Een goede maand geleden was er - vooral in Nederland, maar ook wel hier - een hele discussie aan de gang over de rol van Zwarte Piet aan de zijde van Sinterklaas. Was er hier sprake van racisme, werd Zwarte Piet te zeer in een knechtenrol geduwd, was zijn verschijnen niet vernederend?
Vandaag, bij het feest van wat wij Driekoningen noemen, speelt die discussie helemaal niet. Iedereen vindt het normaal dat er een zwarte koning bij is, kinderen staan in de rij om zich te laten schminken.
Natuurlijk, het feest van vandaag heet ook de Epifanie of Openbaring. Wij vieren vandaag dat Jezus ter wereld is gekomen, niet alleen voor de Joden, voor een uitverkoren volk, maar voor iedereen, voor alle mensen, waar ook ter wereld.
Matteus is de enige evangelist die het verhaal vertelt. Hij zegt nergens dat het gaat over koningen, hij zegt zelfs niet dat ze met drie waren, hij noemt ook nooit hun namen. Merkwaardig is dat Matteus zelf een Jood was, opgegroeid in de traditie van Israël als het uitverkoren volk. Maar Matteus schreef zijn evangelie rond het jaar 75. Hij zag met lede ogen hoe zijn eigen volk Jezus niet had aanvaard, terwijl de zogenaamde heidenen in groten getale tot geloof kwamen.
Hij had snel door dat de komst en de boodschap van Jezus bedoeld was voor de hele wereld, zoals de profeet Jesaja ook al had voorzien. Trouwens, Matteus eindigt zijn evangelie met een gelijkaardige boodschap. Jezus geeft zijn leerlingen daar de opdracht:
Ga en maak alle volkeren tot leerling. Doop hen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Om het met een hedendaags woord te zeggen: het evangelie van Matteus is multicultureel.
De vraag is dan ook: wat doen wij hiermee?
Zijn wij in staat te zien, hoe bij andersdenkenden, mensen die een andere overtuiging hebben dan wij, er een oprecht zoeken naar waarheid kan zijn? Zijn wij in staat onze welvaart te delen met anderen, ook met andere volkeren? Zijn wij in staat onze cultuur open te stellen voor mensen met een andere invalshoek en zijn wij bereid ook hun cultuur te leren kennen en waarderen?
Uiteraard gaan we hier niet ontkennen dat het niet altijd even gemakkelijk is met elkaar samen te leven.
Natuurlijk vraagt het een voortdurende inspanning en bereidheid van beide kanten. Maar het blijft zo dat de christelijke boodschap voor ons en voor iedereen luidt: dat we er zijn voor elkaar en voor alle volkeren. Zonder onderscheid: niet tussen blank en zwart, niet tussen arm en rijk, niet tussen zwak en sterk, niet tussen geleerd en ongeschoold.
Wij bidden geregeld en in ook in elke viering het Onze Vader. We moeten af en toe eens stilstaan bij het eerste woord van dat gebed. We bidden wel degelijk tot onze Vader. Tot de vader van iedereen, niet die van mij, niet die van ons land, van onze cultuur, van onze overtuiging. Heel wat conflicten komen voort uit het feit dat bepaalde mensen of groepen zich die vader exclusief hebben toegeëigend. Hij is niet die van jullie, maar die van ons.
Godsdiensten hebben eigenlijk een kwalijke reputatie. Niet alleen onze godsdienst, maar die van ons toch ook. Godsdiensten hebben vaak hun eigen zaak gediend
en bevochten. Godsdienstoorlogen zijn niet de fraaiste bladzijden uit het geschiedenisboek van de mensheid. En hoe komt dat? Verdedigen wij bijvoorbeeld niet altijd opnieuw een waarheid die volgens ons de enig juiste is?
Misschien moeten wij allemaal wat meer bescheidenheid gaan leren. Zoals die drie mannen uit het evangelie. Het waren ongetwijfeld geen koningen, dan waren ze wel op zoek gegaan naar macht en aanzien.
Waarschijnlijk waren het magiërs of sterrenkundigen. Maar ik blijf ze toch liever wijzen noemen. Wijze mensen zijn niet in de eerste plaats mensen die weten. Het zijn mensen die vragen stellen, mensen die op zoek gaan naar de waarheid. Op die manier geven zij blijk van bescheidenheid. Zij zijn op zoek, zij volgen een ster, zij vragen de weg. Zij weten het ook allemaal niet uit zichzelf.
Herodes en zijn schriftgeleerden zochten het antwoord in boeken en geschriften. En zij vonden het antwoord niet.
Ze zijn niet wijs, maar eigenwijs. De drie wijzen gaan op zoek. En zij gaan de waarheid niet zoeken in Jeruzalem, maar in Betlehem. Niet in het centrum van de macht, maar in een plaats die uitmunt door kleinheid en bescheidenheid. Geen plaats voor koningen, eerder voor herders. En dus ook voor wijzen
En als zij het kind vinden, knielen ze voor die bescheidenheid, die echtheid en die waarheid. Betlehem is de plaats waar mensen hun eigenwijsheid, hun drang naar macht en rijkdom laten vallen. Betlehem is de plaats waar niet gevochten, maar geknield wordt.
Betlehem is de plaats waar eerst de eenvoudige herders, de mannen van het volk kwamen knielen. En later de wijzen uit het oosten.
En nog later, de hele wereld.
Alle volkeren, die elkaar allemaal die plaats gunnen. En samen knielen met al hun eenvoud en onzekerheid en twijfel. Met al hun bescheidenheid ook. Bescheiden genoeg om bij wildvreemde mensen en volkeren aan te bellen en te vragen: geef mij nen nieuwen hoed, want den ouwe is versleten