Inhoud blog
  • Waarom leerlingen steeds slechter presteren op Nederlandse scholen; en grotendeels ook toepasselijk op Vlaams onderwijs!?
  • Waarom leerlingen steeds slechter presteren op Nederlandse scholen; en grotendeels ook toepasselijk op Vlaams onderwijs!?
  • Inspectie in Engeland kiest ander spoor dan in VlaanderenI Klemtoon op kernopdracht i.p.v. 1001 wollige ROK-criteria!
  • Meer lln met ernstige gedragsproblemen in l.o. -Verraste en verontwaardigde beleidsmakers Crevits (CD&V) & Steve Vandenberghe (So.a) ... wassen handen in onschuld en pakken uit met ingrepen die geen oplossing bieden!
  • Schorsing probleemleerlingen in lager onderwijs: verraste en verontwaardigde beleidsmakers wassen handen in onschuld en pakken uit met niet-effective maatregelen
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Onderwijskrant Vlaanderen
    Vernieuwen: ja, maar in continuïteit!
    14-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kritiek socioloog Jaap Dronkers op egalitair fundamentalisme van Jacobs, Nicaise, Agirdag ...

    Vernietigende  Kritiek van socioloog Jaap Dronkers op het egalitair fundamentalisme van de Vlaamse onderwijssociologen

    Naar aanleiding van o.i. terechte uitspraken van Koen Daniëls over foutief onderzoek van onderwijskansen (vooral van onderwijssociologen) in de commissie onderwijs merken we dat Jacobs, Agirdag en andere sociologen Daniëls (en gelijkgezinden) terecht wezen en van dwaze uitspraken beschuldig(d)en.   Ze wekken  de indruk dat Daniëls en Co  totaal ten onrechte kritiek formuleren. Niets is o.i. minder waar. In deze bijdrage maken we duidelijk dat ook de  vorig jaar overleden Nederlandse socioloog al jaren analoge kritiek formuleert aan het adres van de egalitaire sociologen/fundamentalisten.  

    Deze bijdrage is mede een  weerlegging van de krasse uitspraken  over sociale discriminatie in Vl onderwijs  vanwege PEP vandaag in De Tijd en in De Ochtend

    1  Situering van kritiek van Dronkers

    In een reactie op de polemiek die  een opiniestuk van Orhan Agirdag over sociale discriminatie in het Vlaams onderwijs uitlokte en waarin prof. Wim Van den Broeck en wijzelf  e wezen op  het egalitair dogmatisme van Vlaamse onderwijssociologen, voelde de Nederlandse socioloog Jaap Dronkers zich geroepen om deel te nemen aan het debat.  Hij schreef : In “ In stukroodvlees schreef ik al  een bijdrage over de ‘Vlaamse’twisten. Het is inderdaad een klassieke gebrek van onderwijssociologie dat men te vaak vroege IQ verschillen niet in de analyses betrekt, ondanks het feit dat sociologen als Boudon en Jencks daarop hebben gewezen. Daardoor verzwakken zij onnodig de geloofwaardigheid van hun conclusies (bijvoorbeeld in de Bell Curve oorlog:http://apps.eui.eu/…/Dronkers/English/Cognitiveabilities.pdf)

    *Het is ook erg storend dat ook in de PISA-studie  geen vroege IQ variabele zit. Daardoor worden SES, school & track verschillen (b.v. differentiatie in eerste graad s.o.) overschat of ten onrechte toe geschreven aan school of systeemkenmerken. Zie bv http://apps.eui.eu/Personal/Dronkers/articles/TvS2010.pdf..Als vroege IQ verschillen worden meegenomen zijn de uitkomsten voor de beoordeling van onderwijsstelsels - b.v. gedifferentieerde eerste graad –anders.” Dronkers betreurt dat in veel sociologische studies en in PISA geen rekening wordt gehouden met de factor intellectuele verschillen en/of cognitieve aanleg, met de invloed van nature.

    Nicaise, Jacobs, Agirdag … schrijven de verschillen in leerprestaties, studiekeuze ... enkel toe aan omgevingsfactoren als sociale en economische aspecten van de familiale achtergrond, aan de gedifentieerde eerste graad s.o. en aan vooroordelen van leerkrachten.  Ides Nicaise en Nico Hirtt poneerden in 2007 in navolging van Bourdieu: “De verouderde theorie over aanleg leidt een hardnekkig bestaan. IQ meet geen aangeboren capaciteit, maar enkel aanpassing aan de IQ-test'. Het is de bedoeling van egalitair onderwijs dat elke bevolkingsgroep evenredig participeert aan alle onderwijsniveaus” (De School van de Ongelijkheid, EPO, 2007 p. 88 e.v.). Wie het niet eens was, werd beschuldigd van sociaal racisme. Socioloog Dirk Jacobs schreef in een KBS-studie van 2009: “Het is onverantwoord te veronderstellen dat kinderen van laaggeschoolde ouders gemiddeld minder intellectuele aanleg hebben.” In het KBS-rapport ’Prestaties van de leerlingen van buitenlandse herkomst in Belgi뒒 van 2007 stelde  Dirk Jacobs  dat we zeker niet mochten veronderstellen dat er een verschil in aanleg kan zijn tussen autochtone en allochtone leerlingen: “Intelligentie komt immers in alle lagen van de samenleving op een vergelijkbare wijze voor – arme kinderen zijn niet minder intelligent dan rijke kinderen ‘(p 38). De belangrijkste conclusie van Jacobs en co luidde: “Zoals al decennialang blijkt, blijft de school de maatschappelijke ongelijkheid omzetten in onderwijsongelijkheid, nu ook voor de migrantenleerlingen” (p. 47).

    In  Onderwijskrant nummer 143 verwezen we al naar studies van prof. Dronkers uit 2005 en 2006. Dronkers concludeerde o.a. “dat Vlaanderen een van de weinige landen is waarin er na gelijkstelling van de achtergrondskenmerken – vooral SES-status – geen betekenisvol verschil is tussen autochtone leerlingen en migranten die voldoende de landstaal kennen. In Frankrijk, Zweden, Denemarken, Engeland ... blijven de scores van die groep allochtonen minstens  20  punten  achter” (Jaap Dronkers,  Verschillen in wiskundekennis in hoog ontwikkelde landen van Europa &, Australië en Nieuw Zeeland, 2005). Dronkers beklemtoonde tevens dat de grootte van de achterstand van migrantenleerlingen sterk samenhing met de regio waaruit zij of hun ouders afkomstig waren en met de ermee samenhangende achtergrondskenmerken op intellectueel, sociaal, cultureel en talig vlak

    We gaan in het vervolg van deze bijdrage verder in op de kritiek van Dronkers op het egalitair fundamentalisme van veel sociologen zoals hij het formuleerde in de al vermlede bijdrage in ‘roodvonk’

     2  Dronkers’ kritieken op egalitaire ideologie en analyses van  sociologen

    2.1  Milieudeterminisme en negatie van erfelijke aanleg en invloed nature

     Prof.  Jaap Dronkers bevestigde Vlaamse kritiek op egalitaire ideologie, op   dubieuze SES- interpretaties van Vlaamse onderwijssociologen. In het belangrijkste deel van zijn analyse vraagt de socioloog Dronkers zich af waar de scherpe kritiek op de sociologen vandaan komt. Zijn belangrijkste stelling luidt: “Het modieuze radicalisme van de tweede helft van de 20ste eeuw zag ‘de structuur’ of ‘de maatschappij’ als dé oorzaak van bijna alle individuele verschillen tussen individuen. Binnen de sociologie en aanpalende disciplines werd het als politiek incorrect gezien om die individuele verschillen (b.v. leerprestaties, crimineel gedrag...) los hiervan te analyseren.”  De  structuur van de maatschappij en van het onderwijs en vooral de sociale discriminatie - waren de oorzaken van het feit dat minder handarbeiderskinderen participeerden aan aso, enz.  

    Volgens Dronkers bleek het afwijzen van de invloed van de erfelijke aanleg en intelligentie en het milieudeterminisme “bijvoorbeeld uit het tumult rondom het boek The Bell Curve van Herrnstein en Murray, uit de grofheid van de aanvallen van sociologen op deze personen. (Dit boek wees o.a. op de grote invloed van de erfelijke aanleg op het IQ.) Dit tumult maakte onderwijssociologen terughoudend om met hun analyses naar de relaties tussen ouderlijk milieu en intelligentie naar buiten te komen.. De nasleep van het modieuze radicalisme in de sociologie duurde lang en is nog steeds niet geheel verdwenen. Zo wordt intelligentie in de belangrijkste datasets die sociologen gebruiken niet gemeten, in tegenstelling tot het behaald opleidingsniveau. Het is dus niet vreemd dat buitenstaanders denken dat onderwijssociologen intelligentieverschillen onbelangrijk vinden.” 

    Als de relatie tussen de intellectuele aanleg van de leerlingen en het scholingsniveau & de beroepspositie van de ouders vrij groot is, dan kan men de  correlatie tussen de schoolprestaties en het ouderlijk milieu niet zomaar toeschrijven aan het feit dat leerlingen uit lagere milieus minder onderwijskansen krijgen. Elders betreurde Dronkers - net als wij -  “dat er ook nog steeds veel mensen en sociologen zijn die niet aannemen dat ‘momenteel’ de gemiddelde intelligentiescore van autochtone leerlingen uit de lagere klassen substantieel lager is dan die van kinderen in hogere klassen.” Zelf  voegden we er geregeld nog aan toe dat precies als gevolg van de democratisering en de sociale mobiliteit de beroepspositie van de ouders vandaag in sterkere mate verdeeld is volgens intelligentie dan vroeger het geval was; en dat daardoor ook jammer genoeg de (hand)arbeidersklasse intellectueel werd afgeroomd. De Engelse socioloog Michael Young  voorspelde dat al in The Rise of Meritocracy (1958). 

     2.2 PISA-landenvergelijking miskent achtergrondskenmerken leerlingen 

    Dronkers wijst er vervolgens op dat op basis van de PISA-data veelal dubieuze vergelijkingen tussen landen worden gemaakt. Hij stelt o.a.: “Sinds 2000 zijn cross-nationale data beschikbaar gekomen, die meer bruikbaar zijn om effecten van onderwijsstelsels te meten dan nationale longitudinale datasets. De bekendste zijn de PISA-data. Het grote bezwaar van deze cross-nationale data is echter dat ze een momentopname vormen en dat een aantal politiek gevoelige kenmerken, waaronder (invloed van) intelligentie en religie, niet worden gemeten. Daardoor verdwijnt in de analyses het onderscheid tussen het primaire, secundaire en tertiaire effect van ouderlijk milieu en lijken alle onderwijsverschillen verklaard te worden door ouderlijk milieu en onderwijsstelsels. De politieke afhankelijkheid bij cross-nationale data leidt ook tot foute schattingen van de relaties tussen ouderlijk milieu en taal- en rekenvaardigheden in OESO-landen.’ 

     De officiële PISA-rapporten en sociologische analyses (ook deze van Jacobs’ KBS-rapporten, Agirdag, ..) houden veelal geen rekening met de grote verschillen in achtergrondskenmerken van de leerlingen, in de samenstelling van de leerlingenpopulatie. Zo telt Finland b.v. veel minder kansarme & allochtone leerlingen dan de VS en Vlaanderen. In een paar Amerikaanse staten met een hogere SES behalen de leerlingen zelfs hogere resultaten dan in Finland. In Vlaamse regio’s met een even hoge SES als in Finland presteren Vlaamse leerlingen een heel stuk beter. Jammer genoeg krijgen we nooit regionale PISA-scores voor Vlaanderen.  

    Vanaf PISA-2000 hebben we gesteld dat de PISA-kopstukken, onze beleidsverantwoordelijken en onderwijssociologen … bij de interpretatie geen rekening hielden met de grote verschillen in de leerlingenpopulatie en in de populatie allochtone leerlingen.  Studies – zoals deze van Hofman e.a.  – waarin men abstractie maakte van de allochtone leerlingen – wezen b.v. uit dat Vlaanderen ook een topscore behaalde inzake sociale gelijkheid. Een analoge studie van Jaap Dronkers op basis van PISA-2009 stelde vast dat de sociale gelijkheid in Vlaanderen en Nederland minstens even hoog is als in Finland. Ook de Duitse socioloog Woessmann stelde in een studie dat Vlaanderen inzake gelijkheid een topscore behaalde. Vlaamse onderwijssociologen, veel beleidsmakers en zelfs  onderwijskoepels poneerden steeds ten onrechte dat Vlaanderen kampioen sociale ongelijkheid was. In zijn recente studie toonde ook prof. Van den Broeck aan dat dit vermeende knelpunt ten onrechte werd gebruikt als legitimatie voor de hervorming. Terloops: voor PISA-2012 (ook nog recenter voor PISA 2015) presteerden de Finse allochtone leerlingen geenszins beter dan de Vlaamse en dit niettegenstaande de hogere SES van hun ouders. Indien Finland dus evenveel allochtone leerlingen zou tellen als Vlaanderen, dan zou hun wiskundescore significant lager zijn dan de Vlaamse.  (P.S. Pasi Sahlberg, Finland wijt de zwakkere PISA-2015-prestaties vooral aan een toename van het aantal allochtone leerlingen.) 

    2.3 Heterogeniteit &  verschillen qua herkomstlanden en cultuur allochtone leerlingen niet erkend

    Dronkers wijst er vervolgens op dat in de officiële PISA-vergelijkingen er ook geen rekening gehouden wordt met de enorme verschillen tussen de allochtone leerlingen.  Dit is eveneens het geval in de KBS-rapporten opgesteld door de Vlaamse socioloog Dirk Jacobs.

    Dronkers: “De officiële PISA-publicaties behandelen alle migranten als een homogene groep. Er wordt geen rekening gehouden met de herkomstlanden van migrantenleerlingen en van hun ouders. Minder politiek correct onderzoek met deze PISA-data laat zien dat verschillen in herkomstlanden belangrijker zijn voor de verklaring van onderwijsprestaties van migrantenleerlingen dan verschillen in bestemmingslanden. (Dronkers verwijst naar eigen onderzoek waaruit o.a. blijkt dat Turkse en Marokkaanse leerlingen overal zwak scoren. Aziatische leerlingen presteren meestal vrij goed.) 

    Dronkers: “Verder blijken onderwijsstelsels voor migrantenleerlingen ook andere gevolgen te hebben dan voor autochtone leerlingen. Hierdoor verschillen de relaties tussen ouderlijk milieu en taalvaardigheid van 15-jarige leerlingen nogal tussen autochtone en allochtone leerlingen in de verschillende OESO- landen. In sommige landen is die relatie voor autochtone leerlingen zwakker dan voor allochtone leerlingen (Zweden, Noorwegen, Italië, Catalonië), terwijl het in andere landen (Wallonië, Frankrijk, Israel, Engeland, Duitsland, Verenigde Staten, Nederland) precies andersom is: daar is de relatie tussen ouderlijk milieu en taalvaardigheid voor autochtone leerlingen juist sterker dan voor allochtone leerlingen. 

     Dronkers: “Dit verschil kan komen omdat in het eerste geval de migranten in dat land erg heterogeen zijn in sociaal-economisch opzicht en/of hun land van herkomst, terwijl in het tweede geval de migranten juist meer homogeen zijn. Ook komt het voor dat de relatie tussen ouderlijk milieu en taalvaardigheid voor alle leerlingen hoger is dan de afzonderlijke relaties voor de autochtone en allochtone leerlingen (Oostenrijk, Luxemburg, Vlaanderen). Dat laatste kan komen doordat allochtone leerlingen in dat land een erg laag ouderlijk milieu hebben of veel afkomstig zijn uit herkomstlanden met lage onderwijsprestaties.”  Dit laatste is dus ook het geval voor Vlaanderen. Zo kan men niet zomaar Vlaamse allochtone leerlingen vergelijken met Canadese en Finse. In Canada, een land met een selectief en actief immigratiebeleid, scoren de vele Aziatische migrantenleerlingen zelfs hoger dan de autochtone leerlingen.

    2.4  Foute conclusies omtrent middenschool, tracking, gedifferentieerde eerste graad s.o.  

    In het verlengde van de stelling dat sociologen e.a. al te vlug conclusies trekken uit de correlatie tussen onderwijsprestaties en sociale afkomst/SES, hekelt Dronkers ook het al te vlug trekken van conclusies nopens de superioriteit van bepaalde onderwijsstelsels als comprehensieve middenschool en werken met heterogene klassen. Dronkers stelt vooreerst: “Al deze verschillen in de relatie tussen ouderlijk milieu en onderwijsprestaties hoeven dus niet samen te hangen met een bepaald onderwijsstelsel (b.v. al dan niet comprehensief onderwijs).  Ze kunnen bijvoorbeeld het gevolg zijn van de verschillen in heterogeniteit van migranten tussen landen.  Als er dus onvoldoende met b.v. die heterogeniteit van migranten rekening wordt gehouden, leidt dat tot foutieve schattingen van de relaties tussen onderwijsstelsels en ongelijke onderwijskansen. Ook daardoor kan de indruk ontstaan dat sociologen alleen oog hebben voor het effect van ouderlijk milieu op onderwijsprestaties, en dus andere aspecten (intelligentie, herkomstland) verwaarlozen.”

    (Tussendoor: Dronkers publiceerde een paar jaar geleden nog een studie  waaruit hij concludeerde dat onze gedifferentieerde eerste graad s.o. prima functioneerde : zie bijlage)  

    2.5 Verdoezeling verschil primaire & secundaire effecten én nature-invloed

     In de inleiding van zijn blogbijdrage sluit Dronkers zich aan bij het belangrijk onderscheid dat Raymond Boudon destijds maakte tussen primaire en secundaire effecten van ouderlijk milieu en hij betreurt dat tal van sociologen dat niet doen. Dronkers: “Het primair effect van ouderlijk milieu is de samenhang tussen jeugdige intelligentie (of schoolgeschiktheid) en ouderlijk milieu (opleiding, beroep, inkomen). Het secundair effect is de samenhang tussen de keuze voor een hoge stroom binnen het onderwijs en ouderlijk milieu, bij gelijke intelligentie. In gestratificeerde onderwijsstelsels zoals het Nederlandse is deze hoge stroom het vwo (= ons aso); in middenschoolstelsels zoals het Zweedse is dit de academische  klas  of  differentiatie.” (NvdR:  Zweden kent in de gemeenschappelijke lagere cyclus geen gedifferentieerde opties,maar werkt wel met niveaugroepen en niveauklassen.)

     Dronkers en Boudon stellen dat een aantal sociologen b.v. geen rekening houden met de samenhang tussen intelligentie (of schoolgeschiktheid) en b.v. opleidingsniveau van de ouders, met primaire effecten/oorzaken die niets te maken hebben met het schoolsysteem. De correlatie met de SES van de leerlingen wordt vaak zomaar geïnterpreteerd als een vorm van sociale discriminatie. En dat b.v. meer leerlingen van hoger geschoolde/getalenteerde ouders op 12 jaar meer kiezen voor de opties Latijn of Moderne Wetenschappen schrijft men veel te vlug op naam van ongelijkheid of sociale discriminatie, niettegenstaande dit grotendeels een gevolg is van hogere intelligentie/schoolgeschiktheid. 

     Boudon nam ook al eind de jaren zestig afstand van Bourdieus simplistische verklaring van de zgn. sociale ongelijkheid in het onderwijs en van zijn reproductie-theorie. Toen en ook nu nog was de visie van Bourdieu heel dominant binnen de Vlaamse sociologie.

    Die primaire effecten - invloed van aanleg en van ouderlijk milieu op de cognitieve ontwikkeling en leerprestaties - betekenen ook geenszins dat de school verantwoordelijk is voor dat soort effecten. Dat mede door de invloed van het onderwijs de intelligentie-verschillen in de loop van de schoolloopbaan kunnen toenemen, kan men ook niet op naam schrijven van negatieve discriminatie door de leerkrachten. Zelfs met doorgedreven positieve discriminatie kan men dat niet voorkomen. 

     Noot: we merken dat de sociologen Boudon/Dronkers zowel de primaire als de secundaire effecten als ‘milieu-‘effecten benoemen. Zelf vinden we het wat misleidend om b.v. de samenhang tussen intelligentie en ouderlijk ‘milieu’ (b.v. scholingsniveau van de ouders) zomaar als een milieu-effect te omschrijven. Het gaat hier in de eerste plaats om een ‘nature’-invloed en pas secundair om de invloed van het milieu op de ontwikkeling van de intellectuele aanleg. 

    2.6 Negatie van cognitieve verschillen en  erfelijke aanleg

     In vorige punten zagen we dat prof. Dronkers betreurt dat in de meeste sociologische studies en PISA geen rekening wordt gehouden met de factor intellectuele verschillen en/of cognitieve aanleg, met de invloed van nature. Wij stellen al sinds PISA-2000 dat het PISA-hoofdkwartier van Schleicher, sociologen als Nicaise, Jacobs,  ... en veel beleidsmakers geen rekening houden met intelligentieverschillen en met het feit dat die voor een aanzienlijk deel erfelijk zijn. Dat is ook een fundamentele kritiek vanwege de psychologen Wouter Duyck (UGent) en Wim Van den Broeck (VUB). 

     Bruce Saterdote concludeerde in een studie met uit Korea geadopteerde kinderen dat genetische factoren 44% van de variatie in schoolresultaten bepaalden en de variatie in de adoptiefamilies slechts 14% (How large are the effects from changes in family environment. A study of Korean American adoptees; zie Internet). Wouter Duyck schreef onlangs nog: “G.Shakeshaft e.a. publiceerden in 2013 een longitudinale studie met 11.117 (!) tweelingen, die aantoont dat de variatie in schoolresultaten voor 58 procent door cognitieve aanleg bepaald worden: “Strong Genetic Influence on a UK Nationwide Test of Educational Achievement at the End of Compulsory Education at Age 16” (De Tijd, jan. 2014).  

    2.7 Cultureel kapitaal van Bourdieu  als panacee & symbolisch geweld

     Egalitaire ideologen pakken ook al te graag uit met het symbolisch geweld dat zou uitgaan van het burgerlijk curriculum (à la Bourdieu). Dronkers betreurt - net als wij - dat veel sociologen zich aansloten/aansluiten bij de dubieuze visie van de bekende Franse socioloog Pierre Bourdieu. Dronkers: “De Franse socioloog Pierre Bourdieu introduceerde het al dan niet bezitten van het juiste culturele kapitaal als een belangrijke verklaring van de relatie tussen ouderlijk milieu en onderwijsprestaties, naast financieel en sociaal kapitaal. … Dit begrip werd al snel een panacee voor veel sociologen om alle onderwijsongelijkheid mee te verklaren. Daarmee verdwenen andere verkla-         ringen, zoals de relatie tussen ouderlijk milieu en intelligentie, uit het zicht.”

     In Onderwijskrant en elders formuleren we al meer dan 30 jaar een analoge kritiek op Bourdieu’s theorie van het cultureel kapitaal, op het ermee verbonden symbolisch geweld en op de dubieuze conclusies die sociologen en anderen hieruit trekken. Via het opleggen van de ‘hoge’ cultuur (abstracte leerstof, standaardtaal ...) zou de dominante klasse haar greep op het onderwijs uitoefenen en de leerlingen uit lagere milieus discrimineren omdat deze niet van huis uit over die ‘hoge’ cultuur en cultureel kapitaal beschikken. Het burgerlijk en abstract curriculum zou ‘symbolisch geweld’ op de kansarme leerlingen uitoefenen. 

    14-10-2017 om 13:56 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Tags:egalitaire ideologie
    >> Reageer (0)
    13-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fout onderzoek van onderwijskansen (cf. N-VA) en weinig effectief GOK-beleid

    Over fout onderzoek van kansenongeijkheid door Rekenhof, sociologen e.d. (cf. standpunt van N-VA -Koen Daniëls)

    en over te weinig effectief GOK-beleid (=punt 2)

    1.Onderzoek van faire ontwikkelingskansen loopt inderdaad mank

    In ons Leuvens CSPO-doorstromingsonderzoek stelden we in 1969-1971 vast dat er ook bij arbeiderskinderen met een behoorlijke schooluitslag, IQ .... eind lager onderwijs een vlotte doorstroming was naar het aso. We onderzochten dus vooreerst de prestatiekenmerken, IQ, prestatiemotivatie van 5000 leerlingen zesde leerjaar (net voor de invoering van het VSO). En vanaf het jaar daarop werd hun schoolloopbaan gevolgd.

    De correlatie tussen de schooluitslag eind lager onderwijs en deze in het s.o. was vrij hoog. In tal van Nederlandse studies stelde men hetzelfde vast.

    Een bevestiging eigenlijk van wat ook PMS-mensen, leerkrachten en vele anderen al een tijdje wisten. In mijn eigen klas Wetenschappelijke A op het college (1958-1964) zaten overigens bijna uitsluitend arbeiderskinderen en die stroomden in 1964 ook al vlot door naar de universiteit of naar het hoger onderwijs.

    Uit onze studie konden we ook besluiten dat de gedifferentieerde onderwijsvormen in de eerste graad s.o. niet de grote verklaring waren van de correlatie in het s.o. tussen de schoolresultaten en het scholingsniveau van de ouders
    en dat de ontkenning van de aanzienlijke democratisering van het onderwjjs/ sociale mobiliteit door Bourdieu en co fout was.

    (We concludeerden ook dat de inzet voor het bieden van optimale onderwijskansen voor kansarme en zwakkere leerlingen zich primordiaal op het niveau van het basisonderwijs situeerde. Cf. ook onze latere Onderwijskrant-campagne voor intensief NT2 vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs. Maar hier waren het merkwaardig genoeg de discriminatie-sociologen en het Steunpunt NT2 die de invoering van zo'n NT2 dwarsboomden.)

    In de sociologische studies houdt men vaak geen rekening met de beginprestaties (eind lager onderwijs) van de leerlingen. Men berekent wel correlaties met het scholingsniveau van b.v. de moeder en men stelt dan vast dat 15-jarige leerlingen met een meer geschoolde moeder opvallend beter presteren. Dat wordt dan veelal toegeschreven aan de differentiatie in onderwijsvormen en sociale discriminatie in het s.o.

    De Vlaamse sociologen interpreteren de invloed van het scholingsniveau ook louter als een sociaal-economische factor (=SES) en vergeten dat dit scholingsniveau in sterke mate samenhangt met de intellectuele aanleg. De N-VA heeft dus gelijk als ze stelt dat de studies geen rekening houden met het verschil in intellectuele aanleg.

    Sociologen als Nicaise en Co hebben steeds gesteld dat de intellectuele aanleg evenredig is verdeeld over alle sociale bevolkingslagen en dat er dus evenveel handarbeiderskinderen aso moeten kunnen volgen.

    Ze houden ook geen rekening met de gevolgen van 50 jaar democratisering van het onderwijs. Precies door 50 jaar vlotte doorstroming van getalenteerde handarbeiderskinderen is de handarbeidersklasse intellectueel afgeroomd geraakt. De vele handarbeiderskinderen in mijn aso-klas meer dan 50 jaar geleden (1958-1964) stroomden ook door naar de universiteit/hoger onderwijs. En hun eigen kinderen kwamen ook veelal in het aso en hoger onderwijs terecht. Het verborgen schooltalent talentenreserve) vermindert. (Bij migrantenleerlingen uit landen met weinig sociale doorstroming is er vermoedelijk nog meer verborgen talent aanwezig)

    De socioloog Michael Young heeft dit effect van de democratisering van het onderwijs al voorspeld in zijn boek 'The Rise of Meritocracy' van 1958. Voor de democratisering van de maatschappij waren volgens hem niet enkel de onderwijskansen belangrijk, maar veel meer nog de verdeling van de inkomens e.d.

    P.S. 1 De kritiek van de Nederlandse socioloog Jaap Dronkers op veel GOK-onderzoek en sociologen luidde in dit verband:

    *Het is een klassieke gebrek van onderwijssociologie dat men te vaak vroege IQ verschillen niet in de analyses betrekt, ondanks het feit dat sociologen als Boudon en Jencks daarop hebben gewezen. Daardoor verzwakken zij onnodig de geloofwaardigheid van hun conclusies (bij.voorbeeld in de Bell Curve oorlog: http://apps.eui.eu/…/Dronkers/English/Cognitiveabilities.pdf)

    Zie voor een gelijk punt mijn bijdrage aan de Vlaamse twisten http://stukroodvlees.nl/…/intelligentie-en-schoolprestaties…

    *Het is ook erg storend dat in PISA geen vroege IQ variabele zit. Daardoor worden SES, school & track verschillen toe geschreven aan overschat of ten onrechte toe geschreven aan school of systeem kenmerken. Zie bv http://apps.eui.eu/Personal/Dronkers/articles/TvS2010.pdf. Binnenkort verschijnt in Mens & Maatschappij een artikel waarin ik die vertekening voor NL laat ziet en later in juli op een conferentie voor Duitsland.Als vroege IQ verschillen worden meegenomen zijn de uitkomsten voor de beoordeling van onderwijsstelsels - b.v. gedifferentieerde eerste graad -anders

    P.S.2 . Onderwijskrant 40 jaar geleden over GOK & egalitair fundamentalisme van veel sociologen

    Het optimaal bevorderen van talenten en de verdere democratisering staan centraal in de doelstellingen van Onderwijskrant. Tegelijk namen we echter al vanaf de start in 1977 expliciet afstand van de illusoire milieutheoretische kansentheorie, van het egalitaire fundamentalisme. In Onderwijskrant nr. 4 (1978) werd ook al gereageerd op de naïeve GOK-ideologie van de perfecte sociale mobiliteit en op het egalitair fundamentalisme zoals het o.a. ook op de ’Sociale week’ van het ACW tot uiting kwam.

    “De vrij grote genetische bepaaldheid van de intellectuele capaciteiten binnen een maatschappelijk systeem met sociale mobilteit, maakt het weinig waarschijnlijk dat de verschillen tussen sociale klassen enkel aan het milieu zouden te wijten zijn: de meest intelligente leden uit de onderste klassen krijgen de kans om te stijgen in de sociale hiërarchie, waardoor er op het niveau van de volwassenen steeds meer een verschil in intelligentie ontstaat tussen de sociale lagen.. ... Het aldus ontstane onderscheid in intelligentie wordt doorgegeven aan de kinderen.

    Kinderen van intelligente ouders hebben gemiddeld genomen een beter erfelijk potentieel dan kinderen van minder intelligente ouders. ... Als het waar is dat er niet in elke sociale klasse evenveel kinderen met een hoge intelligentie zitten, dan moeten we ook het in onze maatschappij gehanteerde ideaalbeeld van een perfecte sociale mobiliteit sterk relativeren. Dit ideaal luidt: uit elke sociale klasse moet een gelijke proportie vertegenwoordigd zijn in elk onderwijs- en beroepsniveau”.

    2. GOK-investering rendeerde al te weinig omdat vooral contra-productieve aanpak gesubsidieerd werd

    We gaan wel akkoord met de stelling van het Rekenhof e.d. dat de aanzienlijke investering in het GOK-beleid al te weinig rendeerde.
    In de Onderwijskrant van september 1991 voerden we een campagne voor zorgverbreding. We omschreven uitvoerig wat een effectief achterstandsbeleid volgens ons betekende & contacteerden minister Van den Bosche en Co.

    We protesteerden tijdig tegen het feit dat de overheid de zorgverbreding en GOK-ondersteuning in handen gaf van 3 universitaire GOK-steunpunten die een ontwikkelingsgerichte visie propageerden die haaks staat op een effectieve achterstandsdidactiek.

    Het ging zelfs zo ver dat het Leuvens Steunpunt NT2 van Kris Van den Branden dat opgericht werd om de invoering van NT2 te ondersteunen al na een paar jaar poneerde dat intensief NT2 vanaf de eerste jaar van het kleuteronderwijs volstrekt overbodig was.

    -----------------------------------------------------------------
    Bijlage 1 Koen Daniëls verduidelijkt zijn standpunt

    Wil ik een IQ-test van elke leerling ? Neen. Wil ik dat bij onderzoek naar hoe effectief ons onderwijs is, ook de capaciteiten van leerlingen ook meenemen? Ja. Maar blijkbaar is het benoemen van (cognitieve) capaciteiten van kinderen als één van de verklaringsgronden voor presteren op school taboe.

    Gisteren heb ik in het parlement gevraagd om bij uitspraken over hoe goed of slecht scholen het doen, bijvoorbeeld aangaande het GOK-beleid (gelijke onderwijskansen), er ook rekening moet gehouden worden met de capaciteiten van die kinderen. Je kan als leerkracht met alle kinderen keihard trainen op de 100 meter sprint. Na verloop van tijd zullen ze allemaal sneller lopen, maar de kans dat je iedereen zover krijgt dat ze Usain Bolt van het podium lopen, is klein. Komt dat omdat de leerkracht zijn best niet heeft gedaan? Zou kunnen, maar als iedereen sneller loopt als tevoren, dan is er vooruitgang. Er is dus "leerwinst". Maar het feit dat we niet iedereen onder de 9,58 seconden krijgen op die 100 meter, is ook te wijten aan de capaciteiten van de leerlingen. In sport durven we dat te erkennen. Als het dan aankomt op cognitieve capaciteiten, gaan sommige sociologen er nog altijd van uit dat iedereen gelijk is, dat iedereen evenveel cognitieve capaciteiten heeft. Als er dan verschillen zijn op het einde van de schoolcarrière tussen leerlingen, komt dit volgens hen alleen maar door die school.

    Een school die bewust leerlingen achter zou houden of voor zou trekken. Die sociologen geloven heilig in de maakbaarheid van elke kind. Leerkrachten, directies en ook ouders zullen je (als ze eerlijk zijn) uitleggen dat de capaciteiten van kinderen verschillend, anders zijn. En dat sommigen inzake intellectuele capaciteiten meer mogelijkheden hebben dan anderen. Net zoals sommige kinderen inzake sportieve capaciteiten meer mogelijkheden hebben dan anderen. En dus dat je, hoe hard je ook je best doet, op bepaalde momenten botst op de sportieve, creatieve, intellectuele .... mogelijkheden die er zijn.

    Iedereen wil dat de capaciteiten van kinderen maximaal ontwikkeld worden, ongeacht hun thuissituatie/sociaal-economische situatie. En daar sta ik 200% achter. Als pedagoog, als leraar, als ouder, als burger. Er is bovendien ook in wetenschappelijk onderzoek -en niet 1 onderzoekje- vastgesteld dat er een samenhang is tussen IQ en de sociaal-economische status van een gezin. Geen 1 op 1 causale relatie, maar een complexe en genuanceerde maar wel bestaande samenhang. Wil dat zeggen "gepredestineerd" - leg er je bij neer, zo is het? Absoluut niet. Wil dat zeggen dat in een kansrijk gezin er geen kind kan zijn met minder uitgebreide intellectuele capaciteiten? Neen. Maar de kans is, gezien de samenhang, wel iets kleiner. En dus kan het zijn dat de ene leerling die thuis geen Nederlands spreekt, sneller Nederlands leert dan een andere, zelfs bij dezelfde leerkracht. Omwille van ... verschillende capaciteiten.

    Helaas wil een aantal mensen doen geloven dat ik zou voorstellen dat we een IQ-test moeten doen en op basis daarvan al of niet beslissen of we met een leerling aan de slag gaan. Absoluut niet! We moeten ons inzetten om bij alle leerlingen al hun talenten te ontwikkelen, ongeacht hun thuissituatie. Maar ik geef wel aan dat we niet blind mogen zijn voor de reële capaciteiten van leerlingen. Want zeggen tegen leerkrachten "als dit kind geen loodgieter/dokter/bakker/verpleger/ingenieur wordt, dan ligt dit aan uw onderwijs", dat is de eigenheid van kinderen onrecht aandoen. En zo is de cirkel rond : als we de capaciteiten van kinderen niet willen betrekken in onderzoeken over effectief onderwijs, dan zullen we zoals nu elk jaar 321 miljoen euro belastinggeld in gelijke onderwijskansen stoppen en over 15 jaar dezelfde vraag stellen als vandaag : wat werkt nu wel en wat niet.

    Kleine noot in de marge: Minister Crevits wil extra inspectie inzetten om na te gaan of scholen hun best wel doen. Als er middelen zijn voor extra personeel, zou ik ze meer inzetten in scholen en klassen om leerlingen te ondersteunen.

    Bijlage (VRT & Belga) 12 oktober

    N-VA wil IQ van scholieren meten in onderzoek naar de efficiëntie van het gelijkekansenbeleid

    N-VA-parlementslid Koen Daniëls stelt voor om het IQ van scholieren te meten bij nieuw onderzoek naar de efficiëntie van het gelijke onderwijskansenbeleid van de overheid (GOK). Dat heeft hij gezegd in het Vlaams parlement.
    Frank Segers
    Sinds 2002 voert de Vlaamse regering  een gelijke onderwijskansenbeleid, waarbij ze basisscholen extra lestijden en werkingsmiddelen toekent voor kansarme kinderen. (Commentaar: sinds 1991 investeerde de overheid vooral in 3 universtitire Steunpunten voor zorgverbreding en GOK).

    Maar uit een onderzoek van het Rekenhof blijkt dat de kansen voor kansarme kinderen in het gewone basisonderwijs de laatste vijf jaar nauwelijks verbeterd of zelfs verslechterd zijn in vergelijking met die van kansrijke leerlingen. Als indicator voor het succes van het beleid kijkt het Rekenhof vooral naar de richtingen in het secundair waarnaar de leerlingen doorstromen.  

    Maar dat is misschien niet de beste manier om te meten, zegt Daniëls, die pleit om ook te kijken naar de capaciteiten van de leerlingen om een uitspraak te doen over een school. Hij wil daarom in onderzoek naar het onderwijsbeleid ook het IQ van de leerlingen laten meten "Niet iedereen heeft dezelfde capaciteiten. We moeten opletten dat we niet alle verschillen in onderwijs gaan toewijzen aan sociale verschillen. Als we het over die sociale verschillen hebben, dan moeten we ook het IQ, de capaciteiten, van de leerlingen meenemen om te kunnen beoordelen of de leerkrachten hun best gedaan hebben of niet."
    Niets doen is geen optie, vindt N-VA. "We geven nu al vijftien jaar GOK-middelen, maar de curve blijft vlak. We zien zelfs dat sommige kinderen uit de vierde generatie van allochtone families het slechter doen dan de eerste generatie."
    Minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) vindt dat er voorzichtig moet worden omgesprongen met IQ-tests. "Die zijn immers cultuurgebonden. Bovendien kan je het onderwijs niet zomaar gelijkstellen met puur cognitieve ontwikkeling. Ik vind het belangrijk te benadrukken dat we toch iets meer verwachten."

    Crevits is het er wel mee eens dat er iets moet gebeuren inzake de GOK-middelen. Een betere verantwoording waarvoor de middelen gebruikt worden, zoals onder meer Jo De Ro (Open VLD) suggereert, is een mogelijkheid. "Maar het is niet zo dat de beste verantwoorder ook de beste resultaten aflevert", waarschuwt ze.

    De minister stelt voor om de onderwijsinspectie te versterken. "Zij zijn nu met 140 mensen voor 4.000 scholen, de vraag is of dat voldoende is. Misschien zit de sleutel in het versterken van de inspectieteams? Dan moeten we geen extra voorwaarden opleggen voor verantwoording." Crevits waarschuwt wel dat er momenteel geen budget is voor de versterking van de inspectie.  

    13-10-2017 om 15:30 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Tags:GOK, onderwijskansen
    >> Reageer (0)
    12-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Universitaire lerarenopleiding in Frankrijk deugt volgens enquête en Talis-studie niet & leidde ook tot alarmerende niveaudaling van Franse leerlingen
    1.    
      Que pensent les nouveaux enseignants de leur formation ? Quatre ans après la mise en place des Espe, les doutes et les inquiétudes des néotitulaires sont toujours là affirme une enquête du Snuipp Fsu,…
      cafepedagogique.net

    2. Universitaire lerarenopleiding in Frankrijk (ingevoerd in 1989) deugt volgens enquête en Talis-studie niet.
      Ze leidde tevens tot een alarmerende niveaudaling van de Franse leerlingen.

      Uit een recente enquête blijkt dat ook toekomstige onderwijzers, regenten en licentiaten in Frankrijk beoordelen hun 'universitaire' lerarenopleiding nog steeds als volstrekt onvoldoende beoordelen. Zie (1). Die ontevredenheid bleek ook uit de TALIS-studie (zie 2).

      In Vlaanderen verwachten beleidsmakers en universitaire lerarenopleiders veel heil van een masteropleiding voor onderwijzers, kleuterleid(st)ers en regenten.

      (1) Enquête bij studenten

      Trois sur quatre jugent leur formation insuffisante

      *74% le jugent insuffisant en ce qui concerne la connaissance de l'élève,
      *70% pour la gestion de la classe et même
      *60% sur la connaissance des disciplines à enseigner.

      70% des stagiaires se sentent débordés, un taux comparable à celui des années antérieures.

      **87% ont le sentiment de ne pas être assez préparé pour avoir la responsabilité d'une classe, un taux en légère hausse par rapport à 2016 (85%) ou 2015 (82%).

      (2) Des particularités déjà remarquées par Talis

      En 2014, l'enquête Talis de l'OCDE montrait déjà la crise particulière des enseignants français.

      Selon elle, le professeur français est celui qui s'estime le moins bien formé sur le plan pédagogique. Seulement 6 enseignants sur 10 se jugent suffisamment préparés sur ce terrain-là, alors qu'ils sont 9 sur 10 dans les autres pays.

      ----

      Commentaar

      In 1989 werd in Frankrijk de universitaire lerarenopleiding ingevoerd voor leerkrachten basisonderwijs en regenten: IUFM (Institut universitaire de la formation des maîtres.)

      Dit voorbeeld inspireerde Georges Monard en Jan Adé (directeur hoger onderwijs op ministerie) en de universitaire lerarenopleiders om ook volop te pleiten voor een universitaire opleiding in Vlaanderen.

      Wij waarschuwden dat die academisering van de opleidingen nefaste resultaten zou opleveren en bleven het model van de geïntegreerde beroepsopleiding verdedigen: dicht bij de praktijk vanaf de eerste dag en in handen van docenten die zelf dicht bij de praktijk staan, die ook verantwoordelijk zijn voor de lespraktijk van hun studenten o.a. ook lessen helpen voorbereiden, bijwonen en beoordelen).
      We publiceerden o.a.: Universitaire lerarenopleiding: contradictio in terminis (Onderwijskrant, september 1991).

      Het is o.i. geen toeval dat de Franse leerlingen de voorbije decennia steeds zwakker presteerden. Voor PISA-2015-wiskunde behaalde de Franse 15-jarigen amper 486 punten: dat is meer dan een jaar achterstand in vergelijking met de Vlaamse leerlingen.

      Een van de grote kritieken in Frankrijk luidt dat de studenten er les krijgen van professoren onderwijskunde die al te ver afstaan van de praktijk en al te vaak pedagogische hypes propageren: constructivisme, Freinet, ... We stelden dat ook vast bij Vlaamse studenten die een jaar Erasmus volgden op een IUFM.

      Wegens de vele kritiek werd de IUFM de voorbije 28 jaar al 3x hervormd, maar de klachten blijven.



    12-10-2017 om 15:30 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:lerarenopleiding
    >> Reageer (0)
    10-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leerplancampagne Onderwijskrant deel 2: herwaarderen i.p.v. verlaten van schoolgrammatica

    Leerplancampagne Onderwijskrant deel 2: herwaarderen i.p.v. verlaten van schoolgrammatica, schools- leren, jaarklasprincipes,  vakdisciplines i.p.v. expliciete instructie Deel 2

    1. Inleiding

    De kopstukken van de onderwijsnetten betoogden de voorbije maanden dat hun nieuwe leerplannen voor een ware cultuuromslag  willen zorgen: een nieuwe school die de  hopeloos verouderde hedendaagse school vervangt. Ze pakken graag uit met de vele zegeningen.  Ze willen  afstand nemen van de  schoolgrammatica & jaarklasprincipes, van de klassieke curriculum-samenhang en  het schoos-leren.. Ook  de leerboeken/methodes moeten het ontgelden. Vakkenoverschrijdende/geïntegreerde aanpak en werken met brede leerdomeinen is ook een van de  nieuwe stokpaardjes. Men vergeet hierbij  o..a. dat  we in het s.o. geen  leraren hebben  die   over de deskundigheid beschikken voor al die deeldomeinen .

    2. Schoolgrammatica, curriculum-samenhang, schools-leren, belang van klassieke leerplannen & leerdoelen

    Vooraleer we in punt 3 illustreren hoe onderwijskoepels en nieuwlichters  radicaal afstand willen nemen van eeuwenoude schoolgrammatica,  omschrijven we eerst een aantal kenmerken van de schoolgrammatica, het schools-leren en de jaarklasprincipes die niettegenstaande de vele aanvallen van de voorbije eeuw grotendeels overeind zijn gebleven.  We hopen uiteraard dat ze ook de huidige orkaan zullen doorstaan.  Volgens Larry Cuban, professor onderwijsgeschiedenis,  hebben scholen scholen in alle landen al meer dan 100 jaar de storm van kritiek op de schoolgrammatica & jaarklasprincipes  grotendeels doorstaan.  De Engelse beleidsmakers namen de voorbije jaren expliciet afstand van de onstscholende  aanpakken die sinds het Plowden Report van 1957 binnendrongen in hun onderwijs. Ook mevrouw Plowden,  de voorzitster bij de opstelling van dit rapport, nam er radicaal afstand van (zie punt 4).   

    In deel 1 formuleerden de professoren Masschelein en Simons al een aantal kenmerken van het ‘schoolsleren’ en van de identiteit van een echte school.  Ze wezen op fundamentele verschuivingen in het dominerend debat over de nieuwe eindtermen/leerplannen: “van een onderwijsinstelling naar een leeromgeving, van disciplineren naar monitoren/begeleiden, van normalisering -algemene normen - naar personalisering.”  Daardoor komt volgens  enhet ‘schools-leren’, de klassieke identiteit van de school, de schoolgrammatica in het gedrang. We diepen de kenmerken van  het schools-leren nu verder uit en in punt 3 confronteren we dit met de visie van de onderwijskoepels en nieuwlichters die hiervan afstand nemen.    

    De  al vele decennia en in alle landen toegepaste schoolgrammatica kenmerkt zich vooreerst door een   totale curriculum-samenhang binnen een context van jaarklassen.. Die samenhang komt tot uiting in  (1)  de gemeenschappelijke curriculumkaders in de leerplannen met leerstofpunten veelal per jaarklas die aansluiten bij de vakdisciplines, (2)  in de nauw hierbij aansluitende leerboeken/methodes die leerkrachten gebruiken, (3)  een klaspraktijk die de curriculum-samenhang &  gezamenlijke normen doortrekt tot op het niveau van de klas  (4) vormen van niveaubewaking via nationale toetsen die aansluiten bij de leerplandoelstellingen  (via b.v.  nationale toetsen in Finland eind 3de en 6de leerjaar, via eindtermentoetsen en via  diocesane examens in het 4de en 6de leerjaar in Vlaanderen,…). 

    Naast en samen met die  curriculum-samenhang kenmerkt  de schoolgrammatica zich door de aanwezigheid van voldoende expliciete directe instructie waarbij de leraar meester blijft en niet gereduceerd wordt tot een coach/begeleider. Geen focus dus op leerling-gecentreerde en gepersonaliseerde vormen van leren,  die eveneens tot  ont-scholing zouden leiden.  Geen open leertrajecten; typische schoolklassen en geen open leeromgevingen of zgn. ‘Learning Parks’ waarin Crevits en Co in ‘Vlaanderen 2050’ voor kiezen.  Zo stelde ook minister Marleen Vanderpoorten  destijds al dat de meesteer niet langer vooraan in klas mocht staan.

    Bij dit alles spelen ook de leerboeken als instrumenten voor de leraar een belangrijke rol; en dit staat haaks op de hetze die de laatste tijd gevoerd wordt tegen het gebruik van leerboeken/methodes en werkboeken. Leerboeken verschaffen  de leraren dagelijks  de gedetailleerde kennis die slechts impliciet besloten ligt in de leerplannen, maar meer in de traditie van de vakdisciplines en praktijkervaring. Het zijn ook ervaren leraren met meer zicht op de vakdisciplines die meestal participeren aan de opstelling van de leerplannen en van de leerboeken. 

    De leerboeken zorgen voor de instrumentalisering van de leerstofdoelen.  Ze zijn  veelal  de belangrijkste oriëntatiebasis en steun voor de dagelijkse praktijk van b.v. leerkrachten lager onderwijs die een groot aantal vakken moeten geven en ook met meer diverse zaken moeten bezig zijn dan vroeger het geval was. Ook voor  de meeste leerkrachten in de lagere cyclus s.o. die wel minder vakken geven, maar veelal wel in meerdere leerjaren, bieden leerboeken de nodige ondersteuning..   . Zo weten de leerkrachten ook wat precies van hen verwacht wordt in een bepaald leerjaar en wat de leerlingen al de vorige leerjaren geleerd hebben. Die leerboeken zorgen ook voor de nodige gemeenschappelijkheid tussen de verschillende scholen en schoolnetten; -  belangrijk ook als leerlingen van school of schoolnet veranderen.  Ze bieden  verder ook een belangrijke steun voor zorg- of remedieerleerkrachten, voor parascolaire ondersteuning van bepaalde leerlingen, en voor de ouders … en voor leerlingen die  wegens ziekte een aantal lessen  moeten missen. Leerboeken/methodes liggen  mede aan de basis van onze sterke Vlaamse onderwijstraditie. Scholen  in bepaalde landen kunnen zich soms de aankoop van leerboeken minder  permitteren. Dit laatste is volgens tal van onderwijsexperts ook het geval in Franstalig België;  en dit verklaart volgens hen mede de lagere leerprestaties – cf. ook publicaties van Nico Hirtt.    

    Het Vlaams onderwijs evolueerde de voorbije decennia wel voortdurend maar met behoud van de basisgrammatica & jaarklasprincipes.  In de meeste landen werkt men overigens met nationale leerplannen en zijn er zelfs meer nationale niveau-bewakende toetsen dan in Vlaanderen – ook b.v. in Finland.  Waar gewerkt wordt met nationale leerplannen zijn uiteraard geen eindtermen nodig. Ook in Vlaanderen zorgden de door het ministerie opgelegde leerplannen voor het Rijksonderwijs destijds voor het gemeenschappelijke kader  waarmee ook de leerplannen voor het vrij onderwijs rekening moesten mee houden.

    3.  Onderwijskoepels en nieuwlichters nemen afstand van eeuwenoude schoolgrammatica

    De  Vlaamse onderwijskoepels en Co willen nu afstand nemen van de typische schoolgrammatica. Dit komt op tal van vlakken tot uiting.  Ze  schakelen nu naar eigen zeggen over op open leerplannen die veel vrijheid laten voor de leerkrachten en scholen.  Ze gewagen van sterke ontstoffing van de leerinhouden,  geïntegreerde leerplannen, leerplannen die enkel nog puzzelstukken aanbieden, leerplannen die vertrekken van de 12 sleutelcompetenties en niet langer van de vakdisciplines … Ze pleiten ook voor ontwikkelend, leerlinggericht, ontdekkend, constructivistisch onderwijs. Nergens wordt gewezen op het belang van expliciete instructie. In publicaties over de nieuwe  leerplannen en de toekomst van het Vlaams onderwijs wordt veelal ook geopteerd voor open leertrajecten, ontwikkelend en ontdekkend leren, gedifferentieerd/gepersonaliseerd.  leren, leerparken i.p.v. scholen,….

    3.1  Revolutionaire  ZILL-onderwijsvisie

    Lieven Boeve pakte op  28 september triomferend uit met de nieuwe ZILL-leerplannen voor het basisonderwijs .Boeve volgens BELGA-bericht: "Zin in leren! Zin in leven! " maakt lerarenteams eigenaar van het leren op school. Het leerplan vertrekt van het meesterschap van de onderwijsprofessionals. Geïntegreerd over vakken en leergebieden heen, kunnen leraren creatief vorm geven aan hun onderwijs, rekening houdend met de specifieke leerlingen in de klas en de context van de school. Het nieuw leerplan van het katholiek basisonderwijs, dat op 1 september 2018 van start gaat, moet schoolteams zuurstof geven en hen stimuleren om vernieuwend aan de slag te gaan.” Volgens Boeve schept het  ook geen probleem dat de nieuwe eindtermen er nog niet zijn. Volgens hem  mag men die eindtermen slechts  algemeen en vaag formuleren zodat men er vele richtingen mee uit kan.

    ZILL pleit  voor een totaal andere aanpak inzake leerplannen en pedagogische aanpak. In ‘Forum’ van  januari 2015 stellen  Machteld Verhelst  en  Kris De Ruysscher   dat het om een  echte perspectiefwissel gaat, om een ‘resolute klemtoon op het ontwikkelingsgerichte karakter van de doelen en van de didactische aanpak’ naar het model van het huidige kleuteronderwijs:  actief leren, verantwoordelijkheid geven aan jongeren voor eigen leerproces, contextueel  & ontdekkend leren,...”    Als verantwoording voor de perspectiefwissel lezen we: “Nieuwe inzichten vanuit wetenschappelijke hoek over didactiek & leren bij kinderen werden nog niet in het (oude) leerplanconcept geïntegreerd.“ De zgn. ’nieuwe wetenschappelijke inzichten’ zijn helemaal niet nieuw. Die o.i. controversiële ’inzichten’ staan ook al in de ’Uitgangspunten’  bij de eindtermen van 1995 en stonden zelfs al in 1900 in het boek ‘De eeuw van het kind’ van Ellen Key.  Die zogezegd nieuwe inzichten worden overigens door de meeste praktijkmensen, leerpsychologen en onderwijsdeskundigen ten zeerste gecontesteerd We namen er zelf ook al expliciet afstand van in het vorige leerplan wiskunde van 1998. Ook volgens PISA-2015 en tal van studies is b.v. nog steeds het model van expliciete/directe instructie het meest effectief, en niet constructivistisch en ontdekkend leren.  

    Verhelst en  De Ruysscher  schrijven verder : “In de geest van het ontwikkelingsplan voor de kleuterschool gaan we uit van een indeling op basis van persoonsgebonden en cultuurgebonden ontwikkelvelden met onderliggende ontwikkelthema’s  Leerplannen zullen niet langer verwijzen naar vakdomeinen en hun klassieke rubrieken, maar naar brede ‘ontwikkelvelden’.

    Ook klassieke leerplannen en leerboeken/methodes moeten volgens ZILL  de helling op. Er komen enkel nog  een soort raamleerplannen met puzzelstukken. Leerplanverantwoordelijke Ria De Sadeleer repliceerde op de DCBAO-vergadering van 17 juni 2015 over ZILL: “Gesneden brood  kunnen  en zullen de nieuwe  ZILL-leerplannen  niet geven. Daarvoor is de schoolpopulatie te divers geworden.”  De leerkrachten  moeten volgens de ZILL-visie de leerinhoud meer afstemmen op de uiteenlopende behoeften van de specifieke leerlingen via eigen en dagelijkse schoolwerkplan-werking. Sterk gepersonaliseerd en gedifferentieerd leren dus. 

    Omwille van het gepersonaliseerd leren en het ontdekkend leren  moeten ook de klassieke methodes/leerboeken volgens ZILL verdwijnen.   In ZILL-publicaties wordt  het  gebruik van methodes door leerkrachten als nefast bestempeld.  Methodes zouden leiden tot passiviteit bij de leerkrachten en leerlingen en diepgaand leren belemmeren. ZILL poneert:  “We moeten ook verder evolueren van (leer)methodes naar databanken met inspiratiebronnen.  Wat wij van de uitgeverijen verwachten is anders dan in het verleden. Wij verwachten van de uitgevers dat zij enkel inspiratiemateriaal aanmaken dat gekoppeld wordt aan de persoonsgebonden en aan de cultuurgebonden ontwikkelvelden. Wij verwachten dus dat de uitgeverijen een toegankelijke tool ontwikkelen die kan aangesloten worden op de centrale rooter die ontwikkeld wordt door de koepel  en die gratis ter beschikking wordt gesteld aan al onze scholen. Hun deel kan betalend zijn. Op dit moment is het antwoord van de uitgeverijen nog niet voldoende wat het VVKBaO betreft. Op dit moment is het  zeer stil! “ 

    Het is o.i. ook duidelijk dat  ook de koepelmensen niet weten wat het ontwerpen van ‘inspiratiemateriaal’  concreet zou betekenen. Dit zou voor die uitgevers ook financieel niet haalbaar zijn.   De grote bezorgdheid om het opdoeken van klassieke leerplannen en methodes  kwam in  kritische vragen van vertegenwoordigers van directeurs op de DCBAO-vergadering van 17 juni 201 tot uiting. . Een  directeur stelde de vraag:  “Is er dan vanuit het leerplanconcept  geen ruimte meer voor methodes? Daarmee werken de leerkrachten toch wel heel vlot. Een andere: “Uitgeverijen spelen toch ook wel een belangrijke rol bij de vormgeving en de praktische toepassing van de leerplannen.“ In voor PISA- en TIMSS sterk presterende landen als Singapore, Shanghai, Finland, Vlaanderen … spelen methodes een belangrijke rol. In Engeland is het stimuleren van het opstellen van zo degelijk mogelijke  leerboeken/methodes momenteel een beleidsprioriteit. In Vlaanderen zou dit o.i. ook een beleidsprioriteit moeten worden.

    Elke school/leerkracht moet eigen schoolwerkplan opstellen? Dagelijks schoolwerkplannen

    Waarop kunnen leerkrachten zich nog oriënteren als  er geen klassieke methodes en leerplannen meer zijn? De oplossing  volgens ZILL luidt:  de leerkrachten moeten zelf ‘elke dag schoolwerkplannen’ en zo weer eigenaar worden van het leerproces.  De scholen en leerkrachten moeten volgens d ZILL “met de aangeboden puzzelstukken ‘schooleigen’ puzzels leggen.” Ze beroepen zich hierbij ook op het decreet basisonderwijs van 1997 dat de scholen verplicht een eigen schoolwerkplan op te stellen. Dit decreet adviseert de  scholen ook om af te stappen van het werken met jaarklassen.

    De keuze voor meer open raamleerplannen en tegen het gebruik van methodes,  gaat dus gepaard met het promoten van het werken  met een uitgebreid schoolwerkplan per school, van ‘elke dag schoolwerkplannen’  als alternatief. Ria De Sadeleer en Ludo Guelinx  stelden  dat elke school een specifiek en uitgebreid schoolwerkplan moet opstellen: “We willen schoolwerkplanning herwaarderen als instrument voor de schoolontwikkeling en onderwijsvernieuwing. Het decreet op het basisonderwijs (1997) stelt dat elk schoolbestuur (!) voor elk van zijn scholen een schoolwerkplan moet opmaken. Dat betekent meteen dat geen twee scholen hetzelfde schoolwerkplan kunnen voorleggen.“  

    De Guimardstraat-koepel  geeft toe dat de scholen en leerkrachten beide verwachtingen al 20 jaar naast zich neerlegden.  De idee dat elke school zijn eigen schoolwerkplan moet opmaken dateert eigenlijk al van de tijd van het VLO (Vernieuwd Lager Onderwijs) opgestart op 1 september 1973. We stelden toen al dat dit een onnodige en niet haalbare opdracht was en na 44 jaar stellen we vast dat de scholen daar ook niet op ingingen. 

    Met het argument van de toegenomen diversiteit  stelt ZILL dat  enkel  nog sterk gedifferentieerd en persoonsgebonden onderwijs mogelijk en verantwoord is. Vandaar ook de beklemtoning van het dagelijks ‘schoolwerkplan- werken’ van de leerkrachten.   Bij het uittekenen van de ZILL-leerplanvisie gingen Lieven Boeve en  de onderwijskoepel er ook nog van uit dat het buitengewoon onderwijs afgeschaft zou worden, waardoor het leerlingenpubliek nog diverser zou worden. Ook nog op 15 december 2016 verkondigde Lieven Boeve dat het b.o. zou en moest afgeschaft worden.

    Dat de koepel aanstuurt op een ‘ontwikkelingsgerichte’  kanteling van ons onderwijs, blijkt ook uit  een de bijdrage over de contouren voor het nieuwe leerplan wiskunde. In ‘Zin in wiskunde’ beweert Sabine Jacobs dat ons huidig levensvreemd wiskundeonderwijs niet  echt zinvol is en enkel weerzin opwekt bij de leerlingen (in: ‘school + visie’, december 2015).  We lezen o.a.: “De leerlingen zien het verband niet tussen het dagelijks leven en de saaie stof.” Haar verlossend alternatief sluit aan bij de zgn. ontwikkelingsgerichte, constructivistische en contextuele aanpak van het Nederlandse Freudenthal Instituut, die er tot een wiskunde-oorlog en niveaudaling leidde.   De leerlingen moeten zoveel mogelijk hun eigen(zinnige) be- rekeningswijzen e.d. construeren vanuit alledaagse probleemsituaties. Het belang van de klassieke inhouden van de wiskunde als vakdiscipline wordt sterk gerelativeerd (zie aparte bijdrage over wiskundeonderwijs op p. 35 e.v.).  Zo’n ‘wiskundeonderwijs  verwacht  al te veel van de leerling die zijn wiskundekennis zelf construeert. We namen  bij de opstelling van het leerplan wiskunde van 1998  expliciet afstand van de visie die de koepel nu propageert  en werden daar destijds voor geprezen door Jan Saveyn, de  toenmalige pedagogische coördinator van de koepel. 

    Ontwikkelingsgerichte aanpak kleuteronderwijs als model voor lager onderwijs!? 

    In een bijdrage in ‘school+visie’ van  maart 2015 verwijst de koepel voor de zgn. ‘ontwikkelingsgerichte aanpak’  naar het model naar de aanpak in het kleuteronderwijs. Enkel het huidige ontwikkelingsgericht concept van het kleuteronderwijs zou “ten volle het  opvoedingsproject van het katholieke onderwijs ondersteunen.” De lagere school zou in de toekomst  meer moeten werken als de kleuterschool – en als verwoord  in het  zgn. opvoedingsproject.  Maar precies die ’ontwikkelingsgerichte’ aanpak van het kleuter  stelt o.i.  problemen. Een centrale gedachte in het Ontwikkelingsplan luidt: “Kinderen tot 7 jaar ontwikkelen  zich eerder op een incidentele en speelse, minder gerichte wijze” en  we moeten inspelen op de individuele noden en rijpheid van elk kind  De  ontwikkelingsdoelen voor het kleuteronderwijs en het ontwikkelingsplan van 20 jaar geleden zijn opgesteld vanuit een overwegend kindvolgend ontwikkelingsmodel: child-development-approach, developmental-constructivist approach, ervaringsgerichte aanpak ...  In tal van recente studies  werd de voorbije jaren en maanden aangetoond  dat zo’n aanpak ook voor het kleuteronderwijs minder effectief is dan een meer uitgebalanceerde aanpak, een mengeling van kindgerichte en aanbodgerichte activiteiten die in steeds meer landen wordt toegepast. Zo’n evenwichtige aanpak bevordert meer gericht de taal-en woordenschatontwikkeling, het beginnend lezen en rekenen ...,  en tegelijk ook attitudes die belangrijk zijn voor de schoolrijpheid:  concentratie- en doorzettingsvermogen,  aandachtig leren luisteren,  gerichtheid op de leerkracht en de medeleerlingen ... In TIMSS-2015 wordt geconcludeerd dat ons Vlaams kleuteronderwijs te weinig aandacht besteed aan aanbodgerichte activiteiten en pre-academische vaardigheden.  We betreuren dan ook dat ZILL-curriculum voor het kleuteronderwijs geen rekening houdt met de recente studies en ontwikkeling in tal van landen en met het feit dat ook veel van onze kleuterleerkrachten  niet zomaar ontwikkelingsgericht werken.    En ZILL wil nu naar eigen zeggen die kindvolgende aanpak ook doortrekken in het lager onderwijs. 

    Geïntegreerde leerplannen en vakkenclusters voor het s.o.?

    Bij de aankondiging van de ZILL-leerplannen voor het basisonderwijs op 28 september stelde Lieven Boeve dat de ZILL-leerplanfilosofie zou doorgetrokken worden naar het s.o. -et inbegrip van geïntegreerde leerplannen. De COC-lerarenvakbond maakt zich daar terecht grote zorgen over.
    "Vakken clusteren is slecht voor de kwaliteit van het onderwijs".

    Brigitte Vermeersch schreef op de VRT-website: “Binnenkort kunnen de onderwijsverstrekkers ervoor kiezen om bepaalde vakken te clusteren. De christelijke onderwijsbond COC vreest dat dit tot kwaliteitsverlies zal leiden, omdat vakleerkrachten dan ook delen van andere vakken waar ze niet voor opgeleid zijn zullen moeten geven. Tot nog toe besliste de Vlaamse regering welke vakken moeten worden gegeven op school, maar dat staat op het punt te veranderen. De Vlaamse regering heeft daarvoor een voorontwerp van decreet klaar dat wel nog moet worden goedgekeurd in het Vlaams Parlement. Als het erdoor komt kunnen leerplanmakers zoals het Katholiek Onderwijs of Gemeenschapsonderwijs ervoor kiezen om bepaalde vakken samen te clusteren; zoals een cluster ‘milieu en maatschappij’ b.v.

    De christelijke onderwijsbond COC vindt dat geen goede zaak. Om verder te gaan op bovenstaand voorbeeld: vakleerkrachten die zijn opgeleid om geschiedenis te geven zouden op die manier ook aardrijkskunde en biologie moeten geven, vakken waar ze niet voor zijn opgeleid. "Dat is niet goed voor de kwaliteit", zegt Koen Van Kerkhoven van de COC."


    3.2   Uitspraken over nieuwe OVSG-leerplannen

    Patriek Delbaere, algemeen OVSG-directeur  wekte onlangs in de bijdrage  ‘Sleutelcompetenties onderwijs doen werken’is de opdracht’ de indruk dat ook het onderwijs van steden en gemeenten een totaal andere richting uit wil. Delbaere sloot zich hierbij aan bij  de visie van prof. van den Branden vertrekken van de sleutelcompetenties voor de 21ste eeuw - met inbegrip van Van den Brandens modieuze prietpraat  als ‘wiskunde, taal, wetenschappen … doen werken-  alsof de klassieke aanpakken niet werkten en weinig leerresultaat opleverden.

    Delbaere schrijft verder: “Niet te veel standaardisering want de diversiteit in klas en school is reuzen groot en vraagt eerder maatwerk dan confectie. Daarom moeten we zodra de einddoelen zijn vastgelegd, onze leerlijnen en leerplannen herdenken. Niet alleen de inhoud, maar ook de hoeveelheid en de mate waarin ze competentiegericht zijn. Te veel standaardisering is uit den boze. En zo maken we de leraren weer meester van het proces en plaatsen we de leerling centraal. Bovendien dagen deze ontwikkelingen leraren uit om, ieder vanuit hun eigen expertise en kennis, samen onderwijs te maken en de muren van de klas of het vak te doorbreken … Het wordt de uitdaging om deze basiscompetenties samen te brengen in de onderwijstijd waarover de school beschikt en al dan niet aan te bieden via de huidige vakkenstructuur”.

    4.   Herwaardering schoolgrammatica, klassieke leerplannen en leerboeken, expliciete instructie in Engeland: haaks op debat in Vlaanderen

    De beleidsmensen in Engeland zagen de voorbije jaren  vooral heil  in het terug beter aansluiten bij  schoolgrammatica en het schools-leren:  klassieke leerplannen met leerstofpunten per leerjaar  van  erbij aansluitende methodes/leerboeken en van meer expliciet instructie,  … De beleidsmensen spiegelen zich hierbij  aan landen die al lang hoog scoren voor PISA e.d. als Singapore, Finland … We voegen er Vlaanderen aan toe.

    De beleidsmakers stelden meer klassieke en eisende leerplannen op. Maar vonden dat op zich niet voldoende. De onderzoeksdirecteur van Cambridge Assessment Tim Oates, voert aan dat internationaal goed scorende landen  veel meer gebruik maken van duidelijke leerplannen en leerboeken dan in Engeland het geval is. Ook onderwijsminister minister Gibb is van mening dat een degelijk leerboek leerkrachten in sterke mate kan helpen  om het niveau van hun onderwijs te verhogen en om tegelijk de taaklast in de perken te houden.  Leerboeken zijn volgens Gibb en Oates  cruciaal voor het verhogen van de standaarden,  maar jammer genoeg werd hun rol de voorbije decennia Engeland ernstig verwaarloosd.

    “Ik zou graag zien dat alle scholen, zowel basisscholen als middelbare scholen, in de meeste academische vakken gebruik maken van schoolboeken van hoge kwaliteit, waardoor we dichter bij de norm komen van  landen met hoge prestaties ",  aldus de minister. We merken ook dat b.v. nu voor wiskunde soms handboeken uit Singapore of China gebruikt worden. Engeland neemt nu initiatieven ter ondersteuning van  het opstellen van degelijke leerboeken. Jammer genoeg hebben onze beleidmakers en onderwijskoepels het belang hiervan nog niet ingezien. Integendeel: ze sturen eerder aan op het  niet langer gebruiken van methodes/leerboeken. En zo ontstond er de voorbije maanden zelfs een hetze tegen het gebruik ervan..  Pedagoge Ilse Geerinck publiceerde op 21 augustus in De Standaard de opiniebijdrage ‘Gooi die invulboeken in de prullenmand’.   Werken met werkboeken  ‘bedwelmt’ en ‘deactiveert’ leerlingen. Meer nog, het vraagt van hen (en van de leraren) een zekere slaafsheid en onderdanigheid, aldus Geerinck. En verder luidt het: “Leraren moeten  zelf  weer eigenaar worden van het lesmateriaal waarmee ze werken. Dat vraagt om een andere pedagogische aanpak: vooraf zelf nadenken over het parcours dat je met de leerlingen wilt afleggen, en over het materiaal (teksten, oefeningen ..). Zie ook aparte bijdrage over dit thema met reacties uit de klaspraktijk.

    We besteden  verderop in dit nummer  een afzonderlijke  bijdrage aan de koerswijziging in Engeland. Maar Vlaamse beleidsverantwoordelijken, onderwijskoepels … willen nu precies afstand nemen van die effectieve aanpakken.  

     

    10-10-2017 om 17:55 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:leerplan, ZILL
    >> Reageer (0)
    09-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leerplancampagen Onderwijskrant: halt aan dreigende ont-scholing & nivellering
    Start leerplancampagne Onderwijskrant: onderwijskoepels en nieuwlichters willen met nieuwe leerplannen klassieke schoolgrammatica en ‘schoolsleren’ verlaten. Halt aan nivellerings- en ont-scholingscampagne. Deel 1

    Deel 1: Vaarwel klassieke schoolgrammatica en ‘schoolleren’ & recente kritiek van professoren en docenten

    1 Geen klassieke leerplannen en methodes meer, gepersonaliseerd leren, doorbreken schoolgrammatica & jaarklasprincipes, ont-scholing

    De kopstukken van de onderwijsnetten, Lieven Boeve, Raymonda Verdyck & Patriek Delbaere betoogden de voorbije maanden dat hun nieuwe leerplannen voor een ware cultuuromslag willen zorgen. Ze nemen radicaal afstand van de schoolgrammatica & jaarklasprincipes, van de klassieke curriculumsamenhang en de klassikale aanpak van het leerproces. Ook de klassieke leerboeken/methodes moeten het ontgelden.
    Een aantal nieuwlichters als prof. Kris Van den Branden propageren gelijkaardige voorstellen. Ook de VLOR-kopstukken sluiten zich hierbij aan. Omdat ze wisten dat Van den Branden verkondigde dat het Vlaams onderwijs hopeloos verouderd is, nodigden ze hem uit als spreker op de VLOR-startdag van september 2015.

    De Vlaamse onderwijskoepels en een aantal nieuwlichters nemen dus radicaal afstand van de typische schoolgrammatica. Dit komt op tal van vlakken tot uiting. Ze schakelen nu naar eigen zeggen over op open raamleerplannen. Ze gewagen van sterke ontstoffing van de leerinhouden, geïntegreerde leerplannen, leerplannen die enkel puzzelstukken aanbieden, leerplannen die vertrekken van de 12 sleutelcompetenties en niet langer van de vakdisciplines … Ze pleiten ook voor open leertrajecten, en voor ontwikkelend, leerlinggericht, ontdekkend, constructivistisch en gepersonaliseerd onderwijs. Nergens wordt gewezen op het belang van expliciete instructie. Ook in de officiële eindtermen-consultatiecampagne weerklonken de ont-sccholingsrefreintjes.

    De Nederlandse Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) onderzocht onlangs de leerplansituatie in Finland, Noorwegen, Schotland , Australië en Vlaanderen. De SLO stelde vast dat in al die landen de curricula “tamelijk gedetailleerde specificaties van doelen en inhouden bevatten, vaak ook met leerstofpunten en streefniveaus per leerjaar of cluster van leerjaren.” Ook in Aziatische landen als Singapore, Shanghai, … en in Vlaanderen is dit het geval.

    De beleidsmensen in Engeland zagen de voorbije jaren enkel heil in het terug invoeren van de klassieke schoolgrammatica: duidelijke leerplannen met leerstofpunten per leerjaar, herwaardering van basiskennis en basisvaardigheden & vakdisciplines, gebruik van degelijke methodes/leerboeken, expliciete instructie, … De beleidsmensen spiegelen zich hierbij aan landen die al lang hoog scoren voor PISA e.d. als Singapore, Finland … Maar in Vlaanderen willen de onderwijskoepels en nieuwlichters de klassieke leerplannen en schoolgrammatica opdoeken. Ze verwijzen hierbij ook naar PISA-2015 die concludeerde dat landen met veel expliciete instructie het hoogst scoorden; maar die conclusie wordt in het debat over de toekomst van het Vlaams onderwijs met opzet verzwegen.

    De vele nieuwlichterij-geluiden & aangekondigde cultuuromslagen in debatten over de nieuwe eindtermen en leerplannen, in publicaties over de toekomst van het Vlaams onderwijs, stimuleerden tal van professoren en docenten de voorbije maanden om een kritisch geluid te laten horen ten aanzien van al die neomanie en beloofde zegeningen.

    Onderwijskrant publiceert al een paar jaar kritische publicaties en waarschuwingen over het debat over de leerplannen/eindtermen. Nu er meer en meer steun komt, lijkt het moment geschikt om een Onderwijskrantcampagne rond die thematiek op te starten. Mede gesteund door het feit dat we met vroegere Onderwijskrantcampagnes en petities erin slaagden het tij te keren, hopen we dat we alsnog de aangekondigde ont-scholing kunnen voorkomen, of minstens indammen.
    In deel 1 geven we een overzicht van een aantal recente kritische reacties vanwege professoren en docenten. . In deel 2 illustreren we dan uitvoerig hoe de onderwijskoepels e.d. aansturen op ont-scholing, op het verlaten van de klassieke schoolgrammatica. We formuleren er ook de kritiek op de laagdunkende opstelling van tal van beleidsmakers ten aanzien van leerplannen en leerboeken/ methodes. Tot onze verbazing stellen we vast dat ook veel beleidsmakers en zelfs leden van de commissie onderwijs het belang van klassieke leerplannen en leerboeken/methodes in vraag stellen.

    2. Masschelein en Simons: pleidooi voor behoud ‘schoolsleren’ & tegen ont-scholing

    De Leuvense pedagogen Masschelein & Simons publiceerden vorige week het boek ’De leerling centraal in het onderwijs? Grenzen van personalisering’ (Acco, Leuven), waarmee ze aan de alarmbel willen trekken. Ze wijzen er op dat in het recente debat over de nieuwe eindtermen/leerplannen beleidsmakers e.d. uitpakken met ‘de leerling centraal, ontwikkelingsgericht onderwijs, gepersonaliseerd/gedifferentieerd leren, open leertrajecten … “ Dit wijst volgens hen op fundamentele verschuivingen: van een onderwijsinstelling naar een leeromgeving, van disciplineren naar monitoren/begeleiden, van normalisering (algemene normen)- naar personalisering.” Daardoor komt het ‘schoolsleren’ , de klassieke identiteit van de school, de schoolgrammatica in het gedrang.
    De kerngedachte in het boek luidt: "De uitdaging is duidelijk: de leerling meer centraal plaatsen komt heel vaak neer op een minder centrale plaats van de school. Maar, zo vragen de auteurs zich af, wat als dat ‘ont-scholen’ niet in het belang van de leerling is? Wat als dat ‘ont-scholen’ de vorming, vrijheid, gelijkheid in het gedrang brengt?" De auteurs vrezen dat leerlingen steeds meer aangesproken vanuit hun verschillen, dan vanuit wat ze onderling gemeen hebben, en niet langer vanuit algemene normen. “Het institutionele perspectief dat vandaag ook sterk aanwezig is (in traktaten over het onderwijs van de toekomst) gaat ervan uit dat de manier waarop we vandaag het onderwijs organiseren, namelijk gezamenlijk leren binnen een vastgelegde tijd en plaats – de school als instelling – niet meer van deze tijd is (zie ook aparte bijdrage over dit boek.)

    Simons en Masschelein blijven opteren voor het behoud van de klassieke schoolgrammatica, voor ‘schoolsleren’ : “Het schools (klassikaal) leren is b.v. ook tijd -en plaatsafhankelijk leren – in een bepaalde tijd en in klas een vastgelegd curriculum leren en zo onderscheidt het zich ook van open leertrajecten e.d. Het actuele pleidooi voor gepersonaliseerde vormen van leren belooft een soort (individuele) vrijheid - een bevrijding van de (algemene) norm. Maar als je bekijkt hoe dat concreet georganiseerd wordt, dan moeten we ons afvragen welk effect dat zal hebben voor de leerlingen.” Ook volgens ons is zo’n gepersonaliseerd leren moeilijk te organiseren en wijst veel onderzoek erop dat sterke individualisatie binnen de klas tot niveaudaling leidt. In een recent rapport wees ook de Nederlandse ‘Onderwijsraad’ op de gevaren verbonden met ‘de leerling centraal’ en ‘personaliseren’ i.p.v. de school als een collectieve aangelegenheid.

    3. Kritiek van Dirk Van Damme (OESO) & prof. Wim Van den Broeck (VUB)

    Ook Dirk Van Damme (OESO) drukte - op 9 juni j.l. zijn grote bezorgdheid uit. Hij schreef: “Het debat over de nieuwe eindtermen en leerplannen gaat voorbij aan de essentie, namelijk dat veel uitspraken over eindtermen e.d. getuigen van vandaag achterhaalde onderwijskundige concepten: constructivisme, overtrokken pedagogisch optimisme, , te radicale verwerping van kennis, naïeve visie op abstractie.“ Prof.-psycholoog Wim Van den Broeck van de VUB en vele anderen sloten zich aan bij de bezorgdheid van Dirk Van Damme.

    4 Docenten hoger onderwijs : ‘Schrijf onderwijs old school niet te snel af’

    In het opiniestuk ‘Schrijf onderwijs old school niet te snel af’ (De Tijd, 7 juni) waarschuwden vier hogeschooldocenten: “Een stroom van hippe termen als generieke, ‘contentvrije’ 21st century skills, probleemoplossend werken, kritisch denken, creativiteit… mondt uit in het al even hippe problembased-learning, flipping the classroom, inquiry-learning.

    Directe instructie en eenvoudige kennisoverdracht zijn, u raadt het, old school. Deze manier van denken wordt onder druk van invloedrijke opiniemakers zonder veel kritische reflectie overgenomen. Het klinkt ook allemaal stoer en cool en vernieuwend, maar wat zeggen de cijfers?” Ze leggen vervolgens uit dat die hypes haak staan op wat de cognitieve leerpsychologie en PISA-2015 ons leert.

    De opstellers van de opiniebijdrage: Bart Derre (lector vakgroep Commerciële Economie & Ondernemen HoGent, Luc Vandingenen (algemeen directeur BTI Studios nv, coach keuzevak ondernemen en opleidingstraject ‘ondernemen voor docenten’ HoGent), Koen Smets (gastdocent en coach opleidingstraject ‘ondernemen voor docenten’ HoGent), en Mathieu Weggeman, hoogleraar TU/e, Faculteit Industrial Engineering & Innovation Sciences

    5. Standpunt van 9 professoren van verschillende universiteiten

    Op 29 augustus namen 9 professoren afstand van de neomanie-geluiden in de opiniebijdrage "Geef de klas terug aan de leraar’ (De Morgen) Christian Laes -UA, Rik Torfs- KU Leuven), Herman De Dijn (filosoof KU Leuven), Ann Dooms -VUB), Wouter Duyck - UGent), Wim Van den Broeck - VUB), Toon Van Hal - KU Leuven), Stijn Van Hamme -UGent), Guy Vanheeswijck UA).
    Zo namen ze b.v. afstand van het gepropageerde ontwikkelingsgericht & ontdekkend leren dat het ZILL-leerplanproject, de VLOR … propageren Volgens de professoren leidde ook het vaardigheidsgericht onderwijs – al tot een flinke niveaudaling voor Frans e.d.

    Ze hekelden ook modieuze uitdrukkingen als ‘wiskunde …. DOEN WERKEN’ waarmee prof. Kris van den Branden, OVSG … uitpakt en die volgens hen enkel nog tot nog grotere niveaudaling voor wiskunde e.d. zou leiden. Ze spraken zich ook expliciet uit tegen de invoering van een gemeenschappelijke eerste graad die de VLOR, Boeve & Co nog steeds de scholen willen opleggen.

    Deel 2 en deel 3 volgen nog!

    09-10-2017 om 12:59 geschreven door Raf Feys  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Tags:leerplan, eindtermen, ontscholing
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Bloggen.be, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!