Pilatus, de landvoogd die tijdens het leven van Jezus het Romeinse gezag vertegenwoordigde, was een hardvochtig man. Hij deinsde ook niet terug voor gruweldaden. Zo lezen we in het evangelie dat hij tijdens een razzia onder de bevolking een aantal mensen liet vermoorden en hun bloed vermengde met dat van hun offerdieren. Daarmee was hij niet alleen bijzonder wreed, maar choqueerde hij ook het religieuze gevoel van de Joden.
Soms staat het evangelie op een lugubere manier heel dicht bij de realiteit van vandaag. Hoeveel wreedheden worden ook vandaag niet begaan door machthebbers die elke vorm van menselijkheid verloren lijken te zijn? Hoeveel onschuldige mensen hebben daaronder te lijden? Hoeveel levens zijn daardoor voorgoed verloren gegaan?
De wreedheid van Pilatus wordt in het evangelie gekoppeld aan een ongeval: de instorting van een toren, waarbij achttien mensen het leven verloren. En ook toen stelden mensen zich de vraag: waaraan hebben we dat verdiend? Wie is daar schuldig aan of toch minstens daarvoor verantwoordelijk? En in het geloof van toen: is het misschien een straf van God voor iets wat deze mensen of hun voorouders verkeerd hebben gedaan?
Aan die straf van God geloven wij waarschijnlijk niet meer, maar de vraag blijft. Waarom moeten sommige mensen zoveel lijden? Waarom sterven onschuldige kinderen in een oorlog of een ongeval? Waarom moeten mensen van de ene dag op de andere hun vaderland ontvluchten? Waarom moeten wij onze geliefden afgeven, soms na een gruwelijke ziekte of een lange lijdensweg? En waarom laat God zoveel lijden in de wereld toe? Waarom laat Hij dat gebeuren?
De vraag naar de zin van het lijden is van alle tijden. En ook Jezus had er indertijd soms een antwoord op, dat inging tegen de gangbare overtuiging van die tijd. Wie getroffen wordt door zo een ongeval, zei Hij, is niet meer schuldig of zondig dan alle anderen. Een ongeluk is geen straf van God, niet voor de betrokkenen en niet voor hun ouders of andere verwanten. God straft niet met wreedheden, met lijden en dood.
En zoals zo vaak probeert Jezus het duidelijk te maken met een gelijkenis. Hij kiest voor de gelijkenis van de onvruchtbare vijgenboom. Die vijgenboom brengt al drie jaar geen vruchten meer voort en de eigenaar wil hem omhakken. De boom brengt toch niets op en put de grond alleen maar uit. De eigenaar gelooft er duidelijk niet meer in.
Maar de wijngaardenier, die de boom al jaren verzorgt, heeft een andere mening. Hij vraagt: mag ik nog één keer proberen, de grond rond de boom omspitten en bemesten, en misschien draagt hij dan volgend jaar wel weer vruchten. Geef mij nog één jaar de kans en misschien lukt het dan uiteindelijk toch. De wijngaardenier gelooft er nog wel in.
Misschien geven wij soms iets te vlug de moed op, met het idee: er is toch niets meer aan te doen. Met die persoon is geen land meer te bezeilen, met hem zal het nooit lukken. Ik denk hier bijvoorbeeld terug aan hoe het eraan toe ging op scholen, vele jaren geleden, vooral dan de zogenaamde elite-scholen. Als een leerling minder goede resultaten behaalde, en zeker als zijn gedrag de spuigaten uitliep, werd hij van school gestuurd. Hij besmeurde de goede naam van de school en had een slechte invloed op andere leerlingen, zei men.
Maar het kwam er eigenlijk op neer: men geloofde niet meer in die jongen of dat meisje. En als een leerkracht soms toch een positieve invloed kon hebben op die leerling, was dat meestal omdat hij er wél in bleef geloven. En soms had dat resultaat, vaak tegen de mening van de meerderheid in.
Gelukkig is er wat dat betreft heel wat veranderd in de scholen vandaag. Maar het blijft zo dat mensen soms te snel worden weggestuurd of opgegeven, omdat men niet genoeg in hen gelooft. Dat gebeurt nog overal, in scholen, in bedrijven, in buurten, in sportclubs, enzovoort.
Wat geloof met mensen doet en met mensen kan bereiken, wordt bijvoorbeeld geïllustreerd in televisieprogrammas als De Kemping en Down the road. Als mensen voelen dat men in hen gelooft, groeien zij, krijgen zij vertrouwen, en blijken zij tot heel veel in staat.
De corona-pandemie heeft veel leed veroorzaakt, maar ook de zorg versterkt en mensen aangezet meer te zorgen voor elkaar. De oorlog in Oekraïne is afschuwelijk, maar heeft ook een vloed aan hulp en solidariteit teweeg gebracht.
Hoe schrijnend ook, mensen gaan niet bij de pakken zitten en geven de moed niet op. Omdat zij blijven geloven in elkaar.
Geloven in de vijgenboom, die al drie jaar geen vruchten voortbrengt. De grond omspitten en bemesten en de boom nog eens een kans geven. Geloven in mensen, hun omgeving misschien een beetje bewerken of verbeteren, op een nieuwe manier kansen geven en heel veel aanmoedigen. Soms is het leven hard, soms slaat heel veel tegen, maar geloven in elkaar kan wonderen doen.