Onderwijs.Voor type-8 leerlingen straks geen passend onderwijs meeer!
Het afwaarderen van
kinderen in het Passend Onderwijs (Sven Snijer in trouw, 10 februari 2014)
De keerzijde van het
Passend Onderwijs:
(Toegepast op Vlaanderen: type 8-leerlingen zullengeen
passend onderwijs meer vinden= ofwel te hoog niveau van gewoon onderwijs, ofwel
te laag niveau van basisaanbod)
De-medicaliseren, normaliseren en ontzorgen zijn de
toverwoorden van het kabinet bij de Transitie. Het verdwijnen van het Speciaal
Basis Onderwijs (één niveau onder het reguliere onderwijs) is een onderdeel van
deze nieuwe filosofie. Want kinderen op het SBO hoeven zich niet meer anders te
voelen. Ze mogen nu gewoon meedoen met normale kinderen en dat ingewikkelde
gedoe met die labeltjes moet maar eens afgelopen zijn. Wat een verfrissende
kijk op een ingewikkeld probleem! Of toch niet?
Een weg omhoog, een
weg naar beneden
Als je een tussensegment wegbezuinigd (het SBO, Speciaal
BasisOnderwijs type 8), dan zijn er twee richtingen voor plaatsing van deze
kinderen, waarvan er één naar boven voert en één naar beneden. De nadruk wordt
bij het plan voor Passend Onderwijs gelegd op de weg omhoog, het
verwachtingsvolle normaliseren waar de overheid zo hoog over opgeeft.
Het normaliseren dat door veel ouders van een speciaal kind
als stigmatiserend wordt ervaren, omdat het een bagatellisering is van de
problematiek die veel van deze kinderen hebben en een miskenning van de goede
zorg die ouders (en onderwijzers) het kind geven dat wel degelijk anders is,
maar niets minder waard. Het is die weg naar beneden die mijn interesse heeft
bij de blije plannen van het kabinet, omdat je nooit hoort spreken over wat de
gevolgen zijn voor kinderen die het SBO net redden en die de overstap naar het
reguliere onderwijs niet zullen kunnen maken. Gaan die ook juichend een trapje
omláág?
Testen en inschalen
De toegankelijkheid van het onderwijs wordt helemaal niet
vergroot voor kinderen die anders zijn, als we bijvoorbeeld kijken naar de
toegenomen eisen van de overheid richting scholen om kinderen te testen op hun
vaardigheden. Want dit betekent voor veel kinderen waarvan de
sociaal-emotionele ontwikkeling wat achterloopt op hun cognitieve vaardigheden,
dat ze minder goed testbaar zijn en op grond van de testuitslagen
afgeserveerd kunnen worden naar lager onderwijsniveau. Terwijl wanneer ze iets
meer de tijd zouden hebben gehad voor hun sociaal-emotionele ontwikkeling, een
jaartje later misschien wel goed hadden gescoord. Juist bij deze kinderen is
niet altijd duidelijk wat hun echte leerniveau is (vanwege autisme, etc) en er
druk op zetten door prestatieleren maakt het niet beter, omdat dit de
werkelijke oorzaak niet serieus neemt. Moet zon kind dan maar naar een school
voor zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK)? Dat zou een degradatie inhouden
waar het kind helemaal niet bij gebaat is.
Er zijn genoeg ouders die het al vervelend vinden dat hun
kind naar Speciaal Basis Onderwijs moet, laat staan dat het door de
onmogelijkheid van plaatsing op een reguliere school zou worden teruggestuurd
naar een ZMLK.
Maar het staat natuurlijk heel mooi omschreven in de
voorlichting over het Passend Onderwijs, alsof het allemaal één grote
verbetering gaat worden:
Scholen krijgen de plicht om ervoor te zorgen dat een kind
dat niet op hun school kan worden geplaatst, elders een passende plek
vindtOm deze zogeheten zorgplicht waar
te kunnen maken, moeten schoolbesturen gaan samenwerken in een regionaal
netwerk: basisscholen gaan samenwerken met cluster 3 en 4,
Passend Onderwijs?
Wat hier eigenlijk te lezen valt is dat reguliere
basisscholen die kinderen uit het SBO krijgen die ze niet kunnen plaatsen,
mogen dumpen op cluster 3 en 4-scholen. En dit is automatisch passend, omdat
wanneer ze het normale niveau niet aankunnen (omdat het tussensegment SBO ons type
8 - waar ze eigenlijk thuis horen is weggehaald), in het nieuwe stelsel een
school met lager niveau het enige is wat voor ze overblijft. Deze kinderen moeten dus onder hun niveau
gaan functioneren, terwijl andere SBO-ers op hun tenen mogen gaan lopen op het
regulier basisonderwijs en hun autisme -of ADHD-knopje maar even moeten
uitschakelen als ze naar een klas gaan met dertig leerlingen.
Goedkoper?
Het meest lachwekkende aan deze operatie, die voor een groot
deel natuurlijk door bezuinigingen is ingegeven, is dat het SBO-onderwijs
helemaal niet zoveel duurder is dan het reguliere onderwijs, terwijl het
Speciaal Onderwijs (cluster 3 en 4) wel twee maal zoveel kost per leerling als
het SBO! Met andere woorden, de gepromoveerde kinderen worden niet veel
goedkoper, maar de gedegradeerde kinderen worden wel twee maal duurder. Knap
rekenwerk. Voor SBO-onderwijs kunnen kinderen dicht bij huis terecht en voor
speciaal onderwijs moeten ze vaak ver reizen, wat weer kosten geeft voor
busjesvervoer, etc.
Tweedeling in het
onderwijs
In plaats van het normaliseren van kinderen die een beetje
anders zijn, creëert het kabinet juist een hardere scheidslijn tussen kinderen
die normaal zijn (of zich zo moeten gedragen) en de kinderen die niet normaal
zijn. Met het weghalen van het SBO (=ons type 8) is bovendien de mogelijkheid
weggenomen voor ZMLK-kinderen om door te groeien naar SBO-niveau, zodat hun
emancipatie alleen maar wordt bemoeilijkt. Een noodzakelijke tussenschakel
wegnemen die voor de broodnodige geleidelijkheid zorgt bij het opschalen en
afschalen van de onderwijsgraad voor kinderen bij wie het leren niet vanzelf
gaat, zorgt voor een tweedeling van wel of niet goed genoeg.
Onze dochter was een half jaar terug moeilijk te testen,
omdat ze het belang van een test niet inzag. Ze deed daarom een jaartje over
zodat ze meer de tijd kreeg voor het ontwikkelen van de cognitieve
vaardigheden, nadat ze sociaal-emotioneel eerst flinke vooruitgang had geboekt.
Haar leervermogen ging opeens enorm vooruit en komende test-resultaten kunnen
wij met gerust hart tegemoet zien. Dit is de school waar ze thuis hoort.
Regulier onderwijs is te hoog gegrepen, maar eenniveau lager zou haar geestelijk beschadigen,
want mijn kind is niet gedragsgestoord en ook niet dom. Nu al staan er klassen
leeg op de SBO van ons kind, omdat er geen indicaties meer worden afgegeven
voor SBO-onderwijs. Een trieste ontwikkeling waardoor veel kinderen straks
tussen de wal en het schip zullen vallen.
Onderwijs. Zorgen omtrent inclusie van kinderen met gedragsproblemen
Zorgen van ouders met
kinderen met gedragsproblemen omtrent inclusie/passend onderwijs(vergelijkbaar met M-decreet):63% van de ouders vreest dat kinderen minder aandacht zullen krijgen in gewoon
onderwijs. Het zijn analoge problemen die we zullen ervaren bij de invoering van het M-decreet op 1 september 2015.
Nota van 0udervereniging
Balans (ADHD) in samenwerking met Nederlandse
Vereniging voor Autisme
De zorgen en suggesties voor
oplossingen inzake het welslagen van passend onderwijs, van leden van Balans en
de NVA, zetten wij hieronder uiteen aan de hand van vijf themas.(waar over ouders wordt gesproken gaat het
hieronder, tenzij anders aangegeven, over ouders die lid zijn van Balans of de
NVA.) Uit de enquête blijkt namelijk o
dat hoewel een kleine meerderheid van het totaal aantal ouders (55%) vindt dat
een kind met een beperking een toegevoegde waarde heeft in het reguliere
onderwijs, 63% toch vreest dat kinderen hierdoor minder aandacht krijgen.
De themas
De zorgen van ouders over de voorwaarden bij de uitvoering van passend
onderwijs.
De specifieke problemen van leerlingen met een niet-zichtbare beperking.
De problemen van de thuiszitters.
De samenwerking met de ouders.
De rol van besturen en directies.
Zorgen
van ouders over de voorwaarden bij de uitvoering van passend onderwijs
Zoals in de brief al aangegeven
komt uit de enquête onder ca 1500 ouders naar voren dat van de 679 ouders van
Balans en de NVA bijna 50% van de Balans
of NVA ouders, de Wet passend onderwijs, geen goed idee vindt. Zij maken zich vooral zorgen over de
sociaal emotionele veiligheid van hun kinderen en het gebrek aan kennis en
vaardigheden bij leraren over de aanpak van specifieke problemen op het terrein
van leren en gedrag.
Een van de meest opvallende
uitkomsten uit de enquête is, dat 76%
aangeeft dat de leerkracht/docent niet voldoende is toegerust om een kind met
een probleem op het gebied van leren en gedrag, in een reguliere klas, les te geven.
Ook de huidige groepsgrootte is volgens hen een belemmering om deze leerlingen
onderwijs op maat te kunnen bieden. Bovendien
vrezen ze dat de extra tijd die hun kind vraagt op verzet zal stuiten bij
andere ouders. Uit de enquête blijkt namelijk ook dat hoewel een kleine
meerderheid van het totaal aantal ouders (55%) vindt dat een kind met een
beperking een toegevoegde waarde heeft in het reguliere onderwijs, 63% toch
vreest dat kinderen hierdoor minder aandacht krijgen.
Ouders noemen als oplossing meer
handen (en hoofden!) in de klas en minder administratiedruk. Een ouder
verwoordde het kernachtig met: Administratiedruk weg, aandacht voor de
leerling terug. In dat verband werd ook benadrukt dat schoolleiders en teams
elkaar maximaal dienen te ondersteunen bij de uitvoering van de Wet op het
passend onderwijs. Laat het niet over aan de enkele leraar, verzuchtte een
ouder. Er is al te veel uitval bij deze beroepsgroep.
Ouders pleiten daarom voor extra ondersteuning in de klas dan wel
(tijdens een deel van de lesweek) een kleine parallelgroep voor kinderen die
specifieke aandacht nodig hebben. Dit zou ook voor de hoogbegaafden
wenselijk zijn. Verder vinden zij dat er juist ook voor de cluster 3 en 4
kinderen voldoende mogelijkheden moeten zijn om in kleinere groepen te werken. En
ten slotte vrezen de ouders dat de zorgplicht van scholen niet volledig tot
uitvoering zal komen en scholen zich, zoals nu ook vaak het geval is, zullen
beroepen op een capaciteitsprobleem (artikel 40, lid 5 Wet primair onderwijs).
Dan staan ouders machteloos.
2.Veiligheid
Wat betreft het aspect van
veiligheid geven ouders aan dat leerlingen met een beperking vaak meer dan
gemiddeld behoefte hebben aan positieve bekrachtiging. Ouders bedoelen daarmee
een gepaste bejegening, kennis van het specifieke kind, structuur,
duidelijkheid, rust, weinig prikkels en de nadruk op wat de leerling wel goed
doet . Als praktische oplossing noemen zij het instellen van een zogenoemde
VIP ruimte. Bijvoorbeeld een eigen klaslokaal
waar de leerlingen die daar behoefte aan hebben terecht kunnen voor begeleiding,
antwoorden op hun vragen en bespreking van hun problemen. Ook wordt genoemd
een vaste coach die op gezette tijden met de leerling zijn dag/week doorneemt.
Dat wordt vooral in de eerste jaren van het voortgezet onderwijs belangrijk
gevonden.
Geef deze leerlingen de ruimte om hun schoolloopbaan op een aangepaste
manier in te vullen is het advies van de ouders. Sluit aan bij hun
specifieke leerstijl en zie in elk van hen een potentieel waardevol lid van de
maatschappij. Zie het vervolgens als een uitdaging om ze daar op voor te
bereiden. Ook noemen ze het ronde tafel gesprek met de kinderen zelf met de
vraag wat zij nodig hebben om te kunnen functioneren.
Bij passend onderwijs hoort naar
mening van de ouders ook passende toetsing. Zij zien dat niet alleen als taak
voor de scholen, maar ook voor de overheid. Ze noemen het zeer noodzakelijk dat
ook de wijze van examinering bij het centraal examen een aandachtspunt wordt.
Voorkomen moet worden dat scholen die zich nu al inzetten voor de talenten van
kinderen, in de problemen komen met de inspectie. Als voor die situatie geen
oplossing wordt geboden dan vrezen ze dat scholen wederom zullen besluiten te
discrimineren door kinderen, in verband met hun beperking, bij het examen onder
hun niveau te plaatsen.
Ouders suggereren: Herstel het
vertrouwen in docenten door hen ruimte te bieden waar het gaat om de invulling
van het onderwijs en de wijze van examinering van de leerling. Docenten hebben
de deskundigheid om te bepalen op welke wijze de kennisoverdracht kan plaatsvinden
en welke wijze van toetsen de kennis en kunde van de leerling meetbaar maakt.
Ouders constateren dat gezien de soms complexe problematiek die bij een
leerling met een beperking speelt, het soms niet mogelijk is om in alle
situaties te werken met de standaard examinering.
Competentie
Om de competentie van leraren te
stimuleren suggereren ouders: Laat alle PABO-studenten een stageperiode volgen
binnen het speciaal onderwijs. Laat leraren/docenten voorlichten door
medewerkers van het speciaal onderwijs. Laat leraren een module volgen waarin ervaringsdeskundige
ouders samen met leerkrachten uit het speciaal onderwijs ervaringen kunnen
uitwisselen en handvatten kunnen geven voor aanpak en begeleiding in de
praktijk. Ook het instellen van een registratiesysteem voor de bijscholing van
leraren op dit specifieke terrein, wordt wenselijk geacht. Evenals lessen van
ervaringsdeskundige ouders in de opleidingen.
Leerlingen
met een niet-zichtbare beperking
Ouders van kinderen met een niet-zichtbare beperking geven in de
enquête aan dat zij vaker bang zijn dat het storende gedrag van hun kind
mogelijk gedragsproblemen bij andere kinderen kan uitlokken. Ook zijn er
zorgen dat het gedrag dan niet gezien wordt als een beperking maar als gewoon
lastig gedrag. Hier ligt mogelijk een verband met het gegeven dat bijna alle
ouders in de enquête zeggen geen bezwaar te hebben tegen een blind of doof kind
of een kind met een lichamelijke beperking. Maar 33% wel bezwaar heeft tegen
een kind met het syndroom van Down en een kind met een gedragsstoornis.
Ouders noemen het essentieel dat
de leerkrachten oog hebben voor de niet-zichtbare beperkingen van deze
leerlingen en de vaardigheden bezitten om hiermee om te gaan teneinde de
talenten van deze kinderen een kans te geven. Dit zien onze ouders als de belangrijkste
voorwaarde voor het welslagen van de invoering van het nieuwe stelsel. Als die
voorwaarde niet aanwezig is, dreigt
volgens de ouders het gevaar dat hun kinderen vanwege hun gedrag (dat vaak een
signaal is van niet welbevinden), hun recht op onderwijs te verliezen en thuis
komen te zitten.
Thuiszitters
De groep kinderen die een vrijstelling heeft voor de
inschrijvingsplicht, omdat zij niet leerbaar zouden zijn, is explosief
gegroeid. Hun ouders zijn vaak ten einde raad. Enerzijds omdat hun kind wordt
uitgesloten van het schoolleven en anderzijds vanwege de te verwachten
leerachterstanden. Veel kinderen zijn geplaatst in onderwijsopvangvoorzieningen
zoals de Time-Out, Rebound, Herstart, Op de rails, waar geen sprake is van een
volwaardig onderwijsaanbod. Veel kinderen staan op een school ingeschreven maar
worden niet toegelaten tot de lessen of worden apart gezet in een lokaal alleen.
Ouders geven de suggestie: Maak experimenten en best practices inzichtelijk.
Scholen zouden zich vrij moeten voelen om met succesvolle experimenten voor
maatwerk naar buiten te treden. Nu vrezen scholen het oordeel van de
accountant, de inspectie of de leerplichtambtenaar. Voor die situaties is
volgens ouders een maatregel waarbij het geldde leerling volgt een noodzakelijke voorwaarde omdat veel scholen
alleen dan bereidblijken om een
leerling een tweede kans te bieden.
Als naast de Wet passend
onderwijs niet wordt voorzien in een reparatietraject voor de groep die nu geen
toegang heeft tot onderwijs, zullen deze kinderen door de onderwijsinstellingen
worden afgeschreven. Het dient bovendien duidelijk te worden waar ouders zich
kunnen melden als het recht van hun kind op onderwijs met voeten wordt getreden.
Kortom: De groei van het aantal thuiszitters vereist dat er een noodplan komt
voor kinderen die nu niet naar school kunnen omdat zij aansluiting met
schoolonderwijs missen.
Samenwerking
met ouders
Samenwerking tussen school en
ouders heeft bij Balans en de NVA altijd hoog op de agenda gestaan. Balans
heeft hiervoor zelfs een Award in het leven geroepen die dit jaar voor de tiende
keer uitgereikt zal worden aan de school die door de ouders wordt voorgedragen vanwege
de goede samenwerking rondom een kind dat extra aandacht nodig heeft. Tot onze grote
schrik blijkt uit de enquête van CNV onderwijs (4 april jl ), dat de helft van
de jonge docenten het onderwijs wil verlaten. Als een van de redenen noemen zij
de problemen met betrekking tot mondige respectloze ouders. Dit is voor ons
verbijsterend.
Bij het steunpunt passend
onderwijs krijgen wij van onze ouders juist signalen dat zij zich vaak geremd
voelen om extra aandacht voor hun kind te vragen en met de leerkracht ervaringen
te delen hoe hun kind in het dagelijks leven aangepakt en benaderd kan worden. Omdat
zij ook zien dat de leerkrachten vaak zwaar belast zijn. Ze voelen zich vaak
schuldig als hun kind overlast geeft en tegelijk ook machteloos omdat het
welzijn van hun kind op het spel staat. Zij hebben immers de plicht en het
recht om voor het welzijn van hun kind op te komen (artikel 2 EP EVRM). Hoewel
zij niet bepalen hoe het onderwijs wordt vormgegeven blijven ze
verantwoordelijk voor het welzijn en de ontwikkeling van hun kind, ook op
school!
Vaak voelen ouders zich juist
afhankelijkheid van de goede wil van de leraar en de school. Omdat ze hun kind
aan de school toevertrouwen verwachten ze dat de leerkracht als professional
ziet wat er voor hun kind van belang is. Het vertrouwen moet vervolgens wel door
de school en de leerkracht worden vormgegeven en waargemaakt. De conflicten met
ouders ontstaan vooral als het belang van hun kind wordt veronachtzaamd en het
kind daardoor te lijden heeft.
Om te kunnen beantwoorden aan hun
opdracht om zorg te dragen voor het welzijn en de ontwikkeling van hun kind,
zijn ouders aangewezen op de steun van scholen. Maar ook scholen kunnen het
niet alleen. Om te voorzien in een onderwijsstelsel dat voldoende ruimte biedt
voor het onderwijs aan ieder kind, zullen ouders en scholen de overheid moeten aanspreken.
Het is aan de overheid om ervoor zorg te dragen dat de onderwijswet- en regelgeving
ouders en scholen daarin niet belemmert maar ondersteunt. De schoolbesturen moeten
specifieker uitdragen in het beleid en in het handelen dat zorgleerlingen
welkom zijn in het reguliere onderwijs en niet als een door te schuiven lastig
pakketje worden gezien.
Daniel Willingham (blog) : Children
need to be taught
Please note:
A few people have told me that they have trouble finding my column on
RealClearEducation.com. If you would like an email notification when I post a
new column, please just email me, and I'll ping you when I post.
You
often hear the phrase that small children are sponges, that they constantly
learn. This sentiment is sometimes expressed in a way that makes it sound like
the particulars dont matter that much; as long as there is a lot to be learned
in the environment, the child will learn it. A new study shows that for one
core type of learning, its more complicated. Kids dont learn important
information thats right in front of them, unless an adult is actively teaching
them.
The core type of learning is categorization.
Understanding that objects can be categorized is essential for kids thinking.
Kids constantly encounter novel objects; for example, each apple they see is an
apple theyve never encountered before. The child cannot experiment with each
new object to figure out its properties; she must benefit from her prior
experience with other apples, so that she can know, for example, that this
object, since its an apple, must be edible.
But how can a child tell which properties of
the apple are incidental (e.g., it has a long stem) and which properties are
true of all apples (its edible)?The
child must ignore many incidental properties, and hold on to the important
properties that are true of all apples.
Previous research shows that by age three or
four, children are sensitive to linguistic cues about this matter. They
appropriately attach significance to the difference between This apple has a
long stem and Apples are good for eating. This apple signifies that the
information provided applies only to this particular apple; Apples indicates
a generalization about all apples.
A recent study (Butler & Markman, 2014)
examined whether there are cues outside of language that guide children in
resolving this problem. The researchers tested the possibility that children
are sensitive to adults teaching them; if an adult deliberately highlights a
property for the childs benefit, that presumably is a property of some
importance, and one that is characteristicof all objects of this sort.
Children (aged 4-5) were shown a novel object
and were told that it was a spoodle. There was a brief test to be sure that
the child got the name right, and then another, irrelevant task. The
experimenter began to clean the materials from this other task, and this is
when the special property of the spoodle came into play; spoodles are magnetic.
In the pedagogical condition, the experimenter
said Look, watch this and used the spoodle to pick up paperclips. In the
intentional condition, the experimenter used the spoodle to pick up paperclips,
but did not request the childs attention or make eye contact. In the
accidental condition, the experimenter feigned accidentally dropping the
spoodle on the clips. In all of the conditions, the experimenter held the
spoodle with the paper clips clinging to it and said wow!
Next, the child was presented 16 objects and
was asked to say which were spoodles. Half were identical to the original
spoodle, and half were another color. In addition, half of each color were
magnetic and half were not.
So the question is which property kids think
makes an object a spoodle: appearance (i.e., color) or function (i.e.,
magnetism). The data are shown here:
Picture
These
children were clearly quite sensitive to the non-verbal teaching. Recall that
in the Intentional condition, the adult used the spoodles function
purposefully. The child could easily infer that magnetism is an important
property of spoodles. But the children didnt. Appearance made a spoodle a
spoodle for these kids.
Yet when the adult did the exact same thing,
but also made plain to the child her actions were for the childs benefit, that
she was teaching, then the child understood that magnetism held special
significance for spoodle-hood.
I think this study has an interesting implication
for differences in kids preparedness for schooling, associated with their home
environment. We tend to focus on differences in the richness of experiences
available to kids. Thats important, but this experiment provides a concrete
example of small differences in parenting may have important consequences for
childrens learning. Little sponges dont learn certain types of information,
even in a rich environment. They have to be taught.
Reference:
Butler, L. P., & Markman, E. M. (2014).
Preschoolers use pedagogical cues to guide radical reorganization of category
knowledge. Cognition, 130,116-127.
Onderwijs. Open brief aan alle leraars - De leraar spreekt ...
Open brief aan alle leraars - De leraar spreekt...
OPEN BRIEF AAN ALLE LERAARS
De leraar spreekt
Mei 2014
Beste collegas,
Ik wil graag tot u spreken. Diep verontwaardigd ben ik over enkele wansmakelijke uitspraken die onlangs in de pers verschenen over de leraar: leraren zouden niet bekwaam genoeg zijn. Leraren hebben een te laag intellectueel niveau. Een onderzoek van de Vlaamse Scholierenkoepel concludeerde in de pers dat leraren ongemotiveerd en uitgeblust zouden zijn. De Nederlandse schrijver Herman Koch schreef in de Morgen: Mensen met een persoonlijkheid worden geen leraar.
Ja natuurlijk, sommige van deze uitspraken werden achteraf gekaderd, genuanceerd en gemilderd. Maar ze waren toen al uitgesproken of gepubliceerd. Ik voel mij zeer beledigd en gekleineerd door deze uitspraken: ze treffen mij niet alleen als leraar, maar ook als mens. Heel mijn zijn wordt onderuit gehaald omdat ik als uitgeblust en als iemand zonder persoonlijkheid word afgeschilderd. En ik zeg u: ik pik dit niet. Ik kan dit niet pikken: ik heb te veel zelfrespect en ik ben te trots op wat ik doe. Mijn beroepseer en meer nog, wie ik zelf ben, staan hier op het spel.
Eind 18de eeuw publiceerde de filosoof Immanuel Kant zijn antwoord op de vraag: Wat is Verlichting? Verlicht was volgens hem de mens die uit zijn onmondigheid treedt. Met andere woorden: de mens dient te spreken, dient mondig te zijn. Volgens Kant ben je zelf schuldig aan die onmondigheid. Want om te spreken heb je moed nodig! Wel, ik wil graag spreken.
Eind april verscheen het verslag De staat van het onderwijs van de onderwijsinspectie in Nederland. En ja, ik weet het, het Nederlandse onderwijs verschilt van het onze. Maar de conclusie zal u bekend, ja zelfs herkenbaar in de oren klinken: de Nederlandse leerling gaat met plezier naar school, maar kan weinig enthousiasme opbrengen voor het leren. De innerlijke motivatie van de leerling ontbreekt of is slechts beperkt aanwezig. Beste collegas, ligt daar niet het failliet van het onderwijs?
De Nederlandse schrijver Tommy Wieringa publiceerde dan weer een essay over het failliet van de roman. Om te schrijven, aldus Wieringa, heb je nochtans weinig nodig: een potlood en een stuk papier en je kunt beginnen. De vergelijking is snel gemaakt. Om les te geven, heb je in essentie ook niet veel nodig. Ik denk hierbij spontaan aan het (geromantiseerde) beeld dat ik heb van Socrates. De leraar die in een eenvoudig gewaad de straat optrok om in dialoog te treden met leerlingen en hen zo tot bepaalde inzichten bracht. Een leermeester en een leerling, bij elkaar gebracht op basis van een wil, een innerlijke motivatie. Het is een minimum, een noodzakelijk minimum. Socrates, de archetypische leraar, was niet bekommerd om het materiële, maar onderwees onbezoldigd.
En - in de woorden van Quintilianus - Is het de plicht van leraren om onderwijs te geven; van de studenten wordt verwacht dat zij zich leergierig opstellen. De ene plicht kan niet zonder de andere. Dat is het noodzakelijke minimum. Als een van beiden het laat afweten, stopt het verhaal, stopt de les. Dan tuimelen ze samen als ongeleide projectielen de duisternis in. Leraar, leerling of beiden hebben hun plicht verzuimd. De leraar wordt dan de verdorde ambtenaar die vlucht in routine. De leerling verzuimt het leergierig te zijn: hij wentelt zich in lamlendigheid. De hartstocht is ver weg. Hoe is het zover kunnen komen?
De moed om te spreken. Wie durft luidop zeggen, dat de overgang van inhoudsgericht onderwijs naar vaardigheidsonderwijs een mislukking is geweest? Dat het zelfstandig begeleid leren met de leraar als coach misschien een verkeerd idee was? Wie durft luidop zeggen, dat wij en onze leerlingen als proefkonijnen worden ingezet? Kijk naar de verwarring en onwetendheid rond bijvoorbeeld onderzoekscompetenties met alle gevolgen van dien.
Het zal inderdaad geen toeval zijn, dat het toekomstige leraars soms aan inhoud ontbreekt, want zij worden voortdurend opgeleid rond het HOE, maar niet rond het WAT. En zou dat ook niet een oorzaak van het gebrek aan innerlijke motivatie bij onze leerlingen kunnen zijn?
Bovendien, en nu verwijs ik even naar iets uit mijn eigen ervaring, wat te denken van een leerplan (voor mij geschiedenis) dat bestaat uit tientallen bladzijden in een apart soort taal gesteld. Een leerplan vol onleesbare zinnen en met onbegrijpelijke en dus onuitvoerbare doelstellingen, dat de test van verstaanbaarheid niet zou doorstaan? Wat moeten we daarmee? En tegelijk wordt van mij verwacht dat ik aan taalbeleid doe. Deze situatie is zeker herkenbaar. Het zijn allemaal stroppen om onze nek, die wellicht ook onze innerlijke motivatie en liefde aanvreten. Is dit het onderwijs dat wij willen?
De moed om te spreken. De stroppen om onze nek, zoals de economisering van het onderwijs. De Pisarapporten bijvoorbeeld: sinds 2001 tekenen ze de krijtlijnen van ons onderwijs mee uit. Alleen, die berusten op zuiver economische lees meetbare - criteria en zo wakkeren ze de concurrentie tussen de landen om het beste onderwijs aan. En o jee, het onderwijswalhalla Finland is gezakt in de ranking. Nu komt het denken over onderwijs in economische termen, doelgericht en efficiënt. Nu streven ze naar grote, gefuseerde onderwijsinstellingen met managers aan het hoofd. Liever leerlingen opleiden tot nuttige, volgzame en in slaap gewiegde burgers die kunnen worden ingezet in de samenleving. Liever dat dan hen intellectueel uit te dagen, intrinsiek en algemeen te vormen tot kritische mensen met een vrije geest. Heeft iemand van ons ooit voor het onderwijs gekozen uit economische doelstellingen? Ik denk het niet. Noem mij een bedrijf waar je als werknemer je eigen schrijfgerei en papier meebrengt of misschien zelfs je iPad of laptop. Zijn wij van nature steriele bureaucraten? Ik denk het niet. De klachtenstroom over de eeuwige administratieve strop om onze nek is niet nieuw. Wordt er echt naar ons geluisterd? Ik denk het niet.
Hoe naïef ben ik geweest te denken dat nu net het onderwijs één van de weinige onafhankelijke domeinen is in een democratische samenleving. Een domein waar niet de eenheidsworst, maar de diversiteit primeert. Wel, ik heb mij vergist. Hoe kunnen wij leraars, directie en scholen, ons werk doen, wanneer de juridisering van het onderwijs, de psychologisering van de maatschappij en de competentiegerichtheid van het onderwijs ons dat belemmeren? Erger nog: dit alles getuigt van een wantrouwen tegenover ons. En welk resultaat levert dit op? Jongeren die innerlijk minder gemotiveerd zijn en de ongelijkheid die toeneemt in plaats van afneemt. De privéscholen zijn in opmars, net als thuisonderwijs. Heb je nog langer een school nodig om te leren?
Geef de leraar zijn klas terug schrijft filosofe Joke Hermsen. Laat leraars leraars blijven aldus Mia Doornaert. Roepende stemmen in de woestijn. Toen onze minister van onderwijs zich onlangs liet ontvallen dat niet alle doelstellingen bereikt hoeven te worden, dacht ik: Schaf ze dan af, want ze staan onze vindingrijkheid in de weg, ze verwarren ons en verstikken ons mateloos. Schrijf duidelijke leerplannen van enkele bladzijden lang en geef ons onze autonomie terug. Vertrouw in ons kunnen en luister naar wat wij denken over wat goed onderwijs is vanuit de concrete praktijk en onze jarenlange ervaring. En neen, wij willen niet aan de kant staan in de klas. Wij willen als mensen van vlees en bloed centraal aanwezig zijn in de klas en tussen de leerlingen staan om hen te bezielen met de liefde voor ons vak vanuit wie wij zijn.
Beste collegas, ik keer even terug naar het begin. Wordt het niet eens tijd dat wij, de leraars, die zeer talrijk zijn, de moed vinden om te spreken? Wordt het geen tijd om ons te verenigen en om zelfs ongehoorzaam te zijn uit zelfrespect, uit fierheid en uit liefde voor ons beroep? Ik durf zeggen: 'Ik wil opnieuw maatschappelijke waardering voor mijn beroep krijgen. Ik durf zeggen: Ik ben bekwaam en ik heb wel degelijk persoonlijkheid. En read my lips: ik ben nog lang niet uitgeblust, wel integendeel, ik zit vol vuur en passie! En ik hoop jullie met mij!
Ook EPO-sociologen Nicaise, Van Houtte â¦minachten (ervaringskennis) van leerkrachten
Belangrijkste
onderwijsexperts, de leraars, buiten spel bij onderwijshervormingen. Ook EPO-sociologen Nicaise, Van Houtte minachten
(ervaringskennis) van leerkrachten
1.Negatie
van (ervarings)kennis van praktijkmensen
In het Rapport Dijsselbloem over de vervreemding van het
onderwijsbeleid in Nederland, lezen we: De beleidsmakers negeerden de kennis van de
belangrijkste onderwijsexperts, de leraars. De praktijkmensen werden niet geraadpleegd door de beleidsmakers
en hervormers. Ook in de context van de hervormingsplannen
voor ons secundair onderwijs - tijdens de vele hoorzittingen en bij het opstellen
van de hervormingsplannen - werden
deleraars, de praktijkmensen, niet
geraadpleegd. Tijdens de hoorzittingen
b.v. werden een 20-tal experts uitgenodigd, maar geen enkele leraar.
De bekende Nederlandse
socioloog Van Doorn hekelde enkele jaren geleden alde grote bemoeizucht van sociologen e.d. met
het onderwijsbeleid en het feit dat ze zoveel invloed uitoefenden op het beleid
: Intellectuelen hebben zich te veel
opgeworpen als ideologen, vertegenwoordigers van de wetgevende rede die de
ervaringswijsheid van de gemiddelde burger bij voorbaat afdoen als een
manifestatie van vooroordelen, onbegrip en onwetendheid. Democratie is de
politiek van het menselijk tekort en in die politiek dient common sense het
uitgangspunt te vormen. Maar de tendens is onmiskenbaar: de wetenschap nestelt
zich meer en meer in het hart van de politiek. Het punt is echter dat
voorspellen té moeilijk voor de (mens)wetenschap is. Precies daarom hebben we
de politiek, die de eigen broek moet ophouden. Het is dan ook niet de politiek
die steeds wetenschappelijker wordt, maar de wetenschap die zich steeds breder
maakt omdat de politiek het laat lopen. Sommige wetenschap, denk ik op kwaaiere
momenten, is politiek met voetnoten.
Ook Sommer zette
in de Volkskrant met een verwijzing naar Van Doorn vraagtekens bij deze gang
van zaken en bij de verwetenschappelijking
van het onderwijs(beleid). Sommer
stelde: Iedere beginnende methodoloog
weet dat naarmate wetenschappelijke uitspraken harder, worden, het belang ervan
met rasse schreden afneemt, (Vk, 7.4.09). Hij zette vraagtekens bij wat
hij de nieuwe hype noemde : de
verwetenschappelijking van het onderwijs. Politici moeten volgens hem dan
ook niet te rade gaan bij b.v. sociologen, want die kunnen niet vertellen wat
goed onderwijs is. Ze moeten, aldus ook
Sommer, in de eerste plaats naar leraars
en ouders luisteren.
2.EPO-sociologen
Nicaise, Van Houtte minachten de (ervarings)kennis- en wijsheid van de leerkrachten
en pretenderen dé waarheid te bezitten
De sociologen Van Houtte en Nicaise schrijven in het Voorwoord
van hun EPO-boek Het Onderwijsdebat dat de vele kritiek op de hervormingsplannen - vooral vanwege de
leraars - irrationeel en onproductief
is. Tegelijk pretenderen zij de wetenschappelijke
evidentie pro hervorming te verkondigen en dat er bij de wetenschappers
eensgezindheid hieromtrent bestaat. Zij werken met argumenten en de
tegenstanders van de hervorming met slogans. We citeren even hun betoog in het Voorwoord.
Nicaise, Van Houtte, Spruyt & Kavadias stellen zich voor
als onderwijsdeskundigen en beweren: De
geplande hervorming van het secundair onderwijs doet stof opwaaien. Dat doet ze nu al een paar jaar.
Vooral bij het begin en het einde van het schooljaar worden opiniepaginas
volgeschreven en laaien de debatten bij momenten hoog op. Dat debat wordt niet altijd
netjes gevoerd. Onderwijs beroert. Daardoor haalt de emotie het al eens van de
rede, worden argumenten vervangen door slogans en worden de grootste
doembeelden van stal gehaald. Zon debat is zelden productief. Dit boek tracht
de rede een grotere plaats te geven in het debat. Het is geschreven door een
groep wetenschappers die de onderwijshervorming nauw volgen, die in het
verleden onderzoek verrichtten naar themas die nauw aansluiten bij die
hervorming, of de hervorming zelfs bepleit hebben. De afgelopen jaren is er
inderdaad veel onderzoeksmateriaal verzameld over het Vlaams (secundair) onderwijs.
Dat studiemateriaal kan beter gebruikt worden dan tot nog toe het geval was.
Het huidige onderwijsdebat mist immers diepgang en gaat vaak voorbij aan de
wetenschappelijke evidentie die voorhanden is.
Onderwijs. Grootschalige scholengroepen & enveloppefinanciering: grootste bedreiging van kwaliteit Vlaams onderwijs
Vooraf:
in de verkiezingsdebatten komt de geplande invoering van grootschalige
scholengroepen en enveloppefinanciering jammer genoeg zelden of nooit ter
sprake. Het is nochtans de grootste bedreiging van de kwaliteit van het Vlaams
onderwijs.
Grootschalige
scholengroepen en eveloppefinanciering: veel meer nadelen dan voordelen
Rector
Rik Torfs: schaalvergroting in het onderwijs leidt veelal tot vervreemding.
Prof. Peter Vlerick: hoorzitting
loopbaanpact 17 jan 2013
Schaalvergroting heeft, theoretisch gezien wellicht een aantal positieve economische
effecten, bijvoorbeeld budgettair. Tegelijk kunnen er evenwel heel wat minder
positieve sociale effecten opduiken. Uit wetenschappelijk onderzoek en
ervaring in de ziekenhuissector waarin schaalvergroting welbekend is, weet de
spreker dat schaalvergroting in het onderwijslandschap, om redenen van bestuurlijke
efficiëntie, gepaard kan gaan met een verhoogde mate van formalisatie of bureaucratisering (bijvoorbeeld
regels, procedures enzovoort), een toename van de horizontale complexiteit
(bijvoorbeeld grotere teams of werkeenheden/meerstudenten/meer personeel) en verticale
complexiteit (bijvoorbeeld meer hiërarchische niveaus). Dit alles neemt toe, terwijl tegelijk elke
school deels afstand moet doen van de
eigen autonomie en cultuur, met implicaties ook voor de arbeidscontext van
de leerkrachten (bijvoorbeeld jobvereisten). Prof. Vlerick vreest dan ook op
termijn voor nog meer demotivering bij
de praktijkmensen. Hij ziet ook weinig gegadigden om in een dergelijk
multinational-concept als CEO op te treden.
2. Prof. Eric Verbist: minder i.p.v. meer pedagogisch
leiderschap (dec. 2013)
Volgens minister Smet
en het VSKO zal de bestuurlijke schaalvergroting er vooral toe leiden dat de
directeurs zich meer kunnen inlaten met
hun pedagogische taak. In de praktijk merken we echter precies het omgekeerde.Prof. Eric Verbist getuigde op een
recente VVKBaO-studiedag dat de ervaringen in Nederland met schaalvergroting
veelal een omgekeerd effect sorteren (Forum, december 2013, p. 8). We
citeren even: In functie van het takenpakket van de directeur was er
inderdaad de verwachting dat de bestuurlijke schaalvergroting voor de directeur
een taakverlichting zou meebrengen. Zo zou de directeur zich vooral op het
kernproces van het onderwijs kunnen richten: het onderwijsleerproces. Maar
bijhet realiseren van de bestuurlijke
schaalvergroting liep het evenwel mis.
In de praktijk blijkt dat nogal wat grote schoolbesturen zelf voor planlast en
werkdruk bij de schooldirecteurs zorgen. Concreet dienen schooldirecteurs
toch nog eenzelfde taken-pakket als voorheen in te vullen. Maar directies zelf
gaan ook niet steeds vrijuit. Directeurs
gingen zich soms meer op administratieve taakgebieden focussen. Proberen ze
zo de moeilijkere aspecten van het educatief leiderschap wat te ontvluchten?
Prof. Verbist concludeerde: Een structurele ingreep, zoals een
bestuurlijke schaalvergroting, is dus geen garantie om het onderwijskundig
leiderschap van de directeur meer gewicht te geven.We voegen
er aan toe: het tegendeel is waar. Zelfs de invoering van de
scholengemeenschappen had al een negatief effect. Directeurs geven momenteel
minder pedagogische leiding, er zijn veel minder klasbezoeken, minder
niveaucontrole via door de directeur zelf afgenomen testjes voor spelling, e.d.
3. Adviesbureau
Berenschot: minder i.p.v. meer bestuurlijke efficiëntie & geldverspilling
Twee onderzoekers van
het Nederlands adviesbureau Berenschot
stelden vorig jaar vast dat er bij onderzoek van grootschalige
scholengroepen in Nederland bleek dat er geen bestuurlijke schaalvoordelen
optraden en dat de (bestuurlijke) overhead-efficiency niet hoger, maar
zelfs lager is (Rapport: Wie heeft de overhead gezien?, zie Internet).
Schaalvergroting
zorgde dus niet voor meer bestuurlijke efficiëntie. In grote scholengroepen wordt altijd een bovenlaag (koepel, overhead)
gecreëerd waar veel geld naar toe gaat ten koste van het lesgebeuren,
aldus de onderzoekers. Erger nog dan de
grotere bestuurlijke omvang is de wijze waarop bestuurd wordt het afstandelijk bestuur, en dus ook minder
betrokkenheid bij de organisatie, al te vaak onbeschaamd graaien aan de top ...
Ook politici beseften dat de schaalvergroting te ver was doorgeschoten en veel
nadelige effecten en bestuurlijke problemen opleverde. Het begrip de
menselijke maat en small is beautiful deden hun herintrede in politieke
milieus. Er is ook een streven naar defusie
en er werd een fusietoets ingevoerd. Volgens het subsidiariteitsprincipe moeten
de verantwoordelijkheden op een zo laag mogelijk niveau liggen.
Uit de invoering van grootschalige
hogescholen blijkt dat schaalvergroting er leidden tot afstandelijk bestuur en
tot omvangrijke hogeschoolkoepels, tot
complexiteit allerhande, tot vervreemding, tot demotivering van docenten, vaak ook
geldverspilling, schoolbesturen die weinig afweten van hoger onderwijs ...Volgens
de concepttekst van het VSKO zal men ook net als in het hoger onderwijs
werken met enveloppefinanciering die rechtstreeks toegekend wordt aan het
bovenschools bestuur. De vooropgesteldeenveloppefinanciering leidde in het hoger onderwijs tot besparingen en
tot allerlei perverse effecten als b.v. minder bevoegde docenten.
De 7 lerarenopleidingen in Nederland die
autonoom bleven (met 600 à 900 studenten) presteren stukken beter dan deze die
toetraden tot multisectorale hogescholen: de beste accreditatie-beoordeling,
meer docenten en centen, meer democratisch en nabij bestuur, bestuursleden die
iets afweten van de lerarenopleiding (ook in Vlaamse hogescholen is dit laatste
veelal niet het geval). Geen enkele van de 7 lerarenopleidingen denkt eraan toe
te treden tot een hogeschool. Dit jaar slaagde een 8ste Nederlandse lerarenopleiding
erin omweer autonoom te worden.
5.
Bezorgde DIVO-directeurs (vrij s.o.) (DIVO-bulletin: juni 2013)
Wat zal de inbreng van directies in degeabsorbeerde
schoolbesturen nog kunnen en mogenzijn?Wat zal
de relatie van de pedagogisch gedreven en verantwoordelijke
directeur/directieteamzijn ten opzichte
van de zich vernieuwend professionaliserende raden van bestuur?Gaan de schoolbesturen niet alleen vanuit
patrimonium - waarvoor administratieve oplossingen bestaan - maar ook vanuit
opvoedingsprojecten en studieaanbod reageren?
6. F.
Brinckman: Lid directiecomité Jezuïetencollege Turnhout
Voor het hervormingsplan grote scholengroepen
is er bij de achterban geen draagvlak. De leerkrachten vrezen onduidelijkheid en chaos. Schoolbesturen van
heel wat vrije scholen zijn bezorgd dat hun pedagogisch project en dus ook de
vrije keuze van onderwijs verloren gaat. Bovendien is er geen wetenschappelijke
onderbouw voor grote bestuurlijke entiteiten. ... Onderzoeken naar de goede
schoolgrootte, zowel uit economisch-financieel als uit pedagogische oogpunt,
verwerpen unaniem supergrote schoolentiteiten van duizenden leerlingen. In te
grote scholen (groepen) neemt de sociale cohesie af. Wanneer dit cement
afbrokkelt, neemt ook het welbevinden en dus ook de leermotivatie af. Ook in
Nederland komt men terug van de té grote scholengroepen. Je hoort meer en meer
het woord 'defusie'. Ervaring en onderzoek wijzen uit dat megascholen er meer
nadelen opleveren dan voordelen, niet alleen economisch, maar ook pedagogisch.
... De commissie Dijsselbloem (2008) die enkele jaren geleden het tanende
Nederlandse onderwijs doorlichtte, was ook niet mals voor de managers aan de
top van de piramide.
... Naast een financieel-economische en een
pedagogische reden, is er nog een derde argument dat tegen té grote
scholengroepen pleit. Omdat alle scholen binnen die grote scholengroep zullen verplicht
worden om één financieel beleid te voeren, verliezen die scholen hun financiële
autonomie - de werkingsmiddelen worden immers in één pot gestoken. Hierin
verschillen de nieuw op te richten scholengroepen van de huidige
scholengemeenschappen. De top van de
piramide die over de werkingsmiddelen beschikt, kan haar eigen directieven
opleggen aan de lokale directies, die slechts uitvoerders worden. Wie niet
financieel autonoom is, kan immers geen eigen pedagogisch beleid voeren,
inspelend op de concrete noden.
7. Prof/
Edith Hooge: slechte band tussen werkvloer en onderwijsbestuur
Op 21 juni 2013 hield Edith Hooge haar oratie als bijzonder hoogleraar Multi-governance
of educational organisations getiteld Besturing
van autonomie, over de mythe van bestuurbare onderwijsorganisaties. Hooge
stelt hierin dat je onderwijs niet kunt besturen als een manager. Het proces is
immers heel indirect, onvolkomen en moeilijk beheersbaar. Een pleidooi voor
een meer realistisch en vruchtbaar perspectief op onderwijsbestuur.Hooge
pleit voor een betere verbinding tussen onderwijsbestuur en werkvloer dan
momenteel het geval is. Het onderwijsbestuur zou moeten aansluiten bij de
kennis, ervaring en inzichten van diegenen die worden bestuurd: leraren, hun
leidinggevenden, leerlingen, ouders en andere lokale betrokkenen bij
onderwijs.... Het vertrouwen in het
bestuurlijk vermogen en de integriteit van onderwijsbestuurders lager dan ooit.
mede vanwege incidenten zoals bij InHolland en de Vrije Universiteit Amsterdam. Door de mythe van de bestuurbare
onderwijsorganisatie door te prikken staat de weg open voor de zoektocht naar
een realistisch en vruchtbaar perspectief op onderwijsbestuur, meent Hooge.
Tussendoor: in het onderwijsparadijs
Finland staat kleinschaligheid centraal!
8.Massaal verzet tegen schaalvergroting en enveloppefinanciering in 1995-1996
In de Beleidsprioriteiten
1995-1996 van het duo Van den Bossche-Monard (gesteund door A. Boone, secr.-generaal. VVKSO) was de
centrale gedachte schaalvergroting s.o. gekoppeld
aan enveloppefinanciering naar het model van het hoger onderwijs. We
citeren even uit de beleidsbrief School
maken in Vlaanderen: Naar analogie
van de financiering van de hogescholen wordt ook in het secundair onderwijs een
systeem van enveloppenfinanciering ingevoerd. Scholen of samenwerkingsverbanden
van scholen zullen één globaal bedrag ontvangen waarover ze zelfstandig kunnen
beschikken. Ze moeten zelf uitmaken hoe ze dat bedrag zullen aanwenden en over
verschillende posten personeel, werking, uitrusting zullen verdelen.
Rekening houdend met dit nieuwee gegeven (de schoolleiding als enige
verantwoordelijke) kan men een onderscheid maken tussen de pedagogische leiding
enerzijds en het materieel-technische beheer anderzijds. Wat dit laatste
betreft moet gedacht worden aan een voldoende grote schaal.
Er kwam in1995-96 massaal
protest vanwege schoolbesturen en scholen, de onderwijsvakbonden, de ACV-vakbond,
het ABVV en de ACLVB . Schaalvergroting en enveloppefinanciering waren ook belangrijk
thema van de betoging en staking in februari 1996.
In Brandpunt (COC-vakbond) van november 1995 lazen we in het edito: Het is voor minister Luc Van den Bossche
onvoldoende duidelijk gebleken dat de onderwijsvakbonden, COC voorop, zich radicaal
uitspraken tegen enveloppefinanciering in het secundair onderwijs. Het zwijgen
van de onderwijskoepels over de voorgestelde nieuwe financieringsvorm was
nochtans veelbetekenend. Of zou de minister hier verhullend zwijgen als
instemmen geïnterpreteerd hebben? In dat geval heeft de minister wel geluisterd
naarde koepels, maar niet naar dedirecteurs. Een eenstemmig afwijzen van de
enveloppefinancieringin het secundair onderwijs
door het Vlaams interprofessioneel vakbondsfront (ACV-ABVV-ACLVB) werd gewogen,
maar dus te licht bevonden om er mee rekening te houden. Een overduidelijke uitspraak
van ACW-voorzitter Theo Rombouts (Visie 20.10.95) met als ondertoon de plicht
van de overheid om verantwoordelijkheid op te nemen en niet af te schuiven , mocht
evenmin baten.
In Brandpunt van november
1966 lazen we: Ook het ACV heeft
duidelijk de techniek van de budget- of enveloppefinanciering in het onderwijs
afgewezen. Dit is sinds het ACV-congres van 19 oktober 1966 een krachtig en
duidelijk ACV-standpunt. De
techniek van de budgetfinanciering is voor het COC onaanvaardbaar. In dezelfde bijdrage werd verwezen naarop de negatieve ervaring met de
enveloppefinanciering in het hoger onderwijs.
Het bestuur en de directies
van het St. Jozefsinsituut van Torhoutschreven in die tijd een vlammende brief naar de leden van de
Vlaamse Raad en de onderwijsverantwoordelijken van de eigen onderwijskoepel (A.
Boone e.a.). De Torhoutse scholengroep schreef o.a.: De geplande schaalhervorming is te weinig onderbouwd met degelijk
studie- en cijfermateriaal dat de effecten op macro-, meso- en micro-gebied
kwalitatief en kwantitatief beschrijft. ...Enveloppefinanciering kan ook enkel begrepen worden als een blinde
maatregel die de onmacht van de Vlaamse Gemeenschap tot uiting brengt om het
onderwijs volgens een rationeelnormenplan te beheren. ...
Onderwijs. Beste politici, Vlaams onderwijs overtroeft uw Fins onderwijsparadijs!
Beste politici, Vlaams onderwijs overtroeft uw Fins onderwijsparadijs!
PISA-2012-wiskunde: 531 punten versus 519
PISA-wiskunde-toppers: 25% versus 14%
Resilience: 10,3% versus 7,5% (Resilience:= aantal kansarme leerlingen dat toch een hoge score behaalt.)
.Schooluitval in 2013: officiële Eurostat-cijfers: Vlaanderen amper 7,5% -Finland 9,3% Aantal 24-jarigeVlaamse meisjes dat op 24 jaar nog geen diploma behaald heeft is verwaarloosbaar: 4%
Finland is een land met weinig allochtone en kansarme leerlingen en met de zo geprezen gemeenschappelijke lagere cyclus s.o. Indien we zouden corrigeren voor de achtergrondskenmerken dan is de voorsprong van Vlaanderen nog een flink stuk groter.
Finland wordt nog steeds voorgesteld als hét modelland door Masterplan, EPO-sociologen, koepels onderwijsnetten
Onderwijs. Succesvolle eerstge graad biedt meer onderwijskansen en leidt tot minder schooluitval
Vlaams onderwijs en vooral ook onze eerste graad s.o. de beste leerlingen van de Europese klas, maar succesvolle eerste graad moet per se verdwijnen
Vlaanderen is ook inzake gelijkheid de beste leerling van de (Europese) klas volgens studies van Woessmann, Hofman, Van den Broeck ... Ook prof. Jaap Dronkers kwam vorig jaar op basis van PISA-2009 tot de conclusie dat de Vlaamse autochtone leerling...en minstens even goed presteren inzake gelijkheid als de Finse.
Vlaanderen is ook de beste leerling van de klas inzake schooluitval (geen diploma behalen):. Volgens Eurostat was er in 2013 amper 7,5% uitval; het Europees gemiddelde is 12,7% (= jongeren die op 24 jaar nog geen diploma behaalden).In 'De sociale staat van Vlaanderen' schrijven de professoren Jan Van Damme, Bieke De Fraine, Ides Nicaise ... dat de beperktere uitval in Vlaanderen mede een gevolg is van onze gedifferentieerde eerste graad gekoppeld aan het vroeg aanbieden van technische opties.
Toch proberen sociologen als Jacobs, Nicaise, Spruyt, Van Houtte, Elchardus ..., beleidsverantwoordelijken en kopstukken van onderwijsnetten de Vlamingen nog steeds wijs te maken dat onze succesvolle eerste graad slecht functioneert, de kansarme leerlingen discrimineert en de schooluitval bevordert. Niets is minder waar.
Dat onze eerste graad heel slecht functioneert is ook de basisboodschap die de sociologen verkondigen op de EPO-debatten over het boek 'Het Onderwijsdebat' . In de voorstelling van dit EPO-boek van begin april lazen we nochtans dat de Vlaamse leerlingen inzake ongelijkheid absoluut niet slechter presteren dan in andere landen. De titel 'Onderwijsdebat' is ook totaal misleidend omdat de socio-logen geen gesprek/debat met andersdenkenden/critici willen/durven aangaan.