Debat over uitholling taalonderwijs en ontwikkeling eindtermen taal in de context van de KULAK-lezing van Dirk Van Damme van 21 maart.
In zijn lezing had Van Damme het ook expliciet op de uitholling van het taalonderwijs en de eenzijdige communicatieve aanpak. Dit leidde achteraf tot een aantal reacties vanuit de zaal waarbij ik ook even het woord nam.
1.Kritiek van taalleerkracht(en)
In gremia kreeg alles wat te maken heeft met taalkennis jammer genoeg een negatieve connotatie. Taalkennis weerd toegeschreven aan een conservatieve opstelling. De invloed van de inspectie was/is hierbij ook vrij sturend. (Een andere leerkracht stelde een kritische vraag omtrent de zgn. taakgerichte aanpak.)
Reactie van Van Damme
De evolutie binnen de taaldidactiek was/is inderdaad verschrikkelijk. Met een communicatieve aanpak bereik je enkel taal op een te laag niveau, geen taalrijkdom. Inzicht in de structuur van de taal en een rijke woordenschat blijven belangrijke basis voor taalverwerving.
2. Rector Piet Desmet sloot zich bij deze tussenkomst aan en uitte zijn grote bezorgdheid over de nieuwe eindtermen
Ook ik betreur dat men opnieuw bij de opstelling van de eindtermen zo amateuristisch bezig is. Ik ben zelf professor Frans, maar voor de taalvakken b.v. hield/houdt men geen rekening met de visie van de academici. We hebben de voorbije jaren herhaaldelijk vastgesteld dat de taalkennis voor Frans e.d. in het s.o. dramatisch laag is. Als gevolg van de eindtermen/leerplannen mocht de kenniscomponent nog nauwelijks aan bod komen. Expliciete kennisinstructie was/is taboe.
We hebben destijds overigens ook al scherp gereageerd op de ontwerp-eindtermen, maar ons protest en onze visie werden/worden amper beluisterd. Dit komt omdat de eindtermen e.d. werden/worden opgesteld in een gremium, gesloten kringetje, van begeleiders, inspecteurs Men is momenteel opnieuw amateuristisch bezig. Als academici met een visie op het leren van Frans e.d. hebben we een duidelijke visie, maar met onze visie wordt geenszins rekening gehouden. We praten wel met de minister en publiceren wel eens een opinie in de kranten, maar men houdt bij de opstelling van de eindtermen e.d. geen rekening met onze visie. Als academici zijn radeloos. Wat is uw mening professor Van Damme en w at kan er nog gedaan worden?
3.Antwoord van Dirk Van Damme op tussenkomst rector Piet Desmet
Ik ga 200% akkoord met uw standpunt. Uw kritiek is ook deze die ik bij veel mensen beluister. Ik heb in januari j.l. in De Morgen overigens al een analoge kritiek geformuleerd op de uitholling van het taalonderwijs en ook mijn bezorgdheid over de opstelling van de nieuwe eindtermen geformuleerd.
Het grote probleem in het Vlaams onderwijs is inderdaad dat al lange tijd het middenniveau het voor het zeggen heeft in het onderwijs. Het gaat om mensen die in allerlei raden zitten, begeleiders, inspecteurs die een soort monopolie hebben op het niveau van het pedagogisch denken. Ze verkondigen een visie die in feite haaks staat op de visie die momenteel domineert bij onderwijswetenschappers en experten van de vakdisciplines.
De mensen uit dit middenniveau hebben wel goede bedoelingen, maar het gaat om een gesloten groep waar politici, leerkrachten en echte experten geen greep op hebben. Nog los van de inhoud van de discussie is het monopolie van dit middenniveau een slechte zaak. (Terloops: zelf bestempelen we dit middenniveau ook wel met de term vernieuwingsestablishment van vrijgestelden allerhande.)
4.Tussenkomst van Raf Feys over betrokkenheid van professoren/academici bij uithollende eindtermen taal, wiskunde ...
Vooraf: Al meer dan 20 jaar formuleren we in Onderwijskrant al kritiek op de uitholling van het taalonderwijs in de eindtermen en leerplannen. Het was ook een centraal actiepunt binnen onze O-ZON-campagne van 2007. We protesteerden de voorbije 3 jaar ook tijdig tegen de gang van zaken bij de nieuwe eindtermenoperatie die begon met een populistische consultatiecampagne van Crevits en Co. We protesteerden ook heftig tegen het losmaken van de eindtermen van de vakdisciplines. Voor de talencluster zijn het nu b.v. ook mensen die weinig afweten over het aanleren van Frans die daar eindtermen moeten voor opstellen. En eindtermen voor de cluster geschiedenis-aardrijkskunde worden mede opgesteld door mensen die weinig afweren van geschiedenis. We protesteerden ook tegen het feit dat als universitaire expert voor de taalvakken een beroep werd gedaan op de Leuvense professor Kris Van den Branden die samen met zijn Leuvens taalcentrum en met zijn eenzijdige communicatieve en taalgerichte whole-language-visie in sterke mate verantwoordelijk is voor de uitholling van het taalonderwijs. Het zijn dus niet enkel mensen uit het middenkader die verantwoordelijk zijn.
We waren bijzonder gelukkig met de uitspraken van rector Piet Desmet en Dirk Van Damme over de uitholling van het taalonderwijs. Ik vond het tegelijk nodig om toch een correctie op de uitspraken van Desmet en Van Damme te formuleren. Ik wees er op dat ik er dat het besloten kringetje dat momenteel al te veel invloed heeft op het onderwijs en het onderwijsbeleid niet enkel bestaat uit middenniveau-mensen, maar ook uit academici.
Tusenskomst Raf Feys
Ik wil even toch een correctie aanbrengen op de kritiek dat academici volledig buiten spel stonden/staan bij het opstellen van de eindtermen e.d. Bij de vorige opstelling van de eindtermen voor taal, wiskunde, en bij de lopende opstelling zijn toch wel degelijk academici als zgn. experts betrokken. Het gaat niet enkel om mensen van het zgn. middenniveau; de betrokken academici hadden/hebben ook veel invloed op de gang van zaken.
Voor de opstelling van de taal-eindtermen werd eens te meer een beroep gedaan op de Leuvense prof. Kris Van den Branden en bij de opstelling van de vorige eindtermen taal, wiskunde speelden ook professoren/academici een belangrijke rol. Het gaat veelal wel om professoren die betrokken zijn bij de universitaire lerarenopleiding en die verkondigen vaak een andere mening dan b.v. andere professoren taalkunde, wiskunde...
Ik ontving de voorbije weken kritiek van leerkrachten uit het ontwikkelteam voor de taalvakken die betreuren dat prof. Van den Branden die mede verantwoordelijk ivoor de uitholling van het taalonderwijs opnieuw als expert werd aangeduid. Van den Branden is tegenstander van alle systematisch onderwijs van taalkennis woordenschat, grammatica, spelling Daarnet getuigde hier ook nog een bezorgde einstermen-betrokkene dat voorstellen van leerkrachten voor meer aandacht van kenniselementen als grammatica e.d. grotendeels afgewezen worden.
Ook bij de opstelling van b.v. de eindtermen wiskunde, wereldoriëntatie destijds waren een aantal professoren betrokken. De invloed van Leuvense professoren bij de opstelling van de eindtermen/leerplannen eerste graad s.o. heeft geleid tot de invoering van de constructivistische en contextuele aanpak die tot een niveaudaling veroorzaakte. En ook leerplanvoorzitter André Van de Spiegel opteerde voor die perspectiefwisseling. (Prof. Jan Van Damme getuigde achteraf vanuit de zaal dat de niveaudaling ook binnen TIMSS -14jarigen tot uiting was gekomen.) Zelf deed ik bij de opstelling van de eindtermen en leerplannen voor wiskunde basisonderwijs mijn best om die eenzijdige aanpak zoveel mogelijk buiten de eindtermen en leerplannen te houden.
Besluit: De negatieve evolutie van het taalonderwijs, wiskundeonderwijs in de eerste graad s.o. is niet enkel de schuld is van het zgn. middenniveau, maar evenzeer van de zgn. academische experten binnen de eindtermencommissies e.d. Reactie van Dirk Van Damme: er is vooral meer tegensprekelijk debat nodig in Vlaanderen.
In zijn KULAK- lezing 21 maart formuleerde Dirk Van Damme (OESO) veel kritiek op het eenzijdige competentiegericht onderwijs
in zijn eerste deel: van kennisgedreven naar competentiegericht onderwijs
1.De (gepercipeerde)
dominantie van kennis in het curriculum komt onder kritiek vanaf jaren 1970.
De kritieken luidden
dan:
Abstracte kennis heeft geringe impact op gedrag In
tijden van kennisexplosie is encyclopedische kennisverwerving niet langer
mogelijk Kennis vaak gereduceerd tot accumulatie van feiten en geassocieerd
met memorisatie en rote learning Disciplinaire kennis staat ver af van de
concrete noden van beroepsleven Kennisverwerving door memorisatie dient
vooral selectiefunctie van onderwijs en sluit mensen uit
2. Internationale
ontwikkeling van competentiegericht onderwijs:
Onder invloed van
behaviouristische leerpsychologie en human resource benaderingen Employability en
betere aansluiting onderwijs op arbeidsmarkt, sterke impact bedrijfsleven Sterk bepaald door
hervormingsgerichte social engineering visie op onderwijs Vanuit
beroepsgerichte takken van onderwijs geleidelijk veralgemeend naar heel het
onderwijs Curricula heroriënteren naar output en
outcomes, minder sturen op input (disciplinaire kennis) Kennis wordt functioneel
onderdeel van competenties enkel in de mate dat ze toepasbaar is.
Competentiegericht hervormen van technische en
beroepsgerichte opleidingen in secundair en volwassenenonderwijs naar
kwalificaties
Vlaamse kwalificatiestructuur
Relatie naar
modularisering en flexibele trajecten
Eerste generatie eindtermen ontwikkeld in jaren 1990 erg
sterk door competentiedenken beïnvloed het duidelijkst in de eindtermen voor
de taalvakken ( ook de tekst: Uitgangspunten bij de eindtermen).
Competentiegericht onderwijs brak en breekt ook door in
hoger onderwijs, vooral ook in de curriculumhervormingen na het
Structuurdecreet (2004)
Besluit: Het
competentiegericht onderwijs werd dusook in Vlaanderen dominant . In de In
eindtermen b.v. is competentiegericht denken erg duidelijk aanwezig in bvb
Talen: communicatief taalonderwijs als correctie op taalonderwijs gebaseerd
op kennis van taalstructuur e.d
3.Toenemende
weerstand en kritiek vanaf jaren 2010
Vanuit eerder conservatieve onderwijsfilosofieën -
destijds vooral in de VS en Engeland
-In Vlaanderen vooral door Raf Feys en Onderwijskrant
in Nederland traditionalistische bewegingen zoals B.O.N. in
Nederland
linkse kritiek van Nico Hirtt in Franstalig België (APED)
-E.D. Hirsch Why Knowledge Matters: intelligent en krachtig
pleidooi over het belang van kennis vanuit een emancipatorisch standpunt
(terloops: veel overeenkomst met mijn visie).
Frank Furedi Wasted: why education isnt educating
Paul Kirschner (OU): pleidooi voor krachtige kennisbasis
en informatiegeletterdheid
We hebben en dat is ook mijn zelfkritiek - onvoldoende
beseft dat we zon evolutie aan het maken waren.
Commentaar van Raf
Feys
In Vlaanderen namen we inderdaad het voortouw in de kritiek
op het competentiegericht denken. Binnen de werkgroep hervorming
lerarenopleidingen van de stichting Lodewijk de Raetin 1992 namen we al afstand van het
competentiedenkenenvan de eerste versie van de basiscompetenties
voor de lerarenopleidingen. In Onderwijskrant nr. 115 van mart 2001
publiceerden we een bijdrage over de eenzijdige en vage competentiegerichte
aanpak. We stelden o.a. dat competenties lege vaten propageerden. We citeerden
een citaat uit de Libre Belgique van 2 dec. 2000 met kritiek op hetcompetentiedenken binnen de Waalse curricula
dat se fait au prix dune maîtrise des
connaissances disciplinaires. We formuleerden de voorbije 18 jaar nog veel
bijdrage over het competentiedenken binnen de eindtermen/leerplannen, de
lerarenopleiding,de inspectiecriteria
. ,een tiental bijdragen over de
eindtermen en leerplannen taal, een gestoffeerde analyse van het VLOR-rapport
competentiegericht onderwijs van 2008. Ook binnen het kader van onze
O-ZON-campagne -2007 tegen de niveaudaling e.d. kwam die kritiek uitvoerig aan
bod.
4. Effecten van
competentiegericht onderwijs in Vlaanderen
In PISA 2015 science scoort Vlaanderen relatief minder goed
in content knowledge, ook voor wiskunde, daling ook van de prestatiemotivatie,
daling van aantal toppers
Volgens Feys en Onderwijskrant is dit absoluut ook het
gevolg van het leerplan wiskunde 1ste graad s.o. (Achteraf stelde
prof. Jan Van Damme vanuit de zaal dat dit ook in de achteruitgang voor
TIMSS-14 jarigen tot uiting kwam.)
Ik durf me daar niet
zo stellig over uitspreken, maar ik maak me uiteraard zorgen over de
achteruitgang voor PISA, de zesjescultuur Ik vermoed dat dit wel te maken heeft
met het competentiedenken - niettegenstaande de voorstanders van het
competentiedenkenbeweerden dat dit tot
tot een verhoging van de prestatiemotivatie zou leiden.
Ik vind dat het competentiedenken te eng is en te sterk in
Vlaanderen werd doorgedrukt-cf. ook
formulering vancompetenties binnen
Vlaamse kwalificatiestructuur. Als ik dat lees, dan wordt ik daar ziek van: zo
eng en zo gespecialiseerd.
Commentaar:
Prof.Jan Van Damme stelde achteraf
vanuit de zaal dat toch ook PISA en de
OESO het competentiedenken stimuleerden.Zelf hebben we hier ook tijdig op
gewezen.
Kritiek van prof. Keth Windschuttle op visie van Foucault omtrent de evolutie van de psychiatrie
Kritiek van prof. Keth Windschuttle op visie van Foucault omtrent de evolutie van de psychiatrie In: The Killing of History: How a Discipline is Being Murdered
Part of what made Foucault such an enormous academic hit was his posture of anti-bourgeois radicalism combined with his insistence that the truth is always and everywhere a coefficient of power. In every case, Foucaults basic tack was to argue that Enlightenment and post-Enlightenment efforts to reform these institutions were really alibis for the extension of state power.
In his first book, Madness and Civilization (1961), for example, Foucault contrasts the happy time of the Middle Ages when the insane wandered freely from town to town or traveled on a literal Ship of Fools up and down the Rhine. The birth of the asylum, according to Foucault, was a dark day for the insane, for not only were they now incarcerated, but also they were denied the status of human beings. Foucault makes similar claims about hospitals and penal policy.
As Mr. Windschuttle shows in devastating detail, in every case Foucaults account is wildly inaccurate. For example, there was no Ship of Fools as Foucault describes; his dates are often wrong by a century or more; and as for the treatment of the insane,
the historian Andrew Scull sets the record straight: Where the mad proved troublesome, they could expect to be beaten or locked up; otherwise they might roam or rot. Either way, the facile contrast between psychiatric oppression and an earlier, almost anarchic toleration is surely illusory. Mr. Windschuttle makes the more general case:
Madness became an issue of public policy with the rise of democratic, egalitarian societies, primarily because these societies accepted the madman not as the other, or as someone outside humanity, but as another human being, as an individual with the same basic status as everyone else.
Raf Feys over post-modernisme en relativisme in uitspraken Foucault over onderwijs, psychatrie & Maarten Boudry over post-modernist Foucault
Deel 1: Raf Feys over Foucault en onderwijs
Vooral ook in filosofische & sociologische kringen begon de deconstructivistische & postmodernistische analyse een modeverschijnsel te worden: demystificatie en ontluistering waren en zijn nog steeds in de model.
De Franse filosoof Foucault begon vanuit de aandacht voor de vormaspecten van de pedagogische verhoudingen de klassieke pedagogische teksten op een deconstructivistische/ post-modernistische manier te lezen, waaruit dan ook moest blijken dat de 'pedagogische theorie' sinds de verlichting niets anders was dan een vorm van toenemende dressuur of disciplinering in de richting van symbolisch (gebroken) geweld (Foucault, M., Surveiller et Punir, 1975). Ook opvallend veel deconstructivistische onderwijssociologen (à la Bourdieu) hadden een bijdrage in de ontluistering van het onderwijs.
Volgens Foucault en zijn volgelingen bestond de hoofdopdracht van de school net zoals deze van instellingen als de gevangenis, de psychiatrie erin" de discipliner les esprits, de contrôler et surveiller les individus pour renforcer le pouvoir de la classedominante" (Judith Lazar, Punir pour quoi faire ?, Flammarion, 2004, p. 154 e.v.). In een gesprek met Deleuze stelde Foucault: "Indien de schoolkinderen hun protesten, of zelfs alleen maar hun vragen zouden kunnen laten horen, dan zou dit alleen al voldoende zijn om een explosie te veroorzaken in het gehele onderwijssysteem." Op basis van Foucault werden door hemzelf en zijn volgelingen positieve evoluties binnen het gevangeniswezen, de psychiatrie, het onderwijs (ook de invoering van jaarklassen), telkens als verdacht en als schijnhumanisering voorgesteld, enkel bedoeld om het individu verder te disciplineren, te normaliseren, te reglementeren. Vanuit deze visie formuleren ook voorstanders van radicaal inclusief onderwijs forse kritiek op "het opsluiten en normaliseren van kinderen in scholen voor buitengewoon onderwijs.
Foucault was een vurig pleitbezorger van de verzwakking van het intellectuele gezag. Hij poneerde dat er geen werkelijk universele waarheid bestaat en dat intellectuelen daarom een dergelijke waarheid ook niet kunnen uitdragen. .Als je in navolging van Foucault (en Rousseau) alle vormen van gezag en macht altijd veroordeelt als misbruik van gezag en macht, als disciplinering en normalisering, kun je geen onderscheid meer maken tussen rechtmatige vormen van gezag en onderdrukkende.
Filosofen à la Foucault wordt dan ook verweten dat ze leven in een wereld van abstracte Spielerei. Dit deed Luuk van Middelaer ertoe besluiten dat filosofen als Foucault ondanks hun radicaliteit, contraproductief op het functioneren van de samenleving, het onderwijs ... hebben ingewerkt (Politicide. De moord op de politiek in de Franse filosofie, Van Gennep).
Zelf liepen we in bijdragen in Onderwijskrant en elders niet achter het vaandel n van de wantrouwige Michel Foucault, die o.a. beweerde dat de school en de jaarklas, enkel ingevoerd werden om de leerlingen te disciplineren, onder de knoet te houden . Foucault maakte ook geen onderscheid tussen de legitieme macht/gezag en onderdrukking. We liepen evenmin achter het vaandel van 'relativistische' sociologen als Pierre Bourdieu die de school vooral zagen als de producent van maatschappelijke ongelijkheid. We formuleerden geregeld kritiek op pedagogen die uitpakten met Foucault of Bourdieu. In navolging van Bourdieu propageerde b.v. ex-DVO-directeur Roger Standaert zijn relativistische en ontscholende onderwijsvisie die hij ookprobeerde door te drukken via de eindtermen-operatie van de jaren negenti
Visie van Foucault over het onderwijs in Surveiller et punir
VolgensFoucault evolueerde het onderwijs stap voor stap van humaan onderwijsnaar dressuur en disciplinering van de leerlingen : Le temps disciplinaire simpôse peu à peu à la pratique pédagogique.Volgens F. werd het onderwijs steeds meer georganiseerd om de leerlingen te disciplineren: pédagogie de la décomposition. De oorspronkelijke staat van het onderwijs beschrijft hij in idealiserende termen als: temps global, apprentissages inscrits dans une démarche significante pourle sujet; accomcagnement par un seul maître (zogezegd individueel onderwijs); appéciation globale de lévolution de la personne (= globale beoordeling).
Foucault omschrijft le temps disciplinaire, het klassieke onderwijs in termen van
- spécialise le temps de la formation et le détache des autres temps de la vie, - aménage différents stades séparés par des épreuves graduées, - détermine des programmes qui doivent se dérouler de manière linéaire, - isole les individus les uns des autres pour organiser leur compétition et leur sélection, - s'efforce de contrôler, à chaque instant, l'activité, le lieu, les apprentissages de chaque personne. PANOPTISME ("panopticon" de Bentham. Pour Foucault...voltrok de ontbinding van het onderwijs zich op diverse niveaus:* segmentation de l'espace (la classe -invoering van jaarklassen, le rang), *egmentation du temps, * segmentation des savoirs... ➽ vers une "mise en tutelle des corps et des esprits" par une "machinerie sociale", ➽ vers des "examens","cérémonies de la segmentation":constitution de l'individu comme objet descriptible, analysable, hiérarchisé, fonctionnalisé.
Negatieve kijk van Foucault op het onderwijs: interview 1975
Leerkracht legt zijn kennis op, leerling wordt verplicht te luisteren en moet daar achteraf nog examen over afleggen. Leerkracht legt zijn macht op en leerling ervaart dit als een verplichting.
In het onderwijs doden de leerkrachten de llefde voor de kennis. Kennis verwerven moet iets plezierig zijn. Leerkrachten tonen hoe triestig kennis is, hoe weinig erotisch, aangenaam ...
Ook ouders dringen hun kinderen via hun aspiraties angst voor de kennis - school- op, door te tonen hoeveel waarde ze hechten aan kennis, aan het onderwijs ...Dit maakt de kinderen angstig.
Een diploma is waardeloos, enkel marktwaarde, dient verder tot niets ... Toont wel dat wie geen diploma heeft dat hij dom is.
Als ik lesgeef in Collége de France is dit totaal anders. Niemand is verplicht te komen luisteren. Het publiek komt mijn werk evalueren.
Michel Foucault "Radioscopie", entretien avec Jacques Chancel, 10 mars 1975 Sur l'école, l'enseignement, les
youtube.com
Foucault over geestesziektes/psychiatrie
In his first book,Madness and Civilization (1961), for example, Foucault contrasts the happy time of the Middle Ages when the insane wandered freely from town to town or traveled on a literal Ship of Fools up and down the Rhine. The birth of the asylum, according to Foucault, was a dark day for the insane.Foucault makes similar claims about hospitals and penal policy. As Mr. Windschuttle shows in devastating detail, in every case Foucaults account is wildly inaccurate. For example, there was no Ship of Fools as Foucault describes; his dates are often wrong by a century or more; and as for the treatment of the insane, the historian Andrew Scull sets the record straight: Where the mad proved troublesome, they could expect to be beaten or locked up; otherwise they might roam or rot. Either way, the facile contrast between psychiatric oppression and an earlier, almost anarchic toleration is surely illusory. Mr.Windschuttle makes the more general case: Madness became an issue of public policy with the rise of democratic, egalitarian societies, primarily because these societies accepted the madman not as the other, or as someone outside humanity, but as another human being, as an individual with the same basic status as everyone else.
Noot: Over ondoordringbaar jargon van filosofen als Lacan & Foucault & pedagogische nieuwlichters als Dewey
Veel filosofen (Foucault, Lacan en Co), maar ook pedagogische nieuwlichters (Dewey en Co) ... munten uit in duistere taal (jargon). Ook met opzet wordt dan een ondoordringbaar jargon (bv. nieuwe tovertermen als gouvernementalité bij Foucault), een 'professional cult, en obscurantisme gecreëerd
"If you want to conceal your own lack of understanding then it probably helps to obscure and obfuscate your meaning behind a veil of critical theory and postmodernism, or, to ...put it another way, pseudo-profound bullshit.In The Dark Side of Loon: Explaining the Temptations of Obscurantism, F. Buekens and M. Boudry suggest the motivation for obscurantism is to set up a game of verbal smoke and mirrors to suggest depth and insight where none exists. In een reactie stelt Anthony Radice terecht over de publicaties van John Dewey:"I would add that the founders of progressive theory, particularly Dewey, were renowned for obscuring their ideas with verbose jargon. One key effect of this was to create a kind of professional cult from which the uninitiated layman was excluded. Undoubtedly, the rise of progressive ideas was accompanied by a transfer of power from laypeople to professional experts who spoke to each other in impenetrable language. All of their obtuse monosyllables and specialist terms would contain ideas that would be rejected outright if they were expressed plainly, such as we think many children are too stupid to learn to read."
---------Ook Frank Furedi hekelde het verschijnsel van het post-modernistische relativisme van ieder zijn waarheid. Helaas beschouwt de hedendaagse cultuur de waarheid als een onderwerp voor fictie, in plaats van voor intellectuele activiteiten. Vaak wordt betoogd dat er niet zoiets als de waarheid bestaat. Men wordt opgeroepen om in plaats van de waarheid verschillende meningen te accepteren, die vele waarheden zouden representeren. De invloed van Michel Foucault dat er geen werkelijk universele waarheid bestaat, is in academische kringen wijd verbreid. De waarheid wordt zelden als een objectief feit voorgesteld; vaak wordt ze afgeschilderd als product van subjectieve inzichten, die met andere, even steekhoudende zienswijzen moeten wedijveren. Het relativisme - een zienswijze die stelt dat concepties van de waarheid en morele waarden niet absoluut zijn, maar gerelateerd aan de personen of groepen die ze omhelzen - heeft een dwingende invloed op het culturele leven verkregen. De visie dat waarheid geen objectief begrip is, heeft een belangrijke uitwerking op het functioneren van onderwijsinstellingen en culturele instituties gehad (p. 13).
Deel 2: Passages uit bijdrage Boudry in De Standaard van 22 maart 201
Lyotard zei niet zomaar dat we in een verbrokkelde wereld leven, maar dat het afgelopen was met alle Grote Verhalen, met inbegrip van die van wetenschap, humanisme en rationaliteit. Derrida zocht niet zomaar naar hiaten in onze filosofische kennis, maar verkondigde dat we gevangenzitten in een web van woorden, die alleen naar elkaar verwijzen en op geen enkele manier naar de werkelijkheid. De auteur van een tekst bestaat niet, en zinvolle communicatie tussen mensen is strikt gezien onmogelijk.
Michel Foucault reduceerde kennis tot een product van hegemonische machtsstructuren. Waarheid is louter het product van een interpretatieoorlog, waarbij de overwinnaar zijn dominante discours oplegt aan de verliezer. De sociale wetenschapper Bruno Latour betoogde dat wetenschappelijk onderzoek de wereld zodanig verandert dat we over objecten buiten dat onderzoek niets meer kunnen zeggen. Zo vatte Rorty de ambitie van de postmodernisten samen: We hope to do to Nature, Reason, and Truth what the eighteenth century did to God.
Niet dat postmodernisten aan de geldigheid van hun eigen onthullende analyses twijfelen. Dan maakt hun relativisme plots een wonderbaarlijke verdwijntruc door. Als de postmodernist zelf aan het woord is, dan hoeft er niet gerelativeerd te worden. Het is zoals in Moby Dick: het schip is gezonken en iedereen is verzopen, behalve de verteller die het boek schreef. Niet dat postmodernisten aan de geldigheid van hun eigen onthullende analyses twijfelen. Dan maakt hun relativisme plots een wonderbaarlijke verdwijntruc door. Als de postmodernist zelf aan het woord is, dan hoeft er niet gerelativeerd te worden. Het is zoals in Moby Dick: het schip is gezonken en iedereen is verzopen, behalve de verteller die het boek schreef.
Deel 3: : "De invloed van Foucaultiaanse denkschemas is tot op vandaag voelbaar", schreef de filosoof Boudry in Liberales
Liberales is een onafhankelijke denktank binnen de liberale beweging. De leden zien het liberalisme als een progressieve beweging die opkomt voor de vrijheid van het individu, rechtvaardigheid en mensenrechten."De taak van de postmoderne denker bestaat erin om dat dominante discours te bestrijden, maar niet door het te weerleggen met rationele argumenten, want dat zou een geloof in een correcte interpretatie inhouden, een objectieve maatstaf los van machtsrelaties. Hoogstens kan hij er andere interpretaties tegenover plaatsen, met name die van de verliezer, de onderdrukte minderheid. Beeckman toont goed aan hoe deze obsessie met machtsstructuren, wars van elke waarheidsaanspraak, ertoe leidt dat de ontwaarde machtsrelaties gewoon op zijn kop worden gezet.
De postmodernist bevoorrecht per definitie de minderheid, de gesmoorde stem, de vertrappeling. Niet omdat het slachtoffer gelijk heeft, maar omdat het geen gelijk krijgt. Wie het slachtofferschap kan opeisen van een of ander machtsdiscours, legitimeert zichzelf en zijn verzuchtingen. In plaats van het recht van de sterkste, huldigt de postmodernist het recht van de zwakste. De invloed van Foucaultiaanse denkschemas is tot op vandaag voelbaar. Gebruik van geweld, naar aanleiding van enkele spotprenten, wordt dan gekaderd als een begrijpelijke uiting van frustratie, van socio-economische achterstelling, van culturele verdrukking en historische vernedering. Als iets echter een sociale constructie is, dan wel slachtofferschap. Wie zijn blasfemiewetten uit de 7de eeuw kan opleggen aan internationale media, is geen onderdrukte minderheid, maar een onderdrukkende minderheid.
Foucault zelf illustreerde deze perverse gedachtegang toen de Iraanse Revolutie uitbrak in 1979. Ayatollah Khomeini wou het regime van de Shah omverwerpen, de marionet van de Verenigde Staten, dus de islamitische revolutie was per definitie gelegitimeerd als een strijd tegen het imperialisme. Foucault loofde Khomeini als een emancipator van het onderdrukte volk en bleef volslagen blind voor de beknotting van vrijheden en de harde repressie meteen na de Revolutie. In een van de beste hoofdstukken uit het boek past Beeckman Nietzsches psychologie van het ressentiment toe op de postmoderne slachtoffercultus. Daaruit puurt ze een striemende kritiek op Emmanuel Todd, een Franse filosoof die de steunbetuigingen voor Charlie Hebdo na de aanslag vermangelde in typisch postmoderne denkkaders, als een onderdrukking van reactionaire en islamofobe zombie-katholieken die op een onderdrukte minderheid willen spuwen.
Grote zorgen omtrent ontwikkeling eindtermen & clustering van vakken - ook in commissie onderwijs
In de context van de
spreekbeurt gisteren van Dirk Van Damme (OESO) in de KULAK ving ik 4 alarmerende geluiden op over de gang
van zaken i.v.m. de ontwikkeling van de eindtermen
Dirk van Damme maakte zich zorgen om de geïmproviseerde
wijze waarop dit verloopt en vroeg zich ook af of men wel de eenzijdige en
nefaste communicatieve aanpak van de taalvakken e.d. zou corrigeren. Hij vreest
dat dit blijkbaar niet het geval zal
zijn .
Ook KULAK-Rector Piet Desmet en een leraar-lid van een
eindtermencommissie sloten zich hier bij aan en drukten
hun grote bezorgdheid uit. De rector is
zelf professor Frans en stelde dat weinig of geen rekening gehouden wordt met de
vele kritiek van de professoren Frans, Engels, Nederlands omtrent
de eenzijdige communicatieve aanpak, de verwaarlozing van basiskennis, de
sterke niveaudaling. Die kritiek vanuit
de universitaire wereld wordt genegeerd door de departementsverantwoordelijken
voor de opstelling van de eindtermen. door de verantwoordelijken binnen de
onderwijskoepels, begeleiders e.d.
Een lid van de ontwikkelcommisie voor de taalvakken getuigde
dat het eens te meer de verkeerde richting uitgaat met een te eenzijdige beklemtoning
van de communicatieve/competentiegerichte aanpak ten koste van basiskennis. Een ander commissielid belde me vorige week op
met dezelfde bezorgdheid. De departementsverantwoordelijken hebben als
academisch expert voor de taalvakken niemand minder dan de Leuvense prof. Kris
Van den Branden aangeduid, die precies de voorbije 25 jaar met zijn taakgerichte whole-languagevisie in
sterke mate verantwoordelijk is voor de uitholling van het taalonderwijs.
Zelf maakten we van de gelegenheid gebruik om ook het losmaken van de eindtermen van de
vakdisciplines en het ermee verbonden clusteren van de vakkenaan de kaak te stellen.
We stellen vast dat in de commissie onderwijs eveneens
kritische standpunten geformuleerd werden. Nadat Elisabeth Meuleman (Groen)
gepleit had voor een communicatieve aanpak van de taalvakken, kreeg ze de volle
lading van 2 N-VA commissieleden. Ze hekelden ook de clustering van de vakken. We citeren even.
Koen Daniëls (N-VA)
De kenniscomponent is toch niet onbelangrijk in het decreet,
collega Meuleman. Competentiegericht is momenteel een even grote container
aan het worden in onderwijs als het moet kwaliteitsvol zijn alsof
competentiegericht haaks zou staan op kennis. Ik wens u veel succes om
competentiegericht een conversatie in het Frans te doen, zonder dat u de kennis
hebt van de grammatica en de werkwoordsvormen. Ik wens u veel succes om een
Nederlandse tekst te begrijpen, zonder dat u de syntaxis want daarover gaat
het van die tekst beheerst.
Het analyseren van een tekst, begrijpen wat er staat. Ik ga
mij nader verklaren. Op zoek gaan naar gidswoorden: daarom, nochtans,
niettemin, gedachtestreepjes, puntkomma, nevenschikkingen, onderschikkingen.
Dat zijn belangrijke zaken om een tekst te lezen. Ik raad u aan, collega
Meuleman, om het contract van uw gsm-abonnement te lezen, en u zult begrijpen
waarom nevenschikkingen, onderschikkingen, ondanks, desalniettemin, noch,
noch, zeer belangrijke woorden zijn. Ik ben blij dat kennis telkens expliciet
aan bod moet komen in de eindtermen. Dat staat ook in het decreet, en ik denk
dat de mensen het decreet ook moeten uitvoeren.
Iets waar ik mij wel zorgen over maak, zijn clusters die
gemaakt worden. Want het vak Nederlands is natuurlijk iets anders dan het vak
Frans. Geschiedenis is iets anders dan het vak aardrijkskunde. Dat zijn
andersoortige inhouden, maar ook andersoortige aanpakken. Daar maak ik me wel
wat zorgen over, dat sommige mensen in die ontwikkelcommissies zich soms een
vreemde eend in de bijt voelen, omdat men letterlijk een ander woordgebruik
hanteert. Minister, hoe kunnen we ervoor zorgen dat we niet naar een amalgaam
gaan, dat het allemaal door elkaar loopt? Want dat zou niet goed zijn voor de
vakken die uiteraard bewaard blijven, voor de vakbekwaamheden en de
bekwaamheidsbewijzen die uiteraard ook aan vakken hangen, en voor de structuur die
we hebben in ons onderwijs.
Kathleen Krekels (N-VA)
Ik wil nog even ingaan op wat collega Daniëls zei over die
clusters, omdat ik daar zelf ook heel veel ongerustheden over hoor. Onlangs heb
ik vernomen dat men binnen de commissies eindtermen neemt voor bijvoorbeeld
muzische opvoeding en plastische opvoeding. Men maakt daar aparte eindtermen
voor, maar men maakt dan ook eindtermen voor het clustervak muzische
opvoeding-plastische opvoeding. Men wil die twee zaken dus clusteren, terwijl
dat toch heel verschillende dingen zijn, en men gaat dan ook nog eens
eindtermen maken voor die clustervakken.
De bezorgdheid daar is hoe men dat dan uiteindelijk allemaal
in de matrix gaat stoppen. Je hebt daar oplopende richtingen, eerste graad,
tweede graad, derde graad. Hoe gaat men de kinderen allemaal voorbereiden, als
bepaalde richtingen de vakken zullen clusteren en andere niet? Men krijgt dus
andere eindtermen of meer uitgebreide eindtermen. En men gaat in de tweede
graad dan toch weer allerlei richtingen kunnen uitgaan. Er is dus wel een heel
grote bezorgdheid over het gegeven dat dit allemaal op die manier wordt
georganiseerd.
Minister Hilde Crevits
Mijnheer De Meyer, uw zin zou mijn zin geweest zijn. Ik heb
gehoord wat de ongerustheden zijn. Ik weet aan welk tempo men op dit ogenblik
vergadert. Uiteraard zitten we ook vaak samen met de administratie als ze wat
zorgen hebben. Maar ik voel vooral dat men binnen de diverse
ontwikkelcommissies met veel ernst aan het werk is. Er zijn soms discussies,
dat is waar. Maar het is ook goed dat er discussies zijn.
Mevrouw Meuleman, het is juist dat het soms niet zo evident
is om kennis af te bakenen. Maar ik meng me op dit moment als minister niet. Ik
ben de hoeder van wat er in het decreet werd afgesproken en goedgekeurd. Rond
clustering staan er in het decreet een aantal zaken die wel kunnen en een
aantal zaken die niet kunnen. Ik heb er vertrouwen in. Er is ook heel wat werk
geweest om die valideringscommissie samen te stellen en om de rol daarvan te
bekijken: wat moet die valideringscommissie specifiek doen? Voor mij is het
echt cruciaal dat we nu de commissies aan het werk laten en hen de ruimte geven
om oplossingen te zoeken voor de zorgen en problemen die zij hebben.
Mevrouw Gennez, u vraagt naar de betrokkenheid van het veld.
Eén, men heeft mensen kunnen afvaardigen. Ook de lerarenverenigingen hebben
mensen kunnen afvaardigen. Ik begrijp dat zij zeer fel terugkoppelen naar de
lerarenvereniging zelf. Want wanneer wij ons afvragen of we niet nog eens met
anderen zouden terugkoppelen, voelen we dat er al heel veel aan de verenigingen
wordt gemeld en dat men daarmee aan de slag is.
Ik heb er ook geen probleem mee dat, vooraleer alles naar
het parlement komt, onze administratie ook eens komt uitleggen welke methodiek
ze hanteren, hoe dat gaat, hoe men eigenlijk tot een logische opbouw is gekomen
doorheen alle vakken en sleutelcompetenties heen, want eindtermen worden
gemaakt per sleutelcompetentie en worden dan nadien aan vakken gehangen. Dat
lijkt me nuttig. Ik heb er dus geen probleem om dat te doen, maar nu is het
veel te vroeg. Men is nog volop aan het werk. Voor mij is het van belang dat
men eerst de commissies laat werken, dat men de valideringscommissie haar werk
laat doen. En als jullie dat vragen, lijkt het mij heel goed dat onze
administratie wat toelichting komt geven. Dat kan hier, maar ook op een andere
plaats, informeel. Zo kunnen ze tonen hoe er gewerkt wordt, zodat jullie goed
weten wat de filosofie erachter is. Maar nu wil ik toch vooral vragen dat er
wat vertrouwen wordt gegeven aan hen die aan het werk zijn.
Weet ook dat de verslagen van deze commissie altijd zeer
nauwgezet worden gelezen door iedereen. Al uw opmerkingen worden dus ook
meegenomen. Iedereen beseft ook zeer goed dat men binnen een decretaal kader
moet werken en dat het aftoetsen nadien ook daarop zal gebeuren.
Elisabeth Meuleman (Groen)
Het is inderdaad de bedoeling om een signaal te geven en om
de bezorgdheid die er vandaag is, mee te geven. Ik weet dat het nog naar het
parlement komt. Maar dat is in een later stadium. Het is belangrijk om nu al
een aantal zaken te signaleren en mee te geven in het debat.
Want we kennen het allemaal en vaak is het met de beste
bedoelingen wellicht is het een beetje het stockholmsyndroom: als je op een
heel intensieve manier vergadert om de dingen klaar te krijgen tegen een
strakke deadline, dan zit je in een bepaalde logica die vertrokken kan zijn.
Daarbij moeten we echt voor ogen houden dat het de mensen op het veld zullen
zijn die alles zullen moeten uitvoeren. We hebben gezegd dat er een basisgeletterdheid
moet komen voor alle leerlingen. We zullen ervoor moeten zorgen dat dat
realistisch blijft en dat er genoeg terugkoppeling is naar en betrokkenheid met
het veld, ook vanuit die ontwikkelcommissies. Dat signaal wilde ik vandaag
graag meegeven.
Ann Brusseel (Open VLD) pleit voor lerarenloopbaan waarin lesgeven terug centraal staat. Haaks op beleid van meeste beleidsverantwoordelijken, evolutie voorbije jaren, druk vanuit vernieuwingsestablishment
Ann Brusseel pleitte gisteren op haar blogvoor lerarenloopbaan waarin lesgeven terug
centraal staat. Wijzelf en de meeste leraren pleiten daar al lang voor. Brusseel stelt ook heel terecht: "Keer op
keer via de pers vernemen wat andere sectoren en beleidsmakers aan je leerplan
en agenda willen toevoegen, werkt contraproductief. De leraar moet vooral
zijn/haar kerntaak kunnen uitvoeren. Niet meer, maar minder taken dan vandaag.
De leraar is geen verzorger, psycholoog, opvoeder of sociaal werker."
Maar in de eindbalans van deze legislatuur zal m.i. blijken
dat beleidsverantwoordelijken allerhande
de voorbije jaren voor nog meer onrust,
werkdruk en chaos in het onderwijs zorgden, dat het
accent nog minder ligt op het lesgeven, dat het lerarenberoep nog minder
aantrekkelijk geworden is....
Enkele voorbeelden
*M-decreet dat leidt tot ontwrichting van gewoon en
buitengewoon onderwijs en totniet-effectieve en niet-efficiënte
ondersteuningsnetwerken
* chaos in s.o. en opvallend minder tso/bso-leerlingen,
*chaos en ongenoegen omwille van invoering grootschalige
scholengroepen en onzekerheid omtrent leerlingencriteria. Door het schermen met fabuleuze leerlingenaantallen
voelden veel scholen zich tegen hun zin in en hals over kop gedwongen te
fuseren en grootschalige scholengroepen te vormen. De basisscholen zijn hier nog het meest de dupe van.
* eindtermen die niet meer met vakdisciplines verbonden zijn
- en dat zal het klassieke & effectieve lesgeven bemoeilijken en leiden tot
al te grote verschillen tussen de leerplannen van de verschillende
onderwijsnetten
*officieel opleggen van een berg kwaliteitscriteria:
- omtrent leerproces, IKZ , ... binnen ROK van nieuwe
inspectie
-omtrent leerlingenbegeleiding
*de school werd nog meer een total institution: er kwamen
weer meer taken bij i.v.m. maatschappelijke problemen, stress-bestrijding,
sociaal-psychisch welzijn ...
*het aantal kandidaat-leerkrachten nam gevoelig af en straks
is er een groot tekort De geïmproviseerde invoering van educatieve masters en
masters basisonderwijs zal geen soelaas brengen.
*We noteerden de voorbije jaren bijna elke dag
stemmingmakerij tegen het onderwijs/de leerkrachten in de media,, in
standpunten van universitaire beeldenstormers:: zo mocht prof. Kris Van den
Branden - gelanceerd door de VLOR - overal gaan verkondigen dat het Vlaams
onderwijs hopeloos verouderd is, in standpunten van leden van de commissie
onderwijs, ook bepaalde kopstukken van onderwijskoepels verkondigen dat
expliciete instructie voorbijgestreefd is, ook de Vlaamse sociologen spreken
zich voortdurend vernietigend uit over ons onderwijs, in de 7 officiële
rapporten over de nieuwe eindtermen en de toekomst van het Vlaams onderwijs
-ook in rapport 'De Nieuwe school in 2030' - opgesteld door topambtenaren,
VLOR, KBS.
Het leraren- en directeurs-beroep is mede als gevolg van de
vele ondoordachte hervormingen van de voorbije decennia en jaren steeds
complexer en zwaarder geworden. De stress en het aantal burn-outs is de
voorbije jaren sterk toegenomen.
Ann Brusseel wil het lerarenberoep ook aantrekkelijker maken
door de vaste benoeming af te schaffen. Ze vergist zich m.i. en onderschat de
kwetsbaarheid van leerkrachten.
Leraren en directeurs durven nu al hun mening niet openlijk
uiten; en/of worden onmiddellijk teruggefloten als ze hun mening over het
M-decreet, hervorming s.o .... uiten. Brusseel onderschat het kwetsbaar
karakter van het lerarenberoep. Zonder vaste benoeming had ik b.v. in 1982
nooit de campagne tegen de zgn. 'Moderne Wiskunde' kunnen voeren, had
Onderwijskrant in 2012 geen petitie tegen de structuurhervormingsplannen s.o.
durven lanceren, ... Zonder vaste benoeming zou er geen Onderwijskrant - en dus
ook geen luis in de pels van de beleidsverantwoordelijken - geweest zijn. Enz.
Ann Brusseel en Co vinden dat enkel les geven in het
kleuteronderwijs als zwaar beroep erkend mag worden. Dat lijkt me niet evident.
Ik denk dat b.v. een leerkracht lager onderwijs het vaak nog moeilijker heeft.
Ik stel vast dat ook veel gedreven lectoren van de lerarenopleiding grote
stress ervaren, thuis zitten met burn-out, maar parttime meer werken en/of
elders werk gezocht hebben.
Ik had verwacht dat de
aanwezigheid van meer leden met onderwijservaring binnen de commissie onderwijs
het (on)tij een beetje had kunnen keren, maar ik vrees dat ook zij daar niet in
slaagden. Het intomen van de grote druk vanwege het immense
vernieuwingsestablishment is uiteraard ook voor hen een moeilijke opdracht.
Bijlage :opiniebijdrage Ann Brusseel -Open VLD; 20 maart: - Met een aantrekkelijk beroep tel je niet af
tot je pensioen.
Hoort leerkracht thuis op de lijst van zware beroepen? De
discussie was de afgelopen dagen niet weg te slaan uit de Vlaamse pers.
Minister Bacquelaine neigt naar een positief antwoord. De vakbonden antwoorden
volmondig ja. De vervroegde pensioenregeling domineert het debat, terwijl het
eigenlijk over de loopbaan van de leerkracht moet gaan. Twee of vier jaar
vroeger kunnen uitstappen verandert immers niets aan de kern van het probleem:
de huidige werkdruk en het gebrek aan voorbereiding op nieuwe uitdagingen die
volgen uit het M-decreet en de steeds diverser wordende klassen. Een
veertigjarige leerkracht die op de rand van een burn-out balanceert heeft er
niets aan dat hij of zij vervroegd op pensioen mag. Wel moeten we zorgen voor
een werkbare loopbaan waarin lesgeven terug centraal staat en leraren meer dan
vandaag eigenaarschap krijgen over zijn vak.
Het lerarenberoep moet aantrekkelijker worden. Daarom is de
framing van leraar als zwaar beroep geen goede zaak. Het moedigt jongeren
niet bepaald aan om een stap in de onderwijswereld te zetten. Hetzelfde geldt
voor de huidige leerkrachten. Keer op keer via de pers vernemen wat andere
sectoren en beleidsmakers aan je leerplan en agenda willen toevoegen, werkt
contraproductief. De leraar moet vooral zijn/haar kerntaak kunnen uitvoeren.
Niet meer, maar minder taken dan vandaag. De leraar is geen verzorger,
psycholoog, opvoeder of sociaal werker. Een leraar moet uiteraard de nodige
empathie hebben en rekening houden met de noden van de leerlingen, maar hij moet
niet al hun problemen kunnen oplossen en tegelijk ook armoede en de
klimaatopwarming de wereld uithelpen. Laten we de leraar erkennen als expert in
zijn of haar domein en meer vrijheid en comfort geven. Alleen zo zullen we
opnieuw sterke en ambitieuze profielen aantrekken en gemotiveerd houden.
Ingrijpende hervormingen in loopbaan en schoolorganisatie
zijn essentieel. Zo moeten we sterk inzetten op de aanvangsbegeleiding van
jongere leerkrachten om de uitval zo sterk mogelijk te beperken. Eenmaal aan de
slag zou onderwijspersoneel moeten kunnen rekenen op permanente en gevarieerde
bijscholing, in functie van de noden maar ook de eigen belangstelling. Ook de
vaste benoeming moeten we durven bespreken. Het is logisch dat je vandaag naar
de benoeming toewerkt omdat er eenvoudigweg geen alternatieven zijn, er is geen
contractueel statuut zoals in de ambtenarij. Het onderwijs moet stabiele en
boeiende jobs bieden, waar goed werk op een andere manier beloond wordt dan met
meer dan een ouderwets statuut. Specialisatie, promotie of gedifferentieerde
verloning naar werklast of expertise vormen wat mij betreft belangrijke
discussies die we moeten voeren. Meer mobiliteit tussen scholen, tussen
onderwijs en andere sectoren staan eveneens in de reeks voorstellen die het leraarschap
kunnen opwaarderen.
Overigens zie ik niet goed in hoe men kan stellen dat een
beroep zwaar is zonder de werklast en andere parameters in rekening te brengen.
Over de zware situatie van de kleuteronderwijzers is vrijwel iedereen het eens.
Het lijdt geen twijfel dat lesgeven een veeleisend beroep is, maar het geheel
van beschikbare data en onderzoek in onderwijsinnovatie toont aan dat een goede
work-life balance wél mogelijk is. Daarom is het zo belangrijk een goed
loopbaandebat te voeren over alle aspecten van het lerarenberoep en de
schoolorganisatie. De vakbonden houden de focus nu al jaren teveel op
benoemingen en een vervroegde pensioenregeling. Als we samen echter de loopbaan
werkbaar, verscheiden en uitdagend maken, dan zit de leraar niet af te tellen
naar het pensioen.
Overall, in my view, perhaps the most important conclusion from research (en m.i. ook vanuit eeuwen ervaringswijsheid van leerkrachten)
Teacher-led instruction is designed explicitly to build knowledge in long-term memory is at the core of successful learning. There is no canopy in the lush rainforest, without strong trunks and branches. This is critical in planning effective schemes of work and delivering great lessons in real classrooms.
The large body of evidence from cognitive science tells us that building knowledge is crucial to taking learners on the journey from novice to expert. This is a technical business where effective instructional methods are vital.
Effective teacher-led instruction and teaching for long-term memory are strongly evidenced in the research. Strong knowledge-rich trunks and branches are fundamental to building deeper, wider schema that then inform creative processes and problem solving.
Finally, theres no doubt that varied practice and opportunities for challenge reinforce the knowledge acquisition process. In the right sequence and proportion, a wide range of learning experiences can be used to elicit evidence of student understanding in order to support effective feedback and to adjust teaching inputs. Multiple learning modes can provide students with opportunities to reinforce their conceptual understanding whilst also supporting the development of various dispositions.
MAAR: However, at the same time as assimilating research findings into our reservoirs of wisdom, there is a need to continually keep the research in perspective. There is a huge risk in becoming excessively reductive and linear, overly blinded by the reassurance of science-like research findings, when the processes we are dealing with are much more organic, unpredictable and non-linear. Real life is more rainforest than plantation.
For example, even though research might lead us to believe that knowledge-rich teacher-led instruction is hugely powerful , its a mistake to assume that this mode of teaching must replace all else. Its much more subtle than that.
Overgang naar s.o. en eerste graad verloopt in Vlaanderen beter en democratischer dan in Nederland. Jammer genoeg krijgt ons goed functionerend systeem vanaf 1 september 2018 een ferme deuk
Overgang naar s.o verloopt in Vlaanderen beter en
democratischer dan in Nederland. Jammer genoeg krijgt ons goed functionerend
overgangs- en oriënteringssysteem-systeem vanaf1 september 2018- met inbegrip
van vlotte heroriëntering en B-attesten in eerste jaar - een ferme deuk.
De overgang naar het s.o. verloopt in Vlaanderen vlotter
-met veel minder adviesproblemen voor
de leerkrachten lager onderwijs en betwistingen met oudersdan in Nederland, met veel keuzevrijheid voor de
ouders/leerlingen.
In Nederland is het schooladvies meer bindend enbelanden een 50% van de 12-jarigen in het
tsoEn dat leidt er tot veel problemen/
betwistingen met de ouders. Citaat uit bijlage: "Ouders intimideren
basisschoolleraren om een hoger schooladvies te krijgen. Ze schelden docenten
uit, bedreigen ze of zeggen naar de rechter te stappen als het advies van hun
kind niet wordt aangepast. Drie op de vier leraren van groep 7 en 8 is de
afgelopen twee jaar onder druk gezet door ouders. Eén op de vijf docenten is
weleens gezwicht onder die druk." (Zie ook bijlage)
In Vlaanderen kiezen
meer dan 70% van ouders/12-jarigen om te starten in een algemeen vormendeaso-optie (moderne wetenschappen/Latijn). Als
na enkele maanden blijkt dat een ouder/leerling te hoog gemikt heeft dan is er
een vlotte en tijdige heroriëntatie nodig - nog tijdens het jaaren ook via een B-attest op het einde van het
jaar.Te hoog mikken is volgens velen
en volgens onsminder erg en
democratischer dan te laag starten.Dat
is/was ook de mening van de Leuvense prof. Jan Van Damme. Ook in onderzoek van
de Nederlandse prof. Jaap Dronkers bleek dat het Vlaams systeem heel goed
presteerde en dit zowel op het niveau van de effectiviteit als op het niveau
van de ontwikkelingskansen.
Dat 25% van de 12-jarigengeen algemeen volgende optie kiestlijkt me ook een goede zaak. De Leuvense prof..-pedagoog Cyriel De
Keyser was destijds een fervent propagandist van comprehensief onderwijs, maar
hij poneerde in de les en in een bijdrage in 'De Gids op maatschappelijk
gebied' van 1969 tegelijk dat het VSO met zijn algemeen vormende 1ste
graadenkel geschikt waseen 70% van de leerlingen.Voor de resterende30% was ook volgens hem een tos/bso-school
aangewezen.
Het is dan ook jammer dat ons goed functionerend Vlaams
systeem per 1 september 2018 deels ontwricht wordt. De vlotte heroriëntering
wordt bemoeilijkt. De technische opties verdwijnen in het eerste jaar waardoor
er meer schoolmoeheid zal ontstaan bij tal van leerlingen die met meer theorie
en minder techniek geconfronteerd zullen worden. En ook in het tweede jaar
zullen te weinig leerlingen ineen
passende technische optie terecht komen. De hervorming zal ook een aderlating
betekenen voor onze tso/bso-scholen en voor de leefbaarheid van onze VTI's.
P.S. Ook Dirk Van Damme (OESO) stelde terecht dat de
hervorming vooral chaos in het s.o zou veroorzaken.
-------------
Bijlage uit de Volkskrant
Driekwart van basisschoolleraren door ouders onder druk
gezet om schooladvies aan te passen
Eén op de vijf docenten is weleens gezwicht onder druk
Ouders intimideren basisschoolleraren om een hoger
schooladvies te krijgen. Ze schelden docenten uit, bedreigen ze of zeggen naar
de rechter te stappen als het advies van hun kind niet wordt aangepast. Drie op
de vier leraren van groep 7 en 8 is de afgelopen twee jaar onder druk gezet
door ouders. Eén op de vijf docenten is weleens gezwicht onder die druk.
Kaya Bouma 19 maart
2018
Dat blijkt uit een enquête onder leerkrachten van vakbond
CNV Onderwijs en EenVandaag. Aan de representatieve steekproef onder CNV-leden
deden ruim 2.000 leraren mee, onder wie 633 docenten die (voorlopig) schooladvies
geven in groep 7 en 8 (= onze derde graad l.o.)
Oordeel van leraar
Sinds 2015 is niet de score op de eindtoets, maar het
oordeel van de leraar doorslaggevend voor het schooladvies van een
basisschoolleerling. Dat levert geregeld conflict op: 90 procent van de leraren
maakte de afgelopen twee jaar mee dat een ouder het niet eens was met het
advies. De druk vanuit ouders kan zo hoog oplopen dat een kwart van de leraren
die ermee te maken hebben, overweegt te stoppen als docent.
Volgens de leraren nemen sommige ouders alleen nog genoegen
met een havo- of vwo-advies. Als een kind bij de eindtoets een vmbo (= tso)-score
haalt, 'zijn de rapen gaar', aldus een anonieme docent in het onderzoek. 'Wat
ik allemaal niet heb meegemaakt... Onder druk zetten, willen omkopen, ruzie
zoeken.' Meerdere docenten maakten mee dat ouders dreigden met juridische
stappen als ze hun zin niet kregen. Een andere leraar schrijft dat een ouder
aan het begin van het schooljaar aankondigde "dat ze me wist te
vinden" als haar dochter geen vwo advies kreeg'.
Zwichten voor druk
Het is volstrekt onacceptabel dat leraren zo onder druk
gezet worden dat ze overwegen het onderwijs te verlaten
CNV-onderwijs voorzitter Loek Schueler
Bijna een kwart van de leraren die druk ervaren, vindt dat
de schoolleiding ze onvoldoende steunt. Uit angst dat ouders hun kind van
school halen, bezwijkt de directie volgens de leraren in sommige gevallen onder
de druk. Zelf zegt 21 procent van de docenten van groep 7 en 8 het advies onder
druk weleens te hebben aangepast. Omdat ze de relatie met de ouders goed willen
houden, of omdat er gedreigd wordt met een rechtszaak. 'Laat ze dan de gevolgen
zelf maar ervaren', aldus een anonieme docent.
'Het is volstrekt onacceptabel dat leraren zo onder druk
gezet worden dat ze overwegen het onderwijs te verlaten', zegt CNV
Onderwijs-voorzitter Loek Schueler. 'We hebben juist nu elke docent keihard
nodig.' Dat zowel leraren als de schoolleiding soms zwichten onder die druk is
volgens haar 'kwalijk'. 'Docenten en teamleiders moeten met elkaar in gesprek
over hoe om te gaan met druk.'
Druk steeds groter
Laat ouders er dan maar zelf achter komen waarom wij een
bepaald advies hebben gegeven
Jessica Geldof, directeur van OBS Pantarijn
Jessica Geldof, directeur van OBS Pantarijn in Utrecht,
kijkt niet op van het onderzoek. 'Ik werk nu negentien jaar in het onderwijs,
de druk van ouders wordt steeds groter.' Ze maakt 'zeker twee keer per jaar'
mee dat ouders met juridische stappen dreigen vanwege een tegenvallend
schooladvies. Ook komt het volgens de directrice geregeld voor dat ouders haar
of haar leerkrachten uitschelden of bedreigen.
Dat leraren en schooldirecteuren het advies onder druk soms
aanpassen, vindt ze begrijpelijk. 'Wij doen het ook weleens. Als we twijfelen
tussen twee adviezen en de ouders een sterke voorkeur hebben voor een daarvan,
kiezen we daarvoor.' Het is niet omdat de school bang is voor klachten of
juridische stappen, zegt Geldof. 'Maar de discussie levert enorm veel extra
werkdruk op. Laat ouders er dan maar zelf achter komen waarom wij een bepaald
advies hebben gegeven.'
Schelden en dreigen
Ook een 42-jarige leerkracht uit het Gooi, die zelf niet mee
deed aan de enquête, noemt het onderzoek herkenbaar. 'Ik heb regelmatig
meegemaakt dat ouders beginnen te schelden en dreigen als het advies ze niet
aanstaat.' De docent die les geeft aan groep 7 wil niet met haar naam in de
krant omdat het onderwerp te gevoelig ligt. 'Ik heb zelfs weleens een envelopje
toegeschoven gekregen van een ouder met de boodschap: misschien helpt dit?'
Het ophogen van het advies onder druk van ouders is niet in
het belang van het kind, laat de PO-Raad van schoolbesturen in een reactie
weten. Een schooladvies is een professioneel oordeel van een school en leraren,
aldus een woordvoerder. 'Een kind heeft er niets aan als het vervolgens op de
middelbare school alleen maar op zijn tenen moet lopen.'
Teleurstelling voorkomen
Sommige ouders hebben jarenlang van school gehoord dat het
goed gaat met hun kind. Als dan blijkt dat het een vmbo-kader advies krijgt,
schrikken ze
Peter Hulsen, directeur van Ouders & Onderwijs
Leraren en scholen spelen ook een belangrijke rol in de
preventie van escalaties over het schooladvies, zegt de PO-Raad, door ouders al
vanaf groep 1 op de hoogte te houden van de ontwikkeling en de mogelijkheden
van hun kind. 'Het schooladvies dat het kind in groep 8 krijgt, mag dan ook
geen verrassing meer zijn.'
Dat zegt ook Peter Hulsen, directeur van Ouders &
Onderwijs. 'Het onfatsoenlijke gedrag van ouders valt natuurlijk niet goed te
praten, maar het valt soms wel te voorkomen.' Om een grote teleurstelling te
voorkomen, moeten scholen volgens hem al vanaf groep 6 met ouders bespreken
welke kant het advies op lijkt te gaan. 'Sommige ouders hebben jarenlang van
school gehoord dat het goed gaat met hun kind. Als dan blijkt dat het een
vmbo-kader advies krijgt, schrikken ze.'
Extra aandacht
De enquête van CNV Onderwijs en EenVandaag gaat niet alleen
over druk om het schooladvies aan te passen, maar ook over ouderdruk in het
algemeen. Veel ouders eisen bijvoorbeeld dat de hun kind extra aandacht krijgt,
of ze willen dat er meer wordt gedaan om de prestaties van hun kind op te
vijzelen.
Meer dan de helft (53 procent) van de leerkrachten van groep
7 en 8 ervaart die druk in sommige gevallen als grensoverschrijdend. Het gaat
bijvoorbeeld om verbale- of fysieke intimidatie. 'Op de spreekavond vertelde
een vader dat hij wilde dat zijn dochter op een andere plek zou komen te
zitten', zegt een anonieme docent, 'anders zou hij op school komen, me over de
tafel trekken en in mijn gezicht stompen.'