Christus, Koning van het heelal
Toen Mussolini met zijn fascistische gedachtengang in 1922 de mars op Rome organiseerde, werd hij door zijn zwarthemden uitgeroepen als Il Duce.
In 1925 wordt Hitler de Führer van de nationaal Socialistische Duitse partij.
In datzelfde jaar schrijft Pius XI de kritische encycliek 'Quas Primas'.
Niet de macht van het fascisme, van het kapitaal, van het geweld is de basis voor een gezonde samenleving, maar de liefdevolle kracht van God,
vergevend nabijgekomen in Christus.
Tegen de massale propaganda van de fuhrers en de duce's plaatst Pius XI in 1925 het beeld van een ander leiderschap, een macht met een ander gelaat.
Hij stelt het feest in van Christus Koning. Eigenlijk een geuzenaam.
In het dom museum van Wurzburg zag ik enkele jaren geleden een boeiende confrontatie tussen moderne kunst en religieuze werken uit het verleden.
Ik werd getroffen door een van die presentaties, nu te zien in de projectie hier vooraan.
Een mensonterende middeleeuwse voorstelling van een vernederde, naakte, gegeselde en met doorndoorvlochte gekroonde Jezus. En toch opvallend die rustige blik waarmee hij je aankijkt zoals weleer zijn blik gericht was naar Pilatus.
En daarnaast dat moderne werk van een man die ook jou naar de ogen ziet.
Ondersteunend een afgebeuld lijf, tracht hij, mededogend, nabij te zijn.
Torst hij het wezenloze lijf van een van die gevluchte papa's, afgeslagen aan de grens tussen Wit-Rusland en Polen?
Een regime dat kwetsbare mensen misbruikt om druk uit te oefenen.
Hoor ik president Aleksandr Loekasjenko uitroepen: 'Wat is waarheid?'
Waar is Jezus in dat modern kunstwerk?
Is hij dat gegeseld lijf, weerloos in de handen van mensen?
Of is hij de man die je, torsend aankijkt en verlangt dat zijn rijk wortel mag schieten in je innerlijk, in je geweten.
Nee, Pilatus, mijn rijk, mijn visioen op mensen, hoort niet in deze op zichzelf gerichte wereld. Het schiet maar wortel waar, als een kind van God, je je diepste vrijheid kunt beleven.
Op de achtergrond hoor je psalm 72 opklinken, over de Messiaanse koning.
Een Messiac, vertaald betekent het: 'een doordrenkte van Gods hunker'.
"Hij zal opkomen voor misdeelden, recht doen aan de minste der mijnen.
De machten die ons dwingen zal hij breken en binden.
Voorstander zal hij zijn van de armen, een vriend van wie niemand heeft.
Voor kleinen is hij steeds bereikbaar, de rechteloze geeft hij nieuwe hoop...
Dan dragen de bergen volle schoven van vrede
en de heuvels torsen een overvolle oogst aan gerechtigheid."
"Ja, zo'n koning, en niet anders, ben ik" zegt Jezus terwijl hij Pilatus aankijkt.
De liturgie die we vandaag vieren steekt vol onverzadigbare hunker naar menselijke schoonheid, dicht bij het dagelijkse leven.
We staan met beide voeten in de realiteit van menselijk geluk en liefde,
maar vaak ook in de pijnlijke onmacht, zelfs de zinloosheid van lijden en dood.
Sommigen van ons leven met het gemis van een geliefde in het hart.
Doorheen dat alles worden wij opgetild, weggevoerd naar iets koninklijks,
naar een hoop die ons overschrijdt.
Naar een Geliefde die nooit loslaat, naar een Stem die blijft door zinderen.
Wat ik bewaar van Christus is het beeld van de mens die zijn ego overwint
en één wordt met de naamloze Bron die liefde is en die hij zijn "hemelse Vader" noemt.
Dan verlang je dat die koninklijke mens ook in jou mag openbloeien
nu we voor de dageraad staan van de advent.
Paul Scheelen