Onderwijs. Brusselse studie wijst uit dat Vlaams onderwijs meer onderwijskansen biedt. Bevestiging van analyses van Onderwijskrant
De nieuwe wetenschappelijke studie en analyse van PISA door
prof. Wim Van den Broeck (zie bijlage) bevestigt de vele analyses die
Onderwijskrant al sinds PISA-2000 publiceerde. Ze weerlegt de vele aantijgingen
i.v.m. Vlaanderen als kampioen sociale discriminatie en ongelijke
onderwijskansen. We toonden de voorbije 14 jaar telkens aan dat het omgekeerd
was. We verwezen naar de cijfers in het officiële PISA-rapport en naar studies
van J. Hofman e.a., Jaap Dronkers en Ludgerd Woessmann die eveneens uitwezen
dat Vlaanderen ook inzake onderwijskansen voor leerlingen die zwak en/of
sociaal benadeeld zijn een topscore behaalt. Jammer genoeg kreeg Onderwijskrant
tot nog toe weinig steun vanuit academische kringen. We stonden lange tijd
alleen met onze gestoffeerde analyse en weerlegging.
De analyse en conclusies van Van den Broeck staan haaks op
deze van onze beleidsmakers en sociologen. Van den Broeck toont met zijn studie
aan dat Vlaanderen niet minder, maar precies meer onderwijskansen biedt ook
aan leerlingen die zwak zijn en/of afkomstig uit lagere milieus.
Wijhebben steeds de
dwaze mythe van de kloof dempen - het
eerst gelanceerd door het duo Frank Vandenbroucke-Dirk Van Damme - bestreden.
We stelden dat degelijk onderwijs niet enkel leidde tot een goede score voor de
zwakkere leerlingen, maar ook tot topscores en dat de kloof dus best niet
klein, maar eerder groot was. We betreurden dat in PISA-2012 de kloof iets
kleiner werd. Ook Van den Broeck wijst erop dat de slogan de kloof dempen een domme slogan
is en dat precies door het feit dat zowel onze betere als onze lagere
leerlingen beter presteren, de kloof ook iets groter is.
Voor PISA-2012 (wiskunde) behaalt Vlaanderen de Europese
topscore met 531 punten. Finland- een land met heel weinig allochtone en
anderstalige leerlingen, behaalt 519 punten.Vlaanderen telt 25% toppers en (onderwijsparadijs?) Finland 14%. Prof. Van den Broeck betreurt wel terecht de
achteruitgang van de Vlaamse score de voorbije 10 jaar. .Die achteruitging is
in de meeste Europese landen nog iets groter en is deels te wijten aan de
toename van het aantal anderstalige leerlingen. De achteruitgang in Vlaanderen
is ook deels te wijten aan de invoering van nivellerende eindtermen en
leerplannen (zie analyse in Onderwijskrant nr. 168, www.onderwijskrant.be).
De studie van Van den Broeck bevat een aantal nieuwe en
terechte statistische berekeningswijzen die relevanter zijn dan deze die
centraal staan in de publicaties van de PISA-top. In zijn lezing vorige
donderdag in Gent bracht Van den Broeck een rijk gestoffeerd overzicht van de
belangrijkste zaken. Die technische berekeningen en de ermee verbonden analyses
komen uiteraard maar deels in de bijdragen in De Morgen voor. De studie zelf staat op de website van prof. Van
den Broeck.
Een paar belangrijke conclusies: Maar ook nu nog heeft Vlaanderen het hoogste percentage veerkrachtige
leerlingen van heel Europa. Hiermee doen we het aanzienlijk beter dan alle
comprehensieve landen (met late studiekeuze) in Europa. Verder blijkt dat voor
landen met een geringe maatschappelijke diversiteit, zoals sommige oosterse en
Scandinavische landen, vroege of late studiekeuze weinig verschil uitmaakt.
Landen met een grote maatschappelijke diversiteit, zoals Vlaanderen, hebben
echter de meeste baat bij een vroege studiekeuze, zowel voor het algemene
niveau als voor het bieden van kansen aan de sociaal zwakkeren." De
gemeenschappelijke lagere cyclus in een aantal landen moet ook gerelativeerd
worden. Er zijn landen die de leerlingen minder opties aanbieden in de lagere
cyclus dan Vlaanderen, maar die de leerlingen wel vaal indelen in niveaus,
volgens capaciteit: In Z-Korea 90%, Engeland 99%, Zweden 74%, Finland 58%. Vaak
wekken ook de PISA-kopstukken ten onrechte de indruk dat in die zogezegd
comprehensieve landen de leerlingen zomaar samen optrekken en les krijgen.
De invoering van structuurhervormingen in het s.o. werd steeds
gelegitimeerd met de stelling dat Vlaanderen kampioen was inzake sociale
discriminatie en schooluitval (ongekwalificeerde uitstroom). Nu blijkt dat het
hier om twee grote kwakkels gaat en dat onze goede score (+ beperktere
schooluitval) mede te wijten is aan de differentiatie en soepele
(her)orïëntatie in onze eerste graad, moeten o.i. de hervormingsplannen opnieuw
bekeken worden. De hervorming zal precies de sterke kanten van ons secundair
onderwijs afbreken. Tegelijk waren de hervormers blind voor de nefaste gevolgen
van een aantal ontscholende hervormingen uit het verleden: zoals de invoering
van nivellerende eindtermen, de uitholling van de taalvakken, het uitblijven
van intensief NT2 ... Het is precies door die nivellering dat onze toppers
momenteel onderpresteren. We hadden vroeger voor PISA 33% toppers en nu nog
25%. In de Europese landen met een gemeenschappelijke lagere cyclus telt men
opvallend weinig toppers - ook in Finland zijn er maar 14%. Zweden - het
comprehensief land bij uitstek - zit momenteel in zak en as, amper 478 punten!
Zweden werd nochtans nog onlangs door het HIVA en Bieke De Fraine de hemel in
geprezen als het land waar het zittenblijven was opgedoekt.
Vlaams onderwijs
kampioen ongelijke kansen? Een mythe!
Opiniebijdrage van
prof. Wim Van den Broeck (De Morgen, 1 maart)
Wim Van den Broeck is psycholoog en onderwijsdeskundige aan
de Faculteit Psychologie en Educatiewetenschappen van de Vrije Universiteit
Brussel. "Onze scholen doen het helemaal niet slecht voor kansarme
leerlingen, zo bewijzen objectieve cijfers", schrijft hij. .
Vlaanderen heeft het hoogste percentage veerkrachtige
leerlingen van heel Europa. Het zijn weliswaar geen gelijke kansen, maar wel de
best mogelijke kansen
Sinds jaar en dag melden de media, gesteund door allerlei
onderzoeksrapporten, dat het Vlaamse onderwijs weliswaar kampioen is in
wiskunde, lezen of wetenschappen, maar helaas ook kampioen is in het in stand
houden en zelfs creëren van ongelijke kansen. De kloof tussen sterke en zwakke
leerlingen zou nergens zo groot zijn als bij ons en bovendien zou die kloof
vooral lopen tussen de sociale klassen, zeg maar tussen arm en rijk. Dit
argument werd ook het belangrijkste motief voor de voorstanders van een
structuurhervorming van ons secundair onderwijs in de richting van een latere
studiekeuze en een gemeenschappelijke eerste graad.
De redenering in heel wat studies volgde uit het objectieve
gegeven dat de peilingsscores systematisch lager liggen voor kinderen uit
gezinnen met een lagere socio-economische status (SES) dan die van kinderen uit
hogere SES-gezinnen. Op grond van de aanname dat intelligentieverschillen
gelijk verdeeld zijn over de verschillende sociale klassen kwam men vanzelf tot
de conclusie dat het onderwijs er niet in slaagt de bestaande sociale
ongelijkheden weg te werken, en erger nog, het deze verschillen zelfs
versterkt. Daarvoor zou dan ons onderwijssysteem met vroege studiekeuze
verantwoordelijk zijn, omdat daardoor kinderen te veel kiezen in functie van
hun sociale klasse, en te weinig in functie van hun echte talenten. Daarom ook
wordt er met bewondering verwezen naar gidsland Finland waar men er kennelijk
in slaagt een uitstekende gemiddelde prestatie te combineren met kleine
verschillen tussen kinderen van verschillende sociale klassen.
Hefboom
Het bestaan van prestatieverschillen tussen sociale klassen
kan echter niet zomaar op het conto geschreven worden van het onderwijssysteem
omdat vast staat dat intelligentie niet perfect gelijk verdeeld is over de
sociale klassen en dus nergens ter wereld een onderwijssysteem bestaat dat geen
sociale ongelijkheid vertoont. De verwevenheid van intelligentie en sociale
klasse vermindert echter in geen enkel opzicht het aanzienlijke belang van
sociale factoren. Integendeel: ze zijn en blijven een belangrijke hefboom om
iedere leerling optimale kansen te bieden.
In de bestaande studies had men uitsluitend aandacht voor de
grootte van de verschillen in leeruitkomsten en voor de mate waarin die
verschillen samenhangen met de sociale klasse, en dus helemaal niet voor het niveau
van de prestaties zelf van de zwakste leerlingen.
Nochtans zou men precies vanuit een sociale bezorgdheid
verwachten dat men vooral begaan is met de reële kansen van jongeren die toch
vooral voortvloeien uit hun reële kennis en vaardigheden. Kleine verschillen in
prestaties tussen de zwakste en de sterkste leerlingen of tussen sociale
klassen, maar telkens op een laag niveau, zijn veel minder goed nieuws voor
kansarme leerlingen dan indien die verschillen wat groter zouden zijn maar de
prestaties op een hoger niveau liggen.
Het probleem is dat men zich in de meeste studies bijna
uitsluitend baseerde op deze ongelijkheidsmaten, die slechts een heel beperkte
waarde hebben. Men hield er immers nooit rekening mee dat ze in sterke mate
afhankelijk zijn van de sociale diversiteit van een land en ook van de
moeilijkheidsgraad van de toets die ervoor kan zorgen dat een hoog gemiddelde
van een land vanzelf samengaat met grotere verschillen. Gelukkig heeft men in
het meest recente PISA-rapport (2013) een nieuwe, interessantere maat
toegevoegd, m.n. de 'resilience' (of veerkracht), dat is het percentage
jongeren uit de laagste sociale klasse van een land dat toch hoog scoort op de
prestatiemaat over alle landen heen.
Wereldtop
Uit onze analyses blijkt nu dat op het ogenblik dat er in de
media zwaar uitgehaald werd naar het Vlaamse onderwijs omdat het sociale
ongelijkheid zou bestendigen, we in werkelijkheid behoorden tot de absolute
wereldtop, niet alleen op het vlak van het algemene niveau, maar ook wat betreft
de kansen die we gaven aan de zwakkere leerlingen, ongeacht wat de kenmerken
zijn van deze groep (bv. kansarm of allochtone herkomst).
Het feit dat we nu wat gezakt zijn qua algemeen niveau
impliceert meteen dat we het nu iets minder goed doen voor de zwakkere
leerlingen, in tegenstelling tot wat de media daarover berichtten. Maar ook nu
nog heeft Vlaanderen het hoogste percentage veerkrachtige leerlingen van heel
Europa. Het zijn weliswaar geen gelijke kansen, maar wel de best mogelijke
kansen. Hiermee doen we het aanzienlijk beter dan alle comprehensieve landen
(met late studiekeuze) in Europa. Verder blijkt dat voor landen met een geringe
maatschappelijke diversiteit, zoals sommige oosterse en Scandinavische landen,
vroege of late studiekeuze weinig verschil uitmaakt. Landen met een grote
maatschappelijke diversiteit, zoals Vlaanderen, hebben echter de meeste baat
bij een vroege studiekeuze, zowel voor het algemene niveau als voor het bieden
van kansen aan de sociaal zwakkeren.
En Finland? Dat doet het veel slechter op vlak van sociale
ongelijkheid. Vergelijkbare Turkse leerlingen scoren daar zomaar eventjes meer
dan een vol leerjaar onder het niveau van onze Turkse leerlingen.
Onderwijs. Grootschalige scholengroepen: veel meer nadelen dan voordelen (Raf Feys)
Grootschalige
scholengroepen: veel meer nadelen dan voordelen
Rector
Rik Torfs: schaalvergroting in het onderwijs leidt veelal tot vervreemding
1.Prof.
Peter Vlerick: hoorzitting loopbaanpact 17 jan 2013
Schaalvergroting heeft, theoretisch gezien wellicht een aantal positieve economische
effecten, bijvoorbeeld budgettair. Tegelijk kunnen er evenwel heel wat minder
positieve sociale effecten opduiken. Uit wetenschappelijk onderzoek en
ervaring in de ziekenhuissector waarin schaalvergroting welbekend is, weet de
spreker dat schaalvergroting in het onderwijslandschap, om redenen van bestuurlijke
efficiëntie, gepaard kan gaan met een verhoogde mate van formalisatie of bureaucratisering (bijvoorbeeld regels,
procedures enzovoort), een toename van de horizontale complexiteit
(bijvoorbeeld grotere teams of werkeenheden/meer studenten/meer personeel) en verticale
complexiteit (bijvoorbeeld meer hiërarchische niveaus). Dit alles neemt toe, terwijl tegelijk elke
school deels afstand moet doen van de
eigen autonomie en cultuur, met implicaties ook voor de arbeidscontext van
de leerkrachten (bijvoorbeeld jobeisen). Prof. Vlerick vreest dan ook op
termijn voor nog meer demotivering bij
de praktijkmensen. Hij ziet ook weinig gegadigden om in een dergelijk
multinational-concept als CEO op te treden.
2. Prof. Eric Verbiest: minder i.p.v. meer pedagogisch
leiderschap (dec. 2013)
Volgens minister Smet
en het VSKO zal de bestuurlijke schaalvergroting er vooral toe leiden dat de
directeurs zich meer kunnen inlaten met
hun pedagogische taak. In de praktijk merken we echter precies het omgekeerde.Prof. Eric Verbist getuigde op een
recente VVKBaO-studiedag dat de ervaringen in Nederland met schaalvergroting
veelal een omgekeerd effect sorteren (Forum, december 2013, p. 8). We
citeren even: In functie van het takenpakket van de directeur was er
inderdaad de verwachting dat de bestuurlijke schaalvergroting voor de directeur
een taakverlichting zou meebrengen. Zo zou de directeur zich vooral op het
kernproces van het onderwijs kunnen richten: het onderwijsleerproces. Maar
bijhet realiseren van de bestuurlijke
schaalvergroting liep het evenwel mis.
In de praktijk blijkt dat nogal wat grote schoolbesturen zelf voor planlast en
werkdruk bij de schooldirecteurs zorgen. Concreet dienen schooldirecteurs
toch nog eenzelfde takenpakket als voorheen in te vullen. Maar directies zelf
gaan ook niet steeds vrijuit. Directeurs
gingen zich soms meer op administratieve taakgebieden focussen. Proberen ze
zo de moeilijkere aspecten van het educatief leiderschap wat te ontvluchten?
Prof. Verbist concludeerde: Een structurele ingreep, zoals een
bestuurlijke schaalvergroting, is dus geen garantie om het onderwijskundig
leiderschap van de directeur meer gewicht te geven.We voegen
er aan toe: het tegendeel is waar. Zelfs de invoering van de
scholengemeenschappen had al een negatief effect. Directeurs geven momenteel
minder pedagogische leiding, er zijn veel minder klasbezoeken, minder
niveaucontrole via door de directeur zelf afgenomen testjes voor spelling, e.d.
3.Adviesbureau
Berenschot: minder i.p.v. meer bestuurlijke efficiëntie & geldverspilling
Twee onderzoekers van
het Nederlands adviesbureau Berenschot stelden
vorig jaar vast dat er bij onderzoek van grootschalige scholengroepen in Nederland
bleek dat er geen bestuurlijke schaalvoordelen optraden en dat de
(bestuurlijke) overhead-efficiency niet hoger, maar zelfs lager is
(Rapport: Wie heeft de overhead gezien?, zie Internet).
Schaalvergroting
zorgde dus niet voor meer bestuurlijke efficiëntie. In grote scholengroepen wordt altijd een bovenlaag (koepel, overhead)
gecreëerd waar veel geld naar toe gaat ten koste van het lesgebeuren,
aldus de onderzoekers. Erger nog dan de
grotere bestuurlijke omvang is de wijze waarop bestuurd wordt het afstandelijk bestuur, en dus ook minder
betrokkenheid bij de organisatie, al te vaak onbeschaamd graaien aan de top ...
Ook politici beseften dat de schaalvergroting te ver was doorgeschoten en veel
nadelige effecten en bestuurlijke problemen opleverde. Het begrip de
menselijke maat en small is beautiful deden hun herintrede in politieke
milieus. Er is ook een streven naar defusie
en er werd een fusietoets ingevoerd. Volgens het subsidiariteitsprincipe moeten
de verantwoordelijkheden op een zo laag mogelijk niveau liggen.
Uit de invoering van grootschalige
hogescholen blijkt dat schaalvergroting er leidde tot afstandelijk bestuur en
tot omvangrijke hogeschoolkoepels, tot
complexiteit allerhande, tot vervreemding, tot demotivering van docenten, vaak ook
geldverspilling, schoolbesturen die weinig afweten van hoger onderwijs ...Volgens de concepttekst van het VSKO zal men
ook net als in het hoger onderwijs werken met enveloppefinanciering die
rechtstreeks toegekend wordt aan het bovenschools bestuur. De
vooropgesteldeenveloppefinanciering
leidde in het hoger onderwijs tot besparingen en tot allerlei perverse effecten
als b.v. minder bevoegde docenten.
De 7 lerarenopleidingen in Nederland die
autonoom bleven (met 600 à 900 studenten) presteren stukken beter dan deze die
toetraden tot multisectorale hogescholen: de beste accreditatie-beoordeling,
meer docenten en centen, meer democratisch en nabij bestuur, bestuursleden die
iets afweten van de lerarenopleiding (ook in Vlaamse hogescholen is dit laatste
veelal niet het geval). Geen enkele van de 7 lerarenopleidingen denkt eraan toe
te treden tot een hogeschool. Dit jaar slaagde een 8ste Nederlandse lerarenopleiding
erin omweer autonoom te worden.
5.
Bezorgde DIVO-directeurs (vrij s.o.) (DIVO-bulletin: juni 2013)
Wat zal de inbreng van directies in degeabsorbeerde
schoolbesturen nog kunnen en mogenzijn?Wat zal
de relatie van de pedagogisch gedreven en verantwoordelijke
directeur/directieteamzijn ten opzichte
van de zich vernieuwend professionaliserende raden van bestuur?Gaan de schoolbesturen niet alleen vanuit
patrimonium - waarvoor administratieve oplossingen bestaan - maar ook vanuit
opvoedingsprojecten en studieaanbod reageren?
6. F.
Brinckman: Lid directiecomité Jezuïetencollege Turnhout
Voor het hervormingsplan grote scholengroepen
is er bij de achterban geen draagvlak. De leerkrachten vrezen onduidelijkheid en chaos. Schoolbesturen van
heel wat vrije scholen zijn bezorgd dat hun pedagogisch project en dus ook de
vrije keuze van onderwijs verloren gaat. Bovendien is er geen wetenschappelijke
onderbouw voor grote bestuurlijke entiteiten. ... Onderzoeken naar de goede
schoolgrootte, zowel uit economisch-financieel als uit pedagogische oogpunt,
verwerpen unaniem supergrote schoolentiteiten van duizenden leerlingen. In te
grote scholen (groepen) neemt de sociale cohesie af. Wanneer dit cement
afbrokkelt, neemt ook het welbevinden en dus ook de leermotivatie af. Ook in
Nederland komt men terug van de té grote scholengroepen. Je hoort meer en meer
het woord 'defusie'. Ervaring en onderzoek wijzen uit dat megascholen er meer
nadelen opleveren dan voordelen, niet alleen economisch, maar ook pedagogisch.
... De commissie Dijsselbloem (2008) die enkele jaren geleden het tanende
Nederlandse onderwijs doorlichtte, was ook niet mals voor de managers aan de
top van de piramide. ... Naast een financieel-economische en een pedagogische
reden, is er nog een derde argument dat tegen té grote scholengroepen pleit.
Omdat alle scholen binnen die grote scholengroep zullen verplicht worden om één
financieel beleid te voeren, verliezen die scholen hun financiële autonomie -
de werkingsmiddelen worden immers in één pot gestoken. Hierin verschillen de
nieuw op te richten scholengroepen van de huidige scholengemeenschappen. De top van de piramide die over de
werkingsmiddelen beschikt, kan haar eigen directieven opleggen aan de lokale
directies, die slechts uitvoerders worden. Wie niet financieel autonoom is,
kan immers geen eigen pedagogisch beleid voeren, inspelend op de concrete
noden.
Noot: Massaal verzet
tegen schaalvergroting en enveloppefinanciering in 1995-1996
In de Beleidsprioriteiten
1995-1996 van het duo Van den Bossche-Monard (gesteund door A. Boone, secr.-gener. VVKSO) was de
centrale gedachte schaalvergroting s.o.
gekoppeld aan enveloppefinanciering naar het model van het hoger
onderwijs.
Er kwam in1995-96 massaal
protest vanwege schoolbesturen en scholen, de onderwijsvakbonden, de
ACW-vakbond, het ACOD ... Het was ook een belangrijk thema van een betoging en
staking in februari 1996. Het bestuur en de directies van het St. Jozefsinsituut van Torhoutschreven een
vlammende brief naar de leden van de Vlaamse Raad en de
onderwijsverantwoordelijken van de eigen onderwijskoepel (A. Boone e.a.).
De Torhoutse scholengroep schreef o.a.: De
geplande schaalhervorming is te weinig onderbouwd met degelijk studie- en
cijfermateriaal dat de effecten op macro-, meso- en micro-gebied kwalitatief en
kwantitatief beschrijft. ...Enveloppefinanciering kan ook enkel begrepen worden als een blinde
maatregel die de onmacht van de Vlaamse Gemeenschap tot uiting brengt om het
onderwijs volgens een rationeelnormenplan te beheren. ...
Onderwijs. âBehandel ongelijke mensen niet gelijkâ Lezing over het belang van kennis in het onderwijs
Prof. Wouter Duyck waarschuwt er voor het cognitieve element
van het onderwijs kennis, begrijpen, informatieverwerking, enz. te
verwaarlozen.
- Karin Dedecker (Doorbraak, 26.02.2014)
De Werkvloer, het lerareninitiatief dat de stem van de
onderwijsverstrekkers wil laten horen, organiseert een reeks lezingen over
onderwijsthemas. In het Brugse Sint-Kruis gaf de Gentse psycholoog prof.
Wouter Duyck een bevlogen lezing over studiekeuze en over het belang van
cognitieve vaardigheden. Duyck heeft zich in het onderwijsdebat gestort nadat
hij tot zijn eigen verbazing had vastgesteld dat de inzichten uit de cognitieve
psychologie nauwelijks een rol bleken te spelen in de discussie.
Vele voorstanders van de onderwijshervorming benadrukken de
uiteenlopende sociaal-economische achtergronden van de leerlingen. Bestaande
sociale ongelijkheid zou via het onderwijs bestendigd worden. Wordt er in de
huidige onderwijsstructuur dan geen enkele maatregel genomen om deze parameter
te ondervangen? Duyck wijst op de GOK-maatregel: een regeling die bepaalt dat
scholen met een talrijke groep sociaal-economische kwetsbare leerlingen ook
beduidend meer leerkrachten krijgt. In vergelijking met de andere OESO-landen
doet Vlaanderen al veel aan remediëring.
Door de sterke focus op SES (Sociaal-Economische Status)
raakt het belang van de cognitieve vaardigheden ondergesneeuwd. Daar komt nog
eens bij dat vele voorstanders van de hervorming met klem beweren dat de factor
aanleg geen enkele rol mag spelen in het onderwijsdebat, omdat het om een
verouderde en achterhaalde theorie zou gaan. Duyck is op dit punt formeel: de
impact van aanleg wordt vandaag door niemand in de psychologische vakwereld
betwist. Hetzelfde werd in de eerste lezing van De Werkvloer ook al door prof.
Wim Van den Broeck benadrukt.
Methodologisch hamerde Duyck voornamelijk op de relevantie
van longitudinaal onderzoek (onderzoek dat loopt over meerdere decennia) en
vooral ook van meta-analyses. Als buitenstaander krijg je al gauw de indruk dat
voor elke studie die A beweert, er in een wip een andere studie kan worden
gevonden die B verdedigt. Meta-analyses zijn overkoepelende studies die het
reeds verrichte onderzoekswerk over een bepaald vraagstuk kritisch kunnen
evalueren. Volgens Duyck wordt de koers van het beleid soms gestuurd door wetenschappelijk
onderzoek dat volgens die meta-analyses weinig representatief blijkt te zijn.
Zo is de wetenschappelijke evidentie dat een vroege studiekeuze negatieve
sociaal-economische effecten zou impliceren, mager. Anderzijds concludeert
Duyck dat een vroegere studiekeuze wel degelijk een positief effect heeft op de
leerprestaties.
Kennis als brandstof
Maar waarom zijn die leerprestaties eigenlijk zo belangrijk?
Volgens Duyck blijkt uit meta-analyses dat betere cognitieve vaardigheden,
kennis dus, niet alleen leiden tot grotere voordelen op micro-niveau (zoals
meer voldoening over het werk of een hoger salaris), maar ook op macro-niveau.
Cognitieve vaardigheden kunnen worden beschouwd als noodzakelijke brandstof die
de welvaart en het welzijn van de hele maatschappij ten goede komt! Ten slotte,
en helemaal niet onbelangrijk: de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden
biedt de beste garantie op sociale mobiliteit voor leerlingen uit zogenaamde
lagere sociale klassen.
In plaats van alle heil te verwachten van grote
structuurhervormingen, raadt Duyck aan meer in te zetten op een fel verbeterde
studieoriëntering en op een minder vrijblijvend taalbeleid. Taal- en
schoolachterstand zijn onmiskenbaar met elkaar verbonden: een vervroeging van
de leerplicht zou dus beduidend meer vruchten afwerpen dan een remediëring van
de sociale effecten in het secundair onderwijs. Want dat zouden vijgen na Pasen
zijn.
Tijdens de lezing benadrukte de spreker geregeld dat hij
zijn commentaar gaf vanuit het perspectief van zijn eigen discipline. Naar
aanleiding van een vraag uit het publiek gaf hij bijvoorbeeld aan dat ook
doorgedreven onderwijs in de moedertaal van allochtone leerlingen tot een
lichte (zij het bijna verwaarloosbare) verbetering van de cognitieve
vaardigheden zou leiden. Maar daarmee sprak hij zich uitdrukkelijk niet uit
over de praktische haalbaarheid en de sociale implicaties van de invoering van
zon geïndividualiseerd taalonderwijs.
Een rode draad doorheen de hele lezing was het gevaar
gelijke kansen als synoniem te beschouwen voor egalitaire gelijkheid. De
spreker beëindigde zijn uiteenzetting dan ook met een veelzeggend citaat van
Thomas Jefferson: There is nothing more unequal than the equal treatment of
unequal people.
Vandaag, donderdag 27 februari, organiseert De Werkvloer om
20 uur in het Gentse Sint-Bavohumaniora, Reep 4, een derde lezing. Prof. Wim
Van den Broeck belooft vuurwerk over sociale ongelijkheid in het Vlaams
onderwijs: feiten en fictie. Doorbraak nam in december een interview af met
Wim Van den Broeck: 'Elke vorm van mislukken uit het kinderleven willen bannen,
is kortzichtig'.
Onderwijs. Actie Vakbondsfront tegen M(erde-)decreet
Actie van Vakbondsfront i.v.m. M-(inclusie)decreet en oproep Onderwijskrant voor hardere actie
Mail onze boodschap aan de Vlaamse parlementsleden: De [em]M[er] loopt over!
Beste Collega
Het M-decreet moet binnenkort goedgekeurd worden in het Vlaams Parlement. Het Gemeenschappelijk Vakbondsfront Onderwijs schreef een ultieme brief aan de leden van het Vlaams Parlement. De onrust is groot, de [em]M[er] loopt over! Als het Vlaams Pa...rlement instemt met dit decreet zoals het nu voorligt, legt zij verplichtingen op aan de scholen maar komt ze haar eigen verplichtingen niet na. Het is onze plicht om de leden van het Vlaams Parlement hierop te wijzen, want de goedkeuring van dit decreet zal veel wrevel veroorzaken in de scholen. Niet omdat scholen geen goed onderwijs willen bieden aan alle leerlingen - dat willen zij juist wel - maar omdat zij dat goed onderwijs niet meer zullen kunnen garanderen.
Ook hebben de scholen zelf nog heel wat vragen over de doelstellingen van dit decreet en de impact ervan op hun werking. Voor het onderwijspersoneel is de maat vol. De [em]M[er] zal overlopen als dit decreet zonder meer wordt goedgekeurd! Wij vragen om minstens de inwerkingtreding van dit decreet uit te stellen tot op het ogenblik waarop Vlaanderen zijn verantwoordelijkheid heeft opgenomen. Wij vragen deze maatregelen: - Voorzie een stevig kader voor de nodige opleidingsprogrammas voor leraren. - Zet de nodige middelen in om de leerlingen in de klas individueel te kunnen ondersteunen. - Zorg voor de nodige financiële ruimte om schoolgebouwen en de omgeving onmiddellijk te kunnen aanpassen als dat nodig blijkt. - Trek voldoende leraren aan en voorzie in een ondersteunende omkadering zodat leraren zich met hun kerntaak kunnen bezighouden, namelijk onderwijs verstrekken. - Teken het competentieprofiel uit van de begeleiders van de leraren en leidt die begeleiders eerst op. - Werk een professionaliseringstraject en -structuur uit voor de leraren van het gewoon basis- en secundair onderwijs.
Stuur een mail naar de leden van het Vlaams Parlement Mail onze boodschap - De emmer loopt over! naar de leden van het Vlaams Parlement. Klik hier. Verspreid deze oproep bij je collegas, vrienden, kennissen en zet iedereen aan het mailen. Zo kunnen we onze boodschap kracht bijzetten!
Commentaar Onderwijskrant: het Vakbondsfront zou moeten overgaan tot hardere actie: betoging, staken ...tegen het M(erde)-decreet.Meer weergeven
Onderwijs. Lzing over sociale (on)gelijkheid in ons onderwijs. 27 februari Gent
Prof. Wim Van den Broeck (VUB) belooft vuurwerk op de derde
lezing van De Werkvloer. Na deze lezing zal over sociale ongelijkheid in het
Vlaams onderwijs anders gepraat moeten worden. Absoluut niet te missen.
Donderdag 27 februari 2014, 20u00. Sint-Bavohumaniora Reep 4 Gent
Al 15 jaar verspreiden onze beleidsmakers, Georges Monard,
onderwijssociologen (als Nicaise, Jacobs, Van Houtte ...), kopstukken van
bepaalde onderwijskoepels ... de kwakkel dat ons Vlaams onderwijs kampioen
sociale discriminatie is. Zij verzwegen ook steeds de onderzoeken waaruit het
omgekeerde bleek. Onderwijskrant heeft die aantijgingen steeds weerlegd. De
sociale discriminatie was volgens de hervormers van het s.o. te wijten aan de
differentiatie in onze eerste graad s.o. Ons s.o. moest structureel hervormd
worden. Naast een nog meer gemeenschappelijke en nivellerende eerste graad wil
men ook kunstmatige domeinscholen oprichten - ook al bestaan die nergens ter
wereld.
Prof. Wim Van den Broeck brengt morgenavond in Gent verslag
uit over zijn recente studie over deze thematiek. Onderwijskrant zal aanwezig
zijn.
Onderwijs. Kritisch commentaar bij âPISA in focusâ: rapport over relatie met beroep ouders
Kritisch commentaar
bij PISA in Focus: over relatie tussen
beroep ouders en PISA-scores: Do
parents occupations have an impact on
student performance?
PISA 2012 asked participatingstudentsabouttheirparents occupations. Managers are considered
the most highly-skilled, followed byprofessionals; technicians and associate professionals; clerical support
workers;service and sales workers;
skilled agricultural, forestry and fishery workers; craftand related trades workers; plant and machine
operators and assemblers; andworkers in
elementary occupations. (Het rapport
bevat geen aparte scores voor Vlaanderen!)
De algemene en vanzelfsprekende conclusie luidt:
Studentswhoseparentsworkinprofessionaloccupationsgenerallyoutperform otherstudentsin mathematics,while studentswhoseparentsworkin
elementaryoccupations tend to
underachieve compared to their peers
KRITISCH COMMENTAAR BIJ ONGENUANCEERDE CONCUSIES.
(1)Thestrengthof therelationshipbetweenparentsoccupationsandstudentperformancevariesconsiderablyacrosscountries:for example,whenitcomesto mathematicsperformance,thechildrenofcleanersinShanghai-China outperform thechildrenofprofessionals inthe UnitedStates.COMMENTAAR: in landen waar de sociale
mobiliteit al een lange traditie kent, zal er uiteraard meer correlatie zijn
met het beroep van de ouders. In de jaren zestig kende de sociale mobiliteit in
Vlaanderen een minder lange traditie dan op vandaag en was de correlatie met
het beroep dan ook kleiner.
(2) Het PISA-rapport
concludeert al te vlug:Some school
systems (b.v. Finland) manage to high-quality education to all students,with student performance regardless of what their parents do for a
living.
*Finlands performance in mathematics is better than that of Germany.
However, in Germany, the children of professionals are among the worlds best
performers in mathematics, and outperform Finnish children of professional
parents by a wide margin. COMMENTAAR: Dit
komt uiteraard omdat Finland relatief weinig toppers kent. Volgens velen is dit
een gevolg van de nivellerende gemeenschappelijke cyclus lager s.o. Ook Vlaanderen
kent veel meer toppers dan Finland.
*At the same time,
in Finland, the children of parents who work in manual occupations and elementary occupations outperform German
students whose parents work in these occupations.
COMMENTAAR: Dit is o.i. vooral een gevolg van het feit dat
de groep (hand)arbeiders in Duitsland (en ook in Vlaanderen) veel meer
allochtone en anderstalige leerlingen telt dan in Finland .Dit is ook een gevolg van het feit dat de 12-15 jarigen in Finland bijna uitsluitend
algemeen vormende vakken als wiskunde krijgen.Een aanzienlijk deel van de
leerlingen in Duitsland, Vlaanderen krijgen tevens een behoorlijk aantal uren technische/beroepsgerichte
vakken. In de PISA-studie wordt jammer geen waarde gehecht aan de technische
kennis en vaardigheden van de 15-jarigen. De PISA-kopstukken opteren voor een
comprehensieve lagere cyclus met uitsluitend aso-vakkenen willendie keuze opdringen aan de
scholen.