De eerste zin van de eerste lezing zet echt wel de toon van deze viering: Vreemdelingen mag je niet uitbuiten of onderdrukken.
Hier zou de lezing moeten stoppen. We zouden aandachtiger geluisterd hebben.
En de tweede zin luidt: want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte
Hier zou je nog kunnen zeggen: dat is niet voor ons bedoeld. Maar het is wel het thema.
Ik weet dat ik nu een moeilijk punt aanhaal. Een punt met veel gevoeligheden, met veel discussie. Voor sommige een partijprogramma voor anderen een ideaal om na te streven.
Blijf nu allemaal even zitten, schuif desnoods maar wat over en weer op uw stoel maar tracht eens mee met mij de teksten van vandaag te begrijpen.
Ooit zei eens iemand tegen mij: als hier geen brood genoeg zou zijn, zou ik ook wegtrekken naar daar waar wel brood te vinden zou zijn
Als we de beelden herbekijken van de brug over de Schelde, niet deze van enkele weken terug, maar deze van 100 jaar terug zien we toch een massa die wegtrekt omdat er geen brood meer is. Meer nog, omdat er oorlog is en de stad dreigt ingenomen te worden.
Als we zien hoe tussen 1870 en 1934 meer dan 2.4 miljoen mensen vertrekken met de Red Star Line naar Amerika of Canada zal dit wel een reden gehad hebben. Niet alleen Joden, of Duitsers of Oost Europeanen of Russen maar ook vele Vlamingen uit alle dorpen van ons Vlaamse land. Een luxe was dit niet, te weinig brood hier, en misschien meer brood ginder?
Zou de familie Di Rupo, de familie Bourgeois, de familie Jambon
.vroeger geen vreemden geweest zijn in ons land?
Ook de joden in onze eerste lezing waren ooit vreemdelingen in Egypte..
En dan vraagt de tekst van het evangelie ons na te denken. van wie moeten we houden? Moeten we dan toch niet proberen de vreemdelingen op een andere manier te bekijken?
Zou dat van het brood en de oorlog geen reden zijn voor het overgrote deel van de vreemdelingen, zou het zo niet zijn voor de allochtonen, voor de zwarten, voor vele moslims
.?
Akkoord wij kennen veel argumenten die deze stelling niet evident maken. Twee zijn er heel belangrijk: armoede en cultuur.
De armoede dwingt vele vreemdelingen in povere huisvesting, dwingt hen tot bedelen of ergere zaken. De cultuur wringt hen in een hoek dat ze zich moeilijk kunnen aanpassen of een reden vinden om het niet te doen.
Op de markt zie je ze allemaal, op een activiteit van de Zomer van Antwerpen zie je bijna geen enkele.
De tekst van het evangelie van vandaag is een vervolg op het verhaal van vorige week: Geef aan God wat God toekomt en aan de keizer wat de keizer toekomt. Het is een voorloper op het verhaal van volgende week.
Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart
Dat is het grootste gebod, het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief zoals u zelf
.
God kunnen we onmogelijk liefhebben zoals een mens. Niemand kan God ooit zien.
Heeft iemand hem al eens gezien? Ik ook niet. Maar als je uw naaste, uw buren, uw familie, de vreemdeling in de straat, lief hebt, heb je God ook lief.
Het bewijs dat men God liefheeft is de manier waarop men zijn naasten bemint. Daarom zegt het evangelie dat het tweede gebod, de naastenliefde, gelijk is aan het eerste.
Eigenlijk lezen we In het evangelie een positieve formulering: 'Behandel anderen steeds zoals je zou willen, dat ze jou behandelen'
Ik kan u niet vragen: bemin uw God maar ik kan wel vragen: Bemin uw naaste
Je moet u zelf natuurlijk wel graag zien
.anders wordt het moeilijk.
Ik weet, sommige mensen die heel veel van hun naaste houden moeten niets van God hebben. Dat is de realiteit maar dat is eigenlijk nog geen ramp. Ieder vult het in op zijn/haar manier.
Andersom is het ook waar:
Onze huidige paus Franciscus heeft eens gezegd tegen een hoop priesters en nonnen en broeders, die uiteraard God heel graag zagen
Tegen hen zegt hij Spiritualiteit die alleen maar naar boven gericht is, zonder de voeten op de grond te houden is niet wat God wil
M.a.w. als je geen voeling hebt met de mensen, als je niet weet wat er rond u bezig is, als je uw naaste niet kent
heeft het echt geen zin om steeds met de ogen naar de hemel te staren in de hoop dat uw gebed verhoord wordt.
Jij bent heel anders dan ik.
Je haar is kroezig en je huid is bruiner.
Je ogen zijn diep en donker.
In je armen en benen zit elastiek.
Jij viert feest op andere dagen.
Het eten bij jou thuis ruikt vreemd.
De muziek die je draait klinkt naar woestijn.
Je houdt van fellere kleuren.
Maar als je lacht, ben je net zo blij als ik.
Jouw god is vast dezelfde als de mijne.
Ook al heeft Hij een andere naam.
Jij hoort bij mij en ik hoor bij jou.
Ook al zijn we allebei anders.
Tussen ons ligt een wereld van verschil.
Maar voor de vrede en de liefde,
daar kies jij en ik voor.
Dat is zo treffend.
Dat we daardoor om elkaar te begrijpen
met een half woord genoeg hebben.
Soms vinden we het gemakkelijker om de medemens in nood die veraf is, te beminnen, dan de medemens in onze directe omgeving die hulp heel hard nodig heeft. Laten we daar maar iets aan doen of er minstens eens goed over nadenken.
Naar een idee van B.J.DE Clercq o.p.