Vierde zondag van de Veertig dagen (Lucas 15,11-32) - 17 en 18 maart 2005 (Lees hier het evangelie)
En daags voor Pasen aten zij ongezuurd brood en geroosterd graan dat van het land zelf afkomstig was. En ze aten gedurende heel het jaar wat Kanaän voortbracht.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Dit lazen we letterlijk in de eerste lezing uit het boek Jozua.
In een lezing een paar zondagen terug werd Jezus in de woestijn door de duivel bekoord. En de eerste uitdaging van de duivel was: Als Gij de Zoon van God zijt, zeg dan tegen deze stenen dat ze brood worden. .Stenen die brood worden
Welnu, die straffe stoot heeft iedereen, die de film van Broederlijk Delen over de Naamgroepen in Burkina Fasso gezien heeft, zien gebeuren: stenen die brood werden. Het waren en het zijn onvergetelijke beelden: mannen, vrouwen en kinderen die in dit onvruchtbare Sahelland in de woestijn stenen gaan rapen en ze naar hun dorp brengen. Met die stenen boorden ze met bijna plechtige gebaren hun velden af. Niet om hun eigendom tegen dat van anderen af te grenzen, maar om te verhinderen dat de vruchtbare aarde en het zaai- en plantgoed zouden wegspoelen tijdens het korte, maar soms hevige regenseizoen. De resultaten van die eenvoudige vondst zijn ronduit verbluffend. We zagen twee velden naast elkaar, het ene afgezoomd met woestijnstenen, het andere niet. Op het eerste veld was zon driekwart van de planten weggespoeld of verdord, op het andere rijpte een rijke oogst aan Afrikaanse granen. Stenen die letterlijk omgroeiden tot brood.
Vandaag luisterden wij naar de meest gekende en populairste parabel: de verloren zoon.
Mogen we nu ook niet zeggen: de jongste zoon komt werkelijk uit de woestijn terug.
Hij leed een losbandig leven. Eenmaal los gaat het hem van kwaad naar erger. Hij vertrok om vrij te zijn maar werd met de dag onvrijer.
De oudste zoon echter zit nog steeds in de woestijn. Hij heeft zijn vrijheid niet kunnen of niet willen benutten.
Kinderen opvoeden ... 't is toch niet gemakkelijk"De "jeugd van tegenwoordig" hoor je wel eens zeggen
Kinderen opvoeden is nooit eenvoudig geweest. Het is bijna de "plicht" van jongeren om nieuwe dingen uit te proberen, nieuwe wegen te zoeken, ... Iedereen van ons kent wel een gezin waar één of meerdere puberende jongeren de ouders soms tot radeloosheid brengen. Bij de meeste van hen is het een fase waar ze doormoeten, maar je zal het als ouder toch maar meemaken.
Er bestaan geen boeken of TV-nanny's die deze problemen kunnen oplossen, want elke jongere is uniek. Het fenomeen bestond ook in Jezus' tijd al; Jezus zal waarschijnlijk niet diep moeten graven hebben in zijn fantasie wanneer Hij één van zijn meest gekende parabels vertelt.
Het gaat om de grote mensenfamilie die deze aarde bevolkt met God als Vader en de gelovigen en de zoekende mensen: als zonen. Jezus vertelt het verhaal om de farizeeën duidelijk te maken dat Zijn goed nieuws ook, misschien wel vooral, bestemd is voor diegene die zij als verloren verklaard hebben. Als je het met die achtergrond leest en het een beetje actualiseert, merk je het moderne van dit verhaal.
We kennen ze allemaal: de vele mensen die opgegroeid zijn in katholieke gezinnen. Er zijn er enkele die daar een paar frustraties en kwetsuren hebben door opgelopen, maar er zijn er ook heel wat die hetgeen ze meegekregen hebben, waardevol vinden en er respect voor hebben. Misschien gaat deze parabel ook over hen. Of hij kan gewoon ook over mensen gaan die avontuurlijk aangelegd zijn, die op hun eigen benen willen staan, ... of zijn het de jongeren die weg willen uit de soms beklemmende zorg van hun ouders? Wie zal het zeggen? Die jongste zoon heeft ook vandaag nog zoveel gezichten. Ze vertrekken, vragen hun deel en proberen ergens anders het geluk te vinden.
Zoals nogal wat jongeren, is de jongste uit het verhaal ook van oordeel dat leven plezant moet zijn en hij doet dan ook uitvoerig mee aan feesten. Maar wie veel feest, komt al vlug op droog zaad te zitten. Hij moet werk zoeken en eindigt uiteindelijk als een hongerlijdende varkensverzorger, voor een jood kan die belediging tellen. Hij denkt terug aan de goede tijd bij zijn vader en besluit terug te gaan. We kunnen discussiëren over de vraag of hij terugkeert voor zijn vader of voor zichzelf, maar dat doet hier misschien weinig terzake. Hij keert terug.
Vooral het beeld van de vader uit het verhaal is sterk: hij staat op de uitkijk. Ergens las ik in een gebed:
Eén is er die al die tijd op jou heeft gewacht.
Eén die er is voor jou
ook als jij er niet meer bent voor Hem.
Eén die op je wacht tot je weer thuis komt.
Dan zal Hij zeggen:
" Je bent altijd bij Mij, en wat van Mij is, is van jou"
Lees dus maar: de vader heeft zijn zoon echt in vrijheid laten vertrekken, hij is hem niet gaan halen, hij heeft hem geen beloftes gedaan opdat hij toch zou blijven, ... Met een tedere omhelzing en een feestmaal laat de Vader zijn zoon weer thuis komen. Geen preek, geen verwijten, alleen blijheid. Het is juist met dit laatste dat de oudste zoon, maar ook de farizeeën het moeilijk hebben. Zij hebben de vreugde van de thuis nog niet ontdekt. Zij wilden thuis hun hemel verdienen. Voor hen was het zelfs hun plicht om thuis te blijven. De vader veroordeelt dit niet, hij is alleen ontgoocheld omdat hij geen blijheid vindt in het hart van zijn oudste bij de terugkeer van zijn broer. Je plicht doen is goed ... maar liefde en barmhartigheid voor mensen die andere wegen gaan, mag je nooit uitsluiten. Uit het gesprek met de Vader blijkt duidelijk dat de oudste zich tekort gedaan voelt. Hij doet verdorie zijn plicht en dit wordt niet gewaardeerd, zo denkt hij tenminste. . Hij en zijn vader ... ze spreken eigenlijk op twee niveaus. Ondanks alles is zijn vader blijven liefhebben, bij de zoon is die liefde wat op de achtergrond geraakt.
Een verhaal, tweeduizend jaar geleden verteld, en nog zo actueel. Nog altijd staan honderden vader- en moederfiguren op de uitkijk. Nog altijd zijn er mensen die dit geduld en die liefde niet willen begrijpen en afdoen als naïviteit, onnozelheid, ...
Het verhaal daagt ons uit, als christen, om ook op de uitkijk te gaan staan We moeten niet iemand achterna hollen, proberen te overtuigen om "zieltjes" te redden. Enkel op de uitkijk staan als een uitnodiging om het anders te gaan doen.
Zo zou ook de Kerk moeten zijn: zij zou ook op de uitkijk moeten gaan staan voor mensen die weg geweest zijn
of mensen die afgeschreven zijn, afgeschreven door haar eigen kleinmenselijke regels. We moeten kunnen deuren openen voor mensen die afgehaakt zijn. En ik denk dat je dit niet bereikt met Latijn te promoten of gescheiden mensen of mensen met een andere aard uit te sluiten of het hen moeilijk te maken terug aan te pikken.
Laat ons toch maar ons hart en ons kerkgebouw en onze gemeenschap openzetten We gaan toch niet doen als de verbitterde oudste zoon? Er komen al te weinig verloren zonen terug naar huis. .
Laat Pasen toch maar een nieuwe morgen brengen voor die mensen die wij al afgeschreven hebben
Met ideeën van Ward Vanoverbeke Hans Callaert
Jan.
Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier ({COMMENTAAR_AANTAL})
|