Standpunt COC-vakbond e.a. over valkuil breed maatschappelijk debat over eindtermen
Van leRensbelang en leRarenbelang : COC-lerarenvakbond
over valkuil van breed maatschappelijk debat over eindtermen
1.Waarom mag/moet
iedereen meepraten over onderwijs, maar niet over andere belangrijke themas
als verhoging pensioenleeftijd e.d. ?
Het Vlaams Parlement koos voor een weg waar een groots
opgezet maatschappelijk debat dat de trendy woorden De Nacht van het
Onderwijs en Onderwijsfestival niet schuwt, deel van uitmaakt. Over het
antwoord op de vraag of dat de juiste weg is, verschillen de meningen. Minstens
rijst toch de vraag of de samenleving het minimum dat een school dient te
bereiken wel moet vastleggen via een debat van deze omvang? En waarom dan wel
over deze minima en niet over andere themas die ook heel de bevolking raken?
Zoals over het mobiliteitsprobleem, een eerlijke inning van de belastingen, de
haalbaarheidvan de verhoging van de
pensioenleeftijd Bij zulke materies luistert men alleen naar experts of wordt
het primaat van de politiek ingeroepen.
2.De valkuil van een
breed maatschappelijk debat
De geschiedenis heeft aangetoond hoe snel de samenleving bij
elk concreet probleem voor de oplossing richting school kijkt. In de voorbije
25 jaar is er heel wat op het bord van de leraar terecht gekomen dat ver
verwijderd is van zijn eigenlijke kernopdracht. In het kleuteronderwijs mogen
nog niet zindelijke kleuters starten, zindelijkheidstraining hoort voortaan bij
de opdracht van de school. In de lagere school lijkt de aandacht voor zorg te
primeren op onderwijs: te dikke kinderen, de school moet kinderen gezond leren
eten. Te weinig beweging: de school moet zorgen voor meer beweging.
Ook in het secundair onderwijs neemt de aandacht voor
sociale relaties en welbevinden van leerlingen een steeds grotere omvang aan.
Het is zorgelijk vast te stellen dat het beroep van leraar meer en meer
verglijdt naar een zorgberoep. Vaak is de aanleiding hiervoor een incidenteel
gebeuren, een thema dat in de actualiteit opduikt of de emoties beroert. Zo
moesten scholen in 2004 na een incident dat de media haalde plots allemaal
expliciet aandacht besteden aan holebis en moest dit expliciet worden
opgenomen in het programma. De aandacht voor deradicalisering in het onderwijs
is een meer recent gegeven. Een beleid dat daarop verder borduurt, is geen
onderwijsbeleid, maar een emo-beleid. Het gevaar bestaat - maar we hopen van
niet - dat een maatschappelijk debat niet voorbij een dergelijk emo-gehalte
geraakt.
Binnenkort moet iedereen weer zijn belastingbrief invullen:
het gevaar is niet denkbeeldig dat straks iemand voorstelt het invullen van een
belastingsbrief op school aan te leren precies alsof er binnen 15 jaar nog
belastingbrieven zullen bestaan zoals wij die vandaag kennen. Moet de school
leerlingen niet eerder doen nadenken over hoe regeringen aan inkomsten geraken?
Waaraan zij dat geld besteden? Hoe er gedifferentieerd wordt tussen burgers?
Welke sociale en ethische vragen dit oproept?
Of neem nu het rijbewijs. Is het nu echt nodig dat
leerlingen hun rijbewijs op school halen? Of moet de school leerlingen niet
eerder voorbereiden op hoe ze zich kennis kunnen toe-eigenen en hen uitdagen om
na te denken over mobiliteit, techniek, milieu en samenleving? Dat noemen we
vorming. Dat is iets heel anders dan leerlingen concreet voorbereiden op het
behalen van een rijbewijs. Dat is kortetermijndenken, dat is niet de opdracht
van de school. De school bereidt voor op lange termijn, op de burgers en de
samenleving van morgen, ook al kennen we die vandaag nog niet.
3. De vergeten
groep
In dit maatschappelijk debat kan iedereen dus zijn zeg doen,
maar de echte experts - de leraars - mogen aan dat debat participeren zoals
niet-experts. Hun expertise kan nochtans niet betwist worden. In de eerste
plaats zijn het ervaringsdeskundigen: zij hebben ervaring met 25 jaar
eindtermenonderwijs. En ze zijn met vele tienduizenden! Op zijn minst kan
gesteld worden dat ze vanuit die ervaring heel wat in te brengen hebben
.Een goede leraar beantwoordt aan een heel specifiek
profiel: hij heeft een driedubbele passie. Hij heeft een passie voor zijn vak,
hij heeft een passie voor jongeren en hij heeft een passie voor de samenleving.
Hij verdiept zich in zijn vak, hij denkt kritisch na over de samenleving van de
toekomst, hij beraadt zich over datgene wat er werkelijk toe doet en legt dat
op tafel. Van een leraar wordt verwacht dat hij jongeren vormt in zijn vak en
dat hij hen doet nadenken over de vraag hoe verhoud ik mij tot dat wat er toe
doet. Van een leraar wordt niet verwacht dat hij het mobiliteitsvraagstuk
oplost, maar dat hij jongeren vormt om hier in de toekomst anders mee om te
gaan dan de huidige generatie.
Er is nog een reden waarom het van belang is de stem van de
leraar te horen. Als geen ander komt hij als eerste in contact met de burgers
van morgen. Het onderwijs, elke school, elke klas is de voorafbeelding van de
samenleving van morgen. Daar waar gezinnen tot vandaag vaak nog in vrij
homogene buurten wonen, vaak vrij homogene socio-culturele relaties
onderhouden, zit de hele wereldbevolking vandaag in één kleuterklas. Goede
leraren kunnen als geen ander inschatten wat er toe zal doen in de samenleving
van morgen. Want die krijgt vandaag al vorm op school.
Bijlage 1
Waarom burgers vrij laten associëren over nieuwe eindtermen/onderwerpen voor het onderwijs en over zaken die overbodig zouden zijn, door leraren als misleidende stemmingmakerij wordt beschouwd.
There are many people interested in education, and theyre all entitled to their opinion. But that doesnt mean that their opinion is equally valid, informed or desirable. And those of us who stay in schools need to say that more often.
1.The current selection of subjects we offer to our children is by no means perfect. But it wasn't cobbled together by accident.. Ad hoc additions based on short term perceived utility are as welcome as changing your socks while you're running the 100 metres. I, too, would like children to know everything. But until we invent a Time Turner, we'll learn as much as we can, and try to prioritise the important stuff. We can always learn about divorce later.
2.Wilde en oeverloze voorstellen voor nieuwe eindtermen die ook opduiken in 50-dagen-debat van minister Crevits en die Crevits blijkbaar allemaal interessant vindt
A curious assumption appears : that everything that ails society could be mended, if only the education system were tinkered with and tuned in just the right way. A drop more Tolpuddle Martyrs, a pinch less Planck. The curious continuation of this philosophy leads us inevitably to the conclusion that we, the schools, the teachers, are the enemies of utopia; we are the barrier to a new Golden Age. Well, to hell with that.
*How to get a job; How to pay taks; How to vote; How to look after your health; Current events * What laws there are (HE WAS NEVER TAUGHT WHAT LAWS THERE ARE, hes particularly annoyed about this) * Financial Advice; My human rights. Apparently theres 30. Do you know them? I DONT - Reciting these rights by rote *Trading stocks; Where does money come from?; Budget (see: disperse my earnings); The cost of raising a kid; What an affidavit is * Basic first aid; Recognise the most likely mental disorders; Diseases with preventable causes * How to buy a house with a mortgage; Advice that could literally save thousands of lives * Present day practical medicines * Domestic abuse (and get the facts); How to help my depressed friend with a mental state * Teaching the kids how to parent; How to have kids when you want one * Being fluent in two languages * Political systems. What Im voting on. What policies exist *Enzovoort. enzovoort.
3.We do not teach because it appears to be immediately practical and useful; we teach because we are helping children to inherit their intellectual heritage, the pearls and rubies of science, art, the humanities. We don't teach it because we think it will help them change a plug (yeah, why isn't he raging about that? Or a million other things Ill categorise as handy to know?) We teach them literature, and mathematics, and art, and science, and a dozen other taxonomic milestones, because they are valuable; because they are important. Because without their acquisition, this generation is dislocated from the last one and every one prior to that, and every cultural and scientific asset is lost.
But teachers have approximately 200 days of five hours apiece per year. As it stands, we barely get them through the syllabuses. Every week I hear a different call from a segment of the chattering classes, insisting that some social ill or other be fixed by (of course) shoehorning something into the curriculum. Thats what they aways say: teach it in schools, and the evil evaporates: sexism; body image; bullying; vandalism .
4.But if we focus on what will expedite practical matters alone, we rob them of their birthright. Worse (and here Ill make a practical point), youve hobbled their further studies. If theyre learning about mortgages and how to sign on the dole, the cruel mathematics of time insists they dont learn about Under Milk Wood, or Stalin, or Copernicus. If we dispute that a child should learn quadratic equations, then we leave the next generation of mathematicians helpless until university. And its no good, no good at all to bleat, "Well, we should teach them both then." We cant, we just cant. There arent enough hours in the day.
5.This is one reason why it is so maddening that teachers are so regularly and comprehensively sidelined from discussions about education. We know what can be done; frequently, we know how to pull off miracles. But we cant change the laws of physics. Other people, external to the system, are free to say what they like; to imagine that the teaching week is infinitely elastic, and worse, to believe that any dogma or ideology can be transmitted as easily as a jingle.
We can teach them healthy eating, but we cant make them eat healthily. We could teach them about compassionate relationships, but that wouldn't cure cruelty. If it barks and lives in a kennel, I call it a dog; if someone claims that what we teach them is worthless and abstract when we pour our souls into its service, I call that an insult to the profession. If this were a Westminster suit raging against the curricular machine, theyd be damned as teacher-bashers. But if youre a rapper, or indeed Ken Robinson, tilting against the windmills of the timetable, they call you Gandhi.
Appealing as such appeals might be, theyre made of mist, a TED happy thought with no respect for the reality of what we try to do. There are many people interested in education, and theyre all entitled to their opinion. But that doesnt mean that their opinion is equally valid, informed or desirable. And those of us who stay in schools need to say that more often.
Bijlage 2 Leraar Philippe Clerick
Vrijdag, 30 Oktober, 2015
Over hoe het onderwijs er wél moet uitzien, heeft bijna iedereen zijn mening. Onze turnleraar Jan Broucke vond dat een ideaal curriculum evenveel tijd moest voorzien voor lichamelijke als voor geestelijke opvoeding. Mens sana in corpore sano, voegde hij eraan toe. En zon turnleraar staat niet alleen. De economist wil een algemeen vak economie, de statisticus een vak statistiek, de informaticus een vak programmeren, de bankier een vak geldbeheer en de postzegelverzamelaar een vak filatelie. Deze week nog zag ik een meme met de tekst: Every school should teach gardening, because food is kind of important. Ja, voedsel is belangrijk daar heeft die tuinier gelijk in.
Ook las ik onlangs een tekst van filosoof Johan Braeckman die vond dat de school vooral meer aandacht moest besteden aan Kritisch Denken wat een filosoof zijn definitie van filosofie is. Als je zon filosoof en zon tuinier samen in een onderwijscommissie zet, weet je wat er zal gebeuren: de ene zal het stokpaardje van de andere ondersteunen, er komen een paar uurtjes filosofie en tuinieren bij, en samen zullen ze een paar uurtjes afbietsen van Latijn, Frans of aardrijkskunde. Of van Nederlands. Professor Braeckman vindt de helft van wat in muffe klaslokalen geleerd wordt oh, die muffe klaslokalen! niets meer dan tijdverspilling. Als voorbeeld geeft hij de zins- en woordontleding in het lager onderwijs. Al die gezegdes en lijdende voorwerpen, daar lag de kleine Braeckman niet erg wakker van. Liever was hem het voorleesuurtje van de onderwijzer om de week mee af te sluiten.
Nu was ook mijn onderwijzer in het vijfde leerjaar, meester Dutoit, gewend om op het einde van de week een stukje voor te lezen - uit De leeuw van Vlaanderen natuurlijk, of De witte van Ernest Claes. Ook ik vond dat voorlezen veel leuker dan de lessen over het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp. Maar daaruit tot de nutteloosheid van die spraakkunstlessen besluiten, lijkt mij geen patent voorbeeld van Kritisch Denken. Als professor Braeckman nu foutloze stukjes schrijft, dankt hij dat mede aan de vlijtige oefeningen die hij toen op onderwerp en gezegde gemaakt heeft. Wellicht kent de professor ook een aardig mondje Duits. Dan zal de kennis van het lijdend en het meewerkend voorwerp hem bij het leren van die taal goed van pas gekomen zijn. Die kennis uit het lager onderwijs is zo verankerd, dat ze haast aangeboren lijkt, en niet meer naar waarde wordt geschat. Als trivial gering geschätzt, zegt filosoof Schopenhauer.
Mijn grootste meningsverschil met de professor is echter een ander. De leerstof op school, vind ik, moet bestaan uit interessante, nuttige, maar vooral ook onderwijsbare zaken. Spraakkunst, spelling, vreemde talen, wiskunde, aardrijkskunde en geschiedenis zijn onderwijsbaar. Kritisch Denken is dat heel wat minder. Braeckman meent dat je dat kunt leren uit het boekje Op Denkles van Nederlander Sebastien Valkenberg die overigens vaak naar professor Braeckman verwijst, maar dat kan toeval zijn. Elke schooldirecteur zou zijn leerkrachten dat boekje cadeau moeten doen, vindt Braeckman. Ik heb niet op mijn directeur gewacht en heb dat boekje voor de zekerheid maar zelf gekocht. Leuk. Aardig. Maar denken heb ik er niet uit geleerd.
Illustratie contextueel, 'realistisch' en constructivistisch (be)rekenen van b.v. 82-27 zoals ook het Freudenthal Instituut het propageert
Een illustratie van contextueel, zgn. 'realistisch' en constructivistisch (be)rekenen van b.v. 82-27 zoals ook het Nederlandse Freudenthal Instituut het propageert. (zie video)
'Zogenaamd realistisch' berekenen van 42-13 (zie video), 82-27 ... zoals het Freudenthal Instituut dit propageerde vertrekkende van context als 'Ik heb al 27 km afgelegd en de afstand is 82 km. Hoeveel lkm moet ik nog afleggen?. De leerlingen werken ook eerst op de getallenlijn (rijgen): 27 + 3 = 30; 30+ 10=40; 40+ 10=50; nlijn: 27 +3 = 30; 30+ 10 = 40; 40 +10=50; 50+10=60; 60+10= 70; 70+10= 80; 80+2=82 en achteraf nog eens al die deeloplossingen optellen.
Ook in Vlaanderen waren/zijn er professoren, begeleiders, ontwerpers van eindtermen en leerplannen die de 'realistische' aanpak van het Freudenthal Instituut propageerden. We besteedden vanaf 1985 veel energie aan het bestrijden van de realistische (vanuit contexten) en constructivistische (elke leerling moet zijn eigen wiskundekennis, berekeningswijzen..construeren) aanpak van het FI. We slaagden erin om de FI-aanpak buiten het leerplan lager onderwijs te houden. De FI-aanpak drong jammer genoeg wel door in het leerplan wiskunde 1ste graad s.o.
In de recente bijdrage 'Zin in leren' (school+visie, december 2015) vernemen we tot onze grote verbazing dat de katholieke onderwijskoepel voor het nieuwe leerplan wiskunde lager onderwijs nu ook de contextuele en constructivistische richting uit wil.
Bijlage: kritiek op constructivistische en contextuele wiskunde van Freudenthal Instituut en Co (vanaf 1985)
Vanaf ongeveer 1985 kregen we te maken met de constructivistische, aardse en situationele (contextuele) en zogezegd realistische wiskunde van het Nederlandse Freudenthal Instituut en vanuit de VS (Standards)
Enkele kritieken op de constructivistische & contextuele wiskunde
*Te veel voor-wiskunde, rekenen met instap-contexten, en te weinig decontextualiseren (loskomen van specifieke context als Ik moet met de auto 82 km ver, ik heb al 27 km afgelegd, hoeveel moet ik nog afleggen? *Te veel respect voor eigen(zinnige) constructies van elke leerling, bemoeilijkt begeleiding en automatisatie; geen aandacht voor belang van standaardrekenprocedures *Te veel constructie van individuele leerlingen, te weinig respect voor wiskunde als cultuurproduct
* Contextuele watertoren-wiskunde van Freudenthal en Co houdt geen rekening met beperkte leertijd *Te weinig sturing vanwege de leerkracht; te weinig structurering en stapsgewijze aanbreng *Te weinig aandacht voor gevarieerde leerarrangementen: b.v. verwaarlozing van mechanistische aspecten: automatisering en memorisering *Fixatie aan aanschouwelijke ondersteuning (modellen) zoals getallenlijn *Kloof tussen realistische theorie en wat realiseerbaar/werkbaar is in de praktijk *Verwaarlozing van klassieke metend rekenen, met inbegrip van de formules voor de berekening van de oppervlakte e.d. *Verwaarlozing van klassieke meetkunde : enkel nog ruimtelijke ori<êntatie *Verwaarlozing van klassieke vraagstukken **Zwakke, maar ook betere leerlingen zijn de dupe.
Visie van vroegere pedagogisch coördinator katholiek basisonderwijs Jan Saveyn haaks op deze van zijn opvolgers
1..Inleiding
De vroegere pedagogisch coördinator van de katholieke onderwijskoepel
(basisonderwijs), Jan Saveyn, vertolkte een andere visie dan deze die de huidige pedagogische
verantwoordelijken van de katholieke onderwijskoepel propageren in hun nieuwe
leerplanconcept Zin in leren (zie bijdragen in school+ visie). In tegenstelling met zijn opvolgers was Saveyn ook een pleitbezorger van het klassieke leerplanconcept waarin de leerstofpunten vrij duidelijk en volledig (per leeftijdsgroep) worden opgesomd. Zijn opvolgers stellen dat leerplannen en methodes 'geen gesneden brood' meer mogen aanbieden, maar eerder puzzelstukken.
2.Saveyn weesop gevaar van pedagogischehypes, petites religions
In teksten van kopstukken van de koepel van het
katholiek basisonderwijs over hun nieuw leerplanconcept Zin in leren treffen
we heel wat pedagogische hypes aan (zie analyses in Onderwijskrant nr. 176 op www.onderwijskrant.be)
Jan Saveyn wees nog in 2007 op het gevaar van de
vele pedagogische hypes: Men kan kritische vragen stellen bij dehoge
verwachtingen van het zelfontdekkend lerenen het zelfstandig leren van
leerlingen, zeker als hetzwakke leerlingen betreft. Of bij het vele
heil dat men verwacht van leren van elkaar, en daarmeeverbonden het
minimaliseren van het effect van expliciete sturing door de leerkracht.
Sommigen gaanin die zin, onder de vlag van Het Nieuwe Leren, al
dergelijke eenzijdigheden propageren.
Daarbij is typisch dat de zgn. petites religions
algemene geldigheid claimen en dat ze meerabsoluut vooropstellen dan ze
met resultaten kunnen aantonen. Het meest verontrustende effect is nog dat de
(eenzijdige) methode waarin men gelooft een sluier legt over het geheel van de
doelen. De vervaging van het onderscheid tussen middel en doel, zorgt ervoor
dat bepaalde elementen van het curriculum teveel of te weinig aandacht krijgen
(Nova et Vetera, september 2007).
3. Saveyn : te weinig aandacht voor
onderwijsinhoudelijke opdracht van de school ook bij begeleiders en
bijscholers
Saveyn betreurde ook dat er te weinig aandacht
was voor de onderwijsinhoudelijke
opdracht van de school: De onverwacht sterke belangstelling van
veel onderwijsmensen voor het zogenaamde kennisdebat (uitgelokt door
O-ZON-campagne 2007 van Onderwijskrant) willen we als een kans beschouwen om de
aandacht meer en weer te richten op de kerntaak van het onderwijs: ervoor
zorgen dat de leerlingen de dingen die goed voor ze zijn op de meest
doeltreffende wijze in hun school verwerven. Ook de pedagogische begeleidingsdiensten
zullen zich kritisch moeten afvragen of ze voldoende aandacht blijven besteden
hebben voor de onderwijsinhoudelijke opdracht van de school. De voorbije 20 jaarwas er in publicaties en bijscholingen
opvallend weinig aandacht voor die leerinhoudelijke opdracht. 25 jaar geleden
was er meer leerinhoudelijke deskundigheid aanwezig dan op vandaag - en dat
is ook een handicap bij de opstelling van de nieuwe leerplannen.
Saveyns opvolgers binnen de katholieke koepel verkondigen een totaal andere
didactiche visie en willen zelfs nog minder aandacht aan de
onderwijsinhoudelijke opdracht besteden. We vrezen dat het momenteel ook binnen
de koepel aan leerinhoudelijke deskundigheid & belezenheid ontbreekt.
4.Saveyn: veel lof voor leerplan en
onderwijs wiskunde; opvolgers: vrij negatief
Opvallend is ook dat de huidige opvolgersvan Saveyn zich totaal anders uitspreken over het leerplan wiskunde en
over het wiskundeonderwijs dan Saveyn. In Zin in wiskunde ( school+visie
van december 2015) liet Sabine Jacobs zich vernietigend uit over ons
wiskundeonderwijs - dat volgens haar
niet echt zinvol is en veel weerzin bij de leerlingen zou uitlokken (zie
anakysein Onderwijskrant 176).
Jan Saveyn prees in 2007 het leerplan wiskunde. Saveyn prees o.a. het feit
dater in ons leerplangekozen werd voor een evenwicht in
hetinhoudelijk aanbod en voor
eclectisme inzake werkvormenen dus
niet voor het eenzijdigewiskunde-onderwijs van het Freudenthal Instituut. Saveyn schreef
verder: In de realiteit van onderwijs-leerprocessen en volgens het leerplan is
er vooral veel complementariteit van verschillende soortendoelen en verschillende soorten leren. Hetpraktijkverhaal is er een van en en en niet van of of. Dat is ook zo
voor de aanpak. Die is én sturend én zelfsturend, met meer of minder
leerlingen-initiatief, altijd afhankelijk van het doelenpakket dat op een
bepaald moment aan de orde is, en van de wijze waarop de leerlingen leren.
Bij de opstelling van het leerplan wiskunde hebben we als leerplanontwerper
gekozen voor een visie die we al in 1987 in
Onderwijskrant bepleitten: een herwaardering van de velegoede elementen uit onze sterke Vlaamse
wiskunde-traditie en een aanvulling met enkele waardevolle nieuwe elementen. De
Vlaamse methodes vertonen inderdaad een beter evenwicht dan de Nederlandse, er
is meer aandacht voor kennis van rekenfeiten, automatiseren en oefenen. Ook
klassieke meetkunde komt in Vlaanderen meer aan bod. En verder werken we vaker
met vaste oplossingsmethodes bij rekenen en vraagstukken. Zo kiest het leerplan
VVKBaO bijvoorbeeld ook voor het eerst aanleren van een standaardprocedure bij
rekenen en pas daarna voor het leren kiezen van flexibele oplossingsmethodes.We voegen er aan toe dat er bij ons
ook meer aandacht is voor het traditionele metend rekenen dan in Nederland en
in dan in onze eindtermen. De eindtermen schraptenb.v. de kennis vande formules voor oppervlakteberekening e.d.,
wij behielden ze in het leerplan. Er is in Vlaanderen ook meer aandacht voor
klassieke vraagstukken. Ook inzake werkvormen pleitten we voor een eclectische
en veelzijdige aanpak. Jammer genoeg mochten we ons niet beperken tot een
opsomming per leeftijdsgroep van de leerstofpunten zoals in de klassieke
leerplannen,waardoor het leerplan
minder hanteerbaar is voor de praktijkmensen.
5..Kritiek van Saveyn op evolutie in
taalonderwijs. Negatie van kritiek door zijn opvolgers
Saveyn sprak zich in 2007 wel kritisch uit over evoluties in het
taalonderwijsen vooral op de nefaste
invloed van het Leuvens Steunpunt NT2-Leuven van prof. Kris Van den Branden en
co (momenteel CTO: Centrum voor Taal en Onderwijs). Saveyn werd merkwaardig genoeg een paar jaar
geleden opgevolgd door een vurige propagandiste van het taakgericht
taalonderwijs van het CTO -Machteld
Verhelst.
Jan Saveyn bevestigde in 2007 dat veel praktijkmensen
terecht met veel vragen zitten omtrent het vak Nederlands.Dit was in sterke mate tot uiting gekomen in
de context van O-ZON-campagne van Onderwijskrant. De misnoegdheidwas volgens Saveyn onder meer het gevolg van
de invloed van de eenzijdige taalvisie van het Leuvens Taalsteunpunt van Van
den Branden en Co. Saveyn beteurde dathetTaalsteunpunt opteerde voor radicaal
vaardigheidsonderwijs. Woordenschatrijtjes, zinsontleding, aanleren van grammaticale
en spellingregels waren uit den boze. De leerling moest volgens de
analytische taalverwervingsmethode al doende leren vanuit globale taaltaken
(brief schrijven, telefoongesprek. ..) en zelfontdekkend zijn eigen taal
analyseren. Vanuit de constructivistische leertheorie moesten de leerlingen
enkel geconfronteerd worden met realistische en uitdagende taaltaken. De leraar
was vooral coach van het leerproces. Saveyn vertelde er wel niet bij dat
de taaltenoren van het (katholieke) leerplan, Ides Callebaut en Bart
Masquillier, in het zelfde taalbedje ziek waren.
Saveyn concludeerde: Veel praktijkmensennemen aanstoot aan de exclusieve keuze voor inhouden vanuit een louter
functioneel oogpunt, evenals aan de stelling dat men onderwijsleerprocessen
altijd aan realistische, authentieke contexten moet zien te koppelen, aan het
ontbreken van banden met de traditie van het systematisch moedertaalonderwijs,
aan het geen aandacht schenken aan de verwachtingen van het secundair onderwijs
ten aanzien van de basisschool.
In publicaties van de taaltenoren binnen de
katholieke koepel merkten we dat ze blijven aansturen op de door Saveyn
terechte bekritiseerde taalvisie.Enuitgerekend een ex-medewerkster van het
Leuvens Taalsteunpunt, Machteld Verhelst, werd de opvolgster van Jan
Saveyn binnen dekoepel. We merkten
ook al dat Verhelst zich jammer genoeg blijft verzetten tegen de invoeringvan intensief NT2 vanaf de eerste dag van het
kleuteronderwijs net als het Leuvens SteunpuntNT2 destijds.
Problemen hoger onderwijs: niet enkel onderfinanciering!
De hervorming van het hoger onderwijs in 1995 was in de eerste plaats bedoeld als een besparingsoperatie. Onderwijskrant heeft daar steeds tegen geprotesteerd. We stonden destijds wel alleen in het verzet tegen de invoering van de funeste enveloppefinanciering; ook de vakbonden waren voorstander.
Er werd jammer genoeg ook voortdurend aangedrongen op de verlenging van de studieduur (Bologna, industrieel ingenieur, verpleegkunde e.d.), een extra specialisatiejaar ... Nog niet zolang geleden drongen velen - ook hog...escholen - aan op een (overbodige) verlenging van de lerarenopleiding.
Conform de wet van Parkinson ontstonden grote hogeschool-koepels met een groot aantal vrijgestelden - een enorme overhead. We hebben daar tijdig voor gewaarschuwd.
In Brugge was er tot nog toe 1 HBO5-opleiding voor verpleegkundigen. Er komen er straks nog 2 bij. Zo zullen er in Brugge zelfs 2 opleidingen zijn van hetzelfde katholieke net die elkaar zullen beconcurreren. De hervorming van 1995 beoogde nochtans schaalvergroting. (Terloops: er zijn na 1995 ook veel opleidingen regentaat lichamelijke opleiding bijgekomen.)
In Brugge wordt een nieuwe en dure universiteit gebouwd voor een beperkt aantal (Oostendse) studenten industrieel ingenieurs e.d. Geraamd op 25 miljoen euro. Waarom verhuist het beperkt aantal Oostendse ingenieur-studenten niet naar De Gentse Arteveldehogeschool? Waarom verhuist het beperkt aantal studenten hoger technisch onderwijs, niet naar de Kortrijkse campus van Vives-hogeschool met een zelfde opleiding waar er veelal te weinig studenten zijn voor de vele specialisaties?
Er werden ook te vaak prestigieuze gebouwen opgetrokken op de nieuwe campussen. Hierbij namen veel hogescholen te grote risico's met lenigen op lange termijn aan een hoge intrest. De leninglast van de hogescholen is enorm.
Noot: over de vele andere problemen van het hoger onderwijs als gevolg van hervormingen als outputfinanciering, radicale flexibilisering ... hebben we al vaak gerapporteerd. Maar ook die hervormingen hebben de hogescholen destijds niet gecontesteerd.mmm
Pleidooi voor systematisch woordenschatonderwijs: haaks op taalvisie in huidige leerplannen
What does the current research on vocabulary instruction say? (REL)
The members of the Massachusetts Reading Association Studies and Research Committee set out to determine what research from 2000 to 2010 says about vocabulary instruction The NRPs synthesis of vocabulary research identified eight findings that provide a scientifically based foundation for the design of rich, multifaceted vocabulary instruction. The findings are:
Provide direct instruction of vocabulary words for a specific text. Anderson and Nagy (1991) pointed out there are precise words children may need to know in order to comprehend particular lessons or subject matter.
Repetition and multiple exposures to vocabulary items are important. Stahl (2005) cautioned against mere repetition or drill of the word, emphasizing that vocabulary instruction should provide students with opportunities to encounter words repeatedly and in a variety of contexts.
Vocabulary words should be those that the learner will find useful in many contexts. Instruction of high-frequency words known and used by mature language users can add productively to an individuals language ability (Beck, McKeown, & Kucan, 2002). Research suggests that vocabulary learning follows a developmental trajectory (Biemiller, 2001).
Vocabulary tasks should be restructured as necessary. Once students know what is expected of them in a vocabulary task, they often learn rapidly (Kamil, 2004).
Vocabulary learning is effective when it entails active engagement that goes beyond definitional knowledge. Stahl and Kapinus (2001) stated, When children know a word, they not only know the words definition and its logical relationship with other words, they also know how the word functions in different contexts.
Computer technology can be used effectively to help teach vocabulary. Encouragement exists but relatively few specific instructional applications can be gleaned from the research (NICHD, 2000).
This publication reviews the most recent research on vocabulary acquisition and instructional practices since the release of the National Reading Panels report.
Sweeny, S. M., & Mason, P. A. (2011). Research based practices in vocabulary instruction: An analysis of what works in grades preK12. Boston, MA: Studies & Research Committee, Massachusetts Reading Association.
. Our review revealed several categories of best practices for teaching all students, and specific considerations for working with special populations, including at-risk learners, ELLs, and students with learning disabilities, as well as recommendations for content-area vocabulary instruction. The review also prompts a suggestion of what not to do, specifically, to avoid drill and practice!
The following sections provide a synthesis of the research findings, specific suggestions teachers can use in their classrooms, recommendations for supporting the vocabulary development of special needs students and English Language Learners, content area vocabulary instruction, and school-level considerations. A brief explanation for each category is provided and interested readers can use the Reference section to locate original research articles for more details.
Hairrell, A., Rupley,W., & Simmons, D. (2011). The state of vocabulary research. Literacy Research and Instruction, 50(4). 253271.
Twenty-four studies were included in this systematic review of vocabulary research literature. The review corroborates the findings of past studies that several strategies have emerged that increase students vocabulary knowledge. Findings further reinforce the National Reading Panels recommendations regarding the context and magnitude of studies needed. Additionally, the analysis of the methodological characteristics of the 24 studies reveals mixed alignment of research methods with standards recommended by educational and research organizations.
Gifford, M., & Gore, S. (2010). The effects of focused academic vocabulary instruction on underperforming math students (ASCD Report). Alexandria, VA: ASCD.
The study was designed using the book Building Academic Vocabulary: Teachers Manual (2005) by Robert Marzano and Debra Pickering as well as research by Marzano, John Kendall, and Barbara Gaddy from the book Essential Knowledge: The Debate Over What American Students Should Know (1999).
Apthorp, H., Randel, B., Cherasaro, T., Clark, T., McKeown, M., & Beck, I. (2012). Effects of a supplemental vocabulary program on word knowledge and passage comprehension. Journal of Research on Educational Effectiveness, 5, 160188.
A cluster randomized trial estimated the effects of a supplemental vocabulary program, Elements of Reading® vocabulary on student vocabulary and passage comprehension in moderate- to high-poverty elementary schools. Forty-four schools participated over a period spanning 2 consecutive school years. At baseline, 1,057 teachers and 16,471 students from kindergarten, first, third, and fourth grade participated. The schools were randomly assigned to either the primary or intermediate grade treatment group. In each group, the non-treatment classrooms provided the control condition. Treatment classrooms used the intervention to supplement their core reading program, whereas control classrooms taught vocabulary business-as-usual. The intervention includes structured, weekly lesson plans for 6 to 8 literary words and aural/oral and written language activities providing multiple exposures and opportunity for use. Hierarchical linear modeling was used to estimate both proximal (Year 1) and distal (Year 2) effects on vocabulary and passage comprehension. The intervention had positive and statistically significant proximal effects but no statistically significant distal effects. The results indicate that the intervention can improve targeted vocabulary and local passage comprehension, but expecting global effects may be overly optimistic.
Biemiller, A., & Boote, C. (2006). An effective method for building meaning vocabulary in primary grades. Journal of Educational Psychology, 98, 4462.
Teaching vocabulary to primary grade children is essential. Previous studies of teaching vocabulary (word meanings) using story books in the primary grades reported gains of 20%-25% of word meanings taught. The present studies concern possible influences on word meaning acquisition during instruction (Study 1) and increasing the percentage and number of word meanings acquired (Study 2). Both studies were conducted in a working-class school with approximately 50% English-language learners. The regular classroom teachers worked with their whole classes in these studies. In Study 1, average gains of 12% of word meanings were obtained using repeated reading. Adding word explanations added a 10% gain for a total gain of 22%. Pretesting had no effect on gains. In Study 2, results showed learning of 41% of word meanings taught. At this rate of learning word meanings taught, it would be possible for children to learn 400 word meanings a year if 1,000 word meanings were taught. The feasibility of teaching vocabulary to primary grade children is discussed.
Elleman, A. M., Lindo, E. J., Morphy, P., & Compton, D. L. (2009). The impact of vocabulary instruction on passage-level comprehension of school-age children: A meta-analysis. Journal of Research on Educational Effectiveness, 2, 144.
A meta-analysis of vocabulary interventions in grades pre-K to 12 was conducted with 37 studies to better understand the impact of vocabulary on comprehension. Vocabulary instruction was found to be effective at increasing students ability to comprehend text with custom measures (d = 0.50), but was less effective for standardized measures (d = 0.10). When considering only custom measures, and controlling for method variables, students with reading difficulties (d = 1.23) benefited more than three times as much as students without reading problems (d = 0.39) on comprehension measures. Gains on vocabulary measures, however, were comparable across reading ability. In addition, the correlation of vocabulary and comprehension effects from studies reporting both outcomes was modest (r = .43).
Marulis, L. M., & Neuman, S. B. (2010). The effects of vocabulary intervention on young childrens word learning: A meta-analysis. Review of Educational Research, 80, 300335.
This meta-analysis examines the effects of vocabulary interventions on pre-K and kindergarten childrens oral language development. The authors quantitatively reviewed 67 studies and 216 effect sizes to better understand the impact of training on word learning. Results indicated an overall effect size of .88, demonstrating, on average, a gain of nearly one standard deviation on vocabulary measures. Moderator analyses reported greater effects for trained adults in providing the treatment, combined pedagogical strategies that included explicit and implicit instruction, and author-created measures compared to standardized measures. Middle- and upper-income at-risk children were significantly more likely to benefit from vocabulary intervention than those students also at risk and poor. These results indicate that although they might improve oral language skills, vocabulary interventions are not sufficiently powerful to close the gapeven in the preschool and kindergarten years.
Nelson, J. R., & Stage, S. A. (2007). Fostering the development of vocabulary knowledge and reading comprehension through contextually-based multiple meaning vocabulary instruction. Education and Treatment of Children, 30, 122.
The primary purpose of this study was to assess the effects of contextually-based multiple meaning (i.e., words with multiple meanings) vocabulary instruction on the vocabulary knowledge and reading comprehension of students. Third and 5th grade students received either contextually-based multiple meaning vocabulary instruction embedded in the standard language arts instruction offered to all students over a three-month period or the standard language arts instruction alone (i.e., non-specific treatment). Students who received the contextually-based multiple meaning instruction generally showed statistically and educationally significant gains in their vocabulary knowledge and reading comprehension relative to students who did not. These gains were most evident in reading comprehension. Additionally, students with low initial vocabulary knowledge and reading comprehension achievement tended to show greater gains than those with average to high achievement. These effects were more pronounced in the case of 3rd grade students. The results and limitations are discussed.
Kamil, M. L., Borman, G. D., Dole, J., Kral, C. C., Salinger, T., & Torgesen, J. (2008). Improving adolescent literacy: Effective classroom and intervention practices: A Practice Guide (NCEE #2008-4027). Washington, DC: National Center for Education Evaluation and Regional Assistance, Institute of Education Sciences, U.S. Department of Education.
The goal of this practice guide is to present specific and coherent evidence-based recommendations that educators can use to improve literacy levels among adolescents in upper elementary, middle, and high schools. The target audience for the practice guide is teachers and other school personnel who have direct contact with students. The practice guide includes specific recommendations for educators along with a discussion of the quality of evidence that supports these recommendations.
The first recommendation is that Teachers should provide students with explicit vocabulary instruction both as part of reading and language arts classes and as part of content area classes such as science and social studies. By giving students explicit instruction in vocabulary, teachers help them learn the meaning of new words and strengthen their independent skills of constructing the meaning of text.
Stone, B., & Urquhart, V. (2008). Remove limits to learning with systematic vocabulary instruction. Denver, CO: McREL.
Throughout this booklet, we describe the positive outcomes that result when a school-or district wide vocabulary program is strategically developed and intentionally implemented. The booklet includes three sections: Section One is a brief overview of research on vocabulary development, including a rationale for helping students develop a rich working vocabulary Section two details four research-based principles for vocabulary development Section three provides strategies for translating research on vocabulary instruction into classroom practice.
Goodson, B., Wolf, A., Bell, S., Turner, H., & Finney, P. B. (2010). The effectiveness of a program to accelerate vocabulary development in kindergarten (VOCAB). (NCEE 2010-4014). Washington, DC: National Center for Education Evaluation and Regional Assistance, Institute of Education Sciences, U.S. Department of Education.
REL Southeast conducted a randomized control trial in the Mississippi Delta to test the impact of a kindergarten vocabulary instruction program on students expressive vocabulary the words students understand well enough to use in speaking. The study found that the 24-week K-PAVE program had a significant positive impact on students vocabulary development and academic knowledge and on the vocabulary and comprehension support that teachers provided during book read-alouds and other instructional time.
White, C. E., & Kim, J. S. (2009). Putting the pieces of the puzzle together: How systematic vocabulary instruction and expanded learning time can address the literacy gap. Washington, DC: Center for American Progress.
This report makes several recommendations to address disparities in vocabulary and spoken language based on childrens family income and English-language proficiency. Schools should use systematic vocabulary instruction throughout the school day and during expanded learning time, sustain a school-wide program, regularly assess student knowledge, and help teachers target the right words during instruction. The report suggests that expanded learning time policies may enhance the effectiveness of systematic vocabulary instruction for low-income children and English language learners.
Blachowicz, C. L. Z., Fisher, P. J., & Watts-Taffe, S. (2005) Integrated vocabulary instruction: Meeting the needs of diverse learners in grades K-5. Naperville, IL: North Central Regional Education Laboratory, Learning Point Associates.
The goal of this document is to provide the information that teachers and other educators need to implement an integrated and comprehensive approach to vocabulary instruction. Integrated means that vocabulary is a core consideration in all grades across the school and in all content areas across the school day. Comprehensive means that vocabulary instruction encompasses much more than a list of words to teach at the beginning of the week. Rather, it involves a common philosophy and shared practices, based on a solid understanding the knowledge base and supported by curricular considerations as well as classroom and school organizational procedures.
Institute of Education Sciences Resources: Regional Educational Laboratory Program (REL); IES Practice Guides; What Works Clearinghouse (WWC); Doing What Works (DWW); Institute of Education Sciences (IES); National Center for Education Research (NCER); National Center for Education Evaluation and Regional Assistance (NCEE); National Center for Special Education (NCSER); National Center for Education Statistics (NCES)
Other Federally Funded Resources: The Assessment and Accountability Comprehensive Center; The Center on Innovation and Improvement; The Center on Instruction; The National Comprehensive Center for Teacher Quality; National Center for Research on Evaluation, Standards, and Student Testing; National Center for Performance Incentives; National Research and Development Center on School Choice, Competition and Achievement; National Research Center for Career and Technical Education; National Research Center on the Gifted and Talented
Search Engines and Databases: EBSCO Databases; ERIC; Google, Google Scholar; General Internet Search
For more information
For further questions, contact the REL Central Help Desk at relcentral@marzanoresearch.com or 1-888-840-8510.
This Ask A REL response was developed by REL Central under Contract ED-IES-12-C-0007 from the U.S. Department of Education, Institute of Education Sciences. The content does not necessarily reflect the views or policies of IES or the U.S. Department of Education, nor does mention of trade names, commercial products, or organizations imply endorsement by the U.S. government.
Bezorgdheid en (on)gelijk van Kathleen Krekels (N-VA) over M-decreet
Kathleen Krekels (N-VA) over debat over - en problemen met M-decreet: : Gemeenschappelijke leerlijn noodzakelijk
1.Bedenkingen vooraf::akkoord en niet-akkoord met standpunt van Kathleen Krekels
We zijn verheugd over de bezorgdheid van Kathleen Krekels omtrent de problemen bij de uitvoering van het M-decreet (zie punt 2).
Maar mevrouw Krekels, u schrijft ten onrechte dat de discussie in de media vaak gevoerd wordt tussen inclusiemaximalisten en minimalisten. Niets is minder waar. Wij - en bijna alle praktijkmensen - hebben steeds gezegd - net als u - dat leerlingen die het gemeenschappelijke curriculum kunnen volgen in principe thuishoren in het gewoon onderwijs. . Als ex-leerkracht weet u ook wel dat dit het standpunt is van de praktijkmensen en dat in de praktijk al lang veel leerlingen met een handicap die het gewoon curriculum kunnen volgen, geïntegreerd werden. ( Er zijn uiteraard ook uitzonderingen op dit principe: b.v. leerlingen die wel het curriculum wel kunnen volgen, (1) maar grote gedagsproblemen vertonen en hiervoor een gespecialiseerde en intense begeleiding nodig hebben in een type-3-school, (2) of constant omwille van hun handicap veel individuele aandacht en ondersteuning nodig hebben .....
Een probleem is wel dat de leerkrachten veelal weinig of geen effectieve steun krijgen voor de inclusieleerlingen en dat die leerlingen in het gewoon onderwijs geen recht hebben op gratis paramedische ondersteuning.
Maar het M-decreet zelf is dubbelzinnig en werd door de voorstanders altijd breder geïnterpreteerd - in de zin dat ook grotendeels individuele leertrajecten ingericht moeten worden. Zo zitten al heel wat leerlingen met b.v. het syndroom van Down in gewone klassen, ook al kunnen ze het grootste en belangrijkste deel van het curriculum geenszins volgen. Het gaat dan om LAT-inclusie, of beter: om exclusie binnen de klas.
U stelt ook "wanneer we kijken naar de inhoud van de huidige lerarenopleiding en de huidige onderwijsorganisatie, is de ongerustheid en frustratie omtrent het M-decreet zeker te begrijpen." Dit betekent dan blijkbaar dat men volgens u het onderwijs eerst totaal anders zou moeten organiseren. Wat bedoekt u daarmee? Zelf geloof ik niet dat dit mogelijk is en dat we b.v. het jaarklassenprincipe zouden moeten opdoeken. Ik geloof ook niet dat men de lerarenopleiding totaal anders zou moeten organiseren. Uw uitspraak betekent ook indirect dat volgens u de invoering van het M-decreet binnen de huidige schoolorganisatie onverantwoord was. En toch blijf je het decreet verdedigen.
2. Passages uit standpunt van Kathleen Krekels:
2.1 Gemeenschappelijk curriculum
"We spreken dan over inclusie van die leerlingen die mits redelijke aanpassingen in staat zijn het gemeenschappelijk curriculum te volgen. En hier wringt nu net het schoentje in de praktijk.
Het gemeenschappelijk curriculum waarborgt kwalitatief onderwijs en een diploma. Om een getuigschrift te behalen, moeten leerlingen voldoen aan de door de overheid opgestelde eindtermen en in het werkveld uitgewerkte leerplandoelstellingen.
Omdat we er in eerste instantie naar streven dat leerlingen het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen, bekijken scholen - voor hun leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften - welke redelijke aanpassingen er mogelijk zijn. Voor sommige leerlingen betekent dit recht op extra begeleiding.
2.2 Problemen met GON-begeleiding
Eén van de punten waar men momenteel op botst, is de problematiek rond het al of niet moeten stellen van een diagnose om in aanmerking te kunnen komen voor deze GON-begeleiding[1].
In de omschrijving van het gemotiveerde verslag (dit is het verslag dat het CLB dient op te maken indien een leerling in aanmerking komt voor GON-begeleiding) staat duidelijk vermeld dat het niet het stellen van een diagnose is die bepaalt of er een gemotiveerd verslag wordt opgesteld maar wel de onderwijsbehoefte van de leerling. De regelgeving met betrekking tot GON-ondersteuning werd voorlopig echter niet aangepast waardoor een diagnose momenteel nog wel als voorwaarde wordt gesteld.
Sir Ken Robinsons ideas on education are not only impractical; they are undesirable.
If youre interested in education, at some point someone will have sent you a link to a video by Sir Ken Robinson, knighted for services to education in England in 2003. He has over 250,000 followers on Twitter, his videos have had over 40,000,000 views online, and his 2006 lecture is the most viewed TED talk of all time. The RSA Opening Minds curriculum his ideas are associated with is taught in over 200 schools in the UK. He clearly has some influence.
What explains such iconic influence? Like a magicians performance, explaining the magic helps to dispel it. Humour, anecdote and charm combined with online, animated media explain why its gone viral. Jokes get contagious laughter from his audience in the video, and as online viewers, we laugh along too. Anecdotes about a little girl having the pluck of drawing a picture of God to show everyone what he looks like, or about Shakespeare as an annoying little boy, are part of this charm offensive. And the RSA graphic illustration being drawn before our eyes is just a very cool way of animating ideas.
Sir Kens ideas are incredibly seductive, but they are wrong, spectacularly and gloriously wrong. Let me explain why. But first, beyond the jokes and anecdotes, lets get to the nub of what the ideas actually are.
In a few sentences, this is his argument about education:
1. Schools kill childrens innate creative talents because
2. The school system prioritisesacademic ability.
3. The system neglectsother intelligences.
4. Creativity is as important as literacy.
5. Subject hierarchies of English, maths & science over drama, dance & art are damaging.
6. We are in thrall to conformity rather than diversity of intelligences.
7. So we must transform how the system nurtures talent and intelligences.
All that glistens is not gold
Here are some select quotations from his talks and books that illustrate his ideas:
1. On Innate Talent
All kids have talents, and we squander them ruthlessly.
We dont grow into creativity, we grow out of it.
Education dislocates people from their natural talents, buried deep; you have to create circumstances where they show themselves.
2. On Academic Ability
What is education for? Who succeeds? Who are the winners? The purpose is to produce university academics. The whole system is predicated on academic ability, a protracted process of University entrance. Our system has mined our minds for this commodity .
3. On Multiple Intelligences
Academic ability is seen as intelligence; others are not valued, or stigmatised.
Education should be personalised to every learning style.
4. On Creativity
Schools kill creativity.
Creativity is as important as literacy, and we should treat it with the same status.
Creativity as I mean it is just a metaphor for multiple talents and intelligences.
The education system discourages creativity.
What we know about children is this: children dont need to be helped to learn, for the most part. They are born with vast, voracious appetite for learning evolve in the womb with appetite You dont teach your child to speak, though we do teach them to write. Writing appeared much later in human evolution. But they have a vast appetite for learning and it starts to dissipate when we start to educate them and force-feed them information.
5. On Subject Hierarchies
Every education system on earth has the same hierarchy of subjects why maths and languages and not drama and dance?
The academic curriculum is based on a series of assumptions that are irrelevant to our current circumstances.
I believe the way we have to go is not to go back to a subject-based curriculum.
I think we should question that there are subjects Its not like we dont know; we know what works in schools; and we know that there is a better alternative to narrowly conceived subject-based curricula that enshrine a hierarchy.
The reason I dont like the idea of subjects is that it suggests you can differentiate the curriculum purely on the basis of information or propositional knowledge. History is not just a bag of content, it is a discipline, a process of reflection. I just think its based on a false premise that you can lift information out of the world and pin it to the wall like a butterfly, and that is what the old academic curriculum was too much about, what were trying to get away from.
6. On Conformity
The big issue is conformity a fast-food model where everything is standardised, not customised.
Industrial systems are impersonal and emphasise conformity in the curriculum and teaching methods and standardisation in assessment.
7. On Transformation
We must rethink the fundamental principles of education.
Reform is no use any more thats just improving a broken model. What we need is not evolution but a revolution, for it to be transformed into something else one of the challenges is fundamental innovation.
Its a change from an industrial, manufacturing model of batching people based on agriculture, not mechanic but organic to create conditions under which they can flourish. Its not about scaling a new solution but where we allow people to create their own solution, a personalised curriculum. We must revolutionise education. We have to change from industrial to an agricultural model, to where schools can flourish tomorrow.
Its already happening in Austin, Texas, a whole district has given every kid an iPad. Its a revolution in the way theyre teaching and learning. And you can multiply the example. The system is already adapting.
iPads for all?
Seductive but Wrong
These ideas are very, very seductive. Its easy to be enthused by the grand conceptions of talent, multiple intelligences, revolution, innovation, paradigm shift and transformation. Its easy to recoil from the horror of conformity, standardisation, academic ability and hierarchy.
Head of English Alex Quigley has written convincingly here on how seductive these ideas are, and why we should mistrust Ken Robinson: initially entranced enraptured infatuated, he soon felt beguiled, frustrated at the cult of personality, then healthily wary. Some, though, were not so seduced. UK education blogger, teacher, author and expert on education research Tom Bennett has challenged Sir Kens ideas:
There are many dangerous ideas he promotes that, while well-meant in root, bear dangerous fruits.
The suggestion that the contemporary curriculum is somehow the death-knell of creativity is nonsense.
The idea that schools somehow drive creativity out of a child is laughable.
I tire of someone who has never been a classroom teacher telling me what classroom teaching is like, or how children should be taught. Being told by a non-teacher with a PhD in education how to teach is a bit like being told by a virgin how to get laid.
His theories of what creativity is, and how it must be taught, are sophistry and illusion. There isnt a shin-bone of evidence to support what he says.
easy to find inspirational, but empty. Its far harder to inspire someone with concrete and practical ideas. Superficially convincing but ultimately brainless.
Ultimately brainless?
Cognitive scientist Dan Willingham has also challenged Sir Kens approach:
Robinson suggests that whats needed in education is a paradigm shift. Maybe so, but Robinson makes a poor case
I lose confidence in Robinson because the framework in which he puts education and education reform is not in the least revolutionary. In fact hes tapping a very rich, very old vein of thought I want Robinson to tell me whats going to make things different this time around.
My other problem with this video is that some of the details are inaccurate. Getting details wrong makes me less confident that Robinson is getting the big things right, and failing to acknowledge previous attempts to change the paradigm makes me uncertain of his vision.
Quigley, Bennett and Willingham are right: the evidence isnt often on Sir Kens side. For example, in his 2006 talk (with 25million+ views) he mentions that the reason why women multi-task better than men is probably because the corpus callosum in the brain is thicker in women. It turns out this is from one study in 1992. The evidence from a meta-analysis of 49 studies from 1980 to 1997 shows that no sex difference could be found in the size of the corpus callosum, whether or not account was taken of larger male brain size. This is just one example of the faulty evidence for his claims.
Practice is the path to mastery
Others are using Hans Zimmer and William Shakespeare as examples in his anecdotes. The reason for their creativity is not innate talent. Zimmer was the son of two musicians, who grew up in a music studio and played by himself for countless hours. As Shakespeare expert Rex Gibson says:
Shakespeare is an outstanding example of how schooling can foster talent. Schoolboys learned by heart over 100 figures of rhetoric. His schooling provided an excellent resource for the future playwright. Everything Shakespeare learned at school he used in some way in his plays. Having mastered the rules of language, he was able to break and transform them. On this evidence, Shakespeares education has been seen as an argument for the value of memorising and of constant practice.
Schooling can foster talent
Unwittingly, Sir Ken has stumbled on the very example that belies his idea that traditional schooling kills creativity. And this is true not just in the musical or artistic sphere, but the political sphere too. Nelson Mandela in South Africa and the Black Panthers in America turned their traditional education to radically revolutionary aims.
How is he wrong?
Sir Kens ideas arent just impractical; they are undesirable. Heres the trouble with his arguments:
1. Talent, creativity and intelligence are not innate, but come through practice.
2. Learning styles and multiple intelligences dont exist.
3. Literacy and numeracy are the basis for creativity.
4. Misbehaviour is a bigger problem in our schools than conformity.
5. Academic achievement is vital but unequal, partly because
6. Rich kids get rich cultural knowledge, poor kids dont.
False prophet?
1. Talent is not innate
A growing body of research shows that talent isnt innate, waiting passively like a tooth ready to be extracted. Research collated in books from Malcolm Gladwell, Carol Dweck, Matthew Syed, Daniel Coyle, Geoff Colvin, Daniel Willingham, Doug Lemov and Paul Tough show that natural talent is a myth; its only dedicated, determined and disciplined practice that leads to great achievement.
2. Multiple intelligences dont exist
Dan Willingham has summarised the research and shown that learning styles do not exist; on multiple intelligences, for scientists, this theory of the mind is almost certainly incorrect: The fact that the theory is an inaccurate description of the mind makes it likely that the more closely an application draws on the theory, the less likely the application is to be effective. All in all, educators would likely do well to turn their time and attention elsewhere.
3. Literacy and numeracy are the basis of creativity
In the UK, 17% of school leavers leave school functionally illiterate, and 22% leave school functionally innumerate. Ask any parent what they would prefer: that their child left school unable to read, write or add up but able to dance and draw creatively, or unable to dance or draw creatively but able to read, write or add up. The reason why theres a hierarchy of subjects is because some are more empowering than others. If you cant read, you cant learn much else. If you cant do arithmetic, you cant become a teacher, doctor, engineer, scientist, plumber or electrician. Numeracy and literacy are complex evolutionary applications of civilisation; they take a great deal of time, practice and expert guidance to master, so we dedicate a lot of time to them in school, and rightly so. Sir Ken is wrong when he says children do not need to be helped to learn, for the most part: children do need to be helped to learn every teacher knows that. We dont dedicate so much time to dancing and drawing because they dont disempower you so much if you cant do them.
4. Misbehaviour is more damaging than conformity
In any classroom, without compliance with instructions, no one learns anything. Disruptive behaviour is chronic, particularly in the most challenging schools. The problem for many teachers is not so much conformity, but rather pervasive disruption to teaching. Self-discipline is not an evil weed to be uprooted, but the foundation for effective learning. But then again, Sir Ken has not been teacher in a tough school nor any primary or secondary school at all.
5. Academic achievement is important, but unequal
Strong academic achievement in private schools allow 96% to go to University, and in the UK commandeer 70% of the jobs as high court judges, 54% of the jobs as doctors and 51% of the jobs as journalists, despite only educating 7% of children. Yet only 16% of the poorest pupils go to University, due to persistent academic underachievement. Its no good Sir Ken disparaging the education systems focus on academic ability; closing the gap in academic attainment is vital for social mobility, social equity and social justice in this country.
6. Subject knowledge is vital for critical and creative skills
Decades of scientific research shows the importance of broad and domain-specific knowledge for reading, critical thinking and problem-solving skills. So its no good Sir Ken disparaging subject-based curricula. All over the world, mastering subject disciplines is the route to success. Its no coincidence, no middle-class industrial Victorian conspiracy that China, South Korea, Canada and Scandanavia all organise their systems like this, as global expert Tim Oates explains: In all high-performing systems, the fundamentals of subjects are strongly emphasised, have substantial time allocation, and are the focus of considerable attention. Its the most effective way of organising teaching and learning, because, as Daisy Christodoulou explains: thinking skills are subject-specific; our working memories are limited and easily overloaded by distractions; and pupils are novices, not experts, and so require expert guidance.
In short, Sir Ken is wrong on education: profoundly, spectacularly wrong.
So next time someone sends you a link to one of his videos, perhaps you could send the link to this blogpost back to them what Sir Ken got wrong.
Waarom burgers vrij laten associëren over nieuwe eindtermen/onderwerpen voor het onderwijs en over zaken die overbodig zouden zijn, door leraren als misleidende stemmingmakerij wordt beschouwd.
Waarom burgers vrij laten associëren over nieuwe eindtermen/onderwerpen voor het onderwijs en over zaken die overbodig zouden zijn, door leraren als misleidende stemmingmakerij wordt beschouwd.
There are many people interested in education, and theyre all entitled to their opinion. But that doesnt mean that their opinion is equally valid, informed or desirable. And those of us who stay in schools need to say that more often.
1.The current selection of subjects we offer to our children is by no means perfect. But it wasn't cobbled together by accident.. Ad hoc additions based on short term perceived utility are as welcome as changing your socks while you're running the 100 metres. I, too, would like children to know everything. But until we invent a Time Turner, we'll learn as much as we can, and try to prioritise the important stuff. We can always learn about divorce later.
2.Wilde en oeverloze voorstellen voor nieuwe eindtermen die ook opduiken in 50-dagen-debat van minister Crevits en die Crevits blijkbaar allemaal interessant vindt
A curious assumption appears : that everything that ails society could be mended, if only the education system were tinkered with and tuned in just the right way. A drop more Tolpuddle Martyrs, a pinch less Planck. The curious continuation of this philosophy leads us inevitably to the conclusion that we, the schools, the teachers, are the enemies of utopia; we are the barrier to a new Golden Age. Well, to hell with that.
*How to get a job; How to pay taks; How to vote; How to look after your health; Current events * What laws there are (HE WAS NEVER TAUGHT WHAT LAWS THERE ARE, hes particularly annoyed about this) * Financial Advice; My human rights. Apparently theres 30. Do you know them? I DONT - Reciting these rights by rote *Trading stocks; Where does money come from?; Budget (see: disperse my earnings); The cost of raising a kid; What an affidavit is * Basic first aid; Recognise the most likely mental disorders; Diseases with preventable causes * How to buy a house with a mortgage; Advice that could literally save thousands of lives * Present day practical medicines * Domestic abuse (and get the facts); How to help my depressed friend with a mental state * Teaching the kids how to parent; How to have kids when you want one * Being fluent in two languages * Political systems. What Im voting on. What policies exist *Enzovoort. enzovoort.
3.We do not teach because it appears to be immediately practical and useful; we teach because we are helping children to inherit their intellectual heritage, the pearls and rubies of science, art, the humanities. We don't teach it because we think it will help them change a plug (yeah, why isn't he raging about that? Or a million other things Ill categorise as handy to know?) We teach them literature, and mathematics, and art, and science, and a dozen other taxonomic milestones, because they are valuable; because they are important. Because without their acquisition, this generation is dislocated from the last one and every one prior to that, and every cultural and scientific asset is lost.
But teachers have approximately 200 days of five hours apiece per year. As it stands, we barely get them through the syllabuses. Every week I hear a different call from a segment of the chattering classes, insisting that some social ill or other be fixed by (of course) shoehorning something into the curriculum. Thats what they aways say: teach it in schools, and the evil evaporates: sexism; body image; bullying; vandalism .
4.But if we focus on what will expedite practical matters alone, we rob them of their birthright. Worse (and here Ill make a practical point), youve hobbled their further studies. If theyre learning about mortgages and how to sign on the dole, the cruel mathematics of time insists they dont learn about Under Milk Wood, or Stalin, or Copernicus. If we dispute that a child should learn quadratic equations, then we leave the next generation of mathematicians helpless until university. And its no good, no good at all to bleat, "Well, we should teach them both then." We cant, we just cant. There arent enough hours in the day.
5.This is one reason why it is so maddening that teachers are so regularly and comprehensively sidelined from discussions about education. We know what can be done; frequently, we know how to pull off miracles. But we cant change the laws of physics. Other people, external to the system, are free to say what they like; to imagine that the teaching week is infinitely elastic, and worse, to believe that any dogma or ideology can be transmitted as easily as a jingle.
We can teach them healthy eating, but we cant make them eat healthily. We could teach them about compassionate relationships, but that wouldn't cure cruelty. If it barks and lives in a kennel, I call it a dog; if someone claims that what we teach them is worthless and abstract when we pour our souls into its service, I call that an insult to the profession. If this were a Westminster suit raging against the curricular machine, theyd be damned as teacher-bashers. But if youre a rapper, or indeed Ken Robinson, tilting against the windmills of the timetable, they call you Gandhi.
Appealing as such appeals might be, theyre made of mist, a TED happy thought with no respect for the reality of what we try to do. There are many people interested in education, and theyre all entitled to their opinion. But that doesnt mean that their opinion is equally valid, informed or desirable. And those of us who stay in schools need to say that more often.
Sometimes, the tides of social media wash up unlikely flotsam. Recently Nick Gibb (MP, Bognor Regis and Littlehampton) had a brief and curous parley with Lily
Moet de school radicaal inclusief zijn? Wordt wie buitengewoon onderwijs volgt het volwaardige leven ontzegt?
Moet de school radicaal inclusief zijn? Wordt wie buitengewoon onderwijs volgt het volwaardige leven ontzegt?
De hoofdredacteur van Tertio, Geert De Kerpel, schreef op 28 augustus 2015 in Tertio: Wie buitengewoon onderwijs volgt, wordt (volgens de inclusie-filosofie) blijkbaar het volwaardige leven ontzegd! Terwijl de hele opzet van deze sector met zijn unieke expertise evident krak het tegenovergestelde beoogt.
In de bijdrage van Lieven Bauwens in de krant De Standaard van vandaag (zie punt 1) blijkt dat hij een propagandist is van radicaal inclusief onderwijs en tegelijk de stelling is toegedaan dat wie het buitengewoon onderwijs volgt het volwaardige leven is ontzegt. We confronteren even de 2 tegengestelde standpunten. Ook Rector Rik Torfs is het niet eens met Bauwens en twitterde: ""De samenleving, en dus de school, moét inclusief zijn." ? Het onderwijs is een doel op zich. Geen middel om een ideologie te ondersteunen.
1.Lieven Bauwens schrijft vandaag in De Standaard: De samenleving, en dus de school, moét inclusief zijn ( 13 februari 2016)
Het onderwijs is op dit moment echt een spiegel van de huidige maatschappij: diversiteit is een groot probleem, kinderen met een handicap zijn een probleem, allochtonen, migranten en vluchtelingen zijn een probleem. Ons onderwijs zou een beeld moeten geven waar we heen willen, hoe we aan onze toekomstige maatschappij vorm willen geven....
Om een persoonlijk voorbeeld te geven: in de school van mijn kinderen zijn er veel kinderen met een zorgnood (ADHD, ASS) maar niet één met een zichtbare handicap. Hoe kunnen mijn kinderen dan leren samenwerken met een persoon met een handicap? Hoe kunnen ze ermee bevriend worden? Hoe kunnen ze solidair leren zijn? Toen mijn dochter haar been brak en een tijdlang in een rolstoel zat, werd ze uitgesloten van een bepaalde activiteit. Wat dan met kinderen die altijd afhankelijk zijn van een rolstoel? Moeten die ouders continu vechten?
2. Kritiek op M-decreet en radicaal inclusief onderwijs vanwege hoofdredacteur Geert De Kerpel in Tertio
Buitengewoon De traditie getrouw krijgt ook het nieuwe schooljaar in Vlaanderen een zoveelste reeks decretale en andere veranderingen op zijn bord. Neem nu het M-decreet de M staat voor maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoefte dat volgende week wordt ingevoerd. Na vijftien jaar van debat over het inclusief onderwijs wil de overheid het ermee definitief tot de norm verheffen. Het buitengewoon onderwijs moet de echte uitzondering worden.
Het M-decreet wil de boeg omgooien door kinderen die dankzij redelijke aanpassingen gewoon onderwijs kunnen volgen, het recht te geven zich in een gewone school in te schrijven. ... Het klinkt veelbelovend. Vandaag worden nog al te vaak kinderen uit het buitengewoon onderwijs gestigmatiseerd; levenslang. En leerlingen uit het gewone onderwijs kunnen er baat bij hebben op een vanzelfsprekende manier in contact te komen met wie anders is. Maar zal dat in de concrete klas- en schoolpraktijk wel kunnen functioneren? Nu al staat het water velen in het gewone onderwijs aan de lippen. Zeker, leerkrachten moeten over de nodige basisvaardigheden beschikken om aansprekend les te kunnen geven aan een groep met heel uiteenlopende karakters en noden. Maar tussen dat en bijkomend nog een kind met een ernstige handicap of stoornis evenwaardig tot zijn recht laten komen, is een heel ander paar mouwen. Zal de bijkomende ondersteuning tegenover de andere, gewone kinderen, trouwens net niet tot extra stigmatisering of frustratie leiden? En wat als ouders zich niet neerleggen bij wat de school beslist, in welke richting dan ook? Nog meer overleg, rapportering en wie weet rechtszaken?
Voorbij deze en andere praktische opwerpingen moet vooral de vraag worden gesteld wat er toch zo fout is aan het huidige buitengewoon onderwijs? Alvast niet dat het ons in andere landen wordt benijd. Het antwoord ligt in het VN-verdrag over de rechten van personen met een handicap, door België geratificeerd in 2009. Dat bepaalt dat ook deze mensen recht hebben volwaardig deel te nemen aan de maatschappij. Het M-decreet, zo luidt het op het departement onderwijs, is daarbij een eerste belangrijke stap. Kortom, wie buitengewoon onderwijs volgt, wordt dan blijkbaar dat volwaardige leven ontzegd? Terwijl de hele opzet van deze sector met zijn unieke expertise evident krak het tegenovergestelde beoogt.
Hoe veelzeggend is het dat parallel aan het invoeren van het inclusief onderwijs er nu scholen worden opgericht voor hoogbegaafd
M-decreet: veel kinderen belanden nu in het verkeerde type buitengewoon onderwijs
M-decreet: veel
kinderen belanden nu in het verkeerde type buitengewoon onderwijszoals in de casus in
bijlage.
Veel kinderen belanden b.v. ook in basisaanbod i.p.v. type
3, maar kunnen door het M-decreet niet zomaar overstappen naar type 3. (Terloops:
steeds meer leerlingen stappen - mede als gevolg van M-decreet - pas na 1
februari over naar het b.o. en voor die kinderen onvangt het b.o. voor dit
schooljaar geen extra-omkadering en werkingstoelagen. Dit is ook een vorm van
besparing.)
Bijlage: getuigenis
van kleuterjuf
Beste Sofie, als kleuterjuf in het bijzonder onderwijs ben
ik diep teleurgesteld. In de loop van de eerste maanden van dit schooljaar werd
een kleutertje uit het gewoon onderwijs doorverwezen naar mijn klas, dit kindje
heeft een zeer complexe problematiek. Hij heeft de diagnose ASS gekregen, maar
als team vinden wij dat dit kind niet thuishoort binnen ons type van onderwijs,
zijn ontwikkelingsachterstand is te groot, hij kan niet functioneren binnen
onze setting, ik kan hem niet bieden waar hij recht op heeft en nood aan heeft.
Ik kan mijn andere kinderen niet geven waar ook zij recht op hebben, niemand
wordt hier beter van. Ikzelf, de ouders, gans ons team, het CLB, wensen dat dit
kindje de overstap mag maken van ons type onderwijs naar een ander type binnen
het BO. Helaas, dit kan niet tijdens het schooljaar... wij hebben een aanvraag
gedaan in Brussel... die werd afgekeurd...Schandalig vinden wij dat... laat het
kindje dus nog maar enkele maanden afzien... want hij voelt zich niet goed
binnen onze klas en school, dit is niet wat hij nodig heeft!
Het maakt mij triest en ongelukkig dat deze mensen in
Brussel zomaar beslissingen nemen door verslagen en papiertjes door te nemen,
zonder dat ze de moeite doen om effectief eens te komen kijken. Blijkbaar zijn
wij, de mensen die elke dag met deze kinderen werken, ongeloofwaardig... wat
doet onze expertise er dan toe als zij onze duidelijke argumenten en bewijzen
gewoon van tafel vegen of in twijfel trekken? Het zal maar over je eigen kind
gaan zeg ik dan.... het is echt triest!
Erg herkenbaar... Het
is niet evident om leerlingen nog door te verwijzen naar het BuO en als ze dan
doorverwezen worden, zitten ze soms nog omwille van omstandigheden (vb. nog
geen kinderpsychiatrische diagnose) in het verkeerde type. Leerlingen met
complexe gedragsproblematiek maar zonder kinderpsychiatrische diagnose kunnen
geen overstap maken naar type 3. Ze kunnen wel een attest basisaanbod krijgen.
Maar een school type basisaanbod heeft niet dezelfde middelen en omkadering als
bijvoorbeeld een type 3-school. Daarnaast zijn er ook verschillende leerlingen
die omwille van allerlei redenen pas na 1 februari de overstap maken naar het
BuO waardoor ze niet meetellen voor volgend schooljaar...
M-decreet laat niet enkel Keona, maar veel leerlingen verkommeren in gewoon onderwijs.
M-decreet laat leerlingen verkommeren in gewoon onderwijs: drie schrijnende verhalen
1.Keona mag dan toch naar het buitengewoon onderwijs. Kristof Vadino
Vorig schooljaar kreeg Keona (9) het erg moeilijk op school, vertelt haar moeder, Peggy van Eeckhoudt. Na veel overleg met de school legde Keona, toen in het tweede leerjaar, een IQ-test af en bleek ze zwakbegaafd. De begeleiding die ze intussen had gekregen, volstond niet. Peggy stelde een overstap naar het buitengewoon onderwijs voor, maar kreeg daarvoor geen positief advies van het CLB. De strengere regels van het M-decreet houden geen rekening met de emoties van het kind, vertelt Peggy. Ze kijken niet hoe het voor het kind is om niet mee te kunnen. Als haar vriendinnetje een acht op tien haalt en zij maar een vier, is dat voor Keona een serieuze tegenslag. Dat vreet aan een kind, zegt Peggy.
In september startte Keona dus toch weer op haar gewone school in het derde leerjaar. Het CLB beloofde nogmaals extra begeleiding. Maar er kwam nog altijd geen verbetering, zegt Keonas moeder. Ze zag haar kind emotioneel instorten. Het CLB bleef haar extra oefeningen geven, maar als één oefening voor haar Chinees is, zijn de volgende negen oefeningen dat ook.
Vorige week kwam dan het verlossende nieuws dat Keona na de krokusvakantie toch naar het buitengewone onderwijs mag. Bijna een jaar is Peggy daarmee bezig geweest. Veel te lang, zegt ze. Het strengere beleid bood voor ons absoluut geen oplossing.
2. Lien de Poorter M-decreet =Een mooi versierde lege doos
11 februari 2016 in De Standaard mh
Het M-decreet, dat is een mooi versierde lege doos, zegt Lien De Poorter. Mijn zoon Leander, hoogbegaafd maar met autisme, is van school gestuurd vanwege zijn autisme. Hij was heel ongelukkig op die school en voelde zich een stout kind. Dat kan nooit correct zijn voor jongen van zeven jaar. In mei 2014 kregen we bericht van de school dat Leander per direct moest vertrekken. Gelukkig kon hij snel terecht in het buitengewoon onderwijs. Daar is hij helemaal opengebloeid.
De politiek moeten dringend begrijpen dat niet zomaar elk kind kan aarden op een gewone school. Leander is heel slim, maar dat volstaat niet. Met het M-decreet dachten de politici het opgelost te hebben, maar ik ben ervan overtuigd: mijn kind zit op zijn plaats in het buitengewoon onderwijs.
De overheid zou beter extra scholen voor kinderen met bijzondere noden voorzien, meent Lien. Dat is een betere oplossing dan het M-decreet.
3. Michaela Vermeeren
We missen onder-steuning
11 februari 2016 in De Standaard | mh
Michaela met zoon Fabio: We moeten alles zelf uitzoeken, we moeten zelf op zoek naar volgende stappen, we staan zelf in voor alles.
Michaela met zoon Fabio: We moeten alles zelf uitzoeken, we moeten zelf op zoek naar volgende stappen, we staan zelf in voor alles.
Fabio (13) lijdt aan een autismespectrumstoornis (ASS), maar zit wel op een gewone secundaire school in Lokeren.
Tot het derde leerjaar ging alles goed, vertelt zijn moeder, Michaela Vermeeren. Maar dan begonnen de problemen zich op te stapelen. Na veel overleg is hij op 10-jarige leeftijd overgestapt naar het buitengewone onderwijs.mmm
Peggy van Eeckhoudt Jaar gewacht op positief advies 11 februari 2016 | mh Keona mag dan toch naar het buitengewoon onderwijs. Kristof Vadino Vorig schooljaar kreeg Keona (9) het erg moeilijk op school, vertelt haar moeder, Peggy van Eeckhoudt. Na veel overleg met de school legde Keona, toen in h
Invloed van sociaal-economische achtergrond op leerresultaten is veel kleiner dan Vlaamse sociologen en beleidsmakers beweren!
Education, Social Background and Cognitive Ability: The Decline of the Social by Gary N. Marks Haaks op analyses en standpunten van Vlaamse sociologen
The conclusion is clear: the reproduction of socio-economic inequalities in Western societies is not nearly as strong as so often assumed (p.234) and the impact of socio-economic background is further weakened when taking into account cognitive ability.
In contrast to those academics, policymakers, and politicians who maintain that there is a strong relationship between disadvantage and academic achievement, Chapter 7 sets out to demonstrate that the link between socio-economic factors and attainment is not as powerful as one might assume.
Focussing upon test scores, family background, and socio-economic background variables, Marks finds that the relationship between socio-economic factors and educational outcomes is moderate at best, which refutes theories that link socio-economic background and attainment in a fiercely deterministic manner. Instead, his review of studies on adoptees, twins, and siblings imply that attainment is linked to biological rather than social factors and he finds that there is a strong relationship between childhood ability and later school performance. Indeed, in analysing data from longitudinal studies, Marks argues that any relationship between social disadvantage and achievement is becoming increasingly insignificant over time.
His conclusion is clear: the reproduction of socio-economic inequalities in Western societies is not nearly as strong as so often assumed (p.234) and the impact of socio-economic background is further weakened when taking into account cognitive ability.
To draw the text to a close, Marks firmly rejects reproduction theory and positions his findings within modernization theory, maintaining that deliberations on education policy should not be based on the premise that the bulk of inequalities in education can be attributed to socioeconomic background (p. 237). As such, he appeals to policymakers to reconsider policies that aim to address social disadvantage through increased funds and enhanced services, calling upon them to instead to focus on underperforming students no matter their social background
Omtrent zwakke leerprestaties allochtone leerlingen volgens recent OESO-rapport en het uitblijven van intensief NT2
Omtrent zwakke leerprestaties allochtone leerlingen volgens recent OESO-rapport en het uitblijven van intensief NT2
In een recent OESO-rapport vernemen we dat de zwakkere leerlingen in België in vergelijking met andere landen vrij goed presteren. De allochtone en vooral ook de anderstalige presteren volgens het rapport echter minder goed in België. We beschikken jammer genoeg niet over aparte cijfers voor Vlaanderen.
Twee reacties: foute voorstelling van OESO en nog steeds geen intensief NT2
1. Foute vergelijking van prestaties allochtone leerlingen door de OESO, Vlaamse sociologen
Prof. Jaap Dronkers stelt al jaren dat de OESO bij de interpretatie van de schoolresultaten van allochtone leerlingen ten onrechte en met opzet geen rekening wil houden met het land van herkomst van de allochtone leerlingen. Het land van herkomst bepaalt in sterke mate de leerresultaten van allochtone jongeren - belangrijker dan het land waar ze terecht komen. Dronkers e.a. stelden o.a. vast dat dat allochtone leerlingen uit landen als Marokko, Turkije .... overal eerder zwak presteren en dat leerlingen uit Oost-Aziatische landen veelal goed presteren. Dit heeft vooral ook te maken met culturele factoren, opvoeding thuis e.d.
In landen als Canada die een traditie hebben van selecteren aan de poort en vooral geschoolde migranten toelieten, scoren de allochtone leerlingen uiteraard ook beter. En ook daar houdt de OESO geen rekening mee bij de vergelijking van de verschillende landen.
Ook in rapporten van de Vlaamse sociologen en van de Koning Boudewijn Stichting, in standpunten van onderwijsministers en Departement, .... wordt met die twee invloedrijke factoren geen rekening gehouden.
2. Nog steeds geen NT2 vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs: een schande!
Volgens alle mogelijke studies en volgens de praktijkmensen is het onvoldoende beheersen van het Nederlands een belangrijke oorzaak van het onderpresteren van anderstalige leerlingen. Toch is er nog steeds geen intensief NT2 vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs.
De overheid investeerde nochtans in de periode 1990-2010 niet minder dan 12,5 miljoen euro in het Leuvens Steunpunt NT2 om het NT2-onderwijs te ondersteunen. En daarnaast kregen ook het Steunpunt CEGO en het Steunpunt Diversiteit en leren (UGent) enorm veel euros. Maar na enkele jaren verklaarden de Steunpunten unaniem dat NT2 overbodig en zelfs nefast was. De overheid investeerde dus miljoenen euro voor het laten overbodig verklaren van NT2.
De directeurs van het Steunpunt-GOK (Steunpunt NT2 , CEGO ) formuleerden in 2004 drogredenen voor het overbodig verklaren van NT2 voor anderstalige kleuters e.d. en beweerden NT2=NT1. (Breed, breder en met kleur. Onderwijs voor wetsbare leerlingen in Vlaanderen, 2004). De drie Steunpunt-directeurs, Kris Van den Branden, Ferre Laevers & Marc Verlot, zij hielden hierbij geenszins rekening met het feit dat anderstalige kleuters nog het ABC van het Nederlands moeten leren en ook buiten de school veel minder de kans krijgen om het spreken van het Nederlands te oefenen.
Drogredenen van Steunpunt-directeurs voor overbodig verklaren van NT2 Het erkennen van de waarde en het potentieel van heterogeniteit, en de gevaren van al te sterk homogeniseren, bracht in Vlaanderen in de loop van de jaren 90 een levendig debat in het onderwijsveld op gang over geïntegreerd onderwijs Nederlands als eerste taal (NT1) en Nederlands als tweede taal (NT2). Dit debat -de beslissing voor schrappen van NT2- werd een flink eind verder geholpen door het verschijnen van de eindtermen voor het basisonderwijs in 1995. .Daarin werd een duidelijke klemtoon op schoolse'' -sic! - taalvaardigheid Nederlands gelegd, en werden doelstellingen op het vlak van taalkennis ondergeschikt gemaakt. Met het verschijnen van de eindtermen beschikte het basisonderwijs meteen ook over minimumdoelstellingen die ze met alle leerlingen, ongeacht hun etnische of socio-economische afkomst, moesten halen.
Aangezien(a) die doelstellingen voor allochtonen en autochtonen dezelfde waren,(b) er ook geen fundamenteel onderscheid viel op te maken tussen de manier waarop allochtonen taal verwerven en autochtonen dat doen, leek het onderscheid tussen NT1 en NT2 voor steeds meer actoren in het onderwijsveld irrelevant (Jaspaert, 1995), en maakten de beide afkortingen in de loop der jaren 90 in steeds meer segmenten van het onderwijs, en ook in de omzendbrieven van OVB en ZVB, plaats voor een andere, overkoepelende afkorting: TVO (Taalvaardigheidsonderwijs).
Noot: Hieruit blijkt ook dat het Leuvens taalcentrum van prof. Kris Van den Branden van de centen voor NT2 misbruik maakte om zijn controversiële en eenzijdige taakgerichte taalaanpak ingang te doen vinden in het onderwijs. Van den Branden en Co stellen ook ten onrechte dat het in het kleuteronderwijs vooral zou gaan om 'schoolse 'taalvaardigheid. Voor allochtone leerlingen gaat het overigens i de eerste plaats om 'algemene' taalkennis en taalvaardigheid.
Onze kritiek in 1993 op ontwerpeindtermen Nederlands vond geen gehoor
Onze kritiek op de eindtermen Nederlands 22 jaar geleden in Onderwijskrant, september 1993, zijn nog steeds vrij actueel.
Vooraf: gisteren besteedden we een bijdrage aan de gebrekkige taalvaardigheid en- kennis van de leerlingen en studenten (cf. Knack). Dit is vooral ook een gevolg van de nivellerende eindtermen en leerplannen.
In december 1993 al meer dan 22 jaar geleden besteedde Onderwijskrant een themanummer aan de ontwerp-eindtermen voor het taalonderwijs. In dit nummer verwoordden we al onze kritiek op de eindtermen en op de erbij gevoegde tekst over de nieuwe 'uitgangspunten' voor het moedertaalonderwijs. Ook met de collega's van de Torhoutse lerarenopleiding stuurden we in mei 1993 dergelijke kritieken naar Burssel. Er werd niet geluisterd, en vandaag worden we geconfronteerd met de nefaste gevolgen.
We zetten de kritieken uit 1993 nog eens op een rijtje -mede als bijdrage in het debat over de nieuwe eindtermen/leerplannen.
1.De uitgangspunten zijn geformuleerd in een onverteerbaar jargon van taalspecialisten. De tekst is hermetisch en moeilijk verstaanbaar. (Dit is het gevolg van het feit dat vooral universitaire neerlandici hun stempel drukten op de eindtermen.)
2. De ontwerpers overbeklemtonen het respecteren van de taalvariëteit en van de verschillende taalregisters en onderwaarderen tegelijk het belang van het Standaardnederlands.
3.Zij stellen b.v. dat het er vooral op aankomt dat de luisteraar of lezer ondubbelzinnig de taalboodschap kan decoderen bij spreken (p. 25) en bij schrijven (p. 41). We lezen bijvoorbeeld: "De spelling moet dermate correct zijn dat de lezer zonder problemen kan decoderen en dat zijn aandacht door spelfouten niet van de boodschap wordt afgeleid" (p. 41). Waarom zou men dan nog veel aandacht besteden aan de spelling van de werkwoordsvormen aan de juiste zinsconstructie en interpunctie?
4.We betreuren ook dat er al te weinig aandacht is voor het woordenschatonderwijs. Volgens ons moet een leerling nog steeds weten dat 'ventiel' de standaardterm is voor 'soupape'. 'Niet nodig', luidde de repliek van commissielid Frans Daems (UA), "want bij de fietsenmaker zullen de kinderen toch 'soupape' gebruiken. Ventiel is niet normaal-functioneel."
5. Als de eindtermencommissie enkel normaal-functionele taalvaardigheid viseert, dan sneuvelt er heel veel - zowal qua taalkennis als qua taalvaardigheden. .
6..Het accent ligt op de ontwikkeling van het taalgebruik, niet op de taalkennis die er volgens de ontwerpers los kan van staan: b.v. je weet hoe je 'monniken' moet spellen, maar dit is niet belangrijk en functioneel, je gebruikt dat woord normaal toch niet.
7/De commissie overbeklemtoont zaken waarop de school slechts een partiële invloed heeft - zoals spreken en nieuwe taalbeschouwing over taalregisters, maar verwaarloost typisch schoolse taalvorderingen zoals technisch lezen, woordenschatonderwijs, spelling, grammatica, stap voor stap leren schrijven Er is te weinig aandacht voor de 'geschreven taal'.
Aangezien het bij spreken e.d. eerder gaat om vorderingen die te wijten zijn aan de 'natuurlijke ontwikkeling' in de betere milieus, zal het moeilijk worden om na te gaan welke inspanningen de school geleverd heeft.
8.Destijds hebben ook wij de overdosering van de grammatica gecontesteerd; de taalmethodes gingen veelal verder dan de leerplannen. Toch denken we dat een dosis grammatica moet blijven. De leerlingen derde graad mogen best begrippen kennen als onderwerp, persoonsvorm, lijdend en meewerkend voorwerp, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord en met zinsconstructie-opdrachten geconfronteerd worden.
9.Zo'n grammatica-onderwijs heeft niet enkel een functie voor het onderwijs in vreemde talen, maar eveneens voor de ontwikkeling van de spreek- en (vooral) schrijfvaardigheid.
Grammatica is eveneens belangrijk voor de beschouwing van en bewondering voor de eigen taal. Inzicht in de klassieke grammatica heeft al bij al een grotere gebruikswaarde en cultuurwaarde dan de meeste 'nieuwe' vormen van taalbeschouwing.
10. Bij de functies van de taalbeschouwing lezen we o.a. dat "er redenen voor het aanbieden van taalkundige termen moeten aanwezig zijn voordat de term aangeboden mag worden". Die redenen kunnen toch ook gecreëerd worden door de leerkracht en dan denk ik o.a. aan substitutie-oefeningen.
11. Wat een van ons als leraar Nederlands in een middenschool opvalt, is dat het document zo weinig aansluiting biedt bij de dagelijkse klaspraktijk. De opstellers zijn zich blijkbaar niet bewust van het feit dat een middenschool nog veel leerlingen binnen krijgt, die enorme moeite hebben met technisch lezen en met eenvoudige opgaven voor spellen en/of zinsbouw. "
Taalvaardigheid en taalkennis alarmerend: schrijfvaardigheid, woordenschat, spelling en
grammatica, begrijpen van teksten
Passages uit de
Knack-bijdrage van Jan Stevens: Steeds minder leerlingen kunnen zonder fouten
schrijven. Spelling? Wasda? (10 februari 2016)
Een bevestiging
van wat we al lang weten en aanklagen. In september 1993 sloegen wein Onderwijskrant al
alarm over het nivellerend karakter van de ontwerp-eindtermen voor de
taalvakken. Ook met de collegas van de Torhoutse lerarenopleiding stuurden we
in mei 1993 een lange lijst met kritieken naar Brussel. Maar er werd jammer
genoeg niet geluisterd ook niet door de ontwerpers van de taalleerplannen.
Ook in het huidige debatje over de nieuwe eindtermen werd er nog met geen woord
gerept over de niveaudaling voor de taalvakken e.d.
1. Getuigenis van twee leraars s.o.
Volgens lerares Nederlands Vicky Van De Walle
zijn de resultaten voor het vak Nederlands eind tso alarmerend. Veertig
procent beschikt niet over de nodige woordenschat en 20 procent mist
leesvaardigheid. Volgens Van De Walle is dat een gevolg van de leerplannen
Nederlands. Wij moeten nu ook vooral inzetten op spreken en schrijven.
Woordenschat mag niet meer gedrild worden.
Een jaar of tien
geleden werden we ook nog door de doorlichters van de onderwijsinspectie op de
vingers getikt: we mochten de betekenis van nieuwe woorden wel verklaren , maar
we mochten onze leerlingen geen woordenlijstjes meer vanbuiten laten leren. Ze
mogen geen woorden buiten een context inoefenen, waardoor jammer genoeg het
hele woordenschatonderwijs in het gedrang komt. Van De Walle wil graag een
stap terug in de tijd zetten, toen er nog geblokt moest worden.
Nu ligt de
klemtoon vooral op taken maken en veel minder op studeren, waardoor leerlingen
niet genoeg basiskennis opbouwen. De helft van de leerlingen in het technisch
onderwijs kent b.v. ook de dt-regels niet. Ze blijven ermee sukkelen ofwel
omdat ze de regels niet kennen, ofwel omdat ze niet belangrijk vinden. Zolang er geen punten
mee te verdienen zijn, trekken leerlingen zich bijzonder weinig aan van de
juiste taal en spelling
Leraar Nederlands Gijs Hollebosch derde graad aso (Beveren): Op een bepaald moment
besliste de overheid om de grammatica die op de Basisschool aangeleerd werd
door te sluizen naar de eerste graad van het middelbaar onderwijs. In de eerste
twee leerjaren krijgen de leerlingen nu de zinsontleding die wij in de lagere
school kregen ... In de leerplannen van het middelbaar ligt vandaag ook veel
minder de nadruk op spelling. Vroeger werden de spellingregels erin gedrild, nu
moeten de leerlingen (volgens de leerplannen) enkel beseffen dat spelling in
sommige contexten belangrijk is, zoals bij het schrijven van een sollicitatiebrief.
Hetzelfde geldt
voor de woordenschat. Ik hoor van oud-leerlingen vaak dat ze het lastig hebben
met academisch taalgebruik aan de hogeschool of universiteit. Een grote kwaal
is volgens Hollebosch ook de snel afkalvende leescultuur. Leerlingen die wel
nog lezen, nemen hun toevlucht tot het makkelijker werk, zoals De
hongerspelen. Het is goed dat die boeken sowieso gelezen worden, maar ze
hebben een minder diverse woordenschat. Wordt er bij de quotering rekening
gehouden met het dalende niveau? Ja, binnen de vakgroep Nederlands wordt
daarover gesproken. Vooral ook anderstalige nieuwkomers krijgen meer punten dan
vroeger.
2.Dominiek Sandra, prof. algemene taalkunde UA
Prof. Sandra kan
niet anders dan vaststellen dat de taalbeheersing, inclusief de spellingcapaciteiten
van studenten in de eerste bachelor taal- en letterkunde achteruitgaat. Zeker
de laatste tien jaar is het slechter geworden, zegt hij. ...
In de eerste
bachelor taal- en letterkunde zijn er studenten die zelfs na veel begeleiding
niet in staat zijn om een degelijk mini-essay van twee bladzijden te schrijven.
Ze maken fouten in de tekststructuur, zinsbouw, woordkeuze en spelling. (Als
het al bij die taal-studenten al zo slecht gesteld is met schrijven,
woordenschat, spelling, dan moet het nog veel erger zijn bij
doorsnee-studenten.)
Sandra maakt zich ook zorgen over de
wegdeemsterende leescultuur. Maar ook het feit dat het grammaticaonderwijs pas
in het middelbaar begint, heeft ernstige gevolgen. Bachelorstudenten die een
taalopleiding volgen, komen soms diep in de problemen als ze een zin
grammaticaal moeten ontleden. Dat is toch onvoorstelbaar! Er zakken hallucinant
veel studenten voor de cursus waarin ze woordsoorten leren benoemen en zinsbouw
leren analyseren. ... Dat is dramatisch, want van talenstudenten verwacht je
dat ze niet alleen taalvaardig zijn, maar ook inzicht in de taal hebben. Het is
heel waarschijnlijk dat ze ooit voor een klas zullen staan. Het zal hen dan
maar overkomen dat een van hun slimmere leerlingen hen corrigeert omdat ze een
lijdend voorwerp verwarren met een gezegde. Ik vrees dat dit nu al gebeurt.
...Ik vind dat
het middelbaar onderwijs te vaak herzien werd. Bij al die hervormingen werd
soms het kind met het badwater weggegooid. Zowel in het middelbaar als in het
hoger onderwijs moeten we ook veel strenger durven te zijn. Soms krijgen studenten
ook dyslexie-attesten die ze niet verdienen. Sommigen hebben een attest omdat
ze in het Nederlands dyslectisch zijn, terwijl ze er in de Engelse taal totaal
geen last van hebben.
3. Prof. Filip Vos (UGent)
In 2008 voerde
Filip Devos, professor Nederlands UGent, onderzoek naar de spellingvaardigheden
en de grammaticale kennis van laatstejaarsleerlingen uit het algemeen
secundair. Voor grammatica haalde zo goed als niemand de eindtermen, behalve
de leerlingen die Latijn volgden. ... ook Devos heeft het gevoel dat er iets
mis is. Ik geef 20 jaar les en ook ik zie de kennis van de spelling en
grammatica achteruitgaan. Ik merk dat veel studenten het nog lastig hebben om
teksten te schrijven en te begrijpen, en dat de woordenschat krimpt. Neem het
zinnetje: Hij fietst gezwind de Mont Ventoux op. De helft van de studenten
kent het woord gezwind niet meer. Van de uitdrukking hij bakt ze bruin hebben
ze ook nog nooit gehoord.
4.Reactie van minister Crevits
Crevits:
Wetenschappelijk gezien bestaan er geen harde bewijzen van een dalend niveau
van spelling en grammatica, reageert minister Hilde Crevits. Maar vanuit het
onderwijsveld komen er inderdaad signalen dat het algemeen taalniveau
achteruitgaat. De minister benadrukt dat ze groot belang hecht aan een goede kennis
van het Nederlands. Daarom is de modernisering van het secundair onderwijs zo
belangrijk. In het Vlaams Parlement is het debat aan de gang over de
eindtermen. Taal zal er zeker in aan bod komen.
5. Commentaar van Raf Feys
In het debat over
de hervorming van het s.o. van de voorbije 10 jaar is de niveaudaling voor taal
e.d. op geen enkel moment ter sprake gekomen. De critici van die hervorming
vrezen ook dat deze tot verdere niveaudaling en ontscholing zal leiden.
De
beleidsverantwoordelijken van het departement en van de onderwijskoepels hebben
ook steeds ontkennend gereageerd op de vele getuigenissen en enquêtes die wezen
op de niveaudaling voor de taalvakken e.d. De katholieke onderwijskoepel
publiceerde in september 2007 zelfs een dik themanummer van Nova et Vetera om
de vele kritieken op de niveaudaling
naar aanleiding van de O-ZON-campagne van Onderwijskrant te weerleggen. Ook de
leerplanvoorzitters en de taalbegeleiders ontkenden de vele kritiek.
Ook nu pakt
Crevits uit met de stelling dat er geen wetenschappelijke bewijzen bestaan voor
de achteruitgang. Maar precies de beleidsmakers hebben zich nooit ingespannen
om het niveau van de taalkennis en taalvaardigheden op een grondige wijze te
onderzoeken. Hierbij gaat het ook niet enkel om spelling en grammatica. Erger
is dat het eveneens gaat om een grote achteruitgang inzake schrijf vaardigheid,
woordenschat en begrijpen van teksten.
De minister belooft nu dat er aandacht zal aan
besteed worden in het kader van het debat over de nieuwe eindtemen. Maar uit de
vele debatten over de hervorming van het s.o. en in de recente
eindtermen-standpunten vanbovenaf blijkt dat daar met geen woord over gerept
werd:. Denk aan standpunten als: De nieuwe school in 2030 (Departement, VLOR
en KBS), oriënterend VLOR-advies over eindtermen, 10-tal bijdragen over nieuw
leerplanconcept van de katholieke onderwijskoepel onder het motto: Zin in
leren , ouderpanel van de KBS, ... Ook in de hoorzittingen kwam die thematiek
nog niet ter sprake. Zo verwonderde het ons ook ten zeerste dat in de
hoorzitting met de ex-eindtermen-chef Roger Standaert met geen woord gerept
werd over de vele kritiek op de ontscholende Uitgangspunten bij de eindtermen
(1995) en de vele kritiek inzake de nivellerende eindtermen voor de taalvakken
e.d.
Beleidsverantwoordelijken negeren standpunten van leraren over niveaudaling e.d.
Leraren en docenten vinden
massaal dat het onderwijsniveau gedaald is, maar vinden geen gehoor bij
beleidsmensen, onderwijskoepels en vernieuwingsestablishment. Ook met andere
standpunten van de leraren houden beleidsverantwoordelijken geen rekening
1.Inleiding: leraren als
roependen in de woestijn
Ivan Van de Cloot (Itinera) schreef in september 2011
verontwaardigd op zijn facebook: Tweederde van de leerkrachten vindt dat
het onderwijsniveau drastisch gedaald is - en dat is geen nieuw feit. (Bleek inderdaad in 2007 ook al uit de
reacties op de O-ZON-campagne van Onderwijskrant + polls)Maar dit feit vindt geen gehoor. Het
onderwijsbeleid is indisch doof voor wat bij leerkrachten aan opvattingen
leeft.
De praktijkmensen wezen
in dit verband ook op de nivellerende eindtermen voor de taalvakken e.d. Ook
met de standpunten van de leraren omtrent het M-decreet, de hervorming van het
s.o., de officiële stemmingmakerijrond schooluitval en zittenblijven, de grootschaligheidsplannen... werd/wordt
geen rekening gehouden. Het feit dat de visie van de praktijkmensen weinig of
geen gehoor vindt bij de beleidsmensen, verklaart waarom de leraren ook niet
happig zijn om deel te nemen aan de 50-dagen - eindtermencampagne van minister
Hilde Crevits.
In het kader van het
debat over de nieuwe eindtermen/leerplannen en de toekomst van het Vlaams
onderwijs, vrezen we dat de visie van de praktijkmensen ook dit keer niet aan
bod zal komen. In de standpunten vanbovenaf van de voorbije maanden vinden we
hier niets van terug: in De Nieuwe School
in 2030 (Departement, VLOR, KBS), in het oriënterend VLOR-advies, in het leerplanconcept Zin in leren van de
katholieke onderwijskoepel, in uitspraken van minister Crevits, in de
voorstellen van het ouderpanel van KBS .... We beluisteren ook vooral
voorstellen die aansturen op een kanteling van het onderwijs in de richting van
verdere ontscholing haaks dus op de visie van de praktijkmensen.
Minister Hilde Crevits
wekte de voorbije maanden de indruk dat het debat over de toekomst van het
onderwijs en over de eindtermen pas begonnen was. De visie van de
praktijkmensen over de eindtermen en over de toekomst van ons onderwijs kwam
echter de voorbije 10 jaar al geregeld tot uiting. Zo bevestigden leraren en
docenten in 2011 dedaling van hetonderwijsniveau in twee dagblad-enquêtes.
Maar ministers, onderwijskoepels ... legden de opinie van de leerkrachten,
docenten en professoren gewoon naast zich neer. En in de recente standpunten
vanbovenaf houdt men er ook allerminst rekening mee.
Begin 2007 startte
Onderwijskrant met zijnO-ZON-campagne
tegen de ontscholing en niveaudaling, voor een herwaardering van basiskennis en
-vaardigheden, het gezag van de leerkracht en van de school,de niveaubewaking, enz. Uit polls en uit de
vele reacties bleek in 2007 al datde
analyse van Onderwijskrant massaal onderschreven werd door de praktijkmensen. De investering
in het onderwijs steeg de voorbije decennia heel sterk, maar toch daalden de
kwaliteit en de ontwikkelingskansen.Er werd ook opvallend veel kritiek geformuleerd op de (officiële) keuze
voor ontscholing in de tekst Uitgangspunten bij de eindtemen en opde nivellerende eindtermen voor de taalvakken
e.d.
In 2011 lanceerde
Onderwijskrant nog eens een O-ZON campagne. Dit leidde tot een paar grootschalige enquêtes: De
lerarenenquête van de krant Het Nieuwsblad, (27 augustus 2011), de
professorenenquête van De Standaard(17
september) en de peiling van VOKA in ondernemerskringen, bevestigden de al te
sterke daling van het onderwijspeil, de nivellering en ontscholing.
De niveaudaling en
ontscholing situeren zich niet enkel op het niveau van het secundair, maar evenzeer
van het lager en van het hoger & universitair onderwijs. Zo wezen docenten
en professoren op de daling van het niveau van de nieuwe studenten, maar
evenzeer op de nefaste gevolgen van tal van hervormingen sinds 1995 in het
hoger onderwijs:outputfinanciering,flexibilisering,competentiegerichte
aanpak, bureaucratisering, wildgroei aan studierichtingen als gevolg van de
Bologna-hervorming ...
Net als bij de
afwijzende) reacties op de O-ZON-campagne van 2007, repliceerde ook nu de onderwijsminister (=Pascal
Smet) dat hij niet akkoord ging met het oordeel van de leraren. En ook nu
legden de kopstukken van de onderwijskoepels de visie van hun achterban naast
zich neer. In deze bijdrage stellen we nog eens de enquêtes van 2011 voor
samen met enkele reacties.
2. EnquêteHet
Nieuwsblad eind augustus 2011 Onderwijsniveau zakt naar alarmpeil
2.1Resultaten
lerarenenquête Het Nieuwsblad
Eind augustus vernamen
we het heuglijke nieuws dat de krant Het Nieuwsblad een brede peiling
omtrent het thema van de niveaudaling zou houden een centraal thema binnen onze campagne over Ontscholing
en Herscholing. Op basis van de O-ZON-campagne
van 2007 rond ditzelfde thema konden we best voorspellen welke de uitslag van
de Nieuwsblad-enquête zou zijn.Uit de peiling bij 5000 leerkrachten en docenten
die op 27 augustus in Het Nieuwsblad verscheen,bleek dat drie op de vier praktijkmensende niveaudaling in het secundair en in het hoger onderwijs
onderschreven: 76 % in aso, 77 % in tso en bso, 76 % in hoger niet universitair
onderwijs, 77 % in universitair onderwijs.
We voegen er hier al aan toe dat ook uit de professorenenquête van de krant
De Standaard van 17 september bleek dat 70 % van de professoren wees op
de sterke daling van het niveau van de leerlingen die overstappen naar de universiteit(zie punt 4). Dit bevestigt de cijfers van de
enquête van Het Nieuwsblad.
Voor het lager onderwijs
vonden 53 % dat het niveau gedaald was en slechts weinigen dat het gestegen
was. Bij oudere leerkrachten die beter kunnen vergelijken met vroeger, ligt dit
percentage nog beduidend hoger. 33 % vond ook dat het
niveau gedaald was in het kleuteronderwijs; vragen omtrentniveaudaling in het kleuteronderwijs lijken
ons echter weinig relevant.
In de peiling van Het
Nieuwsbladbeweerde amper 10% van de
5000 leraren dat het niveau gestegen was.Als we abstractie maken van de vele vrijgestelde onderwijsmensen die
verantwoordelijk zijn/waren voor die nefaste hervormingen en van heel jonge
leerkrachten die moeilijk kunnen vergelijken, dan zijn er praktisch geen
onderwijsmensen die stellen dat er eerder sprake is van een niveauverhoging.Pascal Smet kreeg voor zijn beleid
vanwege de leerkrachten 5 op 10. Eind juni kreeg hij vanwege de redactie van De
Morgen ook al 5 op 10. Volgens de peiling van Het Nieuwsblad zijn er
ook veel klachten over de sterk toegenomen planlast en bureaucratie.
In de commentaar bij de enquête
vanwege hoofdredacteur Geert Dewaele (Waar ligt de lat?) lezen we
o.a.: De leraar maakt zich momenteel ernstig zorgen over het onderwijsniveau.
... Als het klopt dat ons onderwijsniveau daalt, dan moet er dringend
ingegrepen worden. Ons schoolsysteem staat internationaal aan de top en die
positie mag het absoluut niet verliezen. De voorbije jaren is er stevig en
terecht ingezet op gelijkekansenonderwijs. Maar tegelijk mag de lat hierdoor
ook niet lager gelegd worden voor de leerlingen. En net daar maken veel
leerkrachten zich zorgen over.... We
dreigen uit het oog te verliezendat we
ook veeleisend mogen en moeten zijn voor leerlingen. Wij voegen eraan toe dat precies door de daling van de
kwaliteit van het onderwijs en de nivellering de ontwikkelingskansen van alle
leerlingen werden afgeremd en dat deGOK-leerlingen hiervan het meest de dupe zijn. Ook de (sub)topleerlingen
uit de lagere milieuskunnen zich niet
optrekken aan het hogere niveau.
2.2Veel
instemmende reacties op lerarenpeiling
In de kranten en op de websites van de kranten, de VRT, Knack ...
reageerden vele honderden mensen op de enquête. Het is een thematiek die
duidelijk sterk leeft bij de praktijkmensen.In de meeste reacties onderschreven de leerkrachten en andere lezers
volmondig de uitslag van de peiling. De niveaudaling, de nivellering, de
uitholling van het gezag van de vakdisciplines en van de leerkrachten,... zijn volgens hen de grootste knelpunten
van ons onderwijs. Precies de sterke kanten van ons Vlaams onderwijs werden de
voorbije decennia voortdurend in vraag gesteld én veel hervormingen leidden tot
niveaudaling - ook de eindtermenfilosofie.
In veel reacties ging het over het secundair onderwijs, maar tegelijk lazen
we geregeld dat het eigenlijk al fout loopt bij het fundament van het onderwijsgebouw,
het basisonderwijs. Een aantal respondenten wezen erop dat het secundair de
daling van het niveau in het lager onderwijs voor b.v. taal niet zomaar kan wegwerken. De
niveaudaling moet dus ook in het lager onderwijs aangepakt worden, met inbegrip
van de grote (taal)achterstanden én het onderpresteren van de betere leerlingen.
Heel wat docentenbevestigden dat het
niveau van de nieuwe studenten hoger onderwijsen het niveau van de lerarenopleidingen, hogescholen en universiteiten
sterk is gedaald als gevolg van ondoordachte hervormingen - net zoals in
Nederland het geval is.
In veel reacties wezen de praktijkmensen er tegelijk op dat de
aangekondigde SMET-hervorming van het s.o. precies tot een extra niveaudaling
en nivellering zou leiden. De zachte pedagogiek van het hervormingsplan
is immers dezelfde als deze indeUitgangspunten bij de eindtermen (1995) die
mede verantwoordelijk zijn voor de
niveaudaling:vaardigheden i.p.v.
kennis, vakkenoverschrijdend werken i.p.v.vakgericht, zelfstandig werken en zelf construeren van kennisi.p.v. kennisoverdracht eninteractie, competentiegericht leren,knuffelpedagogiek ...
De pleitbezorgers van de hervorming van het s.o. hadden wellicht nog de
meeste moeite met deze aantijging. Vervelend voor hen was ook dat duidelijk
werd dat in hun hervormingsnotas de belangrijkste knelpunten, de ontscholing
en niveaudaling, verzwegen worden.
In de commentaar bij de enquête in Het Nieuwsblad (27 augustus)
kwamen ook de eerste reacties van verantwoordelijken van de lerarenbonden en de
koepels aan bod. We lazen: Hugo Deckers van de socialistische
onderwijsvakbond houdt rekening met een negatieve evolutie in de richting van
het Nederlandse onderwijs. Daar hoor je dat leerlingen en leerkrachten opnieuw
leren schrijven en rekenen. Natuurlijk is het goed dat de jeugd mondig wordt en
in groep leert werken, maar ze moet ook op intellectueel vlak voldoende
uitgedaagd worden', zegt hij. De wereld vergaat niet na een taalfout, maar het
mag niet de bedoeling zijn leerlingen af te leveren die zich gewoon goed kunnen
beredderen. Ons kennisonderwijs moet goed bewaakt worden.' Jos Van Der Hoeven van onderwijsvakbond COC
vindt dat de bevraging de sfeer op de werkvloer weergeeft. Het onderwijs is
niet altijd in de goede zin veranderd. Zo stappen ouders van niet-geslaagde
leerlingen sneller naar de rechtbank en moeten leerkrachten met een goed
onderbouwde verantwoording komen om een leerling een onvoldoende te geven.
3 Professoren-enquête: niveaudaling; malaise in
hoger onderwijs
Op 17 september verscheen dan de enquête van De Standaard waarin 70
% van de professoren wezen op de sterke daling van het niveau bij nieuwe
universiteitsstudenten en zelfs 50 % toegaven dat het niveau van het
universitair onderwijs is gedaald. De malaise in het hoger onderwijs bleek ook
uit de vele bijdragen over het hoger onderwijs die de daarop volgende dagen in De
Standaard verschenen zoalsDiplomas of witte
producten (prof. Eugeen Roegist, 22 september),Studeren à la carte
onhoudbaarvan 20 september ... De vice-rector van KULeuven wees in
dit laatste artikel ook op de nefaste wildgroei van studierichtingen, een
gevolg van de Bologna-hervorming, die nochtans in principe een harmonisering
beoogde. In de vele reacties
op de enquête wordt de niveaudaling van het universitair onderwijs in verband
gebracht met hervormingen als de outputfinanciering & daling van de
eisen,de flexibilisering, de
wildgroei...
4.Enquête VOKA: middelmaat is norm, te weinig
stielkennis
Op 7 september bleek uit een onderzoek van VOKA bij 400 kaderleden
ondernemers en managers dat 80 % de mening was toegedaan dat in het onderwijs
de middelmaat de norm geworden is en dit ten koste van de betere en excellente
leerlingen. Wellicht de belangrijkste conclusie van het
VOKA-onderzoek luidt: Onderwijs levert te weinig talent.Een heel ruime meerderheid van de deelnemers aan de Voka-enquête beweert dat
de Vlaamse scholen niet langer gaan voor excellentie maar kiezen voor
middelmaat als de norm.Ze vinden ook dat het onderwijs onvoldoende is afgestemd op de
noden van de arbeidsmarkt. Er gaat al te veel
talent verloren en te weinig leerlingen kiezen nog voor sterke wiskunde e.d.
Dit leidt er ook toe dat er aan de universiteitveel minder studenten zijn voor studies wiskunde, fysica, burgerlijk
ingenieur ... dan vroeger het geval was.
Bij VOKA, Unizo, Agora
... beluisterden we in augustus-september ook steeds meer klachten over de geringe
stielkennis van tso- en bso-afgestudeerden. Dit is mede het gevolg van de
aanzienlijke reductie van het aantal uren voor technische vakken en praktijk
mede als gevolg van de beperking van het aantal lesuren tot 32. Indien de
middenschool wordt ingevoerd, dan zou die reductie van de technische vakken en
van de praktijk nog veel groter worden. Dit verklaart wellicht waarom in de
hervormingsplannen met geen woord gerept wordt over de achteruitgang van de
stielkennis.
5. Afwijzende reacties van onderwijskoepels
op enquête Nieuwsblad
Ann Van Driessche van het gemeenschapsonderwijs
ziet in de beoordeling van het onderwijsniveau een vroeger-was-alles-beter-reflex.
Veel leerkrachten houden meer van de manier van lesgeven die ze zelf hebben
gekregen. Maar vandaag staat het onderwijs voor interactiviteit en mondigheid.
De tijd van het pure kennis reproduceren is voorbij. Vandaag komt het erop aan
die kennis toe te passen.
De woordvoerster van GO! suggereerde net als minister Smet -dat de kritische leraren ongelijk hebben en
conservatieven zijn. Op 1septemberlieten Verdyck (GO!) en Smits (VVKSO)
een opiniestukopnemen waarin ze lieten
blijken dat ze het niet eens waren met het oordeel van de leerkrachten.
Chris Smits, kopstuk katholieke
koepel, deed in zijn opiniebijdrage zijn
best deed om de kritiek van de praktijkmensen te weerleggenen zelfs in een verdacht daglicht te stellen.
Smits verwierp in zijn opiniestuk ook de gedachte dat een aantal hervormingen
tot een niveaudaling geleid hebben.
Kevin Van Laer, leraar GO!, betreurde op 30 augustus 2011 in Brief
van de dag in De Standaard dat de beleidsverantwoordelijken van het
ministerie en van de onderwijskoepels negerend en/of afwijzendreageerden op de kritiek van de
praktijkmensen in en rond de enquête van het Nieuwsblad.
Opvallend en revelerend
was dus dat minister Smet, vertegenwoordigers van onderwijskoepels, ... eens te
meer geen begrip toonden voor de kritiek
van de praktijkmensen en hun uiterste best deden om de kritiek te weerleggen.
6.Ook minister Smet ontkende niveaudalingen
Minister Smet zag op 27 augustus de bui al hangen en haastte zich om de
mening van de leerkrachten/docenten te weerleggen. Op het VRT-journaal van 13
uur stelde hij o.m. dat het niveau niet gedaald is en datde ondervraagde leerkrachten nog een te
romantisch beeld van het onderwijs hebben, een beeld van het onderwijs van de
negentiende eeuw met brave kindjes, dat helaas niet terugkomt.
Hoofdredacteur Dewaele van Het Nieuwsblad repliceerde op 29
augustus: De lerarenenquête is duidelijk in het verkeerde gat geschoten bij
minister van Onderwijs Pascal Smet. Als de minister het echt meent met zijn
reactie dan gaat hij ernstig uit de bocht. Veel leraren voelen zich
geschoffeerd,vooral omdat ze
helemaal niet terug willen naar het verleden, maar juist bekommerd zijn om de
toekomst van hun leerlingen .De leraren maken zich o.a. zorgen overhet kennisniveau van hunleerlingen..Mag dat dan niet? Als de focus
op gedrag en vaardigheden de basis van het onderwijs dreigt te verzwakken, dan
heeft het onderwijsgild de plichtom
zijn stem te laten horen. Pascal Smet heeft twee keuzes. Ofwel legt hij de
resultaten van deze bevraging bij vijfduizend (!) leraren resoluut naast zich
neer, en zegt hij dat ze zijn blijven steken in een achterhaald droombeeld van
wat onderwijs zou moeten zijn. Ofwel luistert hij aandachtig naar wat ze te
vertellen hebben, hoe zij denken over ons onderwijsniveau en waarom ze zo
ongerust zijn.
N-VA - voorzitter Bart De Wever reageerde ongemeen scherp op de
negatie van de niveaudaling door minister Smet en stelde o.m.: Pascal Smet
zei op zijn typische, in mijn ogen niet al te intelligente manier:De
tijd dat de leerkracht vooraan stond en aan de kindjes zei hoe het moest, die
is voorbij (De Morgen, 10 september). Pascal Smet reageerde als door
een wesp gestoken op de recente onheilsberichten over het onderwijs (DS, 7
september).
7.Besluit: revelerende
enquêtes, geen gehoor bij beleidsverantwoordelijken
7.1 Ontscholing
In het onderwijsdebat van augustus-september 2011 stond de thematiek van de
ontscholing, de niveaudaling en de nivellering... centraal. We noteerden ook
veel getuigenissen over de nefaste hervorming van het secundair onderwijs.
Tijdens dit septemberdebat kwam ook nog eens duidelijk tot uiting dat veel beleidsverantwoordelijken
en nieuwlichters vervreemd zijn van de praktijk en weinig waarde hechten aan
het oordeel van de praktijkmensen. Zonder de sterke ontscholingsdruk zouden zowel de zwakkere als de sterkere leerlingen
echter meer ontwikkelingskansen gekregen hebben. Enarbeiderskinderen
konden 40 à 50 jaar geleden gemakkelijker milieugebonden achterstanden
wegwerken dan tijdens de voorbije decennia. De investering in het onderwijs
steeg heel sterk, maar toch daaldende
kwaliteit en de ontwikkelingskansen.
Als Onderwijskrant ergeren we ons al een kwart eeuw aan de oprukkende ontscholing
en niveaudaling. We investeerden sinds 1993 enorm veel energie in de bestrijding
ervan. We deden voorbije decennia
samen met vele anderen ook ons best om
de sterke kanten van onze Vlaamse traditie te behouden en te optimaliseren. Ook
via lippendienst aan tal van hervormingen konden de praktijkmensen de schade
beperken. Zonder het tegengewicht van de
praktijkmensen zouden de ontscholing en niveaudaling veel groter geweest
zijn.
7.2Beleidsverantwoordelijken vervreemd van de
praktijk
De voorbije 25 jaar
bleek voortdurend dat de beleidsverantwoordelijken van het departement en van
de onderwijskoepels, en het brede vernieuwingsestablishment geen rekening
houden met de standpunten en visie van de praktijkmensen.In punt 1 schreven we al: het feit dat de
visie van de praktijkmensen weinig of geen gehoor vindt bij de beleidsmensen,
verklaart waarom de leraren ook niet happig zijn om deel te nemen aan de
50-dagen - eindtermencampagne van minister Hilde Crevits.
Prof. Dronkers over foute interpretatie van leerresutaten van allochtone leerlingen
Prof. Dronkers over foute interpretatie van leerresutaten van allochtoine leerlingen in rapporten van OESO (PISA), Vlaamse overheid, Vlaamse sociologen.....
Keynote Dronkers voor studiedag van Hertie School of Governance over Integration of Migrants and Refugees: The Role of Education 1 maart
Land van herkomst bepaalt in sterke mate leerresultaten van allochtone jongeren - belangrijker dan het land waar ze terecht komen. Dronkers betreurt dat men in rapportren van OESO, EU... met de factor land van herkomst geen rekening houdt.
Ook in rapporten van de Vlaamse sociologen en van de Koning Boudewijn Stichting, in standpunten van onderwijsministers en Departement, .... wordt met die invloedrijke factor geen rekening gehouden.
(Bevestiging van feit dat allochtone leerlingen uit landen als Marokko, Turkije .... overal eerder zwak prestreren en dat leerlingen uit Oost-Aziatische landen veelal goed presteren.)
Keynote: Jaap Dronkers (Professor in International Comparative Research on Educational Performance and Social Inequality, Maastricht University)
In his keynote, The Importance of Origin in the (Educational) Success of Migrants, Professor Jaap Dronkers will outline why country of origin is the most important macro-variable in the explanation of the (educational) success of migrants, far more important than country of destination. Among other aspects, Professor Dronkers will discuss the consequences of the omission of this important variable both in OECD Research and EU policy.mmmm
Over ondoordringbaar jargon van filosofen als Lacan & Foucault & pedagogische nieuwlichters als Dewey
Veel filosofen (Foucault, Lacan en Co), maar ook pedagogische nieuwlichters (Dewey en Co) ... munten uit in duistere taal (jargon). Ook met opzet wordt dan een ondoordringbaar jargon (bv. nieuwe tovertermen als gouvernementalité bij Foucault), een 'professional cult, en obscurantisme gecreëerd.
"If you want to conceal your own lack of understanding then it probably helps to obscure and obfuscate your meaning behind a veil of critical theory and postmodernism, or, to ...put it another way, pseudo-profound bullshit.
In The Dark Side of Loon: Explaining the Temptations of Obscurantism, Buekens and Boudry suggest the motivation for obscurantism is to set up a game of verbal smoke and mirrors to suggest depth and insight where none exists.
In een reactie stelt Anthony Radice terecht over de publicaties van John Dewey:
"I would add that the founders of progressive theory, particularly Dewey, were renowned for obscuring their ideas with verbose jargon. One key effect of this was to create a kind of professional cult from which the uninitiated layman was excluded. Undoubtedly, the rise of progressive ideas was accompanied by a transfer of power from laypeople to professional experts who spoke to each other in impenetrable language. All of their obtuse monosyllables and specialist terms would contain ideas that would be rejected outright if they were expressed plainly, such as we think many children are too stupid to learn to read."
Prof. Wim Van den Broeck: pleidooi voor leerkracht gestuurd onderwijs
Prof. Wim Van den
Broeck: Pleidooi voor leerkrachtgestuurd onderwijs & evidence based
practice
Prof.
Wim Van den Broeck, Vrije
Universiteit Brussel
(Bijdrage
uit Onderwijskrant nr. 142, september 2007)
1Kernvraag: hoe effectief is onderwijs?
Sedert
enkele decennia dendert er een trein van onderwijshervormingen doorheen ons
onderwijslandschap. Deze vernieuwingen gaan onder de vlag van het nieuwe leren,
ervaringsgericht leren, adaptief onderwijs, en gedifferentieerd en
geïndividualiseerd onderwijs. Deze hervormingsbeweging is in feite heel wat
minder nieuw dan de voorstanders ervan het graag voorstellen; ze gaat
rechtstreeks terug op de reformpedagogiek van Dewey die rond 1900 reeds een
kindgericht onderwijs bepleitte dat uitgaat van de zelfwerkzaamheid van het
individu.
Het
probleem van de hervormingsbewegingen is vaak dat ze al snel leiden tot een
heilloze polarisatie tussen hervormingsgezinden of progressieven en de
traditionalisten of conservatieven die denken dat vroeger alles beter was.
Uiteraard was vroeger niet alles beter. Leerlingen van nu zijn veel mondiger en
worden actiever betrokken bij het lesgebeuren dan destijds, er is veel meer
aandacht voor zorgverbreding, en ook aan de motivationele kant van het
leerproces wordt nu terecht veel meer aandacht besteed.
Maar
de enige echt belangrijke vraag is hoe effectief ons onderwijs is. Het is ons
om het even welke ideologie men omarmt, als ze maar werkt. Dit pleidooi voor evidence based practice is ondertussen
gemeengoed in tal van gebieden.
2Leerkrachtgestuurd versus
leerlinggestuurd
Wat
vertelt ons het empirisch wetenschappelijk onderzoek over de effectiviteit van
verschillende leermethodieken? De blote feiten zijn tamelijk onthutsend of
zouden dat moeten zijn. Ondubbelzinnig en onloochenbaar blijkt dat
ervaringsgerichte methoden in het basisonderwijs slechtere resultaten geven dan
de meer klassieke methoden (nu ook vaak het directe instructiemodel genoemd).
Meer specifiek blijkt:
dat
leerkrachtgestuurd onderwijs in het algemeen een hoger leerrendement
oplevert;
dat de
leerlinggerichte of zelfontdekkende onderwijsmethoden nadelig zijn voor de
zwakke en kansarme leerlingen en dat vooral deze leerlingen meer
afhankelijk zijn van de kwaliteit van de school;
dat de
lagere scores voor de basisvaardigheden en het cognitieve functioneren in
de leerlinggerichte methoden samengaan met een lager zelfvertrouwen en
welbevinden van de kinderen, terwijl welbevinden toch een van de
stokpaardjes is van het ervaringsgerichte leren;
dat de
hoeveelheid concrete hulp die leerlingen van de leerkracht krijgen
gevoelig afneemt in sterk geïndividualiseerd onderwijs, terwijl de
hoeveelheid leerkracht-leerlinginteractie in klassikaal onderwijs hoger
ligt.
Prestatiegerichte
schoolcultuur: haaks op heersende filosofie
Verder
blijkt uit onderzoek dat kwaliteitsvol onderwijs gekenmerkt wordt door het
vooropstellen van concrete en meetbare onderwijsdoelen, het maximaliseren van
de effectieve leertijd, waardoor een hoog niveau van actief inoefenen wordt
bereikt, het verstrekken van systematische en continue feedback en het
regelmatig afnemen van toetsen die de tussendoelen op een adequate wijze meten.
Deze kenmerken gedijen het best in een gezonde prestatiegerichte schoolcultuur
waarbij de onderwijsfilosofie is dat alle kinderen kunnen leren als ze goed
onderwezen worden en indien hoge verwachtingen gesteld worden aan alle
leerlingen.
Deze
bevindingen druisen dus regelrecht in tegen de heersende onderwijsfilosofie die
o.m. weerklinkt in het discours van enkele belangrijke onderwijsactoren, b.v.
de vorige minister van onderwijs (de huidige is iets meer genuanceerd), het
departement onderwijs, de Vlaamse Onderwijsraad, de koepels van de
ouderverenigingen De ervaring leert echter dat men nog liever de feiten
ontkent dan dat men de gekoesterde ideeën wenst op te geven. Een veel gehoorde
vermijdingsreactie is de bewering dat er verkeerd gemeten wordt en dat de
nieuwe leermethoden ook nieuwe meetmethoden impliceren. Dit is een nogal flauwe
verdediging, vooral omdat de hervormers steeds zelf claimden (en dus aan ouders
beloofden) dat ook de leerresultaten zouden verbeteren. De redenen waarom men
deze belofte niet heeft kunnen inwilligen zijn interessanter en willen we hier
even nader bekijken.
Waaraan
ligt het dat de hervormingsideeën niet gebracht hebben wat velen ervan verwacht
hadden? We noemen kort de belangrijkste uitgangspunten van de
vernieuwingsbeweging en laten zien dat een analyse ervan snel leidt tot enkele
merkwaardige inconsistenties en problemen. De drie centrale kenmerken die we
hier even tegen het licht houden zijn: de nadruk op het natuurlijke leren (het
naturalisme), de nadruk op het formele aspect van het leren (het formalisme),
en het belang dat men hecht aan het geïndividualiseerde leren (het
individualisme).
4Natuurlijk leren versus
cultuuroverdracht
De
hervormers creëren graag een tegenstelling tussen enerzijds natuurlijke vormen
van leren (aansluitend bij de leefwereld en ervaringen van het kind) en
anderzijds zgn. schoolse dorre boekenwijsheid. Naar aanleiding van de recente
bevinding dat het met het hoofdrekenen van onze schoolgaande jeugd pover
gesteld is, konden we uit de mond van een CLB-vertegenwoordiger vernemen dat
het toch maar gaat over dode kennis die nergens functioneel is. Hoezo niet
functioneel? Behoort een bezoekje aan de bakker of het ruilen van knikkers of
andere verzamelobjecten dan niet meer tot de leefwereld van het kind?
De
tegenstelling is echter een valse tegenstelling: alle kennis kan immers
functioneel zijn afhankelijk van de context waarin men zich bevindt. Maar als
de tegenstelling niet zozeer met het soort kennis te maken heeft, dan ligt het
verschil misschien in de aard van het leerproces zelf. Vaak wordt inderdaad
beweerd dat leren intrinsiek motiverend
moet zijn (gewoon leuk), moet aansluiten bij dagelijkse ervaringen, en best
zoveel mogelijk gebaseerd is op doen (learning by doing). Net zoals een
kind leert praten, zonder dat er schoolse instructie aan te pas komt en gewoon
door ondergedompeld te worden in een taalbad, zo ook zou al het schoolse leren
op een meer natuurlijke wijze moeten geschieden. In deze lokroep van het
natuurlijke leren schuilt inderdaad de grote aantrekkingskracht van de bepleite
hervormingen: leren zonder al te veel inspanningen lijkt wellicht voor ieder
van ons het ideaal.
Helaas, uit zeer
uitvoerig wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de leerprocessen die
tussenkomen bij de basisvaardigheden die in de lagere school aangeleerd worden
(lezen, spellen en rekenen) weinig of niets te maken hebben met het soort
natuurlijke leerprocessen die zich wel voordoen bij biologisch primaire
vaardigheden (zoals leren praten). De vaardigheden die in de school
aangeleerd worden zijn vaardigheden die pas na eeuwen moeizame culturele
ontwikkeling tot stand zijn gekomen en die dus per definitie artificieel
zijn. Onderwijzen impliceert dus de overdracht van de cultuur en dat vergt
ongetwijfeld enige moeite en is dus niet inherent (en van nature) aantrekkelijk
voor een kind. Dit sluit echter niet uit dat het leren beheersen van taal en
wiskunde door het voorbeeld van volwassenen aantrekkelijk kan gemaakt worden.
Kinderen laten er zich maar al te graag door uitdagen op voorwaarde dat de
volwassene (leerkracht) het uitdagende toont.
5Verwaarlozing leerinhoud
Een
tweede belangrijk kenmerk van de hervormingsbeweging is de nadruk die men legt
op de vorm van het leren, waardoor de inhoud van het geleerde aan belang
inboet. Het belangrijkste argument dat hierbij gehanteerd wordt is dat kennis
in onze hoogtechnologische maatschappij zeer snel verouderd raakt en dat het
daarom beter is in te zetten op instructiemethoden die leerlingen in staat
stellen zelf de nodige kennis te zoeken en te verwerven. Vandaar het belang dat
gehecht wordt aan leren leren, aan heuristische zoekmethoden en aan
creativiteit en kritisch denken. Dit zijn alle beslist zeer nastrevenswaardige
doelen, maar opnieuw moet de vraag gesteld worden wat wetenschappelijke
inzichten ons daarover leren.
Een
zeer robuuste bevinding is dat kennis uit een specifiek kennisdomein zeer
moeilijk generaliseert naar andere domeinen: men zegt daarom dat kennis in
sterke mate domeinspecifiek is. Maar dat betekent ook dat een aangeleerde
procedure in een leren leren aanpak niet zomaar toegepast zal worden in een
andere context. Uiteindelijk blijkt dat de beste manier om kennis wendbaar te
maken juist impliceert dat veel inhoudelijke kennis wordt opgedaan: gericht en
kritisch zoeken veronderstelt reeds een hele boel voorkennis. Vandaar dat
kennis in feite nooit echt verouderd is: kennis is cumulatief, hoe meer kennis
je opstapelt, hoe beter je in staat bent die kennis toepasbaar te maken en te
relateren aan andere kennisinhouden.
6Leerlinggestuurd en
geïndividualiseerd?
6.1Geïndividualiseerd leren versus
zorgverbreding & GOK
Vooral
het laatste uitgangspunt van de vernieuwingsbeweging, het geïndividualiseerde leren, dreigt als het roer niet snel omgegooid
wordt, de komende jaren te leiden tot een flinke kwaliteitsdaling van ons
onderwijssysteem. Politici en politieke commentatoren lopen op dit vlak vaak
wat achter op de feiten. Toen ons onderwijs enkele jaren geleden nog van een
uitstekende kwaliteit was, lieten ze al even ideologisch bevlogen als de
hervormers, geen kans voorbijgaan om rond te bazuinen dat het in feite niet
deugde. Nu de funeste gevolgen van de eenzijdige onderwijshervormingen manifest
worden, klinkt het overal dat ons onderwijssysteem het beste van de wereld is.
Het kan verkeren!
Wat
zou er mis kunnen zijn met de vanzelfsprekend lijkende gedachte dat onderwijs
idealiter afgestemd wordt op de individuele onderwijsbehoeften van het kind.
Ons wordt voorgehouden dat verschillen tussen kinderen niet als hinderlijk
ervaren mogen worden. De gedachte hierbij is kennelijk dat kinderen het beste
kunnen leren als aangesloten wordt bij de ervaringen en mogelijkheden van het
individuele kind. De eenzijdigheid van de gepropageerde visie legt echter een
merkwaardige inconsistentie bloot. Indien
de individuele ontwikkeling tot norm wordt verheven, waarom zou men zich dan
nog zorgen hoeven te maken over het achterblijven van de zwakkeren?
We
accepteren de verschillen, zo luidt het. Maar het accepteren van
persoonlijkheidsverschillen en van verschillen op het levensbeschouwelijke,
etnische en socio-economische niveau is heel iets anders dan het accepteren van
verschillen op het niveau van de schoolse vaardigheden. Zijn de pleitbezorgers
van de leerlinggerichte, zelfontdekkende, sterk geïndividualiseerde aanpak er
dan zo zeker van dat de ouders van zwakke en kansarme kinderen deze verschillen
ook zo interessant zullen vinden en dat deze kinderen zelf daar later niet de
dupe van zullen worden? Dat is uiteraard niet de bedoeling van deze
pleitbezorgers, maar het is wel een onvermijdelijke consequentie van het
onderwijs dat zij voorstaan.
Wat
men kennelijk onvoldoende inziet is dat indien de onderwijsdoelen sterk
aangepast worden aan het niveau van het kind er voor vele kinderen te weinig
stimulansen geboden worden om te leren. Daardoor zullen de verschillen tussen
de kinderen alleen maar toenemen (divergente differentiatie). Leren is ook in
grote mate een sociaal gebeuren: kinderen
trekken zich erg aan elkaar op. Uiteraard zullen er in elk onderwijssysteem
niveauverschillen blijven bestaan tussen de leerlingen.
Goed
onderwijs slaagt er echter in deze verschillen zo klein mogelijk te houden
(convergente differentiatie) waarbij
zwakkere leerlingen minimaal gebracht worden tot een aanvaardbaar basisniveau
en knappe leerlingen ook niet geremd worden in hun cognitieve ontwikkeling.
Uiteindelijk is het doel van elk onderwijs dat het kind ingevoerd wordt in de
cultuur en ook aangepast wordt aan die cultuur, en dus niet omgekeerd. Zo is
het altijd geweest en zo hoort het ook. Indien men dat basale uitgangspunt van
onderwijs op zijn kop zet, dan is men niet bezig met een onderwijshervorming
maar met het slopen van het onderwijs. Met alle gevolgen van dien. Misschien is
het de lezer ook opgevallen dat het huidige individualisme in feite een vorm
van ultraliberalisme veronderstelt die helemaal niet past bij het progressieve
imago dat de hervormers zich graag aanmeten. Als ze zich werkelijk ernstig
bekommeren om mooie principes als zorgverbreding en gelijkheid van kansen, dan
doen ze er goed aan zich grondig te bezinnen over hun eigen uitgangspunten.
6.2 Therapeutisering en doorverwijzing
De
individualisering leidt in de praktijk tot een therapeutisering van het
onderwijs. Het minste probleempje bij het onderwijsleerproces wordt door
leerkrachten die opgeleid werden vanuit de hervormingsleer al snel geduid als
een probleem in het kind (individualisme) en niet als een taak en uitdaging
voor het onderwijs. Dit soort van diagnosticerend onderwijzen leidt tot een
enorme aangroei van doorverwijzingsproblemen naar allerlei specialisten en
therapeuten.
Een
klas waarvan bijna de helft van de kinderen wel een of ander diagnostisch label
heeft, is echt geen uitzonderling meer: bv. drie dyslectici, twee kinderen met
dyscalculie, twee met een niet-verbale leerstoornis, en één met een ernstig
gedragsprobleem. Een mens vraagt zich af wat we vroeger met al die kinderen
deden; was het echt alleen maar mond houden en de stof erin drammen? Het aantal
doorverwijzingen in een school kan m.i. beschouwd worden als een index voor het
gebrek aan kwaliteit van de school.
Een
goede leerkracht heeft juist de tegenovergestelde houding; zij beseft dat zij
in grote mate zelf verantwoordelijk is voor de schoolresultaten van de kinderen
van haar klas en zij maakt er een erezaak van dat de resultaten van alle haar
toegewezen kinderen gezien mogen worden (uiteraard rekening houdend met de
instroom). Dit veronderstelt dat de leerkracht grote verwachtingen stelt aan
alle leerlingen en een sterk beroep doet op het wij-gevoel in de klas aangevuld
met een gematigde vorm van differentiatie die de gemeenschappelijke basis niet
aantast maar wel aanvult.
7Kwaliteit, oude waarden en controle
Gebaseerd
op de wijsheid van het verleden en aangevuld met nieuwe inzichten kunnen we ons
onderwijs handhaven op een hoog niveau wat uiteindelijk alle leerlingen ten
goede komt en in het bijzonder de zwakkeren. Ouders en hun kinderen hebben het
recht op kwaliteitsvol onderwijs. Scholen mogen daarom ook verantwoordelijk
gesteld worden voor het geleverde werk. Internationale ontwikkelingen tonen aan
dat de onderwijskwaliteit betreffende de kerntaken van een school vrij
objectief gemeten kan worden. De onderwijsinspectie zou zich daarom beter
bezighouden met het organiseren van objectieve schooloverstijgende eindtoetsen
(zoals bv. nu in Nederland het geval is), dan met het controleren of men de
gewenste ideologie wel volgt.