Kritiek in Nederland op contextueel rekenen dat ZILL-leerplanproject propageert
Realistische/contextuele Rekenaars van het Freudenthal Instituut e.d. moeten zich kapot schamen over wat ze aan schade hebben toegebracht aan het ooit goede rekenonderwijs in Nederland"
Maar waarom wil het recente ZILL-leerplanproject van het katholiek onderwijs (Vlaanderen) die contextuele/Nederlandse richting uit?
Bij de opstelling van het leerplan wiskunde (basisonderwijs) 1998 deden we nog ons uiterste best om de formalistische en 'hemelse' Moderne Wiskunde (zie vorige bijdrage over onze lange kruistocht tegen de MW) niet te vervangen door het andere extreem van de contextgebonden, realistische en 'aardse' wiskunde = die niet van de grond komt - en te weinig respect toont voor wiskunde als vakdiscipline.
En nu wil ZILL plots die extreme en onfortuinlijke richting uit (zie Onderwijskrant nr. 176 op www.onderwijkrant.be voor een grondige analyse). We hopen dat de leerkrachten lippendienst zullen bewijzen aan de ZILL-wiskundevisie: noch Zinvolle wiskunde, noch wiskunde voor het Leven
Precies 30 jaar geleden waarschuwden we al voor dit soort wiskunde in 'Nationaal plan voor ons wiskunde-onderwijs' (Onderwijskrant nr. 48).
1. Karin den Heijer over tegenvallend 'realistisch'/constructivistisch rekenonderwijs in Nederland
Er wordt nu al twintig jaar gesuggereerd dat er in het onderwijs te veel nadruk ligt op basisvaardigheden. In diezelfde jaren gaf ik les in verschillende bètavakken. Te veel nadruk op de basis? Ik heb er niets van gemerkt. Ja, in Vlaanderen, daar konden mijn leerlingen rekenen. Maar in Nederland? Rekenvernieuwers hebben rekenen veranderd in begrijpend lezen met een rekenmachine.
Wat is rekenen eigenlijk? De meeste mensen zijn daar duidelijk over. ,,Uit het hoofd kunnen uitrekenen wat anderhalf keer anderhalf is, zegt mijn fietsenmaker. ,,Wisselgeld kunnen teruggeven zonder een rekenmachine te pakken, vindt de bloemist.
Kaal rekenen irrelevant De meeste rekenexperts zijn het daar niet mee eens. Volgens hen is rekenen de combinatie van kennis, vaardigheden en persoonlijke kwaliteiten om adequaat en autonoom om te gaan met de kwantitatieve kant van de wereld om ons heen. Zij spreken liever van gecijferdheid. V
olgens leerplanontwikkelaars heeft het kale rekenen zijn relevantie verloren. Het filteren van een som uit een verhaal, het op de juiste wijze gebruiken van de rekenmachine, het tonen van creativiteit en een probleemoplossende houding, dát is waar rekenen om zou moeten gaan! En dus stond ons rekenonderwijs de afgelopen decennia in het teken van het uitpluizen van warrige reclameteksten en het klokkijken in spiegelbeeld
Dan maar geen techniek
Denk je eens in. De zwemleraar zegt dat je kind kan zwemmen, maar hij bedoelt eigenlijk dat je kind alleen maar kan zwemmen met zwembandjes om. De rij-instructeur zegt dat je kunt autorijden, maar vergeet erbij te zeggen dat het alleen maar gaat om rijden in een zelfrijdende auto. Tweede Kamerleden beslissen over een rekentoets, maar worden niet correct geïnformeerd over wat die nu eigenlijk toetst.
Gelukkig veroorzaakt de nieuwe rekendidactiek geen direct levensgevaar. Maar het nieuwe rekenen heeft wél verregaande gevolgen. Kinderen die niet goed kunnen lezen, denken nu ook dat ze niet kunnen rekenen, simpelweg omdat ze de talige rekenopgaven niet begrijpen. De rekenmachine is hun houvast. Maar op drijfzand kun je niet bouwen. Als je niet kunt delen door een half, vergeet de wiskunde dan maar. Of een carrière in de techniek.
Nu is gebleken dat de resultaten van het nieuwe rekenen een beetje tegenvallen, is het misschien een goed idee om dit mislukte experiment per direct te beëindigen. Na twintig jaar is het hoog tijd om te stoppen. Laten we weer gewoon gaan rekenen!
Karin den Heijer (ir. chemie) is docent wiskunde aan het Erasmiaans Gymnasium en bestuurslid van Beter Onderwijs Nederland
2.Hannes Minkema: diverse misverstanden over contextueel/ constructivistisch rekenen: Realistische Rekenaars (FI) moeten zich kapot schamen over wat ze aan schade hebben toegebracht aan het ooit goede rekenonderwijs in Nederland
1. Het misverstand dat we 'in het echte leven' geen 'platte sommen' tegenkomen. Die komen we er wel degelijk tegen, maar vaak in een context zoals door jou geschetst. Of je kinderen nu 3 x 2,17 laat uitrekenen of 'drie repen chocola van 2,17 per stuk', het sommetje komt op hetzelfde neer. En kinderen moeten dat gereconstrueerde 'platte sommetje' wèl gewoon kunnen uitrekenen. Aan dat laatste schort het nu. Bij zelfs de allereenvoudigste rekenbewerkingen vertrouwen kinderen hun eigen rekenvaardigheid niet meer en halen hun rekenmachine tevoorschijn. Met alle risico's van dien. Want er is een groot verschil tussen rekenen en knoppen indrukken.
2. Het misverstand dat onderwijs op het leven moet lijken om op het leven voor te bereiden. Dat hoeft niet, althans grotendeels niet. Bij leren spellen hoef je een kind niet alleen maar zijn eigen brief-aan-oma te laten spellen, want die brief schrijft hij allang niet meer. Je hoeft hem ook niet z'n e-mails te laten spellen, want de grote mensen spellen hun eigen e-mails ook allerminst zorgvuldig. Leren spellen gaat prima met speciaal voor dat doel opgestelde spellingopgaven, ook al zijn die niet aan 'het echte leven' ontleend. Hetzelfde geldt voor tafels: ook die kom je niet tegen in 'het echte leven'. Maar iedereen die ooit de tafels goed leerde, en opdreunde, en tot de allerlaatste moeilijke '7x8' er in prentte, heeft daar elke dag profijt van. Het is het verhaal van de deelvaardigheden vs. de praktijk. Ook op voetbaltraining oefenen ze de 'pinanties' en het 'passeren' apart, heus niet alleen tijdens een 'echte' wedstrijd.
3. Het misverstand dat de door jou genoemde som als bij toverslag 'goed gaat' als je er maar een context bij hebt en een rekenmachine. De ervaring leert dat dit niet zo is. Over het probleem van de dikwijls vage, meerduidige, afleidende en misleidende 'contexten' is al veel gezegd. Daar ben je in je hoedanigheid van 'rekendocent' vast van op de hoogte; des te merkwaardiger dat je die overbekende kritiek negeert en, hup, weer met een pleidooi voor contextrijk rekenen aankomt.
Over de rekenmachine dan. Minstens de helft van de leerlingen gaan domweg '16 x 0,5' indrukken en schrijven het resultaat in hun schrift als 'het antwoord'. Immers, het kwam toch uit de rekenmachine? De reconstructie van de opgave tot '16 : 0,5' is ook een bijzonder moeilijke, omdat 'delen door een half' moeilijk concreet voorstelbaar is. Daarom kiezen kinderen voor het voorstelbaarder 'keer een half'. De slimmere leerlingen delen evenmin door een half, maar begrijpen dat ze van éen reep chocola twee halve repen kunnen maken. Ze reconstrueren de som dan niet tot '16 : 0,5' maar tot '16 x 2'. Uiteindelijk heeft dus vrijwel niemand de door jou vermelde som bedacht; laat staan uitgerekend.
4. Het misverstand dat "het leven" de maat moet vormen voor de leerstof die we op school aanbieden. Ooit hing er een bordje aan menige schoolmuur met de tekst "Non scholae sed vitae discimus": we leren niet voor school maar voor het leven. Helaas, de tijd is allang voorbij dat kinderen voor 'het leven' genoeg hebben aan de basisschool met nog wat jaartjes voortgezet onderwijs. Een behoorlijk deel van hun 'vita' bestaat intussen uit 'schola', met steeds hogere eisen aan hun reken- en wiskundevaardigheid. Want ze moeten/willen allemaal dóór naar het mbo, havo, vwo; en hup naar hbo en wo; waarna hun de 'permanente educatie' wacht. Kinderen leren rekenen allang niet meer alléén voor het aanschaffen en verdelen van repen chocola, pizza's en korting op t-shirts. Juist de rekenbegaafdste helft van de leerlingen op de basisschool moet én kan daar een flinke schep bovenop doen. Die komen ze nu evident tekort. Rekenonderwijs van buiten Nederland toont dat die schep er bovenop kan. Én moet.
5. Het misverstand dat de evidente, en behoorlijke snelle achteruitgang van reken- en wiskundeprestaties in Nederland weg te poetsen is door maar vast te houden aan het Realistisch Rekenen omdat dit op papier zoveel 'beter klinkt' en 'we het gewoon nog wat beter moeten uitleggen'. Echt, er komt een dag dat de Realistische Rekenaars zich kapotschamen over wat ze aan schade hebben toegebracht aan het ooit goede rekenonderwijs in Nederland. Maar voorlopig houden ze de oogkleppen nog wat dichter tegen het hoofd gedrukt, en verzuimen bijvoorbeeld in reacties op krantenartikelen op de evidente en nu al 15 jaar structurele PISA-achteruitgang in te gaan. Waarvan akte.
Met wiskundecampagne 1982! doorbraken we taboe rond formalistiche 'Moderne Wiskunde'
35 jaar geleden
slaagden we erin taboe rond de formalistische
Moderne Wiskunde open te breken
Raf Feys
1Moderne wiskunde: een vlag op eenmodderschuit (1982) deed wiskunde-tij keren
Precies 35 jaar geleden slaagden we er in het wiskunde-tij
te doen keren en het taboe op kritiek op de Moderne Wiskunde te doorbreken. In
april 1982 startten we onze campagne tegen de Moderne Wiskunde met de
publicatie van een themanummer van Onderwijskrant met als uitdagende titel:
Moderne Wiskunde: een vlag op een modderschuit (Onderwijskrant nr. 24). Mede
door de ruime aandacht in de pers lokte die publicatie enorm veel instemmende
reacties uit vanwege de leerkrachten en de gewone burgers. Een jaar later
volgde een druk bijgewoond colloquium over Welke wiskunde voor 5- à
15-jarigen in het Congressenpaleis (Brussel) waar we het samen met prof Hans
Freudenthal opnamen tegen de NewMath-voorstanders als prof. Roger Holvoet.
In mei 1982 bleek duidelijk dat het wiskundetij gekeerd was.
Sindsdien verschenen geen bijdragen meer over de vele zegeningen van de
moderne wiskunde. Ook het taboe op kritiek op de M.W. was bijna doorbroken.
De inspecteur-generaal van het technisch onderwijs G. Smets schreef ons in
1982:Mensen aan de top werden destijds omgekocht om te zwijgen over de
Moderne Wiskunde (zie punt 2). We mochten echter in 1982 zijn naam niet
openlijk vermelden.Na het verschijnen
van Moderne Wiskunde: een vlag op een modderschuit in april 1982 kregen we wel
nog veel kritiek te verduren vanuit de hoek van de propagandisten van de
moderne wiskunde, van Papy-sympathisanten, van de Leuvense professoren Roger
Holvoet en Alfred Warrinnier, van inspecteurs die meegewerkt hadden aan
methodes moderne wiskunde, van de hoofdbegeleider van de katholieke
onderwijskoepel basisonderwijs ... Sommigen vonden zelfs dat we omwille van
onze kritiek op de moderne wiskunde ontslagen moesten worden als
lerarenopleider en coördinator van de Torhoutse Normaalschool. Enkele jaren
later nam een van onze tegenstanders,prof. A. Warrinnier,wel
expliciet afstand van de moderne wiskunde in het lager en secundair onderwijs.
1+1=2 zou je denken, maar merkwaardig genoeg stond de aanpak
van het reken- en wiskundeonderwijs de voorbije 50 jaar geregeld ter discussie
ook voor het lager onderwijs. Tot ongeveer 1970 was er weinig discussie over
het reken- en wiskundeonderwijs in de basisschool. Er was een brede consensus,
zowel bij de praktijkmensen als bij de vakdidactici. De leerplannen wiskunde in
de verschillende landen geleken sterk op elkaar. De visie van de praktijkmensen
is overigens steeds ongeveer dezelfde gebleven.Sinds ongeveer 1970 worden er wereldwijd
wiskunde-oorlogen uitgevochten. Zelf besteedden we vanaf 1970 enorm veel tijd
aan de bestrijding van twee extreme visies die een bedreiging vormen voor de
klassieke rekenkennis - en vaardigheden: vanaf 1970 de hemelse &
formalistische Moderne Wiskunde; en vanaf 1988 de constructivistische,
contextuele en aardse wiskunde van het Nederlandse Freudenthal Instituut en
van de VS-Standards.De hemelse moderne
wiskunde zweeft al te veel. Het andere extreem, de constructivistische en
aardse wiskunde, komt niet van de grond. In deze bijdrage beperkten we ons tot
de strijd tegen de formalistische MW. In de volgende bijdrage tonen we aan dat
de constructivistische wiskunde jammer genoeg doordrong in de
eindtermen/leerplannen voor de eerste graad s.o.
2 Taboe op MW-religie
doorbreken:topmensen werden omgekocht
om te zwijgen
Met onze wiskunde-campagne van 1982 wilden we vooral het
taboe rond de MW doorbreken. Als gevolg van de campagne durfden een aantal
mensen voor het eerst hun gedacht over de MW uiten. Er rustte al sinds 1968 een
taboe op de M.W. De Luikse professoren Pirard en Godfrind formuleerden analoge
kritiek in La Libre Belgique, 11.03. 1980, als de onze. En ook zij
protesteerden tegen het taboe op de M.W.: La mathématique en Belgique nest
plus une science, cest une religion. Tout professeur qui veut sécarter de la
Bible de Papy est taxé dhérisie. Dit was precies ook wat we zelf sinds 1970
hadden meegemaakt in Vlaanderen.
In hun betoog toonden de Luikse profesoren ook aan dat de MW
een formalistische theorie was die nergens meer naar de werkelijkheid verwees,ontsproten was aan het brein van enkele
wiskundigen, maar niet interessant was voor het lager en secundair onderwijs.
De reactie van prof.em. Karel Cuypers op onze MW-campagne
was vrij revelerend. We citeren even uit zijn brief die later ook werd opgenomen
in Persoon en Gemeenschap, september 1984. Cuypers: Sinds mijn aanvankelijke sympathie voor de New-Math-vernieuwing die
mij als wonderlijk voorkwam, voelde ik wel dat de Papyisten (de groep rond de
Brusselse prof. Georges Papy gesteund door de Brusselse onderwijsminister
Vermeylen) als hypnotiseurs de schoolwereld hebben geleid. Zelden is een
opvoedkundige vernieuwing gebeurd in zon klimaat van doordringend ideologisch
engagement als het new-math-fenomeen.Over de hele wereld werd een overmacht verleend aan enkele profeten die
een spectaculair overtuigingsvertoon met een hypnotische overdondering konden
organiseren. Door de omringende betovering gingen de leraars middelbaar
onderwijs braafjes op de schoolbanken zitten om bijscholingslessen te volgen,
die opvallend theoretisch en weinig helpend-didactisch uitvielen. De toestand
was zo geëvolueerd, dat wie niet sterk stond in de leer van de verzamelingen,
niet eens het woord durfde nemen, uit vrees voor onwetend of dom tegen de muur
te worden geplaatst. Ook de vele misnoegde leerkrachten durfden niet openlijk
reageren.Op congressen werd wie niet
akkoord ging als conservatief
bestempeld.
De inspecteur-generaal van het technisch onderwijs, G.
Smets, schreef ons in een brief als reactie op de Modderschuit-publicatie van
1982:Prof. Georges Papy had sterke politieke relaties (o.m.
onderwijsminister Vermeylen) en ambities. Zijn voordrachten te Brussel en
elders waren veeleer politieke meetings dan wetenschappelijke mededelingen.
Zijn vrouw Frédérique ontving van de toenmalige minister ook grote bijdragen om
met de moderne wiskunde te experimenteren vanaf het kleuteronderwijs. En dan
waren er ook nog de vele uitgevers die brood zagen in een omwenteling van de
wiskundeleerboeken. Aan de top werden heel wat mensen letterlijk
omgekocht.
Ook ex-inspecteur-
wiskunde E.H. Joniaux getuigde in een brief dat de invoering van de M.W. te
danken was aan de vriendjespolitiek van het ministerie. Hij schreef: Geachte
heer Feys, eindelijk durft iemand openlijk in opstand komen. Moderne wiskunde
en dat heb ik reeds gezegd vanaf haar eerste verschijnen is de filosofie
van de wiskunde, maar geen wiskunde. En wie dat aan kinderen van 6 tot 15 jaar
wil aanleren, moet toch in zijn hersenen veel kronkels hebben. Men wou nu de
kinderen daarmee volstoppen en dit vanaf de kleuterschool.
Joniaux bezorgde me
ook de al vermelde kritische bijdrage van de Luikse professoren Pirard en
Godfrind. Zij schreven o.a.: Veel
wetenschapsmensen, nobelprijswinnaars fysica incluis, wijzen erop dat hun
wetenschap geenszins gebaat is met de verzamelingentheorie, maar wel met
toepasbare wiskunde. De wetenschapsmensen protesteren omdat ze nog aan hun
studenten veel belangrijke zaken van het ABC van de toepasbare wiskunde moeten
aanleren. We hadden zelf al in 1973 gelezen dat ook de Duitse
nobelprijswinnaar Carl Von Weizsäcker zich verzette tegen de invoering van MW
in het onderwijs. DeNederlandse prof.
Hans Freudenthal slaagde er in Nederland in de MW buiten het lager onderwijs te
houden.
Pirard en Godfrind
schreven verder: Prof. Georges Papy, was geen uitvinder maar veeleer een
importeur van de handboeken wiskunde van Revuz in Frankrijk. Papy beschreef de
wiskunde graag als een dichterlijke droom en stelde: De wiskunde is geen
wetenschap, maar een kunst en een droom. De wiskundige is een kind of een
dichter die zijn droom tot werkelijkheid maakt (Berkeley, VVW-Lcongres).
Volgens Pirard en Godfrind ervoeren veel leerlingen deze wiskundige dromen
eerder als een nachtmerrie.
De supersonische
opkomst van de moderne wiskunde was dus slechts mogelijk dankzij de invloed, de
sponsoringen de hervormingsdruk
vanwegeminister Vermeylen en een paar
topambtenaren waardoor Papy het monopolie inzake wiskundeonderwijs kreeg en de
invoering werd opgelegd.De
beleidsmakers investeerden ook enorm veel centen in TV-programmas,
bijscholing, in wiskundecongressen en -studiedagen van de Papy-groep in
luxueuze hotels in Knokke, e.d. Merkwaardig was ook hoe de onderwijskoepels en begeleiders
de Papy-refreintjes over de MW als de wiskundevan de derde industriële revolutie, gretig overnamen en lieten merken
dat ze onze kritiek geenszins lustten.
Op debatten over het
wiskundeonderwijs werden niet enkel professoren, maar ook wij hooghartig de
mond gesnoerd met dergelijke refreintjes. We hadden zogezegd geen aandacht voor
de toekomst, voor de wiskunde van de derde industriële revolutie, de wiskunde
die volgens de nieuwlichters in Japan, Rusland ... al tot veeleconomische successen had geleid. We
steldenin 1973 dat in veel landen de MW al weer op de
terugtocht was en dat die MW vermoedelijk niet eens de 21ste eeuw zou halen. We
vonden geen gehoor en het nieuwe leerplan MW werd in 1976 ook in het lager
onderwijs ingevoerd en voorgesteld als een enorme stap vooruit, als verlossing
ook uit de ellende van het klassieke wiskundeonderwijs.
3Kruistocht tegen MW (1970-1982)
3.1Ons verzet in periode 1970-1981
In de jaren 1968 -1969 kwamen we heel even in de ban van de
barnumreclame voor de moderne wiskunde die door de propagandisten voorgesteld
werd als de wiskunde van de derde industriële revolutie. We volgden als student
enkele spreekbeurten aan de KU-Leuven en enkele lessen van Alfred
Vermandel.
Onze sympathie duurde niet lang. We namen vanaf 1971 afstand
van de formalistische & abstracte MW, We deden begin de jaren zeventig ons
uiterste best om de verantwoordelijken van de onderwijskoepels ervan te
overtuigen dat we de moderne wiskunde niet mochten invoeren in het lager
onderwijs. We deden dit ook op het VLO-Startcolloquium van 1 september 1973 in
het Congressenpaleis. In oktober 1974 publiceerden we in Persoon en
Gemeenschap een bijdrage over de MW. We schreven dat het nieuwe
ontwerp-leerplan vanaf het eerste leerjaar wou gebruik maken van een
formalistische wiskundetaal, van een onverteerbare hoop nieuwe termen en
notaties; kortom: overbodige dikdoenerij. We vermeldden ook dat er al in landen
als de VS, Japan, Duitsland, Nederland ... veel kritiek kwam op de moderne
wiskunde. In de VS: Davis, Beberman, Rosenbloom, Page, Scott... In Duitsland
nam Nobelprijswinnaar Carl von Weizsäckerhet voortouw, in Nederland prof. wiskunde Hans Freudenthal. In
Vlaanderen namen wij het voortouw.
We waarschuwden in
1974 ook dat indien we in het lager onderwijs het verkeerde pad van de Moderne
Wiskunde zouden kiezen, het dan heel moeilijk zou worden om dit op korte
termijn weer te verlaten. (Het duurde 22 jaar vooraleer er in 1998 een nieuw
leerplan kwam zonder Moderne Wiskunde.)Jammer genoeg werd de New Ma(d)th toch in 1976 in het lager onderwijs
ingevoerd - tegen de visie van de praktijkmensen in. Onze kritieken werden
hooghartig weggewuifd door de Papy-vereniging, door academici, door leerplanontwerpers,
door begeleiders wiskunde ... We merkten ook dat niet enkel leerkrachten, maar
ook inspecteurs, professoren .... niet eens voor hun mening durfden uitkomen;
tegenspraak werd niet geduld (zie punt 2).
Enkele van onze
kritieken op de Moderne wiskunde.*te
formalistisch, hemelse (zwevende) wiskunde*te vroegtijdige abstractie *veel verbale dikdoenerij en verbale
ballast*achteruitgang van de klassieke
componenten van rekenvaardigheid (rekenen, memoriseren, automatiseren )*ten koste van het toepassingsaspect van de
wiskunde ( klassieke vraagstukken, metend rekenen e.d. )*klassieke rekenen in keurslijf van formele
logica Voor meetkunde betekende dat b.v.: driehoek= verzameling van punten op
omtreklijn; evenwijdige als reflexieve, transitieve, symmetrische relatie, enz.
Hoe meer pijlen, hoe meer lust).
*Te weinig respect voor de klassieke vakdiscipline wiskunde
als cultuurproduct.*Onhaalbaar voor
veel leerlingen: waardoor al te veel leerlingen na het derde leerjaar moeten
overstappen naar het buitengewoon onderwijs.*Veel ouders kunnen kinderen niet meer begeleiden. *MW beklijft te
weinig. Ook bij studenten van de lerarenopleiding stelden we vast dat al te
weinig van dit soort wiskundeonderwijs was bijgebleven.In punt 5 illustreren we uitvoerig hoe de
meetkunde in het keurslijf van de MW werd gestopt en zo totaal formalistisch
werd.Als alternatief opteerden we in
1982 voor het actualiseren en afstoffen van de vele goede elementen en
aanpakken uit de wiskunde-traditie in ons lager onderwijs, aangevuld met een
aantalrecente zaken als
driedimensionele meetkundige voorstellingen. We voerden dit later uit in het
leerplan van 1998.
In de jaren 1978-1982 verschenen enkele bijdragen waarin de
voorstanders van de Moderne Wiskunde de vele zegeningen van dit soort
wiskunde breed etaleerden. Begin 1982 schreef T. De Groote triomferend: Waar
rekenen voor de meeste kinderen vroeger een zweepslag betekende, kan het nu
voor hen een fantastische beleving worden in een fascinerende wereld. En De
Groote fantaseerde verder: dat de minder begaafde leerlingen nu ook beter aan
hun trekken kwamen (Persoon en Gemeenschap, jg. 28, p. 35-36). In mijn
contacten met de praktijk zag ik echter geen fascinerende wereld opdagen, maar
schijnresultaten in schijnrealiteiten & zwakkere leerlingen die
afhaakten.
Die bijdragen over de
vele zegeningen van de MW voor het lager onderwijs, waren voor mij de prikkel
om met Onderwijskrant een campagne tegen de Moderne Wiskunde op te starten..
Met de publicatie van Moderne wiskunde: een vlag op een modderschuit
(Onderwijskrant nr. 24) en de eraan verbonden wiskundecampagne, konden we in
1982 het wiskunde-tij keren. Sindsdien verschenen er geen bijdragen meer over
de vele zegeningen. Het duurde wel nog tot 1998 vooral er een nieuw leerplan
kwam waarin de rubrieken moderne wiskunde werden geschrapt.
Als eerste stap in de
campagne werden in april 1982 tweeduizend exemplaren van het rapport Moderne
Wiskunde: een vlag op een modderschuit verspreid. De campagne kreeg veelrespons in de kranten: De Morgen, Het Volk,
Het Nieuwsblad, Libelle.... De artikels over onze campagne in vier dagbladen en
twee weekbladen waren heel belangrijk voor het verspreiden van de ideeën en het
doorbreken van het taboe. Een aantal mensen durfden voor het eerst hun mening
uiten - ook op papier. We ontvingen veel enthousiaste reacties.
3.3 Latere steun van
professoren wiskunde:bekeerling Alfred
Warrinnier (1987) e.a.
In 1982 botsten we nog op veel weerstand vanwege een aantal
professoren wiskunde (Holvoet, Warrinnier e.d.), begeleiders wiskunde ...
Enkele van hen bekeerden zich wel naderhand.
De Leuvense prof. Alfred Warrinnier stuurde nog in 1983 zijn
vrouw naar het wiskunde-colloquium om me in de val te lokken met de vraag of de
pedagoog Feys eens precies wou definiëren wat wiskunde volgens hem precies
inhield. Een pedagoog mocht/ kon zich niet (kritisch) uitlaten over het
wiskundeonderwijs. Maar in 1987 gaf Warrinnier zelf toe dat de invoering van
moderne wiskunde een slechte zaak was ook in het s.o. Hij schreef in De
Standaard van 25 juli 1987 o.a. De 11-, 12- en 13jarige was niet klaar om de
zeer abstracte ondertoon van de verzamelingen-relatie-functie-opbouw, de algebraïsche
structuren e.d. te verwerken. De hervorming van het wiskundeonderwijs is de
facto mislukt. Vijf jaar na onze wiskunde-campagne gaf onze universitaire
tegenstander van weleer ons dus gelijk. Waar wij ons in 1982 nog concentreerden
op het lager onderwijs, werd onze kritiek een aantal jaren later ook
doorgetrokken naar het s.o. en een paar professoren wiskunde deden hier aan mee
(zie punt 4).
4 MW: een kind van
het structuralismevan de jaren
1930-40
4.1Docenten wiskunde onderschrevenjaren later onze kritiek van 1982
In de Modderschuit illustreerden we uitvoerigdat de MW van de Bourbaki-groep niet los
gezien kon worden van de structuralistische en logisch-formalistische trend
binnen het wetenschappelijk denken vanaf de dertiger jaren en zo tot een
formalistisch aanpak leidde. In punt 4.2 gaan we hier uitvoerig op in. Maar
eerst staan we even stil bij de (latere) kritiek van docenten wiskunde die onze
vroegere kritiek bevestigden.
In het weekblad Intermediair van 8 maart 1994 situeerden
de Leuvense wiskundedocenten Dirk Janssens en Dirk De Bockde opkomst van de M.W.De beweging voor de moderne wiskunde was
typisch voor mensen die slechts in een theoretische aanpak geloven: men zou één
uitgangspunt gebruiken waaruit alle onderdelen van de wiskunde netjes konden
opgebouwd worden. Achteraf bleek dat een illusie. De MW ontstond vanuit de
meest vooruitgeschoven posten van het vakgebied zelf en sloop pas achteraf het
onderwijs binnen.
In de jaren 1930 vond een min of meer revolutionaire
ontwikkeling plaats. De zogeheten Bourbaki Groep had ambitieuze plannen om de
volledige wiskunde te beschrijven op een heel systematische manier,
vertrekkende van axiomas en de leer van de verzamelingen. Zij wilden een
prachtig systeem afleveren, waar geen speld is tussen te krijgen. Pas later
werd dit het model voor de opbouw van de wiskunde als wetenschap gekozen als
model voor de opbouw van het onderwijs in de wiskunde.
Revelerend was daarbij dat deze moderne wiskunde nergens
pedagogisch onderbouwd was. Daarmee was de mislukking van het hele experiment
al bij voorbaat ingebakken. Dit zoeken naar (formele) grondslagen is slechts
zinvol voor mensen die zich al een zekere wiskundecultuur hebben eigen gemaakt,
maar is daarom nog niet geschikt om de wiskunde aan te leren aan wie er nog
niets van afweet. Dat bleek een pedagogische illusie te zijn. Maar dit soort
pedagogische discussie werd destijds niet gevoerd, de moderne wiskunde werd
vanaf 1968 zonder meer verplicht voor alle leerlingen van het secundair
onderwijs. In de jaren 1970 volgde ook het basisonderwijs. ...
De drang naar steeds
meer abstractie (lees: formalisme) maakte de wiskunde gaandeweg onbegrijpelijk
voor niet-ingewijden. Dat er b.v. door een punt buiten een rechte precies één
rechte gaat die met de gegeven rechte evenwijdig is werd nu: een rechte is een
partitie van het vlak en een begrip als lengte werd ingevoerd als een klasse
van congruente lijnstukken. Die kritiek van 1994bevestigdedat onze analyse van 1982 ook toepasselijk was op de MW in de eerste
graad s.o.
Op een symposium van het tijdschrift Uitwiskeling van 13
november 1994 noteerden we analoge kritieken. Eén van de deelnemers, Guido
Roels (begeleider wiskunde bisdom Gent) beantwoordde de volgende dag in Voor
de dag de vraag waarom het zo lang geduurd had vooraleer de wiskundigen
inzagen dat Moderne Wiskunde een vergissing was. Volgens Roels kwam dit omdat
de wiskundigen gefascineerd geraakten door het feit dat de Moderne Wiskunde
zo mooi in elkaar stak en niet zagen dat deze opbouw niet werkte in klas. Toch
merkwaardig dat het zo lang moest duren tot men dit inzag en dat de kritiek in
het buitenland en onze kritiek sinds 1971 niet beluisterd werd.
4.2Structuralistische en logisch-formalistischeaanpak
In de Modderschuit toonden we ook aan dat de
Bourbaki-wiskunde niet los gezien kon worden van de structuralistische en
logisch-formalistische trend binnen het wetenschappelijk denken vanaf de
dertiger jaren. Het structuralisme als wetenschappelijke methode probeerde in
de meest uiteenlopende verschijnselen dezelfde patronen, wetmatigheden,
structuren ... te ontdekken. Het ontwikkelde grammaticale, omvattende
begrippen en een formeel-logische taal om die te benoemen. Vanuit de formalistische/
grammaticale benadering zag men b.v. in de begrippen is evenwijdig met en is
veelvoud van eenzelfde grammaticale structuur; bij beide begrippen ging het
volgens die benadering om b.v. een geval van reflexieve relaties: een getal
is veelvoud van zichzelf een evenwijdige is ook evenwijdig met zichzelf - en
een reflexieve relatie werd met een lusje voorgesteld.
De uit de werkelijkheid bekende dingen (b.v. evenwijdige,
hoek, veelvouden van getallen ...) worden in kunstmatig geschapen relaties
quasi onafhankelijk van hun betekenis ingezet; ze zijn vooral interessant als
elementen van een verzameling, als doorsnede, als koppel, reflexieve
relatie...Aanschouwelijk en pragmatisch
gezien hebben b.v. de begrippenevenwijdig en is veelvoud vanniks gemeen.
Men probeerde alle begrippen te benaderen en te ordenen met
behulp van een formele logica en een soort grammaticale begrippen. De
structuralistische benadering bediende zich van de deductieve aanpak en van de
formele logica als wetenschappelijke instrumenten. Men koos dus voor een
hervorming vanstructureel-formalistische aard.Ditleidt toe een uitholling van
de realiteitswaarde van het wiskundeonderwijs.
De 'moderne wiskunde'verschraalde dus tot een leerstofvernieuwing waarbij niet langer het
wiskundegebruik, maar de wiskunde-beschouwing, i.c. het aanleren van een
structuralistische grammatica,centraal
staat. Vanuit onze scriptie over de psycholoog Jean Piaget die destijds als het
boegbeeld van de moderne wiskunde werd opgevoerd, wezen wein de Modderschuitook op het verband met het structuralisme
binnen de psychologie. Ook Piaget maakte gebruik/misbruik van de formele logica
als taal om zijn bevindingen te formuleren. In het filosofisch werk van prof.
Leo Apostel troffen we de eveneens logisch-positivistische en
structuralistische benadering van de zgn. Wiener-Kreis aan. Apostel zocht naar
formeel-logische systemen (talen) om de wetmatigheden in de meest diverse
wetenschappelijke disciplines (linguïstiek, psychologie, economie)... te
beschrijven. De wat oudere Apostel nam hier wel afstand van. Apostel werd rond
1990 overigens een medestander in de strijd tegen de constructivistische
wiskunde van het Nederlandse Freudenthal Instituut.
We verwijzen nog even
naar een gelijkaardige analyse van Eddy Daniëls in Intermediair, 8 maart 1994.
Daniëls: Het interbellum was de fase waarin men de loopgraven van de eerste
oorlog probeerde te vergeten. Men wilde daarom alle filosofische inspanningen
richten op een volstrekt deductieve taal die alle misverstanden zou
elimineren. Ook de logisch-positivisten van de Wiener-Kreis en de jonge
Wittgenstein waren volgens hem in dit bedje ziek. De Bourbaki-groep ontwikkelde
volgens Daniëls een formele wiskundetheorie die fundamenteel vervreemdde van de
realiteit, die in plaats van een bevrijdend karakter veeleer verdrukkend werd.
Want zij ontwierp een denkrichting die de spontane drang tot leren bij
kinderen en jongeren letterlijk onderdrukte.
5Meetkunde in keurslijf van MW = formalisme
Bij de intrede van de 'moderne wiskunde' (New Math) krijgen
we naast het behoud van een aantal klassieke onderwerpen tegelijk een radicale
breuk met de traditionele aanschouwelijke en functionele aanpak: een streng
logisch-deductieve opbouw; de meetkundige begrippen (vlak, rechte,
evenwijdige, hoek, driehoek, rechthoek ) worden in de formele en abstracte
taal van de relaties en verzamelingen gestopt; abstracte en hiërarchische
classificatie van vlakke en ruimtelijke figuren, in het leerplan van het
rijksonderwijs vanaf het tweede leerjaar *sterke uitbreiding van het leerplan
& te weinig aandacht voor de klassieke benadering
Vanuit de optie voor
een logisch-deductieve opbouw verantwoorddeinspecteur R. Barbry waarom pas in het vierde leerjaar gestart mocht
worden met de vormleer. Hij schreef: "We vertrekken pas in het vierde
leerjaar van het vlak pi, zijnde een oneindige verzameling punten. Geleidelijk
worden door afgrenzen (deelverzamelingen: rechten, figuren ) de belangrijkste
eigenschappen en rijkdom van het vlak pi ontdekt. We doen hierbij veelvuldig
een beroep op de taal van verzamelingen en relaties. Pas in het vierde leerjaar
is de basis aanwezig om te starten met vormleer, om de verzamelingen- en
relatietaal te kunnen toepassen" (Barbry, 1978). De 'moderne wiskunde' zag
over het hoofd dat kinderen zich vanaf de geboorte ruimtelijk oriënteren en dat
de kleuters allerhande figurenkunnen en
moeten leren verkennen op een aanschouwelijke wijze.
Begrippen in keurslijf verzamelingenleer
Traditionele begrippen werden in het keurslijf van de
verzamelingenleer gestopt. Leerkrachten moesten uitleggen dat een (begrensd)
lijnstuk ook een oneindige verzameling punten is, omdat men die puntjes altijd
maar kleiner kan maken. Evenwijdigen werden voorgesteld in een verzameling met
lege doorsnede (ze hebben immers geen punten gemeen), en als reflexieve relatie
met een luspijl: elke rechteis immers
ook evenwijdig met zichzelf.
Een hoek werd omschreven en voorgesteld als de verzameling
punten van twee halve rechten (benen van de hoek) met hetzelfde beginpunt
(hoekpunt). Die punten werden met een verzameling voorgesteld en de kinderen
moesten leren dat de punten die tot deklassieke hoeksector behoren, niet tot de hoek (verzameling) behoren.Een driehoek werd veelal voorgesteld als 'een
gesloten gebroken lijn, bestaande uit drie lijnstukken; voorgesteld met een
venndiagram behoorden de punten binnen de omtrek van de driehoek niet langer
tot de driehoek.
Vormleer = rubricitis
Een aanzienlijk deel van het vormleeronderwijs werd in
beslag genomen door het logisch-hiërarchisch classificeren en deductief
uitbouwen van het netwerk van de vlakke en ruimtelijke figuren. Men vertrok
steeds van de meer algemene (=lege) begrippen. Dit betekent bv. dat de
rechthoek en het vierkant de meer specifieke of gevulde begrippen) voortaan
helemaal achteraan het lijstje kwamen. Het leerplan van het rijksonderwijs vermeldde
al als doelstelling voor het tweede leerjaar: "In de verzameling der
veelhoeken kunnen rubriceren met als criterium: evenwijdigheid-gelijkheid der
zijden of hoeken; en kunnen voorstellen in een ven-diagram." Vanuit de
nieuwe formalistische omschrijvingen (bv. een vierkant is een rechthoek met
vier gelijke zijden, een parallellogram
met ) kon men een quasi onbeperkt aantal rubriceer-opdrachten bedenken.
Vormleer ontaardde
tot een systeem van definities en logisch-hiërarchische classificaties .Men
koos voor de volgorde van de meest algemene figuren (=ruime omvang, arme
inhoud) naar de meest bijzondere (rijke inhoud, kleine omvang). Waar vroeger
eerst de meer specifieke, rijke en alledaagse figuren behandeld werden (bv.
vierkant en rechthoek) met hun aanschouwelijke kenmerken, vertrok men nu van
trapezium en parallellogram.
Men leerde de
kinderen het vierkant omschrijven en herkennen als een bijzonder soort
rechthoek, ruit, parallellogram, Het vierkant kwam het laatst aan bod en werd
als een deelverzameling van een rechthoek, een ruit beschreven. Een rechthoek
werd aldus een trapezium waarvan alle hoeken recht zijn, maar evengoed een
parallellogram met 4 (of ten minste één) rechte hoeken, enz.. Zulke
hiërarchische (onderschikkende) omschrijvingen waren vrij abstract en variabel,
veel complexer dan de vroeger op de aanschouwing steunende opsomming van de
verschillende (aanschouwelijke) begripskenmerken. We konden aldus niet meer
vanaf de kleuterschool aansluiten bij de intuïtieve begrippen die de kinderen
al gevormd hadden en die vooral betrekking hebben op de rijkere en mooie
figuren. Het ging zover dat sommige leerplanontwerpers aanraadden om de
vierkante logiblokken niet langer vierkant te noemen, maar 'tegel', want
volgens de moderne wiskunde was een vierkante logiblok evenzeer een soort
rechthoek, ruit, parallellogram Een begeleidster wiskunde maakte de
leerkrachten zelfs wijs dat kleuters niet spraken over vierkant, rechthoek,
driehoek, maar respectievelijk over tegel, deur en dak. En pas in het vierde
leerjaar mochten de meetkundige termen. Het vierkant mocht evenwel pas als
laatste in het rijtje gepresenteerd worden én als een deelverzameling van de
verzameling vierhoeken, trapezia,parallellogrammen, rechthoeken enruiten.
6 Wat leert MW als
rage en onaantastbarereligie ons over
rages?
In deze bijdrage verwezen we uitvoerig naar onze
wiskunde-campagne van 1982, naar de achtergronden van de MW en naar de MW als
een soort religie waarop geen kritiek mocht geformuleerd worden. Rages vertonen
steeds kenmerken van religies. Wie niet meedoet wordt als een afvallige
beschouwd. MW is een van de vele rages in ons onderwijs van de voorbije 50 jaar.
We kunnen er veel uit leren.
De MW-propagandisten hingen vooreerst een karikatuur op van
de klassieke wiskunde en van de veelzijdige methodische aanpakken. Ze wekten
ten onrechte de indruk dat het vroeger enkel om geheugenwerk ging. De
nieuwlichters pakten uit met de MW als de wiskunde van de toekomst, de wiskunde
van de derde industriële revolutie - net als vele nieuwlichters de voorbije
jaren uitpakken met de zgn. 21ste eeuw skillsZo werd prof. Kris Van den Branden door de VLOR-vrijgestelden
uitgenodigd om op de VLOR-startdag van 17 september 2015 te komen verkondigen
dat het Vlaams onderwijs hopeloos verouderd is. Hij pleitte er voor onderwijs
voor de 21ste eeuw met nietszeggende sleutelcompetenties als de taal doen
werken.
De supersonische
opkomst van de moderne wiskunde was slechts mogelijk dankzij de invloed en druk
vanwege het ministerie (minister Vermeylen en topambtenaren) waardoor prof.
Papy & Co het monopolie kregen; en dankzij de vele propaganda van
allerhande beleidsverantwoordelijken.Ook in Vlaanderen deden de voorbije 25 jaar de beleidsmensen en de VLOR
steeds een beroep op professoren als Kris Van den Brandenen Piet Van Avermaet hetvoor onderwijsvoorrangs- en taalbeleid-beleid,
voor deGOK-Steunpunten ...Zij verwierven een soort monopolie - ook
alwas hun aanpak ineffectief en zelfs
contraproductief.Critici van de MW, ook
professoren en zelfs directeur-generaals s.o. en inspecteurs, werden van
hogerhand het zwijgen opgelegd.De
directeur-generaal technisch onderwijs Smets betuigde in 1982 zijn volle steun
voor onze MW-campagne, maar wou niet dat zijn naam vermeld werd. Op vandaag is
de censuur en zelfcensuur groter dan ooit. We stelden dit recentelijk ook weer
vast i.v.m. het M-decreet.
De MW-nieuwlichters
pakten niet enkel uit met kwakkels over ons hopeloos verouderd
wiskundeonderwijs, maar ook met fabeltjes over de uitstekende economische
resultaten van landen als Japan, Rusland ... die de moderne wiskunde invoerden.
Ook in de context van de structuurhervorming van het s.o. pakten de
pleitbezorgers uit met kwakkels over Vlaanderen als kampioenschooluitval, sociale discriminatie,
watervalsysteem..., en met fabeltjes over (comprehensief) onderwijsparadijs
Finland.
Eens de rage van de
moderne wiskunde was uitgeraasd, bleek het ook niet gemakkelijk op opnieuw op
het juiste spoor te geraken. In het basisonderwijs waren veel beproefde
aanpakken onder het stof geraakt en er was een breuk ontstaan met de ervaringswijsheid
van weleer. We slaagden er wel in om als leerplanopsteller de beproefde waarden
en aanpakken weer centraal te stellen in het wiskunde-leerplan van 1998.
In de eerste graad
s.o. opteerde men er jammer genoeg voor voor om het extreem van de hemelse,
formalistische M.W. in te ruimen voor het andere extreem: de aardse,
contextuele en constructivistische wiskunde en aanpak van het Nederlandse
Freudenthal Instituut en van de VS-Standards van 1989 (zie volgende bijdrage).
En zo ontstond er de voorbije 25 jaar in Nederland, de VS, Canada ... een
nieuwe wiskunde-oorlog, dit keer i.v.m. de constructivistische wiskunde die
weinig waardering toont voor de wiskunde als culturele vakdiscipline. In
Vlaanderen wil het recente ZILL-leerplanproject van de katholieke
onderwijskoepel ook voor het lager onderwijs die richting uit.