Onderwijs. Kritiek op grote scholengroepen zoals in VSKO-plan vanuit hoorzittingen en srudies
Kritiek op grote scholengroepen zoals in VSKO-plan
vanuit hoorzittingen en onderzoeksrapporten
Onderwijskrant 173 (april-mei-juni 2015: deel 5).
Bedenking vooraf:Op de vergadering van 27 april j.l. met de directeurs en bestuursleden
van onze scholengroep bleek heel weinig interesse voor grootschalige
scholengroepen zoals in het VSKO-plan van 8 januari j.l.Ook uit een recente open bevraging bij directeurs
lager onderwijs (West-Vlaanderen)bleek
erweinig enthousiasme voor het VSKO-plan
en voor verplichte associaties met het secundair onderwijs.De kritieken sluiten aan bij de kritiek op grote scholengroepen
tijdens de hoorzittingen van januari 2013 van de onderwijscommissie en in tal
van onderzoeksrapporten.
1 Inleiding
Een onderwijsman stuurde me volgende reactie na
een eerste lezing van het VSKO-plan over de bestuurlijke
schaalvergroting (8 januari j.l.): Ik heb
plaatsvervangende schaamte bij een eerste lezing
van de recente Guimardstraattekst over de bestuurlijke
schaalvergroting. Van de 10 (selectieve)
referenties zijn er 5 van de OESO, 1 referentie
verwijst naar een niet gepubliceerde tekst van ene
Sanneke Bolhuis, 1 naar het regeerakkoord, 1 naar
zichzelf, 1 naar Dirk Van Damme. Verder wordt een
tekst van prof. Geert Devos misbruikt. Ze laten zo
uitschijnen dat hun visie gedragen wordt door de
visie van Geert Devos (pag. 12) terwijl ik zijn tekst
juist meer lees als een waarschuwing tegen bestuurlijke
optimalisatie.
De VSKO-kopstukken stellen de grote scholengroepen
voor als een evident goednieuwsverhaal.
Dat de door het VSKO vooropgestelde zegeningen
in de praktijk veelal averechts uitvallen, mag niet
geweten zijn. In de VSKO-tekst komen geen rechtstreekse
verwijzingen voor naar de vele publicaties
en rapporten over de nefaste gevolgen van grote
scholengroepen en hun bestuurskoepels. De 10
referenties in het VSKO-plan hebben overigens weinig
te maken met de thematiek van de grote
scholengroepen. Het OESO-rapport waarnaar even
verwezen wordt, is een genuanceerd rapport over
de voor- en nadelen van kleine en grotere scholen,
maar niet van grote scholengroepen. De
VSKO-kopstukken
vertellen bij de verwijzing naar Dirk Van
Damme er ook niet
bij dat uitgerekend deze OESOexpert
betreurde dat die grote scholengroepen
enkel in het belang waren van het grote katholiek
onderwijsnet. Van Damme wees op een OVSGstudiedag
ook op de gevaren van grote scholengroepen
en van het streven naar 1 officieel net.
In de verwijzing naar een studie van de Gentse prof.
Geert Devos wordt de indruk gewekt dat deze een
grote voorstander is van het
VSKO-grootschaligheidproject.
In zijn spreekbeurten en publicaties
over bestuurlijke schaalvergroting besteedt Devos
echter veel meer aandacht aan de gevaren en
valkuilen dan aan mogelijke voordelen.In een volgende bijdrage
gaan we uitvoerig in op de studie van Devos.
In deze bijdragevermelden we een aantal kortere standpunten.
De eerste drie werden geformuleerd op de hoorzittingen
van januari 2013 over het lerarenpact en
de schaalvergroting (zie punt 2). Ook prof. Devos
kreeg het woord op de hoorzitting, maar zijn visie
krijgt uitvoerig aandacht in een volgende bijdrage.
In punt 2.4 komt
de visie van prof. Devos ook al aan bod,
maar in de volgende bijdrage geven we zijn visie
uitvoerig weer.
Guy Tegenbos in DS: meer dan 30 j lakei van beleidsmakers en stemmingmakerij tegen het onderwijs
Guy Tegenbos en De Standaard: meer dan 25 jaar lakei van beleidsmakers en stemmingmakerij tegen het onderwijs
Sinds Tegenbos in De Standaard verantwoordelijk werd voor de berichtgeving over het onderwijs merkten we dat enkel nog de visie van de machtshebbers ( ministers, Georges Monard, ) aan bod kwam. Tegenbos deed er alles aan om kritische stemmen over het onderwijsbeleid als deze van Onderwijskrant dood te zwijgen. We illustreren nu even dat Tegebos het voorbije kwart eeuw in sterke mate verantwoordelijk was voor de vele stemmingmakerij tegen het onderwijs. We beperken ons tot zijn ontmoedigende 1-septemberboodschappen.
1. Zittenblijven 1990: Vlaanderen wereldkampioen
Uit de PISA 2000-studie bleek dat Vlaanderen het land is waar het meest 15-jarigen nog op leeftijd zitten: 72 à 74 %. Toch wordt al 15 jaar de kwakkel verspreid dat Vlaanderen wereldkampioen zittenblijven is, vooral ook door de beleidsmensen en beleidsadviseurs. De kwakkel duikt het eerst op op maandag 3 september 1990. Op die dag lanceerde Guy Tegenbos in 'De Standaard' voor het eerst de kwakkel dat Vlaanderen al lang wereldkampioen zittenblijven was. Hij doet dit in twee bijdragen met als titel 'Vijfenzeventigduizend Vlamingen mislukken dit schooljaar' en 'Schoolmislukking is urgent probleem'. Tegenbos schreef: "Men kan met zekerheid voorspellendat dit jaar minstens 75 000 Vlaamse jongeren zullen mislukken op school. Niemand lijkt daar echt wakker van te liggen, ook al bleek al in 1984 uit een Unesco-onderzoek dat België tweede stond in de wereldranglijst inzake mislukkingen op school. Alleen in Trinidad en Tobago ligt het aantal mislukkingen in het lager onderwijs nog hoger. In het secundair onderwijs mislukken jaarlijks gemiddeld 7,44 % (!) van de leerlingen. De Unesco-studie van 1984, die België ter zake als het op één na slechts scorend land ter wereld bestempelde, werd in Vlaanderen ten onrechte weggewuifd met de vaststelling dat de Franstalige cijfers hoger lagen dan de Vlaamse."
De cijfers van de Unesco en van de OESO werden jammer genoeg steeds per land berekend. Tegenbos negeerde de grote verschillen tussen Vlaanderen en Franstalig België. Het aantal mislukkingen is in Franstalig België altijd veel groter geweest dan in Vlaandere. Rond 1990 waren er in het eerste jaar secundair onderwijs bijvoorbeeld bijna 3 x zoveel zittenblijvers dan in Vlaanderen, 10 % versus 3,4 %. Volgens de raming van Tegenbos waren er in vrij secundair onderwijs jaarlijks per studiejaar 7,4 % zittenblijvers! (In de eerste graad waren er in die tijd gemiddeld 2,4 %).
2. Septemberboodscap 1991: Matige kwaliteit en zittenblijven
Op 2 september 1991 verkondigde dezelfde Guy Tegenbos in 'De Standaard' opnieuw een aantal kwakkels die sindsdien een eigen leven zijn gaan leiden en een soort 'standaardopvattingen' werden. Tegenbos orakelde: "Het Vlaamse onderwijs is niet (meer) van de beste van de wereld. Voor sommige punten vindt men het terug in de middenmoot van de kopgroep; voor andere punten maar in het midden van het grote peleton. Dat blijkt uit internationaalvergelijkende onderzoeken die verwerkt zijn in het voorrapport dat wetenschappers opstelden ter voorbereiding van de bijeenkomst van de commissie van onderwijsexperts van de OESO. Die komt in november in Parijs bijeen om de drie onderwijsstelsels van België te evalueren. Het OESO-voorrapport put zijn beoordelingscijfers vooral uit dé bron voor internationaal vergelijkend cijfermateriaal over de kwaliteit van ons onderwijs: ... Voor wiskunde zaten de Belgische leerlingen in de jaren zestig in de kopgroep. Die positie kon Vlaanderen niet meer handhaven. " Vlaanderen scoort niet langer zeer goed in internationale kennismetingen bij leerlingen. Bovendien haalt het een slecht cijfer met een veel te hoog aantal mislukkingen en zittenblijvers' Van de Vlaamse 17-18-jarigen bereikt slechts 40 % op de normale leeftijd de eindmeet van het secundair onderwijs' (Guy Tegenbos: Vlaams onderwijs niet meer bij het beste ter wereld).
Tegenbos verwees hierbij dus naar het OESO-voorrapport 'Het educatief bestel in België', een rapport waarvan rapporteur Johan Vanderhoeven tien jaar later toegaf dat de cijfergegevens over zittenblijven e.d. totaal fabuleus bleken. Het aantal overzitters in het eerste jaar S.O. was b.v. geen alarmerende 9 à 10%, maar slechts 3,4 % zoals uit studies van Jan Van Damme en Gaby Feys later bleek. In 1994 concludeerde prof. Jan Van Damme terecht dat er een heel vlotte doorstroming was in de lagere cyclus secundair onderwijs.
3. 1991: Normaalscholen & regentaten deugen niet
Ook de lerarenopleidingen kregen het vanaf 1991 hard te verduren. Op 11 oktober 1991 blokletterde Guy Tegenbos in De Standaard: "Lerarenopleiding moest al 25 jaar van universitair niveau zijn". Ook Jan Adé, directeur-generaal hoger onderwijs, stelde op Didactief 1991 dat men tabula rasa moest maken van de bestaande, volledig aftandse structuren. Volgens Adé moesten alle vormen van lerarenopleiding aan de universiteit georganiseerd worden. De academisering stond centraal. Dit was het begin van de lijdensweg van de lerarenopleidingen.
4. 1992: te duur, matige kwaliteit, jaarklasals zondebok
Op 2 september 1992 orakelde Tegenbos opnieuw in 'De Standaard': "België aan top voor overzitten". Waar in 1990 en 1991 vooral het zittenblijven in het secundair onderwijs beklemtoond werd, gaat het nu om een kwakkel over overzitten in het basisonderwijs ('Mislukkingen vermijden is een kwestie van willen'). We lezen o.a.: "Een recent EG-onderzoek plaatst België aan de top van het mislukken en overzitten in het basisonderwijs. De EG-overzit-index geeft een score van 0,0 voor Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Daarna komen Griekenland en Italië met 1,2, Duitsland (2,0) en Nederland (2,4). Aan de top staan Portugal (16,6) en België (19,9). De problematiek van het hoge aantal zittenblijvers en mislukkingen in het Vlaams onderwijs is oud, maar is pas recent tot een sociaal en politiek probleem verheven, mede onder invloed van publicaties en van vergelijkende EG- en Oeso-studies hierover." Elders weerleggen we deze kwakkel. Onze ambtenaren vergaten het aantal leervertraagde 12-jarigen te delen door het aantal leerjaren!
5. Nog in september 1992 blokletterde 'De Standaard': "Land geeft veel uit aan onderwijs, maar boekt geen resultaten die vergelijkbaar zijn met andere landen".
Ook de hierop volgende jaren schreef Guy Tegenbos herhaaldelijk in 'De Standaard' dat ons Vlaams onderwijs 'te duur was en slechts van matige kwaliteit' (DS, 24.09.1992).
6. Zittenblijven 1993. Op 30 juni 1993 wijdde Tegenbos opnieuw een lange bijdrage aan het probleem van het zittenblijven:
"45 000 Vlaamse scholieren moeten jaar overdoen. Voor overige 815 000 leerplichtigen is vandaag het einde van schooljaar prettiger." Guy Tegenbos concludeert uit zijn berekening (schatting): "Van de 440 000 leerlingen uit het secundair onderwijs krijgen er vandaag minstens 33.000 een rood cijfer. Gespreid over zes leerjaren levert dat een gemiddelde van 7,5 procent mislukkingen per leerjaar." Tegenbos presenteerde opnieuw fabuleuze cijfers over het zittenblijven. We hebben in Onderwijskrant keer op keer weerlegd dat het Vlaamse basisonderwijs wereldkampioen zittenblijven was en dat ons onderwijs te duur was.
7. 1999 -2000: saai, oppervlakkige kennis
Toen vanaf de studie TIMSS-1995 bleek dat onze leerlingen in de landenvergelijkende studies presteerden als de allerbesten, kon Tegenbos niet langer meer schrijven dat de kwaliteit maar middelmatig was in vergelijking met de andere landen. In 1999 en 2000 schreef Tegenbos dan dat het onderwijs nergens saaier was dan bij ons. Ons onderwijs was niet aangepast aan de nieuwe eisen van de 21ste eeuw (zie o.a. 'De Standaard' van september 1999 en 2000). Uit PISA 2003 bleek evenwel dat de Vlaamse leerlingen ook het best scoorden voor probleemoplossend leren.
8. 2001 & 2002: kennisoverdracht & jaarklas zijn passé
Op 1 september 2001 verkondigde minister Marleen Vanderpoorten in De Standaard dat de leerkrachten voortaan niet meer vooraan in klas mochten staan: "De leerkracht zal niet meer vooraan, maar in het midden van de klas staan." Dit alles was opnieuw koren op de molen van Guy Tegenbos die telkens opnieuw verkondigde dat ons onderwijs het saaiste ter wereld was en dat de schotten tussen de onderwijsvormen in het S.O. moesten verdwijnen. Hij deed dit ook als lid van de commissie 'Accent op talent'. Hij pleitte ook voor een andere aanpak van de didactiek: van doen naar kennen (zoals in het TSO) i.p.v. van kennen naar doen (zoals in het ASO). Toen in 2001 bleek dat onze leerlingen voor PISA- 2000 uitstekend scoorden voor lezen, luidde de commentaar van Tegenbos dat onze leerlingen wel goed scoorden voor kenvragen, maar niet voor toepassen en probleemoplossen. Niets was minder waar.
Minister Vanderpoorten liet in 2002 nog eens weten dat het jaarklassensysteem moest worden opgedoekt. Guy Tegenbos sloot zich hierbij aan in zijn bijdrage Jezuïetenuitvinding brokkelt stilaan af. Tegenbos schreef: De minister gaat met haar voorstel in tegen een van de taaiste organisatiebeginselen van het Vlaams onderwijs: het jaarklassensysteem. Vlamingen kunnen zich het onderwijs moeilijk anders voorstellen. Zelfs de Franse gemeenschap reorganiseerde haar onderwijs vorig decennium al. Het is niet meer ingedeeld in jaarklassen maar in blokken die in principe telkens twee schooljaren bevatten (DS, 30.10.02).
In 'De Standaard' van 31 augustus 2003 kregen de leerkrachten vanwege minister Vanderpoorten de kritiek dat ze conservatief en niet vernieuwingsbereid waren. En verder: 'Het welbevinden van onze leerlingen zit niet goed. Ons secundair onderwijs is te saai. Daardoor zijn veel mensen ook later niet bereid zich bij te scholen. We hanteren nog te veel het frontale, klassikale onderricht." Guy Tegenbos bleef ten onrechte verkondigen dat onze jongeren volgens het PISAonderzoek wel goed scoorden voor kennen, maar niet voor kunnen en problemen oplossen. Een paar jaar later haalden we overigens de topscore voor probleemoplossend denken. Op 1 en 15 september2004 verkondigden Peter Vandermeersch en Guy Tegenbos in hun commentaar dat het onderwijs verlost moest worden uit zijn 'zelfgenoegzaamheid en afstompende middelmatigheid'. Ze sloten zich aan bij het 'revolutionair' pleidooi van minister Vdb voor het 'bevrijden van talenten'.
10. 2005: zelfgenoegzaam en discriminerend
Op 1 september werden in De Standaard het onderwijs en de leerkrachten Opnieuw bechuldigd van zelfgenoegzaamheid, eenzijdigheid en middelmatigheid. In 'Zelfgenoegzaam onderwijs' poneerde hij: "We staan voor grote uitdagingen. Ons onderwijssysteem blijft te zeer gericht op het cognitieve, op kennisoverdracht, en te weinig op leren leren. We dreigen onze geprivilegieerde positie kwijt te spelen aan de top van het taalonderwijs. En ons onderwijssysteem blijft sociaal onrechtvaardig: de scores van onze leerlingen zijn sterker bepaald door hun familiale en socio-economische achtergrond dan in andere landen. We kampen in ons land met een talent verslindend watervalsysteem waarbij een technische en beroepsvorming vreselijk wordt onderschat. Ook in het interview van Tegenbos met minister Vandenbroucke orakelde deze: In geen enkel land werkt het onderwijs de sociale ongelijkheid zo in de hand als bij ons.
11. 2007 : De waterval
In de Standaard van 3 september 2007 klonk de Septemberboodschap van Tegenbos en Co weer somber. Er werd weer eens te meer gekankerd over de waterval in het secundair onderwijs. Ons zo geprezen onderwijs blijft kampen met het probleem van het watervalsysteem. Het desastreuze fenomeen is al decennialang bekend. Maar ondanks alle pogingen zijn we er nog niet in geslaagd die waterval te doorbreken, De gevolgen zijn desastreus voor de leerlingen die zich als losers voelen. En de leerlingen die gestart zijn in de Latijnse richting lopen volgens Vandermeersch veel kans in de waterval terecht te komen en zich als losers te voelen: Ook dit jaar zullen van de drie leerlingen die starten in een Latijnse richting, er twee zijn die binnen zes jaar eindigen in een andere richting.
Choquerend nieuws: het gaat goed met ons onderwijs
Mogelijk choquerend: het gaat goed met ons onderwijs (website De Morgen, 30 april)
Tom De Cock is radiopresentator op MNM.
'Lerarenopleiding steeds meer richting van falende studenten'. 'Onderwijs heeft nog steeds 173 loonschalen'. 'Grote screening secundair onderwijs doet vragen rijzen over nieuwe structuur'. 'Bijna 1 op 10 ASO-studenten studeert niet verder'. 'Ouders van kinderen met autisme kamperen weer aan schoolpoort'.
Een paar willekeurige - maar echte - krantenkoppen van de voorbije maand. De artikels eronder gaan uit van eenzelfde premisse: ons onderwijs is rot tot op het bot. Scholen staan op instorten, de vakinhouden zijn niet meer wat ze moeten zijn, er is een ware braindrain door de soms dramatische arbeidsvoorwaarden van startende leerkrachten, en wat overblijft is een duf allegaartje van vastbenoemde krokodillen in een hopeloos verouderd systeem. Kortom: we moeten iets doen, of onze kinderen worden Neanderthalers die 1 + 1 moeten googelen.
Ik heb schokkend nieuws. Het beeld dat u en ik, de publieke opinie, van ons onderwijs hebben is complete onzin. Meer nog, en ik zeg dit grof en ongeremd zoals het is: Het Gaat Goed Met Ons Onderwijs! Voilà. Het is eruit.
Share
'Zou het kunnen dat we met z'n allen wat minder moeten zeuren over de mannen en vrouwen die onze kinderen, vaak met ontroerend veel overgave en onthutsend weinig middelen, voorbereiden op de toekomst?'
In mijn hoedanigheid van radiopresentator heb ik al vijf jaar op rij de eer onderwijsinstellingen in alle uithoeken van het land te bezoeken, op zoek naar De Strafste School, een prijs die MNM jaarlijks uitreikt aan de meest inventieve, sociaal geëngageerde en hartverwarmende middelbare school. De voorbije dagen deed ik 23 scholen aan, waar we uitgebreid rondgeleid werden. Van beangstigend blank tot werelddoorsnede, van ASO tot BuSO, van Kortrijk tot Lanaken. Enfin: een gezonde staalkaart van de ongeveer duizend middelbare scholen die ons landsdeel rijk is.
Maar die plaatjes van erehagen, tifo's, ontvangsten door burgemeesters en flashmobs door duizenden leerlingen zijn niet wat ik al vijf jaar onthoud van onze inspectietochten door Vlaanderen.
Wat dan wel? De bescheiden schooldirecteur in Wetteren die ons jurybezoek vanop een afstand volgde, met tranen in de ogen. Het was de eerste keer dat er iemand op een positieve manier naar die man zijn levenswerk kwam kijken: een bloeiende, gerenommeerde vakschool.
De stadscampus van een tuinbouwschool in Mechelen, waar de leerlingen bij het opvoeren van een spectaculaire show niet naar ons, de wedstrijdjury, keken, maar wel naar hun held en sportleraar Jan. Zijn oordeel was voor die gasten van levensbelang, en dat gold omgekeerd ook.
De concentratieschool in Borgerhout waar voor een bevlogen startende lerares eindeloos geduld en pure dedication veel kostbaarder tools waren dan haar boeken. En ze krijgt daar geen applaus, schouderklopjes of tifo's voor.
Ik kan zo een paar bladzijden doorgaan. Na vijf jaar veldonderzoek kan ik u verzekeren: op het terrein gebeuren dingen die politici, toplui en journalisten niet weten. Het watervalsysteem van ASO, TSO en BSO is voor de gemiddelde leerkracht bijvoorbeeld al lang een spook uit het verleden.
De toekomst van Fatima is voor diezelfde leerkracht véél belangrijker dan de hoofddoek die ze al dan niet draagt. Schoolvakanties? Die dienen om met eigen middelen en de hulp van je echtgenoot of schoonvader klaslokalen op te knappen, of vrijwillig schoolreizen te begeleiden. Directeur van een school: dat word je uit overtuiging, want voor het geld moet je het niet doen. Zorgleerkracht: een functie die vaak aan de slachtofferhulp grenst, en nooit stopt na de laatste bel.
De soldaten die we in ons onderwijs elke dag de loopgraven uit jagen, staan er op het slagveld vaak alleen voor, en brengen het er door hun eigenzinnige plantrekkerij lang niet slecht vanaf. Er zijn uiteraard excessen en rotte appels, en hervormingen zijn zelden alleen maar slecht. Maar zou het kunnen dat we met z'n allen wat minder moeten zeuren over de mannen en vrouwen die onze kinderen, vaak met ontroerend veel overgave en onthutsend weinig middelen, voorbereiden op de toekomst? Zelfs als ze dat niet altijd even perfect doen?
Het zal nog jaren duren voor mijn eigen dochter naar school gaat, maar ik beloof hier één ding: elk oudercontact zal, hoe scherp de discussie ook was, eindigen met een welgemeende merci aan de man of vrouw aan wie ik elke dag mijn dierbaarste bezit toevertrouw. Merci. Googel dát maar eens
Roger Scruton:conservatieve intellectueel over conservatief zijn, egalitaire onderwijsideologie, enz.
Roger Scruton:conservatieve intellectueel over conservatief zijn, egalitaire onderwijsideologie, enz.
1. Kritiek op egalitaire onderwijsideologie (zoals in ons Masterplan hervorming s.o.)
Maar ook binnen het onderwijs is er voor conservatieven werk weggelegd. We hebben indrukwekkende onderwijssystemen overgeërfd, uitgebouwd sinds de middeleeuwen. ... Die erfenis kwam plots onder druk te staan door de idee van gelijkheid. In de loop van de negentiende eeuw werden scholen en universiteiten voor iedereen toegankelijk. Er voltrok zich een ware socialistische invasie van ons onderwijssysteem: privileges werden taboe, iedereen moest er toegang toe kunnen hebben, omdat onderwijs opwaartse sociale mobiliteit zou garanderen. Zo werd onderwijs een machine om mensen gelijk te schakelen.
En tegen die gelijkheid verzet je je?
Natuurlijk verzet ik me tegen dat soort gelijkheid. Onderwijs gaat niet over gelijkheid, maar over het doorgeven van kennis van de ene generatie aan de volgende. Als het beter lukt om die kennis door te geven wanneer je leerlingen selecteert die beter uitgerust zijn om de kennis ook echt in te lijven, en als dat betekent dat je hen daarvoor anders moet behandelen, dan moet je dat doen. Onderwijs mag je niet mengen met politiek. Daarom moeten we de schade die linkse egalitaire ideeën hebben aangericht, onder ogen durven zien. Ook links. Dat betekent niet dat conservatieven privileges claimen, of erop uit zijn de kansen van arme kinderen te vernietigen. Net als iedereen willen conservatieven iedereen de beste kansen geven. Maar gelijkheid is niet het enige doel in het leven. Al onze instituties brengen ongelijkheid voort. Kijk naar het huwelijk. Als ik trouw met een prachtige vrouw, dan weerhoud ik andere mannen ervan om met diezelfde vrouw te trouwen.
2.Waarom moeten we vandaag conservatief zijn?
Het conservatisme zoals ik het begrijp, is een natuurlijk instinct bij mensen. Het instinct om te bewaren wat goed is. Vaak zijn dat zaken die goed zijn, omdat ze zoveel tijd hebben gekost om zo te worden. Die erfenis is gigantisch, maar wordt al te vaak als vanzelfsprekend gezien. Denk maar aan ons rechtssysteem, het resultaat van vijfhonderd jaar hard werk van mensen die intussen dood zijn. We moeten onder ogen durven zien dat die verworvenheden onder druk staan. Een conservatief verdedigt de positie dat het beter is te beschermen wat werkt, dan afbraak te plegen zonder dat je iets hebt om in de plaats te stellen. Het is de natuurlijke reactie van mensen die zich ervan bewust zijn dat ze een beschaving hebben overgeërfd. Wat natuurlijk niet wegneemt dat die beschaving nood kan hebben aan verbeteringen. De conservatief kiest in dat geval voor aanpassing, eerder dan verwoesting en heropbouw.
Het conservatisme zoals ik het begrijp, is een natuurlijk instinct bij mensen. Het instinct om te bewaren wat goed is
En dat staat lijnrecht tegenover de vaste positie van links. Links zegt: Er zijn problemen, we moeten die onder controle krijgen. We kennen het doel, we hebben een plan om dat doel te bereiken, en we gaan de samenleving inrichten op basis van dat plan en in de richting van dat doel: we gaan iedereen gelijk maken. Die aanpak is in de twintigste eeuw desastreus gebleken. Natuurlijk bevindt er zich tussen deze twee posities een heel spectrum aan tussenposities. En het zou eigen moeten zijn aan conservatisme, althans zoals ik het invul, om open te staan voor dialoog. In een democratie aanvaard je dat je soms wordt geregeerd door iemand met wie je het niet eens bent. Dat is een zeldzame menselijke deugd, die bereidheid tot compromis, discussie, en onderhandeling. Maar ze moet blijvend gecultiveerd worden.
Zoek de fouten in volgende zin: Rekto:verso praat met de conservatieve intellectueel Roger Scruton in de Google Headquarters op de derde verdieping...
Onderwijs. Gaat het goed mis met onze hogescholen? En met onze universiteiten?
Gaat het goed mis met onze hogescholen? En met onze universiteiten?
1. In een lezersbrief in de krant De Morgen (27 april) stelt docente Griet Laenen, Howest Kortrijk, dat het goed mis gaat in de hogescholen, in de mijne, maar ook in de andere. Jawel, ook in de andere: we noteerden vorige week ook een protest van de lectoren van de naburige VIVES-hogeschool. Jawel, ook in de meeste universiteiten gaat het mis; in mei 2013 formuleerden de kandidaat-rectoren Rik Tofs, Herman Nys nog en vernietigende kritiek op het functioneren van de KULeuven en op de nefaste evolutie in de universiteiten sinds de hervormingen van de jaren negentig (zie punt 2). Terloops: Onderwijskrant heeft tijdig gewaarschuwd voor de nefaste gevolgen van een aantal hervormingen.
Griet Laenen schrijft: In de hogescholen heeft het systeem het overgenomen van het onderwijs. Punten gaan voor, flows gaan voor, documenten gaan voor, het aantal inschrijvingen gaat vóór dit alles. We zijn managers, engineers, marketeers van ons eigen kleine onderwijsbedrijf. Snel, snel, snel. Efficiënt. Ik zie een studente en denk: Oei, ik heb geen tijd: ik keer hem de rug toe en haast me naar mijn bureau. Ik hervat het werk, val dan stil en denk: ik keer het onderwijs nog de rug toe, dan kan ik misschien weer onderwijzer zijn. "
2 Kritiek op bestuur en functioneren van universiteiten
2.1 De voorbije 13 jaar werd er ook veel kritiek geleverd op het bestuur van de Vlaamse universiteiten. UA-prof.em. Rudolf Verheyen betreurde in een publicatie van 2014: De Vlaamse universiteiten en hogescholen worden steeds meer als een bedrijf beschouwd en beheerd. Het management is sterk geprofessionaliseerd (Quo vadis hoger onderwijs?).
Op 9 maart j.l. schreef rector Torfs een opiniebijdrage in de krant De Standaard met als titel 'De ziel van de universiteit'. Hierin sprak hij zich kritisch uit over de nefaste evolutie van het bestuur van dé universiteiten op het einde van de vorige eeuw in de richting van oligarchisch & bureaucratisch bestuur, regelzucht, bedrijfslogica... Kandidaat-rector Herman Nys poneerde in mei 2013: De KULeuven is de laatste jaren op een heel oligarchische manier bestuurd, waarbij beslissingen van boven uit werden genomen en waarbij nauwelijks werd gecommuniceerd. Door deze beleidsstijl vervreemden mensen van de instelling. Prof. Rik Torfs zelf hekelde in de periode 2003-mei 2013 herhaaldelijk de nefaste evolutie in het hoger onderwijs en het ondemocratisch en bureaucratisch bestuur van de KULeuven en van de AssociatieKULeuven.
De voorbije maanden maakten we in Nederland nog een echte strijd mee tegen de bureaucratie en het oligarchisch bestuur in het universitair onderwijs. De onvredevan studenten en docenten balde zich samen in de bezetting van het Maagdenhuis, het bestuurscentrum van de Universiteit van Amsterdam. Volgens de actiegroep Rethink UvA smile-emoticon UvA-docenten) nemen de bestuurdersmanagers voortdurend beslissingen die ver verwijderd zijn van de zorgen en behoeften van studenten en docenten en dit zonder dat ze verantwoording moeten afleggen voor die beslissingen.
Ook het ondoorzichtig bestuur en het slecht beheer van de financiën kwamen ter sprake. Zowel de Raad van Bestuur van de UvA als de onderwijsminister beloofden een aantal hervormingen door te voeren.
Op 28 maart j.l. verscheen er in het studentenblad Schamper een scherpe kritiek op het bestuur van de universiteit Gent: pesterijen en angst bij het personeel, discriminatie tussen werknemers, niet toegekende pensioenrechten, onwettige contracten, een financiële put van 80 miljoen ... En in het Leuvens studentenblad VETO van 8 maart verscheen de bijdrage Interne audit KULeuven legt pijnpunten bloot. Faculteiten weten niet wat het rectoraat van hen verwacht. Ook de studenten hebben volgens de audit hevige kritiek op de gang van zaken. Enzovoort.
2.2 Scherpe kritiek in Torfsverkiezingsprogramma van mei 2013 Ook nog in Torfs verkiezingsprogramma Moed enoptimisme van mei 2013 treffen we veel kritischeuitspraken aan omtrent het bestuur van de KULeuven en van de Associatie. Torfs wees op hetdemocratisch deficit, de bureaucratie en de technocratie, de te lange beleidslijnen op bestuursvlak. We citeren even.
"Technocratische overwegingen & administratieve overlast domineren de scène en lijken meer onmisbaar dan professoren, onderzoekers, ondersteuners en studenten die het inhoudelijke werk leveren. Bijkomende effecten zijn trouwens lange beleidslijnen en trage besluitvorming. Wij moeten terug naar de essentie van het universitair onderwijs. De administratieve omkadering moet daar volledig dienstbaar aan zijn. Niet andersom. Administratieve overlast is een rechtstreekse tegenstander van het creatieve denken. Maar alle pogingen om de administratieve overlast in te dijken, faalden tot nog toe jammerlijk. Daarom is het belangrijk sluipende mechanismen die tot overlast leiden te ontmaskeren... Zo komen we tot de vreemde paradox dat schijnbaar zorgvuldig bestuur gebaseerd op een uitgebreide regelgeving, niet alleen traag en dus duur is, maar ook efficiëntie mist. Juist daardoor wordt het bestuur onzorgvuldig.
We moeten tegelijk vermijden dat we door de Associatie van de KULeuven worden verstikt, en dat we er onze identiteit als universiteit in verliezen. Ook moeten wij ons goed bewust zijn van het democratisch deficit dat de Associatie schept, waardoor mensen steeds sterker van hun universiteit dreigen te vervreemden. Macht mag niet de ultieme doelstelling zijn van een associatie of een universiteit. Ook al omdat wie macht heeft vaak gezag verliest, en juist dat laatste is belangrijk om de universiteit weer een lichtbaken in de samenleving te laten zijn.
2.3 COBRA-plan: medezeggenschap & collegiaal bestuur als reactie op kritiek Nu ze zelf aan het bewind zijn beseffen rector Torfs en vicerector Didier Pollefeyt blijkbaar dat ze hun vroegere kritiek op het bestuur van de universiteit ter harte moeten nemen. In VETO van 29 maart j.l.pakt vicerector onderwijsbeleid Pollefeyt uit met de zogenaamde COBRA-hervorming. Hierbij staat o.a. de heropwaardering van de Permanente Onderwijs- Commissie van de faculteiten centraal. Dit beslissingsorgaan binnen elke opleiding dat door professoren, personeel en studenten wordt bevolkt, zou voortaan de basis vormen van de universiteitsstructuur. We lezen: Door middel van jaarlijkse hearings met professoren, personeel en studenten (en dus niet enkel vertegenwoordigers) moet een fundamentele discussie over het onderwijs ontstaan. Vicerector Pollefeyt ziet het idealistisch: Niet langer is er sprake van een top die aan de basis zaken oplegt, of een plan moet verkopen. We willen vanuit de basis een brede discussie over onderwijs creëren. COBRA gaat uit van een high trust in docenten, medewerkers, studenten en programmadirecteurs.