Beste Nikki en Yves,
beste parochianen van Linkeroever en allen die hier regelmatig of toevallige deze keer hier eucharistie komen vieren.
Het is vandaag een beetje zoals in het verhaal van Lucas dat we net hoorden.
Er wordt niet gekeken op een paar man meer, iedereen kan mee aanschuiven, er is genoeg voor iedereen. Maar zo zag het er eerst niet naar uit. Althans volgens de apostelen.
Ik hoor ze al denken: Jezus is weer bezig
ziet hij niet dat het laat begint te worden? Nu begint hij weer te genezen! Waar gaan we straks met al dat volk blijven? En hier is nergens een supermarkt te zien
enz. enz...
Het gebeurt nogal dikwijls in het evangelie.
De leerlingen snappen helemaal niet waar Jezus mee bezig is. En ze zijn zo pessimistisch! Zoals toen, met die storm. En zoals op weg naar Emmaüs. Misschien zijn er onder jullie die een belletje hoorden rinkelen, toen ze hoorden: ...toen de dag ten einde liep.... Ook daar begrepen die leerlingen helemaal niet wat voor iemand met hen mee stapte.
Jezus, bij het begin van ons verhaal, deed met hart en ziel waarvoor hij gekomen was. Vriendelijk zijn, mensen opbeuren, lijden verlichten, Gods goedheid verkondigen. Zelf was hij vervuld van dat geloof in Gods goedheid, in zijn Vader die, hoe dan ook, alles ten goede zal leiden. Hij gaf zich daarom volledig aan al die mensen die op hem hun hoop stelden. En nu komen die apostelen vertellen: stuur ze weg.
Wij kunnen ze niet opvangen.
Wij hebben zelf al niet genoeg.
Hij kaatst de bal terug: Jullie moeten hen te eten geven
De apostelen pruttelen nog was tegen... en dan wordt het verhaal helemaal herkenbaar! Hij neemt het brood, zegent het, breekt het. En geeft het aan zijn leerlingen.
Dus aan ons. Lucas vertelt het verhaal van de broodvermenigvuldiging om ons beter te doen begrijpen wat het betekent als Jezus zegt: doe dit tot mijn gedachtenis. Het verhaal van de broodvermenigvuldiging is het verhaal van elke eucharistieviering. Elke keer opnieuw breken wij het brood, zoals hij gedaan heeft tot zijn gedachtenis.
Menselijk gesproken hebben wij niet veel te bieden, en zijn we vaak niet sterk genoeg om het kwade te baas te kunnen. Maar het weinige dat we hebben is meer dan voldoende, als we ons aan hem toevertrouwen. Het brood dat wij hier mogen breken en delen, is het teken van zijn leven in overvloed dat hij geeft. En dat leven moeten doorgeven wij aan anderen. De opdracht uit ons evangelieverhaal is ook aan ons gericht.
De eucharistieviering eindigt niet met de zegen, dan begint het pas, zoals het breken en delen van het brood begon nadat het Jezus' zegen had gekregen. We gaan hier buiten, de wereld in, om te proberen zoals Jezus te zijn voor wie ons tegemoet komt. Dat hoeft niet spectaculair te zijn.
Ook gewone, onopvallende mensen kunnen wonderen doen, kunnen troost brengen, kunnen opbeuren, kunnen barmhartig zijn, kunnen opkomen tegen armoede, kunnen door hun leven de blijde boodschap zichtbaar maken. Zo is de Vader aan het werk in kleine mensen.
Zoals de apostelen vragen we ons misschien af: waar is Jezus nu eigenlijk mee bezig?
Ziet hij dan niet dat wij in de problemen zitten? Maar als we ons in zijn naam hebben laten dopen, als we hem willen volgen op zijn weg, als wij gelovig samen komen om tot zijn gedachtenis het brood te breken, dan kunnen we hem in ons midden herkennen. We zullen hem in de schrift en in ons hart horen spreken over het koninkrijk Gods, dat niet van deze wereld is, maar waar wij op mogen hopen, ook als het leven eenzaam en onherbergzaam lijkt.
En we zullen blijven horen hoe hij zegt: Jullie moeten hen te eten geven. Op zijn woord kunnen we, met het weinige dat we in handen hebben, wonderen doen.