Het is goed mogelijk dat nogal wat mensen in de kerk hier die eerste lezing nogal raar vinden. Besnijdenis, verstikt vlees (wat is dat trouwens?), offervlees, wat hebben wij daar mee te maken? Nochtans vertelt deze tekst iets over een vrij belangrijk moment in de geschiedenis van de jonge kerk: de beslissing die de vergadering in Jeruzalem men noemt dat soms het eerste concilie genomen heeft dat men geen Jood moest zijn om christen te kunnen worden. Hadden ze dat niet gedaan, dan zouden wij nu in een synagoge naar het evangelie luisteren, en zouden wij volgens de Joodse wet leven.
Nu betekent dat niet dat de apostelen het Jodendom afgeschaft hebben. Paulus en Petrus zijn heel hun leven Jood gebleven, zoals ook Jezus trouwens. Maar, zegt die jonge Kerk, als we goed luisteren naar wat Jezus ons geleerd heeft, als we luisteren naar de heilige Geest die in ons werkt, dan beseffen we dat alle mensen door Jezus geroepen zijn, dat alle mensen kinderen zijn van dezelfde Vader, dat ieder het heil kan bereiken, welke ook zijn traditie, overtuiging, afkomst is, als hij de boodschap van Jezus maar volgt.
En de boodschap van Jezus is eenvoudig. We hebben ze vorige week gehoord in deze kerk, in datzelfde evangelie van Johannes: een nieuw gebod geef ik u: gij moet elkaar liefhebben, zoals ik u heb liefgehad.
Keep it simple, hou het eenvoudig, laten de apostelen weten aan die ongeruste nieuwe christenen in dat heidense Antiochië. Ze vragen alleen een paar regels te volgen die in die tijd niet speciaal waren: geen offervlees, want dan neem je deel aan heidense rituelen, geen ontucht, uiteraard, en in het Oosten toen was er geen mens die eraan dacht bloed te eten of vlees waar nog bloed inzat dat verstikt vlees .
Onze gewoontes zijn nu veranderd, we mogen met gerust gemoed leven als mensen van onze tijd. Als christelijke gemeenschap mogen we samen, biddend en luisterend naar mekaar, zoeken hoe we dat gebod van Jezus in onze tijd, binnen onze cultuur, kunnen beleven. En laten we dat doen in groot respect voor de mensen die andere gewoontes hebben en andere tradities, zoals de Joodse kerkvaders respect hadden voor die heidens geloofsgenoten.
Ik denk aan ons respect voor mensen met een andere godsdienst of een andere cultuur, maar ik denk ook aan ons, christenen onder elkaar. Ik hoop dat ook in onze kerk de liefde voor elkaar op de eerste plaats kan komen. Laten we elkaar niet beoordelen op het al dan niet naleven van geboden en verboden die ons overgeleverd zijn, laten we open staan voor de eerlijke bedoelingen van de mensen die anders denken en leven dan wij. Zie hoe ze elkaar liefhebben, dat zou het beeld moeten zijn dat de wereld van ons krijgt.
Als wij de woorden van Jezus, dat nieuw gebod, ter harte nemen, staat er in de evangelielezing, dan tonen we zo dat we Jezus graag zien. Dan zullen we luisteren, in de stilte van ons hart, naar wat zijn geest ons ingeeft. Als de liefde die Jezus heeft voorgeleefd ons richtsnoer is, en dat wil zeggen: als we ons leven geven voor mekaar, dan, zegt het evangelie, komt God in ons aanwezig, dan kan hij door ons in deze wereld werken.
Dan worden wij allemaal Emmanuel: God met ons
.
Vrede en vreugde wil Jezus ons geven. Laten we het inderdaad simpel houden, en gewoon proberen een goed mens te zijn, met vallen en opstaan: we zullen veel mensen blij maken. We zullen in vrede leven, met onszelf en met anderen. We mogen dus gerust zijn, we zullen de moed niet verliezen. Jezus laat ons niet alleen.
Ook wij mogen dan elkaar niet loslaten, ook wij mogen elkaar niet ongerust maken of in verwarring brengen, ook wij moeten proberen elkaar niet allerlei lasten op te leggen, maar wij hebben de opdracht gekregen aan elkaar zijn vrede door te geven: omdat we elkaar graag zien.