Tweede zondag van de Veertig dagen (Lucas 9, 28b-36) - 3 en 4 maart 2007 (Lees hier het evangelie)
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
In het evangelie van vorige zondag bevond Jezus zich in de woestijn; vandaag bestijgt Hij met drie van zijn leerlingen de berg. Zowel de woestijn als de berg staan in de Bijbel voor grenssituaties. Het zijn plekken waar een mens zijn grenzen ervaart en waar hij het niet al te lang kan uithouden zonder gevaar voor zijn leven. Anders gezegd: het zijn plekken waar je niet kunt blijven, maar waar je doorheen moet.
Maar, waar de woestijn verwijst naar crisissituaties waarin een mens de weg moet zoeken en de juiste keuze maken, daar is de berg vooral de plek waar toekomstperspectief geboden wordt. Wie de berg beklimt, laat het leven van alledag achter zich, kan verder zien en komt dichter bij de hemel en bij God.
Bergen zijn in de Schrift vaak ontmoetingsplaatsen van de mens en God. Zo krijgt Mozes op de berg Sinaï de tien geboden. Elia vecht zijn strijd met de afgoden uit op de berg Karmel. Jeruzalem, de stad van God, ligt op de Sionsberg. En Jezus zal sterven op Golgota, een heuvel even buiten de stad. En ook in dit stukje evangelie zitten we dus op een berg.
Belangrijk is dat we weten wat Lucas in zijn evangelie vertelt, net vóór dit fragment. Petrus had zopas Jezus officieel en plechtig erkend als de Messias en Jezus had erop gewezen dat de Messias nog veel lijden en tegenkanting te wachten stond. En dat ook zijn volgelingen zich best maar voorbereiden op een levensweg vol moeilijkheden en lijden, dat zij bereid moeten zijn dagelijks hun kruis op te nemen.
En dan bestijgen zij dus de berg. Niet wild-enthousiast, niet in een toestand van euforie, maar eerder ernstig en somber en misschien wel met de nodige twijfels over hun toekomst, over de weg die zij moeten kiezen en volgen. Is het wel de moeite waard die moeilijke weg te gaan? Ze zoeken hun toevlucht bij God, door de berg op te gaan, een stukje richting hemel.
En daar opent zich de hemel wanneer twee mannen, Mozes en Elia, niet in onze aarde begraven, zich scharen aan de zijde van Jezus. Mozes en Elia, symbool voor Wet en Profeten. Zo wordt de verbinding tussen hemel en aarde gelegd. De leerlingen waren in slaap gevallen, maar als ze wakker worden beseffen ze dat de moeilijke weg die ze te gaan hadden, de goede weg is. De weg van de wet en de profeten. De zekerheid die ze zochten, hebben ze op de berg gekregen.
Ook Abraham was op zoek naar zekerheid in de eerste lezing. Abraham had op bevel van God zijn land verlaten en zowat alles opgegeven wat hij bezat, want God had hem een nieuw land beloofd en een rijk nageslacht. Intussen is Abraham in dat nieuw land aangekomen, maar een zorgeloos leven heeft hij er niet gevonden en van dat nageslacht komt ook maar niets in huis. Abraham wil zekerheid over zijn verbond met God.
En dan voert hij een oeroud ritueel uit: wanneer twee mensen een verbond sluiten, nemen ze één of meer dieren, klieven die middendoor en leggen de helften uiteen, tegenover elkaar. Vervolgens lopen de twee verbondspartners door dat straaltje van bloed tussen de dieren en zweren daarbij de eed: 'Zoals de twee helften van deze dieren bij elkaar horen, zo horen wij bij elkaar.' En 's nachts zal inderdaad God, in de gedaante van een rokende oven en een vurige fakkel tussen de stukken doorgaan.
Zo wordt in de taal en met de symbolen van het oude testament het verbond gesloten tussen de Heer en Abraham. Een verbond dat bevestigt dat ze samen verder willen naar een nieuwe toekomst, ondanks alle moeilijkheden die daaraan verbonden zijn. Het is niet zo dat alles nu ineens goed is, dat alle problemen plots zijn opgelost. Maar ze hebben hun vertrouwen in elkaar, in de weg die ze moeten gaan, weer uitgesproken.
En op grond daarvan kunnen ze verder, zoals ook Jezus en zijn leerlingen. Want dat ze verder moeten, dat is wel zeker. Petrus probeert nog wel even dat moment op de berg, die topervaring vast te houden en langer of misschien wel voor altijd te laten duren. Hij stelt voor drie tenten te bouwen. Maar Mozes en Elia blijven niet. Ze waren er even om te verhelderen, om inzicht te helpen krijgen, om nieuwe moed te doen putten, maar blijven doen ze niet.
God zelf bevestigt de richting die Mozes en Elia, die Wet en Profeten aangeven. Hij noemt Jezus zijn Zoon. Daarmee spreekt Hij, net als aan Abraham, een belofte uit: de weg die te gaan is, is lang, de weg zal moeilijk zijn, maar het is de goede weg. Het is Gods weg, de weg naar nieuw leven.
De ervaring op de berg was voor Jezus en zijn leerlingen bijna zoiets als een toekomstvisioen. Ze kregen een glimp aangeboden van de latere heerlijkheid. Maar tegelijkertijd werd duidelijk welke weg nog diende afgelegd om die heerlijkheid uiteindelijk te bereiken. Mozes en Elia spraken met Jezus over zijn heengaan, zijn lijden en dood en Jeruzalem, maar de heerlijkheid van Pasen straalde al op zijn gezicht. De leerlingen mochten even die heerlijkheid aanschouwen om dan vol vertrouwen de berg af te dalen en verder met Jezus op weg te gaan.
Dat is de moed en de kracht die zij kunnen putten uit die bergervaring. Het bewustzijn dat voor volgelingen van Jezus moeilijkheden en tegenslagen, lijden en dood onvermijdelijk zijn op hun levensweg. Maar tegelijk de stellige overtuiging, het vaste geloof dat die weg de enige is die leidt naar Pasen. En dat wij op die weg kwistig kunnen zijn met zaadjes...
Uw positieve/negatieve reactie of commentaar hier ({COMMENTAAR_AANTAL})
|