende van bewust zijn. In het evangelie van vandaag laat Jezus zich dopen door Johannes. Jezus is op dat moment geen kind meer, maar een volwassen man. Hij kiest er zelf voor om gedoopt te worden. En ook al vindt Johannes zichzelf eigenlijk te min, te klein om die doop toe te dienen, toch zal Jezus zich nederig opstellen en zich laten dopen zoals iedereen.
Die doop heeft drie aspecten, of drie tekens.
Het is een teken voor de dopeling zelf, hij wil zich zuiveren.
Het is ook een teken voor de anderen, het gebeurt publiek en iedereen mag komen zien hoe oprecht de dopeling het meent.
En het is ten derde een vorm van bekering. Johannes roept in die periode iedereen op tot inkeer te komen en zich te laten dopen. Dopen is een teken van ommekeer. Volwassenen die zich laten dopen, geloven ook dat je je kan omkeren, dat je een andere richting kan inslaan. Dat die doop een nieuwe start kan zijn.
Misschien moeten wij ons allemaal af en toe eens laten ontdopen. Niet echt natuurlijk, niet officieel, maar in onze gedachten. Onszelf ontdopen en dan opnieuw herdopen. Eens heel goed nadenken over ons geloof en onze doopbeloften. Eens kijken of wij ook geen bekering nodig hebben. En ook een nieuwe start nemen.
Bijvoorbeeld samen met een kind of kleinkind dat gevormd wordt. Of met Pasen, als wij uitgenodigd worden om onze doopbeloften te hernieuwen. Of bij het begin van een nieuw jaar, als wij toch goede voornemens proberen te maken