Onderwijs. Mieke Van Hecke: afschieten hervorming s.o. is misdadig!?? (HLN, 28 juni)
Afschieten
hervorming s.o. =misdadig: eigenzinnige en onbesuisde uitsprakenvan Mieke Van Hecke op Kanaal-Z(7 juni) en HLN (28 juni
1Van Hecke: afschieten hervorming=misdadig!??
Op 7 juni werd Mieke Van Hecke, directeur-generaal
katholieke onderwijskoepel (VSKO),geïnterviewd op Kanaal-Z. De
hervorming van het s.o. kwam uitvoerig ter sprake. Vooral de vraag of de
hervorming niet ten koste zou zijn van de kwaliteit van het s.o. en van de
sterkere leerlingen, gaf aanleiding tot een bitsige en tegelijk eigenzinnige
verdediging van de hervorming. Van Hecke bestempeldezelfs het afschieten van de hervorming als
dodelijk voor het onderwijs. Op 28 juni noemde ze het in HLNmisdadig (Mieke Van Hecke beukt in op N-VA: Wij geven ook de zwakkeren een stem).
Zon doemdenken wekt de indruk dat ons s.o. momenteel de ondergang nabij is en
dat de hervorming de verlossing uit al die ellende betekent. Maar tegelijk gaf
doemdenker Van Hecke in het zelfde interview paradoxaal genoegtoe dat ons secundair onderwijs voor 90% goed
functioneerde. Zijn mensen die niet willen dat de sterke kanten van het s.o.
vernieldworden misdadigers? Zijn
leraars, directies, burgers die vinden dat vooral ook de zwakkere leerlingen de dupe
zouden zijn van een gemeenschappelijke eerste graad zonder technische opties
misdadigers? Ook critici van de
hervorming nemen het op voor de zwakkere leerlingen, mevrouw Van Hecke.
Van Hecke situeerde de misdadigers in het Kanaal-Z-interview,
in HLN en in Terzake vooral in het kamp van de N-VA. Ze verzweeg dat haar eigen
onderwijsnet dan ook vol misdadigers zit. Veel directeurs en leraars
katholiek onderwijs apprecieerden evenmin dat CD&V-er Van Hecke als
(afscheidnemend) chef van het katholiek onderwijs zo te keer ging tegen de
N-VA. Ex-CD&V-onder-voorzitter Ca-thy Berx was/is ook tegenstander van de
stru-tuurhervorming. Haar uitlatingen tegen de N-VA en de tegenstanders van de
hervorming beschadigen ook het imago van het katholiek onderwijs.
Van Hecke haalde hard uit naar de vele tegenstanders van de
hervorming, maar verzweeg dat ze in het verleden zelf de hervorming afschoot.
Ze reageerde vele jaren samen met ons tegen de afbraak van onze
gedifferentieerde eerste graad, maar stelt nu zelfs dat het behoud ervan
dodelijk is voor ons onderwijs (zie bijdrage over bocht van Van Hecke in
Onderwijskrant nr. 137). Van Hecke toont niet het minste respect voor de
overgrote meerderheid van de praktijkmensen die niet willen dat de hervormers
precies de sterke kanten van ons s.o. zouden afbreken.
2Geen brede consensus & vage en uiteenlopende
voorstellen
2.1Van Hecke: eensgezindheid over knelpunten!?
VH stelde in het interview zonder verpinken dat zelfs de
tegenstanders de uitgangspunten van de hervorming, de grote knelpunten,
onderschrijven. De hervormers bestempelden onze gedifferentieerde eerste graad
steeds als dé grote probleemcyclus en als de oorzaak van alle mogelijke kwalen.
Niets is volgens ons minder waar. Wij - en vele anderen met ons - hebben steeds
gesteld dat b.v. onze sterke en gedifferentieerde eerste graad ten onrechte
alsinds 1991 als dé probleemcyclus werd
voorgesteld en dit op basis van kwakkels over zittenblijvers, sociale
discrimiantiee.d.. Wij poneren eveneensdat het vroegtijdig aanbieden van technische
opties een zegen isen er voor zorgt dat
die leerlingen minder vlug afhaken, dat de zwakke en kansarme leerlingen niet
minder, maar beter presteren dan elders, dat de vlotte (her-)oriëntatie een
goede zaak is en geenszins een dramatische waterval betekent ... We verzetten
onstegen de afbraak van de sterke
kanten van onze onderwijsstructuur en hielden pleidooien voor andere prioritaire
hervormingen. Ook in landen met een gemeenschappelijke eerste graad is er in de
hogere leerjaren steeds een opsplitsing tussen algemeen vormende richtingen en
meer specifieke/beroepsgerichte. Nergens wordt gewerkt met domeinscholen.
2.2Vage en uiteenlopende voorstellen
Tijdens de verkiezingsdebatten is het opnieuw sterk
opgevallen dat iedereen een vage en uiteenlopende invulling gaf aan b.v.
deidee van een brede eerste graad.
Volgens de N-VA zou er weinig of niets veranderen, volgens de Sp.a zou er veel
veranderen. VolgensCD&V zouden de
leerlingen toch nog altijd vanaf 12 jaar kunnen kiezen voor Latijn en andere
leerlingen zouden dan naast het basispakket bijgewerkt worden voor taal en
wiskunde. Ook Van Hecke gaf op 7 juni een eigenzinnige invulling aan de brede
eerste graad.Waar b.v. de hervormers
aansturen op meer heterogene klassen dan vandaag het geval is, opteerde Van
Heckevoor meer homogene klassen. Dit
staat ook haaks op wat haar collega van het Gemeenschapsonderwijs Raymonda
Verdyck steeds propageert.
Van Hecke draaide zelfs de meest bekende slogan van de
hervorming - ons onderwijs is sterk voor de sterke leerlingen, maar zwak voor
de zwakkere, gewoon om. Ze stelde zelfs dat onze eerste graad wel een passende
differentiatie voor dezwakkere leerlingen
biedt, maar niet voor de betere die te weinig worden uitgedaagd (zie punt 5).
Ook de katholieke onderwijskoepelslaagde er de voorbije jaren niet in om de
vage hervormings-voorstellen concreet en geloofwaardig in te vullen. In het
verslag van mei-vergadering van CODIS (= vertegenwoordigers van directies s.o.)
lezen we dat het VVKSO grif toegeeft dat zijn plan voor de eerste graad nog
steeds veel te vaag is; het beperkt zich overigenstot de invulling van de optie-uren. Een
eerste voorstel voor de invulling van de optie-uren in de eerste graad lokte
veel kritiek uit bij de (Codis-)directiesen werd achteraf blijkbaar nog niet bijgewerkt (zie Onderwijskrant nr.
167). Er staat verder nog niets concreets op papier in verband met de invulling
van de tweede graad. Qua concretisering van de idee van domeinscholen staan we
officieel ook nog geen stap verder dande vage omschrijving in het Masterplan. We hebben steeds voo-speld dat
de concrete invulling van de mooi klinkende en vaak intern tegenstrijdige
principes een hachelijke en onmogelijke zaak zou worden en dat de problemen
vooral zouden blijken bij de concrete invulling van de mooie principes. Op de
Rondetafelconferentie van 2002 werden die principes al goedgekeurd, maar sindsdien
staan we inzake de concrete invulling ervan nog niet veel verder.
2.3Zelfs geen
consensus binnen Guimardstraat
Van Hecke verzweeg dat er ook geen consensus bestaat binnen
haar eigen koepelorganisatie. In mei j.l. publiceerde de secretaris-generaal
van het Vlaams Verbond Katholiek Hoger Onderwijs Wilfried Van Rompaey nog een
vrij kritische bijdrage over de hervormingsplannen s.o.: Onderwijsonderzoek en
de hervorming secundair onderwijs (Hogelijn). Tijdens vergaderingen met
vertegenwoordigers van de directies blijkt ook dat heel wat directies zich nog
steeds kritisch opstellen.
Van Rompaey neemt in zijn recente bijdrage eens te meer
afstand van de door de hervormers vooropgestelde knelpunten in de eerste graad
s.o. en van de invoering van een gemeenschappelijke eerste graad (zie apart artikel).
In een bijdrage van september 2009 nam de secretaris-generaal (verbond hoger
onderwijs) ook al afstand van het hervormingsplan van Monard. Van Rompaey
schreef o.a.: Het naïeve geloof in de remediërende kracht van het puur
afschaffen van de termen aso, tso, bso en kso stoort mij al langer. Ziet men
dan niet dat studierichtingen altijd een naam zullen hebben en dat die naam
altijd bepaalde kenmerken van moei- lijker of gemakkelijker zal hebben, van
eerder theoretisch georiënteerd, dan wel eerder praktisch (of een of andere
combinatie van de beide oriëntaties). Hiermee is trouwens niets mis (Enkele
reflecties bij het plan Monard, Hogelijn, september 2009).
Van Rompaey verwees in zijn bijdrage van 2009 ook naar een
stellingname van Mieke Van Hecke (eind augustus 2009), waarin deze eveneens
stelde dat ze weinig heil verwachtte van eenstructuurhervorming s.o. en als
alternatief vurig pleitte voor het prioritair wegwerken van (taal)achterstanden
in het kleuter- en lager onderwijs. Pas in 2011 zagen we dat Mieke Van Hecke
plots een bocht maakte van 180 graden en voortaan zomaar de visie van enkele
kopstukken van het verbond van het secundair onderwijs overnam. In
Onderwijskrant nr. 167 (november 2013) schreven we al een bijdrage over de
evolutie van Mieke Van Hecke: van tegenstander (2004-2011) naar fervent
voorstander van de structuurhervorming van het s.o. In de inleiding van dit
artikel schreven we: Mieke Van Hecke is in de periode 2004-2011 nooit vragende
partij geweest voor een prioritaire en comprehensieve structuurhervorming van
het s.o. Ze bleek zelfs een tegenstander te zijn.
Onderwijs. Tracking, rankings & competitie in Fins en Zweeds onderwijs
Toch tracking
(opsplitsing in niveaus in Finland (en Zweden) en dit zowel in
leerplichtonderwijs (7-16 jaar) als in hogere cyclus s.o. + uitgesproken
rankings van scholen hogere cyclus s.o.
Dat er in Finland geen sprake is van tracking, rankings en
competitie tussen scholen is dus een van de vele fabeltjes over
onderwijsparadijs Finland.
Finland, for example, is often considered untracked.
However, visitors to Finland are sometimes surprised that the country has a
system of competitive school choice at the upper-secondary level, after age 16.
In fact, savvy students and parents are well aware of school rankings, and
lists of upper-secondary school averages on national exams are published at the
end of May each year. In addition, there is an increasing appetite for more
differentiation and choice.
In a study of student
persistence in mathematics and science, I found that students I surveyed and
interviewed in Finland and Sweden experienced ability grouping and tracking in mathematics and science during both
compulsory school (7-16 j), and upper-secondary school.
In neighboring
Sweden, comparatively liberal school choice policies and the allowance of
for-profit, publicly funded schools, have coincided with increasing social
disparities in educational outcomes.
Review of Education
Equality of access in
math and science in Finland, Sweden, and the United State
Jennifer von Reis Saari Posted on June 3, 2013 |
In a recent paper
presented at the American Educational Research Association, Moving on up? A
framework for evaluating equality of access in education, with illustrations
from Finland, Sweden and the United States, Jennifer von Reis Saari shared the
results of a study of the ways in which schools in Finland, Sweden, and the
United States, track students in math and science. In this post, von Reis Saari
briefly describes some of the current concerns about inequality in Sweden and
Finland, as well as some of the differences she has documented in the way these
countries, and the US, approach tracking.
The recent riots in Sweden are drawing attention to how the
assumption that Nordic countries, as well as their school systems, are
equitable is oversimplified. Finland, for example, is often considered
untracked.However, visitors to Finland
are sometimes surprised that the country has a system of competitive school
choice at the upper-secondary level, after age 16.In fact, despite the Finnish Minister of
Education, Krista Kiurus resistance to the publishing of league tables of individual
school performance, savvy students and parents are well aware of school
rankings, and lists of upper-secondary school averages on national exams are
published at the end of May each year. In addition, there is an increasing
appetite for more differentiation and choice.In neighboring Sweden, comparatively liberal school choice policies and
the allowance of for-profit, publicly funded schools, have coincided with
increasing social disparities in educational outcomes.In a study of student persistence in
mathematics and science, I found that students I surveyed and interviewed in
both countries experienced ability grouping and tracking in mathematics and
science during both compulsory school, and upper-secondary school. To
characterize Finnish or Swedish school systems as equal, or un-stratified,
obscures the ways these systems react to, and create, inequalities.
A closer look at the experiences of students I interviewed
in Finland, Sweden, and the United States, however, highlights how critical aspects
of these choice and tracking systems, such as the mechanism for allocation (the
how, why, and when students choose, or are selected into, particular schools or
tracks), the transparency of the system (how clear the different educational
choices and their consequences are), and the permeability (the degree of
mobility allowed between tracks and schools), can either promote or obstruct
the pathways of students who aspire to careers in mathematics and science
related fields. In particular, the Finnish education system can be described as
more permeable than either Sweden or the United States; the Finnish secondary
school students I studied could more freely choose advanced mathematics and
science courses and tracks in contrast to their counterparts in Sweden or the
United States.They could make these
choices even if they were not in advanced mathematics tracks before they
reached the secondary level.This
seemed to result in a greater retention of passionate, interested students,
particularly young men who may have struggled earlier in their school careers.
Focusing on permeability is important not only from a
standpoint of equity, but also in terms of efficiency, for retaining and
fostering skilled talent in STEM fields.The lack of permeability of math and science tracks may be a particular
concern in the United States, where the high cost of post-secondary education
and widening disparities between universities and community colleges, which
once served to increase opportunities for mobility, compounds lost
opportunities during primary and secondary school. Fostering passion for
mathematics and science among students may require structures that respond to
increasing commitment and performance by providing clear, built-in pathways for
upward mobility.
Reputation and
parental logics of action in local school choice space in Finland
DOI:10.1080/02680939.2013.844859Sonja Kosunena*
Differences in reputation between schools and in classes
within schools shape parental choice in the Finnish urban context, even if the
differences in school performance and the risks of making a bad choice are
relatively small. This study analyses the instrumental and expressive orders of
schools in a specific educational context. Two overlapping local school choice
spaces emerge: the local space of school catchment areas, and the selective
space of the city in interaction with neighbouring cities. Entry into the
selective space requires different forms of parental capital, and may reproduce
educational and social distinctions. Institutions that provide less future
exchange value according to the parental conceptions, with socially and
ethnically mixed student populations and low expectations of pupils
contentment are seen to be worth avoiding. The discussion on the choice between
good and bad schools seems to be superficial and to conceal certain
educational reproduction processes, which do not officially exist in the
Finnish education system. Choosing between classes (general and classes with
special emphasis) within a school also works as a distinction strategy.