We zijn de zondag na Pasen, de tweede Paaszondag, beter bekend als Beloken Pasen.
De betekenis van die naam is niet ver te zoeken als we het evangelie van vandaag horen. De leerlingen zitten bij elkaar. De deuren op slot, mogelijk zelfs de luiken dicht. Ze zijn bang voor de Joden die hún Jezus gekruisigd hebben. Ze zitten héél dicht bij elkaar en ze bidden. Mogelijk het gebed dat Jezus hen zelf geleerd heeft, en dat ook wij nog iedere keer samen bidden.
Ze halen de gebeurtenissen op van de voorbije dagen en ze halen verhalen op van de voorbije jaren. Met ieder woord, met ieder gebaar komt de Christus geleidelijk dichter bij hen, 'groeit' Jezus onder hen. Zo concreet dat Hij plots in hun midden staat en zegt: "Vrede zij jullie!" Zo aanraakbaar nabij dat het hen overstijgt, dat ze er niet over kunnen zwijgen.
Dit is hun Paasmoment.
Niet vorige week. Toen hadden de drie vrouwen gezien dat het graf leeg was, maar zij geloofden hen niet. Pas nú gaan hun ogen open! Pas nú wordt het ook voor hen Pasen!
Pas daarna gaan ze, durven ze, onder de mensen komen en getuigen. Pas daarna gaan ze doen zoals Jezus deed, zoals we vernamen in de lezing uit de Handelingen van de apostelen.
Maar Thomas was er niet bij. Hij was nog met iets anders bezig. Je weet hoe dat gaat. Hoe dikwijls zijn wij niet met "iets anders" bezig dat op onze weg komt?
Als Thomas bij de anderen terugkeert, zijn ze nog altijd vol van hun ontmoeting met de Heer.
Thomas is eigenlijk een héél kritische apostel.
Een tijdje geleden nog (Johannes 14, 1-5), stelde Jezus hen met deze woorden gerust: "Wees niet verdrietig. Jullie geloven in God. Geloof nu ook in Mij. In het huis van mijn Vader is plaats voor heel veel mensen. Als dat niet zo was, dan had Ik het jullie gezegd. Ik ga daarheen om alles voor jullie klaar te maken. Daarna kunnen jullie ook komen. Als Ik alles heb klaargemaakt, kom Ik terug om jullie op te halen."
En Hij besloot met de woorden: "Jullie weten waar Ik heen ga, en jullie weten de weg daarheen." Toen zei die kritische Thomas: "Heer, we weten niet waar U heen gaat. Hoe kunnen we dan die weg weten?"
Als Thomas vandaag zijn medeleerlingen hoort beweren: "We hebben de Heer gezien!", dan is hij even ongelovig, even kritisch, als toen. "Allé beste vrienden", zegt hij, "gelooft ge dat nu zelf? Kom eens met jullie voeten op de grond! Ik wil het maar geloven als ik Zijn handen kan zien, met de gaten van de spijkers erin; als ik met mijn vingers die wonde in Zijn zijde kan voelen. Anders geloof ik niet."
Ook al horen we over hem niet dikwijls in het evangelie, toch is Thomas op de een of andere manier mijn lievelingsapostel. Om drie goeie redenen:
Ten eerste juist omdàt hij zo kritisch is. Het is niet omdat ik hier nu toevallig vooraan sta, dat ikzelf geen twijfelaar ben. Juist het blijven nadenken over mijn geloof maakt me sterk, dankzij Thomas.
Ten tweede omdat Thomas, zoals in het evangelie vandaag, zo letterlijk en figuurlijk, de vinger op de wonde legt. Hij dwingt ons om te kijken waar het op aan komt.
En ten derde omdat hij, net zoals ikzelf en wij allemaal wel eens, er niet altijd bij ben, omdat er andere zaken op onze weg komen of onze aandacht vragen.
Ken je nog dat verhaal over die vierde Koning die samen met die drie andere koningen op weg wou gaan naar Bethlehem, waar die kleine Koning geboren werd. Maar onderweg kwam hij van alles tegen: een gewonde man langs de weg, die hij moest verzorgen; een kind dat hij kon redden; arme mensen die hij bezocht; zieken die hij kon genezen; gevangenen die hij kon troosten. Uiteindelijk, na meer dan 30 jaar, belandt hij in Jerusalem, waar Jezus juist gekruisigd is. Hoe was dit mogelijk? Was dat de Kleine Koning, zo lang geleden in Bethlehem geboren en die hij al die jaren had gezocht? En werd hij nu gekruisigd?
En terwijl de vierde koning dichtbij het kruis neerknielde, hoorde hij een stem: "Ik was hongerig en jij gaf me te eten, dorstig en jij gaf me te drinken. Ik was naakt en jij hebt mij gekleed. Ik was vreemdeling en je hebt me opgenomen; ziek of in de gevangenis en jij bent mij komen bezoeken. Wat je voor één van mijn broeders hebt gedaan, dat heb je voor mij gedaan!"
Tijd verliezen voor een ander, tijd maken voor een medemens, is nooit verloren tijd.
Dat is één van die mooie dingen bij Jezus. Zelfs als we een tijd niet aanwezig waren, zelfs als er momenten waren waarop onze kritiek of ons ongeloof sterker waren dan ons geloof. Dan nog blijven we opnieuw welkom, blijven we even goeie vrienden.
Eigenlijk is er nog een vierde reden. Thomas werd ook wel Didymus genoemd. Twee namen die "de tweeling" betekenen. Wie de andere helft van die tweeling is, staat er nergens vermeld. Op ieder moment dat wij er niet helemaal bij zijn, zouden jij of ik die tweelingbroer of -zus van Thomas kunnen zijn.
Amen.