Inhoud blog
  • Waarom leerlingen steeds slechter presteren op Nederlandse scholen; en grotendeels ook toepasselijk op Vlaams onderwijs!?
  • Waarom leerlingen steeds slechter presteren op Nederlandse scholen; en grotendeels ook toepasselijk op Vlaams onderwijs!?
  • Inspectie in Engeland kiest ander spoor dan in VlaanderenI Klemtoon op kernopdracht i.p.v. 1001 wollige ROK-criteria!
  • Meer lln met ernstige gedragsproblemen in l.o. -Verraste en verontwaardigde beleidsmakers Crevits (CD&V) & Steve Vandenberghe (So.a) ... wassen handen in onschuld en pakken uit met ingrepen die geen oplossing bieden!
  • Schorsing probleemleerlingen in lager onderwijs: verraste en verontwaardigde beleidsmakers wassen handen in onschuld en pakken uit met niet-effective maatregelen
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Onderwijskrant Vlaanderen
    Vernieuwen: ja, maar in continuïteit!
    19-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onderwijs. Over belang Standaardnederlands & Actiegroep 'Nederlands Vanzelf Sprekend'

    Verantwoording bij  'Oproep van de Actiegroep' Nederlands Vanzelf Sprekend'

    Deel 1: commentaar van Ghislain Duchâteau

    - Is Standaardnederlands een verloren zaak? Wordt tussentaal dan overal dominant? De standaardisering is wel vertraagd, maar niet stilgezet. In de dagelijkse omgang wordt veel meer en veel vaker Standaardnederlands gebruikt dan men soms wel eens laat blijken.

    Een eigentijds onderzoek naar het gebruik van Standaardnederlands in zijn sociale stratificatie en in zijn geografische verspreiding zou beslist foutieve beoordeling over het taalgebruik kunnen corrigeren. Men moet er wel bij bedenken dat binnen de taalvariëteit Standaardnederlands ook variaties voorkomen. Het uitgangspunt om te spreken over Standaardnederlands bij taalgebruik is de intentie om het te hanteren. Die intentie is doorgaans goed waarneembaar en herkenbaar bij de toegesprokene(n) in een gesprek. Familiaire vormen van taalgebruik doen binnen de omgangstaal niets af aan de feitelijkheid van het hanteren van de standaardtaal.

     Stijn Verrept formuleert het zo: “Vanzelfsprekend komt dus in elke cultuurtaal (=standaardtaal) enige interne variatie voor. Zelfs wie ze goed hanteert, zal er toch ook tot op zekere hoogte van afwijken. De mate waarin van de cultuurtaal wordt afgeweken, bepaalt of iemands taal nog als cultuurtaal wordt ervaren.”  Zo komen we tot een verbrede opvatting van de standaardtaal.

     Wellicht is het goed hier in kort bestek te herinneren aan de belangrijkste karakteristieken van het Standaardnederlands.

     Het is de taalvariëteit die:
     - algemeen gebruikelijk is binnen het taalgebied;
     - vanuit een historische ontwikkeling ontstaan is door standaardisering;
     - formeel maar ook informeel (als omgangstaal) wordt gebruikt op basis van het afstandsprincipe;
     - we bij voorkeur gebruiken tegenover onbekenden en tegenover anderstaligen die (pogingen doen om) Nederlands (te) spreken;
     - door de spreekgemeenschap ruim wordt geaccepteerd;
     - voor de woordenschat, de grammatica en de uitspraak gecodificeerd is zoals in woordenboeken, standaardnaslagwerken e.d.;
     - voornamelijk wordt gebruikt in het onderwijs, door de overheid en in de media;
     - onderscheidbaar is van tussentaal en van het dialect door een wat fluctuerende grens - herkenbaar bij de spreektaalvorm via kennis en vaardigheid maar vooral in de eerste plaats door de attitude van de spreker om bewust de standaardtaalvorm te willen gebruiken in de gespreksituatie;
     - je op de openbare omroep zowel op de radio als op de televisie hoort uit de mond van journalisten en vaste medewerkers en die door taalgebruikers als model of norm kan worden nagestreefd.

     Naast de term Standaardnederlands kunnen we Algemeen Nederlands of Nederlandse standaardtaal als benaming voor die variëteit van onze taal gebruiken.
     Het is onze cultuurtaal.

     Fundamentele informatie over standaardtaal vindt u op Taaladviesnet van de Nederlandse Taalunie.

     - In de Oproep van de Actiegroep Nederlands Nederlands Vanzelf Sprekend wordt geijverd voor eenheid in het taalgebruik in het hele taalgebied in Nederland en in Vlaanderen en elders waar Nederlands wordt gesproken. Daarmee bedoelen de actievoerders dat er een zo groot mogelijke eenheid zou moeten bestaan of nagestreefd zou moeten worden. Laat het hier duidelijk zijn dat daarmee niet een volstrekte ideale eenheid bedoeld wordt, wel dat de Actiegroep de attitude wil bevorderen om de eenheid of het streven naar eenheid zo veel mogelijk te beklemtonen en het Nederlands als de eenheidstaal in het taalgebied te beschouwen zonder enige variatie in het gesproken taalgebruik uit te sluiten.

     - En de verschillen dan in woordgebruik in Nederland en Vlaanderen? Er is een beklemtoning van de evenwaardigheid van het Belgisch Nederlands tegenover het Nederlands Nederlands, de twee grote taalvariëteiten – het nieuwe zogenaamde bicentrisme. Het woord ‘goesting’ heeft in dat opzicht het laatste jaar een bliksemopgang gekend ook in het publieke taalgebruik van Vlaamse politici en in de media. Als we dat afwijkend woordgebruik van het Nederlands standaardtaalgebruik blijven beklemtonen en cultiveren, dan bevorderen we inderdaad een stukje verwijdering van het gesproken taalgebruik in beide gebieden. Elkaars verschillende woorden hoeven we niet af te wijzen, maar het voorkomen van verschillende woorden in beide gebieden hoeven we ook niet steeds te beklemtonen. Laat Vlamingen de specifieke woorden uit Nederland leren, ze begrijpen en - als ze willen - ze zelf ook hanteren. Laat Nederlanders ook de Vlaamse woorden in het taalgebruik van Vlamingen respecteren. Studies wijzen ook uit dat er op het geheel van onze heel ruime woordenschat zowat 4.000 specifieke woorden in het Noorden worden gebruikt en ook zowat 4.000 specifieke woorden in het Zuiden van het taalgebied. Twintigjarige gemiddelde geschoolden beheersen zowat 60.000 woorden van zowat tweehonderdduizend bestaande verschillende woorden in het Nederlands. Die 4.000 aparte woorden voor Zuid en voor Noord maken dan toch een bijzonder klein percentage uit.

     - Wel is de uitspraak tussen beiden delen van ons taalgebied opvallend verschillend en horen we vaak ook binnen het standaardtaalgebruik nogal opmerkelijke afwijkingen. Vaak gaat dat gepaard met een zwakke articulatie van de klanken en de woorden. Dit is wel zo ernstig dat dit verschijnsel de verstaanbaarheid voor een aantal mensen in het gedrang kan brengen.
     In het onderwijs is het daarom wenselijk om ruime aandacht te besteden aan duidelijke articulatie en aan uitspraaktraining. Hoewel de ontwikkeling van de communicatieve vaardigheden voorrang blijft verdienen, is aandacht en best meer aandacht voor uitspraak als vormgebonden aspect van het taalgebruik eveneens aan te bevelen. Ook dat kan de perceptie van de taalobservator verbeteren en de status van het Nederlands positief beïnvloeden.

    Aanpassing aan de situatie
    Ten slotte houdt de regel dat men zich met het passende register en de daarbij horende taalvorm het best kan aanpassen aan de voorkomende taalgebruikssituatie, wel het risico in dat de taalgebruiker – het kan bijvoorbeeld een leerling of een student zijn – niet precies weet wanneer tussentaal of standaardtaal op haar plaats is. Het risico is niet denkbeeldig dat men in vele communicatieve situaties zich al te gemakkelijk tot tussentaligheid laat verleiden. In veel meer situaties dan men kan denken is standaardtaligheid de geschikte en de meest natuurlijke en de meest efficiënte taalgebruiksvorm om te hanteren. Wat men ook beweert, standaardtaal en tussentaal zijn geen gelijkwaardige taalvariëteiten. Wij blijven ervan overtuigd dat de gecodificeerde standaardtaal prioritair is tegenover tussentaal en in een veelheid van gesprekken de voorkeur verdient. Hoe beter men het Standaardnederlands beheerst, hoe gemakkelijker men zich in dergelijke situaties kan bewegen.

    Besluit

     Keren we terug tot onze uitgangsstelling: de perceptie over de taalwerkelijkheid van het gesproken Nederlands moet worden verbeterd. De status van het Standaardnederlands moet worden ondersteund. Mogelijk heeft het bovenstaande de lezer ertoe gebracht het belang daarvan in zekere mate in te zien. En dat onderbouwt de actie Vanzelf Sprekend van de actiegroep Nederlands. Communicatieve functionaliteit en attitudinele inzet voor de standaardvorm van het Nederlands kunnen best samengaan.

     Ghislain Duchâteau – 2 maart 2014

    Deel 2:  commentaar van Ludo Beheydt


     Als ik stel dat Standaardtaal en tussentaal geen gelijkwaardige varianten zijn, dan zijn daar nog wel meer argumenten voor te geven dan diegene die ik summier heb genoemd:

     1. In de eerste plaats is er ook nog een verschil in communicatieradius.
     Dat lijkt mij een bijzonder belangrijk onderscheid: met het Standaardnederlands kan ik zonder verstaanbaarheidsproblemen in het hele taalgebied terecht, van Kortrijk tot Groningen. Dat is dus een heel
     verschil met de tussentaal, die over de grens al ondertiteld moet worden (cf. de ondertiteling van Witse, etc.).

     2. De tussentaal is slechts een spreektaalvariant, als schrijftaal is de tussentaal nog helemaal niet bruikbaar. Dat bleek maar al te duidelijk toen Geert van Istendael in de krant een ironisch opiniestuk liet verschijnen in een 'diplomatieke' tussentaaltranscriptie en de auteurs van 'De manke usurpator' zich genoopt zagen in de Standaardtaal te antwoorden.

     3. De tussentaal is sterk domeingebonden en daardoor erg beperkt. Het lijkt mij nog steeds niet goed mogelijk om over biochemische processen, existentiële filosofie of macro-economie genuanceerd te discussiëren of te
     overleggen in de tussentaal. Daarvoor is alleen de standaardtaal geschikt, juist omdat in de standaardvariant de nodige 'elaboration'(Haugen)gebeurd is, die de bruikbaarheid in alle domeinen van het leven garandeert.

     4. De tussentaalvariant lijkt me niet geschikt als taalaanbod in het vreemdetalenonderwijs. Als wij het Nederlands aantrekkelijk willen houden voor anderstaligen en voor onze Franstalige landgenoten, dan hebben wij er alle belang bij het Standaardnederlands te blijven verzorgen en te blijven koesteren als de geschikte variant bij uitstek voor onderwijs, beleid en wetenschap.

     Voorts blijf ik bij mijn bewering dat "de beschrijving nog steeds in de kinderschoenen staat". Uiteraard is het mij bekend dat er ondertussen vele studies en scripties verschenen zijn over de tussentaal. Zelfs bij mij zijn daar verschillende scripties over gemaakt, en één is zelfs bekroond en uitgegeven en heeft uitvoerig de krant gehaald. Maar al die beschrijvingen hebben nog geen definitieve beschrijving van de tussentaal opgeleverd. Die is voorlopig ook niet te geven omdat de variatie zo groot is dat er eigenlijk niet van een tussentaal sprake is maar van tussentalen. Dat was overigens wat ik bedoelde met het 'continuum'. Zolang die tussentaal niet gecodificeerd en genormeerd is kan ze niet als een secundaire standaardvariant worden beschouwd. En zoals we uit de
     sociolinguïstiek weten is het standaardiseringsproces een proces van zowat een eeuw volgens Bloomfield. Tegen die tijd is het met het Nederlands al afgelopen, volgens sommige pessimisten.

     Nog steeds vind ik het Standaardnederlands het beste emancipatorische instrument. Als wij zowel de nieuwkomer als de dialectspreker volmondig willen laten deelnemen aan het gedeelde betekenisweb van onze cultuur, dan
     moet die kunnen beschikken over het instrument dat haar/hem daartoe in staat stelt en dat is de Standaardtaal, de taal van het beleid en de overheid. Ik heb dat verwervingsproces als West-Vlaamse dialectspreker zelf doorgemaakt en er ook de vruchten mogen van plukken. Ik heb het Standaardnederlands altijd als een maatschappelijke hefboom gezien. Wie die variant beheerst wordt maatschappelijk weerbaarder, of hij nu kunstenaar, elektricien, veehouder, leraar of kapper is.

     In een recent stuk 'Cultuur in Vlaanderen of Vlaamse cultuur' heb ik het zo geformuleerd:
     "In eerste instantie zal de aanwezigheid van grote groepen anderstaligen en etnisch-culturele minderheden een brede actie voor cultuurparticipatie noodzakelijk maken, want het is bekend dat juist etnisch-culturele
     minderheden vaak niet participeren aan culturele activiteiten. Taal is daarbij een notoire barrière. Daarom is het noodzakelijk dat de cultuur via de taal toegankelijk gemaakt wordt, zodat alle groepen in de samenleving efficiënt kunnen participeren in het grote betekenispotentieel van de cultuur in Vlaanderen. Daartoe is in eerste instantie een stevig uitgebouwd taalbeleid nodig dat het mogelijk maakt dat alle groepen in de samenleving kunnen participeren in het culturele debat. Dat taalbeleid moet zich met alle middelen richten op het behoud en de verwerving van de standaardtaal, de enige lingua franca die in aanmerking komt voor de interculturele uitbouw van een gedeelde en gediversifieerde cultuur in Vlaanderen. Het Nederlands is nu eenmaal de taal van het onderwijs, van de media, van het beleid en van het maatschappelijk leven en als wij de anderstaligen echt willen betrekken in de cultuur in Vlaanderen dan is het onze verdomde plicht om die anderstaligen alle mogelijkheden te bieden om zich die taal eigen te maken. De prioritaire taak voor het cultuurbeleid in Vlaanderen is dan ook optimale taalverwervingsfaciliteiten scheppen. Het mooiste cadeau dat de Vlaamse Gemeenschap aan nieuwkomers en anderstaligen kan geven is dat van de Nederlandse taal. Met de kennis van de taal geven we ze het machtigste instrument om volwaardig mee te bouwen aan het betekenisweb waaraan alle leden van de Vlaamse gemeenschap participeren. Als we andere culturen een stem in het kapittel willen geven, als we diversiteit een kans willen geven, dan moeten we blijveninvesteren in de promotie van het Nederlands. Dat Nederlands moet niet als een stok achter de deur worden gehanteerd, maar als een sleutel tot participatie, tot interculturele dialoog. Dankzij die taal kan de aanwezige diversiteit in het cultuurlandschap haar volle waarde krijgen.

    Het zou een jammerlijke keuze zijn om in Vlaanderen in naam van de diversiteit officieel Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur op te richten, wat overigens niet eens mogelijk is als we bedenken dat er alleen al in Antwerpen vierhonderd thuistalen zijn. Zoals in Nederland gebleken is, leidt curriculair O.E.T.C. te gemakkelijk tot een onwerkbaar multiculturalisme met talige en culturele schotten. Ik pleit dus tegen de multiculturele maatschappij, maar voor de interculturele maatschappij. Uit verzet tegen een provincialistisch reactionair Vlaams particularisme, pleit ik voor een prioritaire aandacht voor de taal in het Vlaamse cultuurbeleid. Dat houdt niet in de ontkenning van de andere talen en culturen, maar juist de openheid ervoor en erkenning ervan. In het versterken van de openheid voor andere culturen middels een gedeeld interactie-instrument  ligt de toekomst van de gediversifieerde cultuur. In het onderwijs moet ruimte en respect zijn voor de andere aanwezige talen en culturen in de Vlaamse gemeenschap, maar dat onderwijs moet als zijn eerste culturele taak de verwerving van het Nederlands zien. Dat geschenk van de taal waarmee je volwaardig kan functioneren in de
     gemeenschap is onschatbaar."

     Ik geloof dat ik hiermee de nodige nuancering bezorgd heb, die een beter begrip van mijn positie voor uw lezers mogelijk moet maken.

     Ludo Beheydt

    19-04-2014 om 14:30 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Standaardnederlands
    >> Reageer (0)
    18-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onderwijs. Pastoorpreek van Passstoors tegen taalracisten!?
    Pastoorspreek van Helene Passtoors tegen taalracisten

    De vele pleitbezorgers van degelijk taalonderwijs voor anderstalige leerlingen en voor NT2 zijn volgens de vurige Helene Passtoors (taal)racisten; dus: bijna alle leerkrachten , mevrouw Mieke Van Hecke, Onderwijskrant, bepaalde politieke partijen…

    Zelfs de bekende Helene Passtoors mengde zich als 'taaldeskundige' en ...als vurige pleitbezorger van de thuistalen en van onderwijs in de eigen taal en cultuur (OETC) in het recente debat over thuistalen en het onderwijs. In een reactie op een opinie van Raf Feys in 'De Wereld Morgen' over de nood aan intensief NT2-taalonderwijs vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs, wekt mevr. Passtoors vooreerst ten onrechte de indruk dat er eensgezindheid bestaat binnen het wetenschappelijk onderzoek. Ze gaat nog een stap verder dan de meeste Vlaamse pleitbezorgers van de thuistalen op school en stelt: “Het is zelfs principieel af te raden om een allochtone leerling te leren lezen in een taak die hij/zij nog onvoldoende kent.” De allochtone leerlingen moeten dus in de eerste plaats op school hun thuistalen verder kunnen ontwikkelen. Tussendoor: Het is uiteraard mede de bedoeling van NT2 vanaf de eerste dag van de kleuterschool dat die leerlingen bij het begin van het eerste leerjaar al het Nederlands wat beheersen.

    Passtoors stelt dat er eensgezindheid is bij experts omtrent meertalig onderwijs en predikt verder op zijn pastoors: “Het is zeer irritant dat mensen om het even wat verkondigen als het om migranten, Neder-lands leren en, ja assimilatie gaat. Taalkundigen zullen inderdaad allen zeggen dat b.v. de discussie over wat migrantenkinderen op de speelplaats spreken geen taalprobleem is, maar vanuit sociale en politieke kant tot probleem verheven wordt om redenen die niets met taalverwerving te maken hebben. Maar waarschijnlijk alles met de idee van assimilatie.” Enkel taalkundigen als Passtoors mogen blijkbaar uitspraken doen over het al dan niet aansporen van anderstalige leerlingen om in en buiten de klas zoveel mogelijk Nederlands te spreken en te oefenen. Ze stelt zelfs dat onze term ‘taalachterstand’ voor anderstalige leerlingen die starten in het kleuteronderwijs een slechte term is die “verdacht veel neigt naar ‘(taal)racisme’.” We citeren nog even: “Het woord ’achterstand’ is immers een fundamenteel begrip in het hele complex verbonden met racisme, inferieure rassen, de su-perioriteit van het blanke ras.” Ze besluit: “Kortom, het is zeer irritant dat mensen om het even wat verkondigen als het om migranten, Nederlands leren en ja, assimilatie gaat."

    18-04-2014 om 10:54 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:Helene Passtoors, taalracisten, NT2
    >> Reageer (0)
    16-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onderwijskrant.Partijen vrezen dat ze met hun onderwijsvisie stemmen zullen verliezen
    Partijen vrezen dat ze met hun onderwijsvisie stemmen zullen verliezen

    'De Lille neemt bocht over voorrangsregels in Brusselse scholen' en ook Tobback nam in 'Reyers Laat' een bocht inzake onderwijs.

    Wellicht begint Groen te beseffen da...t ze met haar standpunten over het onderwijs - ook over de hervorming van het secundair onderwijs- al veel stemmen bij leerkrachten e.d. aan het verliezen is. De vele afwijzende reacties op de recente uitspraken van De Lille en Decruynaere spreken voor zich. In het verleden spraken Groene volksvertegenwoordigers zich jammer genoeg ook uit tegen de invoering van intensief NT2 vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs.

    Ook bij een aantal volksvertegenwoordigers van Sp.a - en in mindere mate zelfs van CD&V - begint het besef door te dringen dat ze met hun onderwijsvisie en onderwijshervormingen stemmen aan het verliezen zijn. Zo poneerde Bruno Tobback in 'Reyers Laat' plots - en terecht- dat de democratisering en de sociale doorstroming nergens groter waren en zijn dan in Vlaanderen. In de hervormingsplannen voor het s.o. stelden de beleidsmakers (en sociologen) echter steeds dat ons Vlaams onderwijs kampioen sociale discriminatie was en minder kansen bood aan kansarme en arbeiderskinderen. Aangezien de sterke kanten van ons s.o. - en van onze eerste graad in het bijzonder - als knelpunten werden bestempeld, moeten de hervormingsplannen de helling op. Wie A zegt, moet ook B zeggen.

    We vrezen echter dat er in de context van de verkiezingen weinig aandacht zal zijn voor fundamentele debatten over het onderwijs. Zo zouden we o.a. willen vernemen wat de partijen - ook de N-VA en Open VLD - denken over de grootschalige scholengroepen, de LAT-inclusie binnen het M-decreet, de tikkende taaltijdbom en de dringende invoering van intensief NT2, ...

    16-04-2014 om 09:26 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onderwijs. Omtrent misbruik van onderzoek van Slavin e.d. over gebruik van thuistalen

    Omtrent misbruik van onderzoek van Slavin e.d.  over gebruik van thuistalen

    1. Prof. Wim Van den Broeck:
    De belangrijkste conclusie die Slavin zelf trekt uit zijn studie is dat er te weinig hoog kwalitatieve studies zijn om uitsluitsel te geven over deze kwestie. Bovendien gaat het in die studie over specifieke situatie in VS van Spaanstaligen en effect op leren lezen in het Engels. De positieve effecten gelden uitsluitend voor zgn. 'paired bilingual programs' waarbij kinderen meerdere keren per dag leesonderricht krijgen in beide talen.

    2. Prof. Hartmut Esser: voorstanders van gebruik thuistalen vergissen zich!
     We verwijzen hier even naar de conclusies van prof. Hartmut Esser (universiteit van Mannheim), een gerenommeerde socioloog, die zowat alle studies wereldwijd met betrekking tot onderwijsresultaten en beroepskansen in biculturele onderwijssystemen en tweetalige groepen onderzocht. Hij stelde vast  de stellige uitspraken  van de voorstanders van het gebruik van thuistalen in klas geen hout snijden (Hartmut Esser, Sprache und Integration. Die sozialen Bedingungen und Folgen des Spracherwerbs von Migranten, Frankfurt/M. und New York 2006 (Campus Verlag).
     Prof. Esser : “Ten eerste moet het merendeel van het 'onderzoek' dat terzake werd verricht naar de prullenmand verwezen worden omdat ze een aanfluiting vormen van iedere ernstige statistische methodiek (ontoereikende gegevens, afwezigheid van controlegroepen, afwezigheid van enig onderzoek naar andere factoren die een rol kunnen spelen). In bijvoorbeeld de Verenigde Staten kan noch bij Spaanstaligen, noch bij Aziaten een positieve invloed vastgesteld worden wat betreft schoolse resultaten, wel integendeel: wie vasthoudt aan zijn taal, boert slechter. En ook op het vlak van de socio-professionele integratie is er geen meerwaarde: de 'etnische netwerken' reiken niet erg ver, zeker niet tot echt interessante jobs, zowel bij immigranten in de Verenigde Staten als bijvoorbeeld bij Turken in Duitsland. "Bij de huidige stand van de wetenschap, besluit Hartmut Esser, kan men niet stellen dat het handhaven van banden met het land van oorsprong een meerwaarde heeft voor de(socio-economische) integratie. Assimilatie lijkt de enige mogelijke weg te zijn.

    3. Unesco: Questions about the ef ects of bilingual and multilingual education for young children are complex. Usually, outcomes   depend   on   a   host   of   factors,   including:   the   age   the   child   began   learning   the   language(s);   the language(s) spoken in the child’s home; the status or prestige of the language(s); and how, when, and for what duration formal instruction was provided, not to mention critical issues about the political environment and the available resources for programmes.mm

    15-04-2014 om 10:01 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:NT2, thuistalen
    >> Reageer (0)
    14-04-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onderwijssociologen e.a. situeren ten onrechte tijdbom onder s.o. en negeren tikkende taaltijdbom (Onderwijskrant 169)

    Onderwijsdebat: waarheid versus verzinsels: editoriaal Onderwijskrant 169

    Sociologen e.a. situeren ten onrechte tijdbom onder s.o. en negeren tikkende taaltijdbom 

     

     

    1. Tikkende taaltijdbom


    Prof. Nicaise & co maken zich in De Gids (december) ten onrechte grote zorgen over ‘de tijdbom onder ons secundair onderwijs’. Nicaise, Van Houtte, Kavadias, Spruyt ... zijn in hun boek ’Het Onderwijsdebat’ (EPO, mei) tegelijk doof voor de echte tijdbom, de tikkende taaltijdbom. In het verleden bestempelden ze NT2 zelfs als overbodig en nefast.  Een aantal auteurs van ‘Het Onderwijsdebat’ drukten onlangs ook hun sympathie uit voor een beleidsmaatregel van de Gentse schepen voor onderwijs, die het leren van het Nederlands voor allochtone leerlingen zal bemoeilijken.

     

    Elke Decruynaere  verordende op 11 april  dat de Gentse leerkrachten voortaan de anderstalige leer-lingen niet langer met aandrang mogen stimuleren om in en buiten de klas Nederlans te spreken i.p.v. hun thuistalen. Het is nochtans tijdens de speeltijden, aan tafel en in de buitenschoolse opvang dat ze het meest de kans krijgen Nederlands te spreken en in te oefenen. Decruynaere kreeg veel kritiek te verduren vanwege praktijkmensen en ouders van   allochtone leerlingen. Ze kreeg wel de steun van ‘universitaire’ tegenstanders van NT2 en taalach-terstandsnegationisten - als de 21 universitaire ondertekenaars van het pamflet ‘De Gok van Pas-cal’ (2009), die geen heil verwachten van NT2, maar des te meer van het gebruik van de thuistalen in en buiten de klas. Het zijn paradoxaal genoeg dezelfde mensen die in ’Het Onderwijsdebat’ eens te meer lamenteren over de discriminatie van kansarme leerlingen in ons s.o.

     

    De taalproblemen en het ontbreken van intensief NT2 zijn allang zorgwekkend; maar een effectieve aanpak blijft maar uit en de taaltijdbom tikt verder. Onderwijskrant pleitte de voorbije 20 jaar onophou-delijk voor de invoering van intensief NT2. Dit gaat veel verder dan een taalbad. Een specifiek       programma voor intensief NT2 viseert  een doorgedreven NT2-aanpak voor anderstalige leerlingen vanaf de eerste dag van de kleuterschool – en zowel in de klas als buiten de klas. Het zijn professoren als Piet Van Avermaet en Kris Van den Branden, ex-directeurs van het GOK-Steunpunt, die de grootste tegenstander waren/zijn van NT2-onderwijs. Van Avermaet poneerde op 12 april al te graag dat het taalbadmodel blijkbaar niet volstaat, maar beseft blijkbaar niet dat intensief NT2 iets anders is dan een gewoon taalbad.  

     

    In het vooruitzicht van de nieuwe legislatuur wil Onderwijskrant eens te meer campagne voeren rond dit actiepunt. De taaltijdbom klinkt tikt luider dan ooit. Dit knelpunt kreeg de voorbije 15 jaar geen prioriteit bij de beleidsmakers en onderwijskoepels en staat jammer genoeg ook niet centraal binnen de verkiezingsprogramma’s en memoranda. In het lijvige VLOR-memorandum komt de term NT2 niet eens voor.  De tegenstanders van NT2  pleitten re-centelijk zelfs tegen het stimuleren van het  spre-ken van het Nederlands – ook buiten de lesuren. Dit alles is een reden te meer om een nieuwe taal-campagne op te starten.

     

    In de maanden december tot april noteerden we ook interessante bijdragen in het debat over de hervor-ming van het s.o, de onderwijskansen, schooluitval, PISA-2012 ... De onderwijsanalyses die Onder-wijskrant de voorbije maanden en jaren voorlegde, werden bevestigd in twee nieuwe rapporten over schooluitval  en in publicaties van de professoren Van den Broeck, Duyck en Dronkers, die zich meng-den in het debat. Deze publicaties wijzen eens te meer uit dat ook het recente Masterplan precies de sterke kanten van ons s.o. en van onze succesvolle eerste graad als knelpunten bestempelt en uitpakt met alternatieven die de vaste waarden aantasten.

     

    2          Meer onderwijskansen & minder uitval

     

    2.1       Minder schooluitval

     

    In februari verscheen het nieuwe landenvergelijkend Eurostat-rapport over schooluitval (= jongeren tus-sen de 18 en 24 jaar zonder einddiploma) met 8,7% voor Vlaanderen. Andere scores: *Nederland: 8,8% *Finland:8,9%* Denemarken:9,1% *Duitsland:10,5% *Frankrijk:11,6% *Verenigd Koninkrijk:13,5% *Wal-lonië:14,8% *Italië:17,5% *Portugal:20,8%; Brussel:20,1%, Spanje:24,9%. We stelden opnieuw vast dat ons onderwijs een goede score behaalt en dat Vlaanderen en Nederland beter presteren dan  lan-den met een gemeenschappelijke lagere cyclus. 

     

    Eind december verscheen het overheidsrapport ‘De sociale staat van Vlaanderen- 2013’. Het onderwijs-hoofdstuk is volledig gewijd aan het fenomeen van de voortijdige schoolverlaters en bevestigt de be-perkte uitval. Die uitval komt vooral voor in steden en regio’s met veel allochtone leerlingen. Ides Nicaise, Bieke De Fraine, Jan Van Damme ... geven er zelfs toe dat de beperkte(re) schooluitval mede een gevolg is van “early tracking (differentiatie vanaf 12 jaar) en van het vroegtijdig aanbieden van technisch georiënteerde richtingen”. Ze voegen er zelfs aan toe dat ze hun vroegere kritische mening omtrent onze eerste graad moeten herzien.

     

    2.2   Vlaanderen biedt meer onderwijskansen

     

    Op 3 december verscheen PISA-2012-wiskunde: onze 15-jarigen behaalden de Europese topscore (531 punten; gidsland Finland: 519); we telden ook veel meer toppers (25%) dan Finland (14%) en  de Europese resilience-topscore inzake kansarme leer-lingen die toch hoog scoren (10,4% versus Finland 7,5%). Voor de PISA-test probleemoplossend ver-mogen behaalden we eveneens de Europese top-score. Het welbevinden ligt ook een heel stuk hoger dan bij de Finse leeftijdsgenoten. Sinds PISA-2000 wordt PISA misbruikt door de beleidsverant-woorde-lijken en sociologen ... om onze succesvolle eerste graad als de grote probleemcyclus voor te stellen en comprehensief Finland als hét verlossend model.

     

    Eind februari toonde ook de Brusselse psycholoog Wim Van den Broeck in een studie van PISA-2012 aan dat Vlaanderen meer onderwijskansen biedt dan andere landen en dat ook meer kansarme leer-lingen meer kansen krijgen. De VUB-onderzoeker maakt brandhout van de aantijging dat Vlaanderen kampioen sociale discriminatie is en van de dwaze prestatiekloofmythe. Hij toont eveneens aan dat on-ze gedifferentieerde eerste graad meer voordelen dan nadelen biedt.

     

    Begin maart mengde ook de Nederlandse socioloog Jaap Dronkers zich in het Vlaams controversieel debat over onderwijskansen. Hij onderschreef in een blog de kritiek op de egalitaire GOK-ideologie en voorstelling van de onderwijskansen. De Gentse psycholoog Wouter Duyck formuleerde recentelijk analoge conclusies en kritiek als Van den Broeck in recente opiniebijdragen in Doorbraak (eind decem-ber) en in De Tijd (19 januari). Hij riep ook op om voorrang te verlenen aan de aanpak van achter-standen vanaf de start van de kleuterschool en om de leerplicht te vervroegen- al lange tijd ook onze GOK-prioriteiten. Van den Broeck en Duyck ver-woordden nog eens hun visie in het boek ‘Visie(s) op onderwijs’ (Pelckmans, eind maart).

     

    3        Nefaste GOK-prioriteiten in s.o. en negatie tikkende taaltijdbom

     

    Onze inzet in het debat over de hervorming van het secundair onderwijs heeft te maken met onze be-zorgdheid omtrent de toekomst van ons secundair onderwijs en onze succesvolle eerste graad in het bijzonder. Onze betrokkenheid is nog meer ingegeven door het feit dat de voorstanders van de hervorming de voorbije jaren eens te meer er van uitgaan dat de GOK-problematiek veel te maken heeft met al dan niet comprehensief s.o. Dit was al de dominante visie bij de beleidsmensen, socio-logen ...in de jaren zestig-zeventig.

     

    Tijdens BRT-uitzendingen in 1971  pleitten we al voor het prioritair investeren in de aanpak van vroege (leer)achterstanden in het kleuter- en lager onderwijs i.p.v. de dure investeringen in het VSO (Vernieuwd secundair onderwijs). Het is erg als kinderen al vroegtijdig vaststellen dat ze aan het wegzinken zijn omdat ze onvoldoende de taal be-heersen, te grote leesproblemen ondervinden.         Merkwaardig genoeg zijn het vooral de mensen die lamenteren over de onderwijskansen van allochtone leerlingen  - Jacobs, Nicaisse, Van Houtte, Agirdag ...- die zich manifesteren als tegenstanders van de invoering van NT2 en die de taalproblemen mini-maliseren.

     

    Sinds de late jaren zestig wordt op basis van verkeerde analyses van het democratisch gehalte van ons s.o. en van het functioneren van onze succesvolle lagere cyclus, ten onrechte veel GOK-heil verwacht van de invoering van een gemeen-schappelijke (comprehensieve) eerste graad. Dit leidde tot dure en vruchteloze GOK-investeringen in de structuur van ons s.o., tot een nefaste 3x2-leerjaren-structuur die nergens ter wereld wordt toegepast, tot nivellering in de eerste graad – vooral bij getalenteerde leerlingen in de optie ‘Moderne wetenschappen’, tot grote problemen in de leraren-opleidingen die hun studenten voortaan moesten opleiden voor vier  i.p.v. drie leerjaren ...

     

    Uit het grootschalige talentenonderzoek van de Ne-derlandse socioloog Van Heek was al in 1968 gebleken dat het voortgezet onderwijs in hoge mate een meritocratisch/democratisch gehalte vertoonde. In 1969-1970 waren we zelf betrokken bij het grootschalig Leuvens CSPO-doorstromingsonderzoek (5.000 leerlingen.) We stelden eveneens vast dat veruit de meeste arbeiderskinderen met een be-hoorlijke schooluitslag  al doorstroomden naar het aso - net voor de invoering van het VSO. In de jaren vijftig-zestig was ons s.o. inzake democratisering en sociale mobiliteit in een stroomversnelling geraakt. Jammer genoeg werd dit niet (h)erkend door een aantal sociologen en door de belangrijkste beleidsmakers. In plaats van na te gaan welke de hefbo-men waren van die democratisering, ging men er-van uit dat  er geen sprake was van een echte democratisering en dat ons s.o. vooral knelpunten en een enorme sociale discriminatie vertoonde. 

     

    Ook na de afzwakking van het VSO in 1976 en na de invoering van het eenheidstype in 1989 bleven de comprehensievelingen hun strijd verder zetten.  We wisten nochtans in 1970 al dat een aantal kleuters grote achterstanden vertoonden van bij het begin van hun schoolloopbaan en dat we die taal- en leerachterstanden zo vroeg mogelijk moesten aanpakken. Voor de taalontwikkeling zijn de eerste zes levensjaren veruit de belangrijkste. We wisten dat we van een comprehensieve hervorming van het s.o. geen GOK-heil moesten verwachten. De voorbije 25 jaar pleitten we onophoudelijk ook voor de invoering van intensief NT2- en achterstands-onderwijs vanaf de eerste dag van het kleuter-onderwijs – veel meer dan een taalbad. De vele weldenkenden en het GOK-steunpunt  vonden NT2 overbodig. Pleidooien voor intensief NT2 vinden we niet terug in de verkiezingsprogramma’s en in de vele memoranda. Zelfs een recente KBS-publicatie over de aanpak van kansarme kleuters rept met geen woord over NT2- en achterstandsonderwijs. Weinig politici liggen blijkbaar wakker van de tikken-de taaltijdbom. Sommigen pakken des te meer uit met meertalig onderwijs, met het toestaan en stimuleren van het gebruik van de thuistalen in klas en op de speelplaats. Hierdoor zal de al te beperkte tijd die de meeste anderstalige leerlingen op school  kunnen besteden aan het spreken en oefenen van het Nederlands nog drastisch verminderd worden.  Ook in het boek ‘Het Onderwijsdebat’ vind je  geen pleidooien voor intensief NT2; Nicaise en andere auteurs hebben destijds de invoering van NT2  zelfs als reactionair bestempeld.

     

    Vanaf 1995-1996 en vooral na het aantreden van minister Vanderpoorten (1999-2004) flakkerden de kritiek op de sociale discriminatie in het s.o. en de plannen voor een hertekening van het onderwijs-landschap in de richting van comprehensief onder-wijs weer op. In de besluiten van de Rondetafel-conferentie van 2002 stonden die ideeën centraal. Vanaf 2002 protesteerden we krachtig tegen de beleidsverklaringen waarin telkens weer beweerd werd dat onze lagere cyclus s.o. zich kenmerkte door hoge uitval en sociale discriminatie enz.  Uit de TIMSS-studies (1995,1999 & 2003) en uit de PISA-studies sinds 2000 bleek telkens opnieuw dat onze 14- en 15-jarigen topscores behaalden en dat ook de kansarmere leerlingen meer onderwijskansen kregen – meer ook dan in landen met compre-hensief onderwijs. De beleidsmakers, onderwijs-sociologen, Georges Monard, kopstukken van on-derwijskoepels ... vertekenden de PISA-scores en lamenteerden over de discriminatie van zwakke/kansarme leerlingen. Ze verspreidden  de kwakkel  dat  die leerlingen in landen met een gemeenschap-pelijke lagere cyclus veel meer kansen kregen- ook onlangs nog in december 2013.

    Niet de polemiek met de egalitaire GOK-ideologen is de belangrijkste inzet van onze strijd, maar het nastreven van faire onderwijskansen voor alle leer-lingen en onze bekommernis om de vroege taal- en leerachterstanden in het bijzonder. We ergerden ons de voorbije maanden en jaren ook heel erg aan sociologen als Jacobs, Nicaise, Van Houtte, Agir-dag  ... en veel andere taalachterstands-nega-tionisten die wel lamenteerden over onderwijs-kansen, maar tegelijk de campagnes voor intensief NT2- en achterstandsonderwijs bestreden.      

     

    4        Recente aantijgingen & spreidstand sociologen & Dirk Van Damme

     

    4.1       Vernietigende beschuldigingen

     

    In het novembernumMer van het ACW-tijdschrift ‘De Gids’ was het al weer zo ver. De aantijgingen van Ides Nicaise en zijn HIVA-medewerkers klonken vernietigend: “De structuur van ons secundair onderwijs is ‘doelbewust’ geconcipieerd als een waterval. Kiezen voor het tso of bso betekent dan meteen een ervaring van ‘demotie’, van afdaling van de sociale ladder. In de puberteit gaat die revolte ontaarden in wrok tegenover de school, en een tegencultuur die in staat is om een onderwijsproces lam te leggen. Het wordt nog erger als die wrok zich keert tegen de samenleving en resulteert in anti-politiek, xenofobie en ondemocratische attitudes.” Ze gewagen zelfs van een tijdbom onder ons s.o.

     

    Nicaise en andere onderwijssociologen kondigden al in januari aan dat ze hun kritiek op ons s.o. nog eens zouden bundelen in een EPO-boek met als titel: ‘Het Onderwijsdebat’ (eind april?). Voorliggend themanummer speelt hier op in en draagt als titel ‘Het Onderwijsdebat: waarheid versus verzinsels’ .  Het is mede bedoeld als een antwoord op de gekende verzinsels over sociale discriminatie, wa-terval, e.d. De e-book-versie zal eind april op de Onderwijskrantwebsite  verschijnen.

     

    4.2       Spreidstand & bekering (?) sociologen & Van Damme

     

    Tot onze grote verwondering lazen we begin april in een nieuwe aankondiging van het boek ‘Het Onder-wijsdebat’ van de sociologen van Nicaise,Van Hout-te, Spruyt en Kavadias: “En jawel, zelfs achter-gestelde groepen (kansarmen, migranten) doen het in Vlaanderen niet slechter dan elders.” In de begin-maart-voorstelling van het boek en in de novem-berbijdrage van Nicaise in ‘De Gids’ klonk het standpunt nog totaal anders. De onderwijssociologen verzwijgen wel dat Vlaanderen de Europese PISA-topscore behaalde, dat onze kansarme leerlingen meer kansen krijgen, dat de schooluitval beperkter is ...  Als mede-auteur van ‘De sociale staat van Vlaanderen’ had Nicaise eind december overigens nochtans al toegegeven dat de schooluitval beperkt was en zelfs geponeerd dat onze vroege tracking en technische opties tot minder schooluitval leiden. In ‘De Gids’ van november beweerde hij evenwel het tegengestelde.

     

    Opvallend was ook dat Nicaise, Jacobs en andere sociologen niet expliciet reageerden op de studie van Van den Broeck van eind februari  waarin ze nochtans veel kritiek mochten incasseren. Ze reageerden zelfs helemaal niet op de bijdrage van prof. Jaap Dronkers die felle kritiek formuleerde aan het adres van de egalitaire ideologie, het verkeerd inter-preteren van SES-correlaties, het geen rekening houden met de intellectuele verschillen, het onderschrijven van de Bourdieu-visie over sociale discriminatie ... Ook op onze kritiek van de voorbije jaren verkozen Nicaise en co niet te reageren. De bijdragen in Onderwijskrant en de Onderwijskrant-petitie werden gewoon doodgezwegen.  Nicaise en co verkiezen veelal het doodzwijgen van de kritiek en van de afwijkende visies. Ze willen naar eigen zeggen met hun nieuw boek ‘Onderwijsdebat’ een debat op gang brengen. De voorbije jaren ontweken ze echter het debat met andersdenkenden en met de praktijkmensen.

     

    Niet enkel de spreidstand van Nicaise en co was de voorbije maanden heel opvallend. Dit was ook het geval bij Dirk Van Damme, OESO-topman onderwijs en een vurige verdediger van de officiële PISA-analyses, Van Damme twitterde verrassend op 1 maart: De studie van Van den Broeck is een interessant rapport dat aansluit bij mijn eerder genuan-ceerde analyse van de sociale ongelijkheid volgens de PISA-resultaten.”  Een merkwaardige reactie en uitspraak van een PISA-believer en mede-opsteller van het Masterplan. Even merkwaardig is dat Sp.a-voorzitter Bruno Tobback op 9 april in Reyers Laat verkondigde dat de sociale doorstroming nergens groter was en is dan in Vlaanderen. De Sp.a ver-kondigde steeds dat ons s.o. kampioen sociale dis-criminatie was en daarom moest het radicaal her-vormd worden.

     

    5          Voorstelling themanummer

     

    In voorliggend themanummer besteden we vooral  bijdragen aan de twee rapporten omtrent de               be-perkte(re) schooluitval , aan de studie van prof. Van den Broeck, aan  de opiniebijdrage van prof. Jaap Dronkers. We beschrijven recente  publicaties die de GOK-verzinsels van de hervormers en van Nicai-se, Jacobs, Van Houtte, Agirdag ...  weerleggen. In het perspectief van de nieuwe legislatuur bekijken we ook onze nieuwe campagne voor de prioritaire invoering van intensief NT2- en achterstandsonderwijs.

     

    Steeds meer wordt ook duidelijk dat de beleids-verantwoordelijken blind zijn voor de echte knelpunten als de niveaudaling en nivellering van de voorbije jaren, het nog steeds uitblijven van intensief NT2- en achterstandsonderwijs vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs, de bureaucratisering, de afbouw van de motiverende kanten van het leraars-beroep, de onophoudelijke stemmingmakerij tegen het onderwijs en het voortdurend schofferen van de leerkrachten, de vele problemen als gevolg van de hervormingen in het hoger onderwijs ... Onze  O-ZON-campagne tegen de ontscholing die we be-gin 2007 opstartten werd heel breed onderschreven, maar blijft actueel.

     

    Noot over blog ‘Onderwijskrant Vlaanderen’ e.d.

    De voorbije maanden plaatste Onderwijskrant bijna dagelijks berichten en standpunten over de onder-wijsactualiteit op de blog ‘Onderwijskrant Vlaan-deren’, op facebook ‘Onderwijskrant actiegroep’ en via tweets ‘Raf Feys’. Naast de gestoffeerde bijdra-gen in het tijdschrift kunnen we nu beter inspelen op de dagelijkse actualiteit en korte berichten ver-spreiden.  Sinds september 2013 viel er bijna dage-lijks onderwijsnieuws te rapen.

     


    14-04-2014 om 15:46 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:NT2, taaltijdbom
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onderwisjkrant. 20 jaar strijd voor intensief NT2 - veel meer dan een taalbad!

    20 jaar strijd voor intensief NT2 & nieuwe NT2-campagne van Onderwijskrant
    NT2 is veel meer dan een taalbad!

    Onderwijskrant voerde vanaf september 1991 een campagne voor het opzetten van een zorgverbredings- en achterstandsbeleid. De basisvisie werd uiteengezet in nr. 68/69, september 1991. Binnen ons pleidooi voor een doorgedreven achterstandsdidactiek voor taal, lezen, rekenen. .. was intense NT2-taalstimulering van allochtone kleuters speerpunt nummer 1. We besteedden in januari 1991 een themanummer aan migrantenonderwijs. We steunden in dit nummer ook Paula D’Hondt- koninklijk commissaris voor de migrantenproblematiek. Ze was zich zich ten zeerste bewust van de ernst van de (taal)problemen van allochtone leerlingen. Ze betreurde toen al dat veel ‘politiek correcte denkers’ ze bleven ontkennen en haar tegenwerkten. Ook alarmerende getuigenissen van Brusselse ouders en leraars vanaf 1993 stimuleerden ons in die tijd om in actie te komen. De klachten van die ouders werden jammer genoeg genegeerd en ze kregen zelfs veel onterechte kritiek te verduren

    Met Onderwijskrant hielden we geregeld pleidooien voor een andere en meer intentionele aanpak van het taalonderwijs vanaf de kleuterschool en van NT2 in het bijzonder. Omdat we merkten dat veel allochtone leerlingen al vanaf de kleuterschool tal van taal- en leerachterstanden vertoonden, trokken we in het Onderwijskrant-themanummer van januari 1993 aan de alarmbel. We pleitten er voor intensief NT2 en voor doorgedreven achterstandsonderwijs. We beklemtoonden dat het vaak ook ging om een algemene leerachterstand van minder getalenteerde leerlingen. Allochtone leerlingen presteren vaak ook laag voor wiskunde, een domein dat tot op zekere hoogte taal- en cultuurneutraal is. We verwachtten in dit verband veel heil van een intense zorgverbreding gestoeld op een effectieve achterstandsdidactiek - zoals we die beschreven in ons themanummer over zorgverbreding (september 1991) en in onze vakdidactische publicaties over achterstandsdidactiek en over leren lezen, rekenen, spellen ... in het bijzonder.
     
    Vanaf 1994 protesteerde Onderwijskrant tegen de monopolisering van de GOK-ondersteuning door de universitaire Steunpunten die te ver afstonden van de praktijk en die visies propageerden die haaks staan op een effectieve achterstandsdidactiek. De GOK-Steunpunten vonden intensief NT2-onderwijs zelfs overbodig. We protesteerden ook tegen de  VLOR-trefdag over zorgverbreding van 1995 die o.i. volledig op het verkeerde spoor zat: we moesten volgens de sprekers ons Vlaams ‘système d’enseignement’ met zijn directe instructie e.d. vervangen door het Waalse leerlinggecentreerde ‘système d’apprentisage’.

    In het boekje: ‘Taal Onderwijs en de Samenleving. De kloof tussen beleid en realiteit’ (EPO, 2008) schreven Piet Van Avermaet (directeur Gents Steunpunt ICO en later Diversiteit en Leren) en prof. Jan Blommaert smalend over onze NT2- en taalcampagne: “Onderwijskrant begrijpt niet dat men perfect sociaal geïntegreerd kan zijn in de marge van de samenleving”. Onze campagne voor Nederlands en intensief NT2 was/is ook bedoeld voor de vele leerlingen die van huis uit minder gestimuleerd worden om het Nederlands te leren – met inbegrip van de standaardtaal.

    We besteedden de voorbije 20 jaar opvallend veel aandacht aan de taalproblematiek. In 2004 startten we met een extra brede taalcampagne met intensief NT2 als een belangrijk actiepunt. We spendeerden er sindsdien ook een paar themanummers aan (Onderwijskrant nr. 148 en 154, www.onderwijskrant.be). In de context van de alarmerende taaloproep van Mieke Van Hecke startten we in september 2009 met een nieuwe taalcampagne. We werden bij dit alles ook voortdurend geprikkeld door de vele taalachterstandsnegationisten die intensief NT2 steeds als nefast bestempelden, maar tegelijk de leerkrachten en scholen ervan beschuldigden dat ze de allochtone leerlingen discrimineerden. Het waren vaak ook die mensen die ten onrechte veel heil verwachten van het frequent laten aan bod komen van de de thuistaal van de leerlingen – ook al heeft men in de meeste klassen met heel wat thuistalen te doen. Ook in het kader van recente pleidooien voor het vervangen van het integratiestreven door de superdiversiteit-ideologie, werd het belang van het Nederlands steeds meer gerelativeerd. We bekampten de voorbije jaren ook de vele standpunten waarbij het belang van het leren van de standaardtaal in vraag gesteld werd – zelfs door leerplanontwerpers.  We vonden de voorbije 20 jaar jammer genoeg weinig of geen steun van andere onderwijstijdschriften, van de VLOR, van universitaire onderwijskundigen en lerarenopleiders, van onderwijsbegeleiders,  ... Pas laat drong de ernst van de taalproblemen door bij de leden van de commissie onderwijs.

     Nieuwe Onderwijskrantcampagne!

    Intensief NT2 is veel meer dan een taalbad. Het is ook veel meer dan taalproeven bij de start en het einde van het lager onderwijs en dan vier taalbadweken in lager onderwijs (cf. Masterplan van juni 2013). Voor Onderwijskrant  zijn er heel wat aanleidingen om een nieuwe campagne vóór intensief NT2-onderwijs en effectief achterstandsonderwijs op te starten. We sommen er enkele op: de nieuwe legislatuur, de vele alarmerende berichten over het toenemend aantal anderstalige leerlingen, de recente statistieken over de frequente schooluitval en zwakke PISA-prestaties van de anderstalige leerlingen, de blijvende negatie van de grote taalproblemen door tal van academici, kopstukken van migrantenverenigingen, onderwijskoepels ..., het ontbreken van de NT2-problematiek in de memoranda van de VLOR en van de onderwijskoepels en in de verkiezingsprogramma’s, de vele op stapel staande hervormingen waarbij NT2 geen prioriteit is en waarbij sommige (b.v. M-decreet) zelfs effectief achterstandsonderwijs zullen bemoeilijken ...
    Het is anno 2014 inmiddels al 5 na 12. Ook de meeste beleidsmakers zijn zich hier nu wel van bewust, maar intensief NT2 en achterstandsonderwijs vanaf de eerste dag van de kleuterschool blijven uit. De NT2-methodiek staat nog steeds niet op punt en kleuterjuffen en leerkrachten kregen er de gepaste opleiding niet voor. Scholen met doelgroepleerlingen krijgen ook wel extra ‘ongekleurde’ subsidies voor werkingstoelagen en meer omkadering, maar het rendement ervan is twijfelachtig. Vorig jaar startte minister Smet met een nieuw experiment voor de aanpak van die problemen in enkele concentratiescholen. De indruk werd gewekt dat we na al die jaren nog steeds niet weten wat er moet gebeuren en dat de projectteams dat nu zelf maar moeten uitzoeken.  Tot nog toe vernamen we nog niets over de specifieke aanpak.
    Binnen enkele maanden krijgen we een nieuwe Vlaamse regering en een nieuwe beleidsverklaring voor het Vlaams onderwijs. In deze bijdrage pleiten we eens te meer voor het invoeren van intensief NT2- en achterstandsonderwijs vanaf de eerste dag van de kleuterschool als prioritaire ingreep en investering. We deden dit ook in onze vorige memoranda voor de nieuwe regeringen en in onze Onderwijskrantinterviews met de ministers Van den Bossche, Vanderpoorten en Vandenbroucke.

    14-04-2014 om 12:35 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:NT2, thuistaal
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onderwijskrant. Tikkende taaltijdbom. Campagne voor intensief NT2

    Tikkende (taal)tijdbom: campagne voor intensief NT2- & achterstandsonderwijs - in het perspectief van de nieuwe legislatuur                                 

    Meer nood dan ooit aan NT2-onderwijs  en achterstandsonderwijs & aan bestrijding negatie taalproblemen & NT2 door neerlandici, sociologen, onderwijskoepels,  ...

    1          Taalproblemen allochtone leerlingen en intensief NT2

    1.1       Tikkende taaltijdbom versus ontkenning taalproblemen

    In ‘De sociale staat van Vlaanderen-2013’ lazen we eind december: “Het probleem van de schooluitval is het meest prominent bij jongens van Noord-Afrikaanse (45,5% ) en Turkse herkomst (45,6%).”  We leiden uit dit rapport ook af dat het niet kennen van behoorlijk Nederlands een belangrijke rol speelt. Uit PISA-2012 bleek eveneens op 3 december dat vooral allochtone leerlingen die onvoldoende de Nederlandse taal beheersen zwak scoren. In 2010 had 23% van de pasgeboren kinderen in het Vlaamse Gewest een moeder die thuis geen Nederlands sprak-bijna1 op 4. In het Gentse basisonderwijs telde men in 2010-2011 37% anderstalige leerlingen. In Antwerpen spreken de meeste kleuters thuis geen Nederlands. Volgens schepen Liesbeth Homans spreken momenteel zelfs 70 procent van de 0-tot 9-jarigen in Antwerpen thuis geen Nederlands. Zelfs bij kinderen van de derde generatie stellen we nog vaak een tekort aan kennis van het Nederlands vast.  We lezen dat de Gentse scholen aan de alarmbel trekken omwille van de vele (nieuwe) Slovaakse kinderen die een enorme taalachterstand kennen en in armoede leven (Gentse scholen zijn wanhoop nabij, DM, 15.03.14). Hun ouders vinden ook vaak geen werk omdat ze geen Nederlands kennen.

    Op 29 januari j.l. hield Geert Vanistendael op Radio 1 een vurig pleidooi voor doorgedreven taalonderwijs. Hij ergerde zich terecht aan de vele taalachterstandsnegationisten - vaak sociologen en neerlandici -  die het grote belang van de kennis van het Nederlands en van NT2-onderwijs ontkennen en bestrijden. Veel academische ‘weldenkenden’ blijven de nood aan doorgedreven NT2 zelfs ontkennen en bestrijden. De Leuvense neerlandicus Koen Jaspaert poneerde op 4 september j.l.  eens te meer: ‘Het probleem van het Nederlands spreken wordt aangepraat als een probleem’. Jaspaert was de eerste directeur van het Leuvens Steunpunt NT2 (1991-2010) dat merkwaardig genoeg al na een paar jaar verkondigde dat NT2 volstrekt overbodig was, maar toch tussen 1990 maen  2010 jaarlijks een 500 miljoen BFR bleef opstrijken (zie verder punt 3.). Machteld Verhelst, coördinator Vlaams Verbond Katholiek Basisonderwijs en ex-medewerker van het steunpunt NT2 onderschreef  in september j.l. op twitter de visie van Jaspaert. Haar Guimardstraat-chef Mieke Van Hecke gewaagde eind augustus 2009 nochtans van een tikkende taaltijdbom, maar Van Hecke kon ook toen niet op de steun van haar koepel rekenen. Het is schrijnend dat ook de onderwijskoepels zich nog niet echt bewust zijn van dit probleem. Uit PISA-2012 kon men afleiden dat er een probleem is bij het toenemend aantal anderstalige leerlingen. Machteld Verhelst lamenteerde op twitter dat het aantal zwakke leerlingen wat toegenomen was, maar bracht dit niet in verband met de anderstalige leerlingen. In het recente KBS-rapport ‘Kleine kinderen, grote kansen. Hoe kleuterleidsters  leren omgaan met armoede en ongelijkheid’ reppen de opstellers, medewerkers van de ex-GOK-Steunpunten Diversiteit & Leren en CEGO met geen woord over de nood aan intensief NT2- en achterstandsonderwijs.

    Onderwijskrant trekt al vele jaren tevergeefs aan de alarmbel en is de wanhoop nabij. De taalproblemen en de nood aan intensief NT2 zijn allang zorgwekkend; maar een effectieve en intensieve aanpak blijft maar uit. Het aantal minuten per week dat een anderstalige kleuter de kans krijgt om Nederlands te spreken in een doorsnee-klas zonder NT2 is heel beperkt.  En dan willen de schepen van onderwijs van de stad Gent en anderen nog de anderstalige leerlingen stimuleren om hun thuisthalen te spreken in en buiten de klas i.p.v. Nederlands. Het is nochtans  tijdens de speeltijden, aan tafel en in de buitenschoolse opvang dat anderstalige leerlingen het meest de kans krijgen Nederlands te spreken en in te oefenen. 

    We besteedden de voorbije 20 jaar ook veel aandacht aan de bestrijding van de vele taalachterstandsnegationisten. Het zijn vaak professoren als Piet Van Avermaet en Kris Van den Branden die meertalig onderwijs en het gebruik van de thuistaal sterk promoten, die tegelijk de grootste tegenstander zijn van NT2.

    In het vooruitzicht van de nieuwe legislatuur wil Onderwijskrant eens te meer campagne voeren rond dit actiepunt.  De taaltijdbom klinkt tikt luider dan ooit. Dit knelpuntpunt kreeg de voorbije 15 jaar geen prioriteit bij de beleidsmakers en onderwijskoepels en staat jammer genoeg ook niet centraal binnen de verkiezingsprogramma’s en memoranda. In het lijvige VLOR-memorandum komt de term NT2 niet eens voor. Ook de inspectie signaleerde niet tijdig genoeg de grote taalproblemen in Brussel en elders en pleitte nooit expliciet voor intensief NT2. Dit alles is een reden te meer om een nieuwe taalcampagne op te starten.

     1.2      Nood aan intensief & langdurig NT2-onderwijs

    Intensief NT2-onderwijs gaat veel verder dan een gewoon taalbad. Het Nederlandse ‘Sociaal en Cultureel Planbureau’ stelde terecht: “Het is onmogelijk, Turkse, Marokkaanse ... migrantenleerlingen in een beperkt aantal uren een andere taal aan te leren. De schoolse achterstand inzake taalvaardigheid is bij de aanvang van de basisschool enorm groot” (Uit elkaars buurt, 2005). Verder lezen we in het SCP-rapport:  “Men heeft ooit gedacht dat de taalachterstand sterk zou afnemen vanaf de tweede generatie, bij de kinderen van ouders die zelf les gekregen hebben in het Nederlands. Het volstaat echter niet dat minstens een van de ouders tegenwoordig meestal de hele opleiding in het Nederlands gevolgd heeft. De Nederlandse taalkennis van Turkse en Marokkaanse kleuters bij de start van het basisonderwijs is vaak miniem. Dit is het gevolg van het zich niet integreren van de ouders, van importhuwelijken en gezinshereniging …” En in Vlaanderen worden migranten nog veel minder onder druk gezet om de landstaal te leren en te integreren dan in Nederland, Duitsland, Frankrijk...

    Samen met het SCP pleiten we voor intensief NT2 en dit zo vroeg mogelijk. Als anderstalige kleuters maar gewoon les volgen - en een taalbad krijgen - samen met Nederlandstalige, dan kunnen ze uiteraard hun grote achterstand niet ophalen. Er is intensief NT2-onderwijs nodig met deskundindige leerkrachtenen typische NT2-methodieken. Die leerlingen moeten ook de dag door buiten de lessen gestimuleerd en extra begeleid worden om Nederlands te spreken. In de eerste graad lager onderwijs zullen ze eveneens meer uren Nederlandse instructie moeten krijgen – ook al sneuvelen daardoor lesuren voor wereldoriëntatie e.d.

    De Brusselse psychologe Friederike Peirs-Lueken pleit terecht voor veel meer taalinstructie en voor een meer gestructureerde en gestuurde aanpak; dat is veel meer dan zomaar een taalbad en samen optrekken in klas met Nederlandstalige leerlingen. Ze getuigt dat ze in Brussel dagelijks wordt geconfronteerd met veel meertalige kinderen lager onderwijs die al drie jaar Nederlandstalige kleuterschool achter de rug hebben en nauwelijks een opdracht of vraag in het Nederlands begrijpen en ook geen grammaticaal correcte zinnen hanteren. Ze vindt het hoog tijd dat er een doordachte, systematische en consequente taalaanpak uitgestippeld wordt en dat hierbij meer rekening gehouden wordt met taalzwakke, lager begaafde en (gedwongen) meertalige kinderen. 'Geen taalbad - een taalbad is alleen bruikbaar voor een kind dat al kan zwemmen, maar een vakkundige taalstimulatie' (DS, 19.06.06). Intensief NT2 is inderdaad veel meer dan een taalbad, dan taalproeven bij de start en het einde van het lager onderwijs, dan vier taalbadweken in lager onderwijs... We betreuren dat die belangrijkste prioriteit niet uitdrukkelijk vermeld wordt in de verkiezingsprogramma’s en in de memoranda van de onderwijskoepels en van de VLOR. 

    In PISA-2012 presteerden onze allochtone leerlingen die thuis geen Nederlands spreken, veel zwakker (40 punten) dan diegene die wel Nederlands spreken. In hun PISA-studie van 2005 stelden Horst Entorf en Nicoleta Minoiu dat tot 60% van de grote kloof tussen leerlingen die thuis al dan niet de schooltaal spreken vooral via vroege en intense taalstimulering gedempt moet worden. “Educational policies in countries like Germany should focus on integration of immigrant children in schools and preschools, with particular emphasis on language skills at the early stage of childhood” (What a difference Immigration Policy Makes: A comparison of PISA scores in Europe and Traditional Countries of Immigration, German Economic Review, vol. 6, nr. 3, aug. 2005). De Luxemburgse prof. R. Martin schreef dat uit PISA bleek dat in Luxemburg de kinderen die thuis een andere taal dan de schooltaal spreken tweemaal zoveel kans lopen om zwak te scoren – ook al hebben ze dezelfde SES (sociaal economische status). 

    De Leuvense prof. Marlies Lacante e.a. stelden in 2007: “Het taalprobleem is zonder discussie in Vlaanderen een groot probleempunt. Dit start bij de islamallochtonen al bij de ontwikkeling van de eigen moedertaal binnen de gezinssituatie. Het betreft in vele gevallen gezinnen met een laag economisch en cultureel kapitaal waar het taalgebruik – qua structuur en complexiteit – al op een lager niveau ligt. (M. Lacante e.a. Allochtonen in het hoger onderwijs, 2007). Deze duidelijke uitspraak viel uiteraard niet in goede aarde bij vertegenwoordigers van migrantenverenigingen en bij de taalachterstandsnegationisten. Prof. Jan Van Damme en J.P. Verhaeghe wezen in een studie van het steunpunt SSL – SiBO eveneens op de grote invloed van de geringere taalvaardigheid bij de start van het lager onderwijs (ORD 2007). De lange schoolvakanties hebben ook een slechte invloed op de Nederlandse taalkennis, wat er op wijst  dat die dan thuis niet meer onderhouden en geoefend wordt.

     2         Nog steeds taal- en leerproblemen ontkend

    2.1       Negatie taalproblemen en bestrijding NT2-onderwijs

    In een aantal landen is het vanzelfsprekend dat anderstalige kinderen zo vlug mogelijk de nieuwe landstaal leren spreken en dat daarvoor aangepast taalonderwijs vanaf de eerste dag van de kleuterschool nodig is. In Vlaanderen is er hier jammer genoeg geen consensus over en wordt intensief NT2-onderwijs door veel academische ‘weldenkenden’ als nutteloos bestempeld  – en zelfs als discriminatie en taalracisme. In punt 1.1 vermeldden we al dat de neerlandicus Koen Jaspaert onlangs nog stelde: ‘Het probleem van het Nederlands spreken wordt aangepraat als een probleem’. Volgens de Gentse socioloog Orhan Agirdag is met de pleidooien voor het aanleren van Nederlands en voor intensief NT2 “het voorlopige hoogtepunt van ‘taalracisme’ bereikt: de ongegronde overtuiging dat het gebruik en kennis van ‘witte’ talen superieur zijn aan het gebruik en kennis van ‘zwarte’ talen. In tijden waar het biologisch racisme alle politieke geloofwaardigheid heeft verloren, bedient de uitsluitingspolitiek zich uitvoerig van het taalracisme“, Taalbadmodel van Bart De Wever is diefstal, De Wereld Morgen, 25.06.13). Ook volgens Ico Maly (Kif Kif) wordt ‘hier spreekt men Nederlands’ gebruikt om te discrimineren…. Dergelijke uitspraken lokten terecht veel verontwaardiging uit bij leerkrachten en bij veel burgers. Verderop in deze bijdrage concludeert Eddy Bonte: ”De waarheid luidt dat het valse discours van Ico Maly, Jan Blommaert e.a. invloedrijke allochtonen er ook toe aanzet de kennis van het Nederlands te contesteren en zo de derde en binnenkort de vierde generatie verder het getto zal induwen”.

    Zelfs de directeurs van de drie GOK-steunpunten (Ferre Laevers, Kris Van den Branden & Van Avermaet) ontkenden steeds de specifieke taal- en leerproblemen bij heel wat allochtone leerlingen.  In een publicatie van 2004 luidde het: “Van zodra kinderen van een andere etnische afkomst slechter presteren (b.v. Nederlands spreken), is er sprake van systematische kansenongelijkheid en discriminatie. Het leerpotentieel en de bereidheid leerinspanningen te leveren zijn immers gelijk verdeeld over de verschillende volkeren en bevolkingslagen. (Steunpunt GOK, ‘Beter, breder en met meer kleur, 2004). Het was dan ook niet verwonderlijk dat de drie Steunpunten Zorgverbreding/GOK geen effectief voorrangs- en achterstandsonderwijs uitwerkten. De immense investering in die Steunpunten - een 75 miljoen BFR per jaar -  sorteerde weinig effect en leidde zelfs de aandacht af van effectief achterstandsonderwijs. De GOK-Steunpunten wekten nochtans in hun balans van 2005 de indruk dat ze alvast in het basisonderwijs veel bereikt hadden (zie verder punt 3).

    Niet minder dan 21 universitaire taalachterstandsnegationisten verspreidden in 2009 een petitie met als titel: Gok Van Pascal: mythes over taalachterstand en onderwijs’ (De Morgen, 30.10.2009). De ondertekenaars - sociologen van UGent, HIVA-Leuven en UA, medewerkers van GOK-steunpunten, neerlandici ... gingen niet akkoord met de stelling dat veel anderstalige leerlingen een grote taalachterstand hebben en onder meer omwille hiervan opvallend minder presteren. Een taalbad/intensief NT2 haalt volgens de vele taalachterstandsnegationisten weinig uit en is ook nefast. Voorstanders van NT2 vinden dit noodzakelijk voor de goede afloop van de onderwijsloopbaan van die leerlingen en voor de maatschappelijke integratie.

    Prof. Bea Cantillon stelde op een KBS-studiedag (2007) dat “het herleiden van de problemen van de allochtone leerlingen tot ”sociaaleconomische discriminatie een heel grote vergissing is. De problemen zijn ook cultureel, religieus, levensbeschouwelijk … Verder zijn er ook de taalproblemen. Kleuters beginnen al met een grote achterstand. De leerproblemen hebben verder ook te maken met het feit dat de ouders niet geïntegreerd zijn of zich niet laten integreren. Zij vormen een gesloten gemeenschap.”  Deze specifieke problemen worden jammer veelal ontkend of sterk gerelativeerd. Deze waarheid past niet binnen het politiek correcte denken over de multiculturele samenleving en over gelijke kansen. Politica Zuhal Demir (Turkse roots) betreurde in Knack van 22 januari: “Vandaag zijn er allochtone leerlingen van de derde generatie die slecht Nederlands spreken, dat kunnen we niet dulden.” Ze voegde er aan toe: “Ik geloof sterk in het belang van inburgering.” Volgens veel taalachterstandsnegationisten werkt het Nederlands leren bij allochtonen niet emanciperend, maar discriminerend.  

    Onze pleidooien voor intensief NT2 en achterstandsonderwijs kregen de voorbije 20 jaar veel instemming vanwege de leerkrachten. In universitaire kringen botsten ze op veel weerstand - vooral vanwege een aantal sociologen & neerlandici, en merkwaardig genoeg ook vanwege het Leuvens Steunpunt NT2 – dat NT2 overbodig vond. Taal - en leerproblemen zijn volgens de poilitiek correcte denkers  een gevolg van sociale discriminatie. In de vorige bijdrage over schooluitval werd overduidelijk dat veel allochtone en anderstalige leerlingen kampen met grote taal- en leerproblemen. Jammer genoeg wordt de schooluitval ook in het Masterplan eerder en ten onrechte toegeschreven aan de (discriminerende?) structuur van het s.o.. De voorbije 15 jaar waren beleidsverantwoordelijken en allerhande hervormers veel meer bezig met de afbraak van de gedifferentieerde structuur van ons s.o. dan met de tikkende (taal)tijdbom in ons onderwijs: de grote taal- en leerproblemen van veel leerlingen die een doorgedreven zorg en aanpak vanaf de eerste dag van de kleuterschool vereisen. Zo noteerden we de voorbije 15 jaar binnen de parlementaire commissie onderwijs geen enkel debat over de aanpak van intensief NT2-onderwijs.

    2.3   Meer thuistaal op school en onderwijs in thuistalen?

    Een aantal taalachterstandsnegationisten pleitten de voorbije maanden en jaren wel als alternatief voor  onderwijs in de eigen taal van de allochtone leerlingen, voor meertaligheid, voor het zoveel mogelijk inspelen op de thuistalen van de anderstalige leerlingen, voor het niet langer stimuleren om zoveel mogelijk Nederlands te spreken op de speelplaats en onderling in klas, voor het eerst leren lezen in het Turks zoals in een Gents experiment ... De Gentse socioloog Orhan Agirdag drukte zijn verwachting inzake meertalig onderwijs zo uit: “Meertalig onderwijs kan variëren van een paar uren moedertaalonderwijs tot en met het aanbieden van een aantal reguliere vakken in verschillende talen. Via ICT ondersteuning is meertalig instructie ook mogelijk in scholen waar er heel veel talen aanwezig zijn”.    

    De Gentse schepen voor onderwijs kondigde op 11 april aan dat de leerlingen voortaan ook hun eigen thuistaal mogen gebruiken en spreken in en buiten klas (Turks, Bulgaars, enz.). Dat zal vooreerst leiden tot een babelse spraakverwarring en tot veel conflicten tussen leerlingen vanaf de kleuterschool. Het betekent ook dat kinderen die al hun thuistaal behoorlijk beheersen en die buiten de schooluren voortdurend die thuistaal kunnen spreken/oefenen, nu nog minder de kans zullen krijgen om de vreemde Nederlandse taal te leren spreken tijdens het beperkt aantal spreekmomenten in klas en tijdens de schooluren buiten de klas. Het aantal momenten per dag/week dat een anderstalige leerling Nederlands kan spreken op school en zijn Nederlands kan oefenen, is o.i. nu al veel te beperkt. 

    In Nederland waren destijds veel experimenten met OETC - onderwijs in de eigen taal en cultuur. Na enkele jaren werden die experimenten weer stopgezet. In januari 1993 stelden we ook al in ons themanummer over migrantenonderwijs dat OETC niet haalbaar was. In regio’s met veel anderstalige leerlingen lopen veelal kinderen van heel verschillende nationaliteiten school. Het is voor die leerkrachten dan ook niet mogelijk om in te spelen op al die verschillende talen. Het is wel uiterst belangrijk en mogelijk om die kinderen zo vroeg mogelijk Nederlands te leren. Ook volgens de Gentse cognitef psycholoog Wouter Duyck moet dit zo vroeg mogelijk gebeuren. Op 16 februari j.l. pleitte Mieke Van Hecke  op Radio-1 voor doorgedreven NT2-onderwijs, maar Orhan Agirdag had daar absoluut geen oren naar. De problemen van allochtone leerlingen zijn volgens hem dezelfde als deze van andere leerlingen uit de lagere milieus: de sociale discriminatie.

    In reacties van leerkrachten en directies op de roep voor meertalig onderwijs en voor het toelaten en stimuleren van het gebruik van de thuistalen in klas en buiten klas, stellen deze praktijkmensen dat de pleitbezorgers totaal vervreemd zijn van de onderwijspraktijk. Zij vergeten vooreerst dat het niet eens mogelijk is om in te spelen op al die verschillende thuistalen. De leraars betreuren vooral ook dat de kansen om Nederlands te leren op die manier sterk verminderen. Een kleuterleidster stelde dat als ze b.v. Turkse kleuters toelaat om Turks te spreken bij vrij spel, deze dan steeds minder Nederlands spreken en andere leerlingen afstoten.

    De praktijkmensen vinden ook dat precies de vele uren op school buiten klasverband de uren zijn waarin de anderstalige leerlingen veruit het meest de kans krijgen om Nederlands te spreken en te oefenen. In een klas met 20 leerlingen krijgen die kinderen al bij al maar een beperkte spreektijd. Het Gents experiment met lessen leren lezen e. d. in het Turks werd geëvalueerd door voorstanders van het experiment, maar toch bleek dat de lessen Turks niet leidden tot de verbetering van het Nederlands. Een groep Koerdische ouders tekende ook bezwaar aan tegen dit experiment en vonden dat allochtone kinderen er alle belang bij hadden enkel met Nederlands te worden geconfronteerd.

    Het zijn de allochtone ouders zelf die nog het meest protesteerden tegen het recente voorstel van de Gentse schepen van onderwijs om het gebruik van de thuistaal toe te laten tijdens en buiten de les. Tuba Yılmaz: “ Ik zelf heb Nederlands moeten spreken op school en geen thuistaal en ben er echt blij mee.” Dmonx Prtavyan: “Als 'allochtoon' ben ik tegen het toelaten van de thuistaal op school.  De mensen die deze beslissing hebben genomen zijn niet echt wijs. Jordy Ronaldo: “Als allochtoon vind ik dit een vreselijk idee, op die manier hebben die kinderen nog veel minder kansen op de arbeidsmarkt later, meer kans op discriminatie omdat ze de landstalen niet beheersen, dus ‘neen’ geen thuistaal op school aub!”  VW: “In de Lucarna-scholen is het voor de Turkse leerlingen ook op de speelplaats verboden Turks te spreken.” XY: “Als er 10 verschillende talen zijn, hoe ga je dan met elkaar spreken. 'Je eigen taal spreken' kan volgens mij ook echt alleen op concentratiescholen waar bijna iedereen dan je eigen taal spreekt, en dan riskeer je dat ouders van Nederlandstalige kinderen hun kinderen gaan wegnemen, omdat er tijdens de speeltijden geen Nederlands meer wordt gesproken en ze zo worden uitgesloten tijdens het spel.”

    Peter De Roover, leraar tso, reageerde zo op de oproepen voor meertalig onderwijs: “Vanuit mijn eigen beroepservaring stoot ik vooreerst op een ander niet te verwaarlozen praktisch probleem. Als ik me beperk tot mijn leerlingen moeten er dan lessen gegeven worden in het Arabisch, Berbers, Turks, Pasjtoe, Urdu, Albanees, Bosnisch, Portugees, Spaans en Grieks. Ik verzeker niet dat ik volledig ben. In andere klassen zitten Russen (thuistaal?), Polen, Afrikanen, ... Dat is mijn schoolrealiteit van vandaag. Krijgen die allemaal les in hun moedertaal? Worden voor al die talen leerkrachten gerekruteerd ? Krijgen ze alleen les als 'hun groep' voldoende in aantal is en valt die eenzame Tsjetsjeen uit de boot? Maken we er dan een groepsrecht van en geen individueel recht? Vervalt dat recht als de moeder Nederlands spreekt thuis? Hoeveel bedraagt het kostenplaatje van zo'n maatregel die geen baat in leerprestaties brengt? Of er veel problemen worden opgelost met onderwijs in de 'moedertaal' mag betwijfeld worden. Dat er een hoop bijkomende door zullen ontstaan is wel zeker. Helpen we het onderwijs van achtergestelde kinderen vooruit door nieuwe praktische ellende te veroorzaken?” (DS 14.03.13).

    Op de website van Klasse verscheen in mei 2013 een bijdrage van Kris Van den Branden onder de titel: “Meertaligheid is een troef, geen handicap.” Van den Branden is de ex-directeur NT2-Leuven die intensief NT2 overbodig vond en er dan ook geen specifieke aandacht met zijn Steunpunt wou aan besteden. Naast een aantal leraars reageerde ook prof. Wim Van den Broeck op de levensvreemdheid van Van den Branden’s pleidooi. Van den Broeck stelde: “Hoe wereldvreemd kan men zijn? Echte meertaligheid is natuurlijk een troef, maar taalachterstand in het Nederlands is wel degelijk een handicap, zoals blijkt uit zovele studies die aantonen dat de onderwijskansen en de arbeidskansen zwaar gehypothekeerd worden indien de landstaal zwak of niet beheerst wordt. Het is inderdaad beter dat anderstalige kinderen thuis in hun eigen taal converseren dan dat ze thuis een gebroken Nederlands zouden horen praten, maar dat betekent niet dat thuistaal toelaten op school hen taalvaardiger zou “maken”. Het maakt hen niet taalvaardiger in hun thuistaal, want op school spreken ze dan vaak een gemengde taal, en het maakt hen al zeker niet taalvaardiger in het Nederlands. Dit lijkt sterk op het ontkennen of minimaliseren van een reëel maatschappelijk en sociaal probleem dat in grote mate ontstaan is door het ontbreken van een doeltreffend en doortastend taalbeleid. Men moet in sommige kringen toch eens weten wat men wil: ofwel is er geen probleem, maar dan is het geen issue, ofwel is er wel een probleem, en dan moeten we er iets aan doen! (17 mei  2013).

    Nog enkele reacties van leerkrachten op de website van Klasse. De leerkrachten beklemtoonden alle dat enkel als de leerlingen maximaal Nederlands kunnen spreken en oefenen op school, ze voldoende resultaten kan bereiken: “Onze school is het helemaal niet eens met het toelaten en stimuleren van meertaligheid. Jullie vernoemen alleen de positieve kanten, maar niet de negatieve. Kinderen die in de speelsituatie e.d. met mekaar Nederlands praten, zullen dit nadien blijven doen. Dit zorgt niet alleen voor een betere kennis van het Nederlands, maar ook voor integratie. Anders blijven ze ook buiten de school met elkaar een andere taal spreken. De speelplaats is ook de aangewezen plaats voor anderstaligen om het Nederlands verder te oefenen. Als je gelijke kansen en integratie nastreeft is dit een must. Je kan niet tegelijk gelijke kansen prediken en door laksheid in je optreden anderstaligen mogelijkheden ontnemen om Nederlands te leren en te oefenen.”  ... Je kan aldus ook moeilijk sociale cohesie bereiken.”  Een bijkomend argument luidt: “Kinderen zijn ook dikwijls hard voor mekaar en pesten en verwijten zijn nooit ver af. Hoe kan je dit onder controle houden, als je ieder een eigen taal laat spreken waar anderen niets van verstaan. Dit werkt pesten en uitsluiting in de hand (Ludwig Van den Broeck). Een andere leraar: “Een taal hanteren die iedereen in een school verstaat, in dit geval Nederlands, geeft ook iedereen de kans om bij problemen, misverstanden, discussies, ruzies, … niet enkel kalm maar vooral voor iedereen verstaanbaar naar een consensus te werken. De verlichte denkers moeten uit hun ivoren toren komen en zowel de geur van bordkrijt als de sfeer in een school met deze problematiek eens gaan opsnuiven als lesgever …  Dit is natuurlijk slechts een opinie van een oude onderwijskrokodil die na bijna 40 jaar loopbaan toch nog altijd enorm graag lesgeeft” (Gomme Marc).

    2.4   Kennis Nederlands & integratie in superdiverse maatschappij? 

    In een aantal pleidooien over superdiversiteit wordt de indruk gewekt dat door de multiculturaliteit de thematiek van de integratie en het belang hierbij van de kennis van het Nederlands niet zo belangrijk meer zijn. De Vlaamse samenleving en schoolbevolking zijn zijn inderdaad in tal van regio’s superdivers geworden. Dit is o.i. geen argument om het belang van de kennis van het Nederlands te minimaliseren; integendeel: een gemeenschappelijke taal is nog belangrijker in een superdiverse maatschappij en school. 

    Pleidooien voor superdiversiteit gaan vaak samen met pleidooien voor het relativeren van het belang van integratie en van de kennis van het Nederlands. Ook prof. Maurice Crul, pleit in zijn boek ‘Superdiversiteit. Een nieuwe visie op integratie’ voor het radicaal verlaten van de klassieke visie op integratie. Dit kwam ook tot uiting in zijn opiniebijdrage in De Morgen van zaterdag 18 januari: j.l.: ‘Multiculturalisme is dood, rechts-populisme is achterhaald.’ Volgens Crul en andere propagandisten van de superdiversiteit is het niet langer duidelijk aan welke opvattingen en gebruiken ‘minderheden’ zich moeten aanpassen. Het klassieke integratieproject zou voorbijgestreefd zijn. Hieruit trekken sommigen de conclusie dat het opdoeken van de integratie-idee ook betekent dat de kennis van het Nederlands veel minder belangrijk geworden is. Ook Ides Nicaise fulmineerde al in ‘De school van de ongelijkheid’ (2007) tegen “het verderfelijke assimilatiespoor” en tegen NT2. Kris Van den Branden, ex-directeur Steunpunt NT2 Leuven, schaarde zich in zijn blog ‘Over superdiversiteit, onderwijs en erbij horen” van 2 februari j.l. achter de superdiversiteitsideologie. Hij neemt vooreerst afstand van de visie van minister Geert Bourgeois die de integratie en de kennis hierbij van het Nederlands heel belangrijk vindt. Van den Branden is steeds tegenstander geweest van NT2-onderwijs en concludeert in dezelfde lijn: “Zou het kunnen dat de verdere kwaliteitsverhoging van het Vlaamse onderwijs minder afhangt van didactische spitsvondigheden dan van ons vermogen om elke leerder het gevoel te geven dat hij/zij erbij hoort?” Over NT2 rept hij met geen woord; het zou volstaan dat die leerlingen het gevoel krijgen erbij te mogen horen. 

    In het rapport ‘Biedt het concept integratie nog perspectief?’ (december 2013) nam het Nederlands Sociaal en Cultureel Planbureau terecht afstand van het schrappen van het integratie-concept vanwege superdiversiteit-ideologen. Het Planbureau wil niet zomaar het belang van integratie en van de kennis van het Nederlands hierbij laten vallen. We citeren even. “ Dat vanwege superdiversiteit niet langer duidelijk is aan welke opvattingen en gebruiken ‘minderheden’ zich moeten aanpassen, en dat daardoor iedereen zich aan iedereen gaat aanpassen lijkt ons een vreemde voorstelling van zaken. Alsof verschuivende getalsmatige verhoudingen ertoe leiden dat centrale elementen van een cultuur van de ontvangende samenleving als vanzelf en zonder problemen mee gaan schuiven.

    Superdiversiteit strijkt cultuurverschillen niet glad en met superdiversiteit zijn de discussies over de betekenis van verschillende normen niet beslecht. In Europees verband bestaan er tal van activiteiten, zowel beleidsmatig als in het onderzoek, die vertrekken vanuit het concept integratie. Het is belangrijk om hierop te kunnen blijven aansluiten. Integratie als (beleids)concept is nog steeds waardevol. Deze argumenten voor en tegen afwegend zijn wij van mening dat integratie als (beleids) concept in ere gehouden moet worden. Het integratievraagstuk speelt nog in volle omvang, en dan is het vreemd om dit niet als zodanig te benoemen.”  We merken overigens dat prof. Crul wel de superdiversiteit verdedigt, maar zich tegelijk geen tegenstander toont van intensief NT2.

    In een recent debat wees de ruimdenkende filosoof Philippe Van Parijs terecht op het belang van het kennen van de taal van de streek - ook voor de sociale integratie en cohesie: “Sprekers van nieuwe talen met lagere status leren best de taal van de streek waar ze gaan wonen omdat anders de sociale cohesie, de maatschappelijke samenhang onder druk dreigt te komen. Mensen die elkaars taal niet kennen, kunnen moeilijk samen-leven. Het gebrek aan kennis van de lokale taal, werkt ook de sociale mobiliteit van de nieuwkomers tegen, wat leidt tot economische achterstand. Tenslotte is de kennis van het Nederlands noodzakelijk om volwaardig burger te kunnen zijn in Vlaanderen en bijvoorbeeld het politieke en maatschappelijke debat te kunnen volgen, laat staan er aan deel te nemen." (Meer uitvoerig in E-book 1-Google: The linguistic territoriality principle: right violation or parity of esteem?)   

    3          Steunpunt NT2 en GOK-steunpunten vonden NT2                                                                     en achterstandsonderwijs overbodig! (1991-2010)

    3.1       ‘Geen onderscheid tussen NT1 en NT2’ !?

    De overheid investeerde vanaf 1991 en gedurende 20 jaar in totaal een 500 miljoen BFR in het Leuvens Steunpunt NT2 voor de uitwerking en ondersteuning van NT2-onderwijs. Een paar jaar later kregen twee andere Steunpunten voor Zorgverbreding/GOK ook jaarlijks een 20 à 25 miljoen BFR voor GOK-projecten. Het Steunpunt NT2 concludeerde al na een paar jaar dat intensief NT2-onderwijs perfect overbodig was. In 1996  formuleerde Koen Jaspaert, de eerste voorzitter, dit standpunt als volgt: “Er zijn geen argumenten om NT1 en NT2 fundamenteel van elkaar te onderscheiden. Hoogstens kan een verschil in gemiddeld niveau als argument aangevoerd worden, maar ook in dat geval heeft het onderscheid niets van doen met de moedertaalachtergrond van de leerlingen (in Taalunie-voorzet 51).“ Dezelfde Koen Jaspaert poneerde op 5 september j.l. eens te meer: ‘Het probleem van het Nederlands spreken wordt aangepraat als een probleem’.

    In 2004 formuleerde de nieuwe directeur, Kris Van den Branden, het als volgt: “Wat de leerlingen aan taalvaardigheid in de Nederlandse standaardtaal en schooltaal moeten verwerven, is wezenlijk gelijk voor alle leerlingen, of hun moedertaal nu een variëteit van het Nederlands is of een andere taal. Daarom gaan we er in de verschillende hoofdstukken van dit taalhandboek van uit dat we in het taalonderwijs geen onderscheid moeten maken tussen NT1 en NT2” (Taal verwerven op school, Acco, 2004). Van den Branden vergeet dat de (begin)situatie van NT2-leerlingen totaal verschillend is van de beginsituatie van leerlingen die thuis en vanaf de geboorte een Nederlands taalbad aangeboden kregen. Onderwijzeres Dominike Vanbesien reageerde verontwaardigd op de opstelling van het Steunpunt NT2 (website Lerarenforum): ”Ik woon en werk in Brussel. Ik vind het hemeltergend hoe er alsmaar gedaan wordt alsof anderstalige kinderen helemaal vanzelf een nieuwe taal leren. Bovendien is het voor een gewone leerkracht niet te doen, om naast al het andere wat in de klas moet gebeuren, ook nog eens enkele leerlingen het ABC van het Nederlands aan te leren.”

    We wisten al bij het begin van de jaren negentig dat het Steunpunt NT2 zich niet wou inlaten met zijn specifieke NT2-opdracht: het uitwerken van een methodiek voor het aanleren van het ABC van het Nederlands aan anderstalige allochtone leerlingen en het ondersteunen van de NT2-praktijk. We hebben dit tijdig gecontesteerd. Het Steunpunt NT2 besloot dus op eigen houtje dat specifiek NT2-onderwijs overbodig was. Het liet zich voortaan nog enkel in met de verspreiding van zijn taakgerichte en communicatieve taalvisie en dit voor alle leerlingen. De zgn. taakgerichte taalaanpak is een fantasierijke en partiële benadering die de leerkrachten anno 2014 nog steeds resoluut afwijzen. Met centen van de overheid produceerde het Steunpunt NT2 de taalmethode ‘Toren van Babbel’ die een echte flop werd. We hebben tegen dit alles herhaaldelijk geprotesteerd en publiceerden bijdragen over de nefaste en ongestructureerde taalvisie van dit Steunpunt. Naast Van den Branden hebben ook de twee andere directeurs van het Steunpunt GOK nooit iets gepresteerd inzake NT2 en achterstandsonderwijs in het algemeen: Piet Van Avermaet van Steunpunt ‘Diversiteit en Leren’ en Ferre Laevers van het Steunpunt CEGO. Geen enkele van de drie Steunpunten/Gok had overigens voorheen iets gepresteerd op het gebied van  achterstandsonderwijs. Het was rond 1990 overigens al voldoende bekend dat het zelfontplooiingsmodel van het CEGO haaks staat op effectief (achterstands)onderwijs.

    In zijn bijdrage in het Acco-handboek over 'mondelinge taalvaardigheden' beklemtoont Van den Branden ook eenzijdig de impliciete benadering en al te weinig de systematische taalinput vanwege de leerkracht. Tot onze verwondering sloot ook Magda Deckers, directeur Voorrangsbeleid Brussel, zich aan bij dit standpunt. Zo mocht het aanleren van het woordje 'schaar' volgens haar enkel gebeuren in 'een handelingscontext waarin kinderen daadwerkelijk moeten knippen' (KNACK, 24.05.06). Een kleuterleidster mag blijkbaar woorden en zinswendingen niet zomaar op een directe en expliciete manier aanleren. Als het taalaanbod van de kleuterleidster zich beperkt tot het toevallig inspelen op spelactiviteiten waarmee kinderen individueel of in kleine groepjes bezig zijn, dan krijgen de meeste leerlingen per les al te weinig taalaanbod en al te weinig gestructureerd.

    Tussendoor vermelden we ook nog even dat Koen Jaspaert en andere taalkundigen in de jaren negentig nog propaganda maakten voor de globale leesmethodiek (whole language) voor aanvankelijk lezen – een aanpak die haaks staat op effectief leesonderwijs. De sympathie vanaf de jaren zeventig voor globale leesmethodieken bij een aantal taalkundigen en in het tijdschrift VONK, was voor ons een extra stimulans om de ‘Directe systeemmethodiek’ (DSM)voor het leren lezen te ontwerpen, een methodiek die haaks staat op de globale methodiek (zie b.v. Beter leren lezen. De directie systeemmethodiek, Acco, 2010). De DSM wordt toegepast in de recentere leesmethodes in Vlaanderen en Nederland. De universitaire Steunpunten Zorg/GOK (1991-2010) besteedden niet de minste aandacht aan NT2  – niettegenstaande ze gedurende bijna 20 jaar jaarlijks een 75 miljoen BFR subsidie ontvingen. Op het vlak van de didactische aanpak van leerproblemen liet men deze Steunpunten zelfs een visie verkondigen die haaks staat op effectief achterstandsonderwijs. Vorig jaar startte minister Smet met een nieuw experiment voor de aanpak van de taal- en leerproblemen in enkele concentratiescholen. Na 20 jaar Steunpunten voor onderwijsvoorrangs- en achterstandsonderwijs, weet men blijkbaar nog steeds niet hoe het moet.

    3.2       Geen achterstandsonderwijs nodig, enkel algehele niveauverhoging

    Van de Steunpunten werd verwacht dat ze voor specifieke doelgroepen een onderwijsvoorrangs- en achterstandsonderwijs zouden uittekenen en ondersteunen. De Steunpunten legden al vlug deze specifieke opdracht naast zich neer. Het Steunpunt GOK  verantwoordde dit in 2004 met de stelling dat “het leerpotentieel en de bereidheid leerinspanningen te leveren” even sterk aanwezig was bij allochtone leerlingen (Steunpunt GOK, ‘Beter, breder en met meer kleur, 2004). De GOK-steunpunten legden zelf hun specifieke opdracht - het zorgverbredings- en voorrangsbeleid voor achterstandsleerlingen  - naast zich neer.

    Kris Van den Branden vergoelijkte de verwatering van de oorspronkelijke opdracht, het zorg- en doelgroepenbeleid, als volgt: “Het onderwijsvoorrangsbeleid heeft van in den beginne gekozen voor een ‘integrale’ en ‘structurele’ benadering van het ongelijke-kansenprobleem, waarbij een algehele kwaliteitsverbetering van het onderwijs werd nagestreefd waar alle leerlingen – ook de sterke - beter van werden. Dit impliceert ook dat “doelgroepleerlingen niet apart werden onderwezen, maar in de heterogene groep, samen met de betere leerlingen, bleven samenwerken en leren” (Gelijke onderwijskansen bevorderen: taal, taal en nog eens taal… of toch niet? Lezing op colloquium van Stichting Gerrit Kreveld, 29 april 2005).

    In een visietekst van het Steunpunt GOK (2004) werd het afstappen van de doelgroepenaanpak als volgt vergoelijkt: “Met het verschijnen van de eindtermen beschikte het basisonderwijs over minimumdoelstellingen die ze met alle leerlingen, ongeacht hun etnische of socio-economische afkomst, moesten halen. Aangezien (a) die doelstellingen voor allochtonen en autochtonen dezelfde waren, (b) allochtonen en autochtonen mekaar konden ondersteunen bij het verwerven van die minimaal vereiste schoolse taalvaardigheid, en er (c) ook geen fundamenteel onderscheid viel op te maken tussen de manier waarop allochtonen taal verwerven en autochtonen dat doen, leek het onderscheid tussen NT1 en NT2 irrelevant en maakten de beide afkortingen in de loop der jaren ‘90 ook in de omzendbrieven van OVB en ZVB, plaats voor een andere, overkoepelende afkorting: TVO: Taalvaardigheidsonderwijs” (Breder, beter en met meer kleur. Een terugblik en suggesties voor de toekomst, 2004). Het gaat hier om uitvluchten van het Steunpunt GOK. Het is niet omdat je op het einde van het lager onderwijs bepaalde eindtermen bij alle leerlingen nastreeft, dat je niet vanaf de eerste dag van de kleuterschool moet rekening houden met de verschillende beginsituatie. Je kunt NT2-leerlingen geen taalprogramma aanbieden alsof het kinderen zijn die al zoals de Nederlandstalige kleuters over een grote kennis van het Nederlands beschikken.

    Aldus vergoelijkten de GOK-Steunpunten waarom ze  geen specifieke aanpakken en programma’s voor NT2-leerlingen uitwerkten en geen specifiek achterstandsonderwijs. Het steunpunt NT2 hield zich niet bezig met NT2, maar probeerde overal zijn (eenzijdige) visie op taakgericht en zelfontdekkend taalonderwijs door te drukken. Het Steunpunt CEGO vergoelijkte met zo’n uitspraak waarom het zich weinig of niet inliet met leerachterstanden, maar de leerkrachten bezig hield met het invullen van een omslachtig kindvolgsysteem over welbevinden en betrokkenheid. Ook het oorspronkelijke Steunpunt ICO-project verwaterde tot het wazige oeverloze project ‘diversiteit en leren’, een verkapte formulering voor een nefaste constructivistische leeraanpak.

    Op een HIVA-studiedag in 2006 pleitten de GOK-steunpunten resoluut voor constructivistische ontplooiingsaanpakken en tegen (klassieke) onderwijsmethoden die centraal staan in effectief achterstandsonderwijs (Op zoek naar de didactiek van de gelijke kansen, Berchem, 23.02.06).  Ook prof. Ides Nicaise orakelde dat de “klassieke onderwijsmethoden en leerinhouden weinig toegankelijk en aantrekkelijk waren voor kansarme leerlingen”. Nicaise pleitte o.a. voor het aansluiten bij de directe ervaring van leerlingen, het doorbreken van de versnippering tussen leervakken, het minimaliseren van repetitieve oefeningen (Gelijke onderwijskansen. Wat doen we eraan, maar hoe?, Hiva, 2005). Elders bekritiseerde hij - in navolging van Bourdieu - het abstract en symbolisch karakter van de kennis in het s.o.. Ook de experts van de Gerrit Kreveld Stichting pleitten in 2005 voor brede transversale leergebieden en zelfontdekkende aanpakken zoals in de zgn. methodescholen.

    Als reactie op krantenberichten midden september 2013 over de 28% Antwerpse leerlingen zonder einddiploma en de ermee verbonden oproep voor naar intensief NT2, schreef prof. Kris Van den Branden op zijn blog ‘duurzaam onderwijs’ een opiniebijdrage  over ‘Voortijdig schoolverlaten: oorzaken aanpakken en niet alleen symptomen bestrijden!’(18 september) waarin hij met geen woord repte over de grote taalproblemen en het belang van intensief NT2. Zwak taalvaardige leerlingen leren volgens Van den Branden het best in heterogene groepen. Het volstaat dus op te trekken met de andere kleuters/leerlingen.

    4          Beleidsmakers onderschatten taalproblemen: 1993-2013

    De beleidsmakers kenden gedurende 20 jaar (1970-1990) blindelings subsidies toe aan de drie steunpunten Zorgverbreding/GOK die een pleidooi hielden tegen NT2 en didactisch een nefast zelfontplooiingsmodel stimuleerden dat haaks staat op een effectieve achterstandsdidactiek (zie punt 3). Hieruit alleen al blijkt al dat er geen goed onderwijsvoorrangs- en zorgverbredingsbeleid werd gevoerd. In de beleidsverklaringen van minister Van den Bossche en in de vele knelpuntennota’s van secretaris-generaal Georges Monard  vanaf 1990 werd ook weinig aandacht besteed aan de immense taalproblemen in de grootsteden en in heel wat regio’s.

    In ons interview eind 1992 met Paula D’Hondt als koninklijk commissaris voor de migrantenproblematiek was deze zich nochtans ten zeerste bewust van de ernst van de (taal)problemen van allochtone leerlingen. Ze betreurde toen al dat veel ‘politiek correcte denkers’  bleven ontkennen en haar tegenwerkten. D’Hondt stelde: “We mogen niet vergeten dat veel van die migranten analfabeet zijn. Ze hebben ook in hun eigen land de stap overgeslagen. De Berbers b.v. komen uit een streek waar zelfs geen geschreven taal bestaat. Dus als we emanciperend willen werken moeten we hen o.a. leren lezen, moeten we hen ook leren onze taal te verstaan. We dachten dat we dus ook de ouders mochten vragen om taallessen te volgen. Dat is in functie van hun eigen zelfredzaamheid” (Onderwijskant, januari 1993). In het eerste rapport D’Hondt was er ook sprake van verplichte taallessen voor nieuwkomers en steunzoekers. Samen met Paula D’Hondt betreurden we dat die taalplannen scherpe kritiek kregen - ook vanwege ‘progressieve’ GOK-ideologen en taalachterstandsnegationisten. Deze vonden zelfs dat D’Hondt en co aanstuurden op assimilatie in plaats van integratie en dat het belang van het ‘Nederlands’ sterk werd overschat. In ons Onderwijskrant-themanummer van januari 1993 over migrantenleerlingen trok  Onderwijskrant dan ook aan de alarmbel. We pleitten er voor intensief NT2 en voor doorgedreven achterstandsonderwijs.

    14-04-2014 om 12:10 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    Tags:NT2, thuistaal,
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Bloggen.be, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!