Vernietigende kritiek van socioloog Jaap Dronkers op het egalitair fundamentalisme van de Vlaamse onderwijssociolog
Vernietigende kritiek van socioloog Jaap Dronkers op het egalitair fundamentalisme
van de Vlaamse onderwijssociologen
Naar aanleiding van o.i. terechte uitspraken van Koen Daniëls over foutief onderzoek van onderwijskansen (vooral van onderwijssociologen) in de commissie onderwijs merken we dat Jacobs, Agirdag en andere sociologen Daniëls (en gelijkgezinden) terecht wezen en van dwaze uitspraken beschuldig(d)en. Ze wekken de indruk dat Daniëls en Co totaal ten onrechte kritiek formuleren. Niets is o.i. minder waar. In deze bijdrage maken we duidelijk dat ook de vorig jaar overleden Nederlandse socioloog al jaren analoge kritiek formuleert aan het adres van de egalitaire sociologen/fundamentalisten.
Deze bijdrage is mede een weerlegging van de krasse uitspraken over sociale discriminatie in Vl onderwijs vanwege PEP vandaag in De Tijd en in De Ochtend
1Situering van kritiek van Dronkers
In een reactie op de polemiek die een opiniestuk van Orhan Agirdag over sociale
discriminatie in het Vlaams onderwijs uitlokte en waarin prof. Wim Van den
Broeck en wijzelf e wezen op het egalitair dogmatisme van Vlaamse
onderwijssociologen, voelde de Nederlandse socioloog Jaap Dronkers zich
geroepen om deel te nemen aan het debat. Hij schreef : In In stukroodvlees schreef ik al een bijdrage over de Vlaamsetwisten. Het is
inderdaad een klassieke gebrek van onderwijssociologie dat men te vaak vroege
IQ verschillen niet in de analyses betrekt, ondanks het feit dat sociologen als
Boudon en Jencks daarop hebben gewezen. Daardoor verzwakken zij onnodig de
geloofwaardigheid van hun conclusies (bijvoorbeeld in de Bell Curve oorlog:http://apps.eui.eu/ /Dronkers/English/Cognitiveabilities.pdf)
*Het is ook erg storend dat ook in de PISA-studie geen vroege IQ variabele zit. Daardoor worden
SES, school & track verschillen (b.v. differentiatie in eerste graad s.o.) overschat
of ten onrechte toe geschreven aan school of systeemkenmerken. Zie bv
http://apps.eui.eu/Personal/Dronkers/articles/TvS2010.pdf..Als vroege IQ
verschillen worden meegenomen zijn de uitkomsten voor de beoordeling van
onderwijsstelsels - b.v. gedifferentieerde eerste graad anders. Dronkers betreurt
dat in veel sociologische studies en in PISA geen rekening wordt gehouden met
de factor intellectuele verschillen en/of cognitieve aanleg, met de invloed van
nature.
Nicaise, Jacobs, Agirdag schrijven de verschillen in
leerprestaties, studiekeuze ... enkel toe aan omgevingsfactoren als sociale en
economische aspecten van de familiale achtergrond, aan de gedifentieerde eerste
graad s.o. en aan vooroordelen van leerkrachten.Ides Nicaise en Nico Hirtt poneerden in 2007
in navolging van Bourdieu: De verouderde theorie over aanleg leidt een
hardnekkig bestaan. IQ meet geen aangeboren capaciteit, maar enkel aanpassing
aan de IQ-test'. Het is de bedoeling van egalitair onderwijs dat elke
bevolkingsgroep evenredig participeert aan alle onderwijsniveaus (De School
van de Ongelijkheid, EPO, 2007 p. 88 e.v.). Wie het niet eens was, werd
beschuldigd van sociaal racisme. Socioloog Dirk Jacobs schreef in een
KBS-studie van 2009: Het is onverantwoord te veronderstellen dat kinderen van
laaggeschoolde ouders gemiddeld minder intellectuele aanleg hebben. In het
KBS-rapport Prestaties van de leerlingen van buitenlandse herkomst in België
van 2007 steldeDirk Jacobs dat we zeker niet mochten veronderstellen dat
er een verschil in aanleg kan zijn tussen autochtone en allochtone leerlingen:
Intelligentie komt immers in alle lagen van de samenleving op een
vergelijkbare wijze voor arme kinderen zijn niet minder intelligent dan rijke
kinderen (p 38). De belangrijkste conclusie van Jacobs en co luidde: Zoals al
decennialang blijkt, blijft de school de maatschappelijke ongelijkheid omzetten
in onderwijsongelijkheid, nu ook voor de migrantenleerlingen (p. 47).
InOnderwijskrant
nummer 143 verwezen we al naar studies van prof. Dronkers uit 2005 en 2006.
Dronkers concludeerde o.a. dat Vlaanderen een van de weinige landen is waarin
er na gelijkstelling van de achtergrondskenmerken vooral SES-status geen
betekenisvol verschil is tussen autochtone leerlingen en migranten die
voldoende de landstaal kennen. In Frankrijk, Zweden, Denemarken, Engeland ...
blijven de scores van die groep allochtonen minstens20puntenachter (Jaap
Dronkers,Verschillen in wiskundekennis
in hoog ontwikkelde landen van Europa &, Australië en Nieuw Zeeland, 2005).
Dronkers beklemtoonde tevens dat de grootte van de achterstand van
migrantenleerlingen sterk samenhing met de regio waaruit zij of hun ouders
afkomstig waren en met de ermee samenhangende achtergrondskenmerken op
intellectueel, sociaal, cultureel en talig vlak
We gaan in het vervolg van deze bijdrage verder in op de
kritiek van Dronkers op het egalitair fundamentalisme van veel sociologen zoals
hij het formuleerde in de al vermlede bijdrage in roodvonk
2Dronkers kritieken op egalitaire ideologie en analyses van sociologen
2.1 Milieudeterminisme en negatie van erfelijke
aanleg en invloed nature
Prof.Jaap Dronkers bevestigde Vlaamse kritiek op
egalitaire ideologie, opdubieuze
SES- interpretaties van Vlaamse onderwijssociologen. In het belangrijkste deel
van zijn analyse vraagt de socioloog Dronkers zich af waar de scherpe kritiek
op de sociologen vandaan komt. Zijn belangrijkste stelling luidt: Het modieuze
radicalisme van de tweede helft van de 20ste eeuw zag de structuur of de
maatschappij als dé oorzaak van bijna alle individuele verschillen tussen
individuen. Binnen de sociologie en aanpalende disciplines werd het als
politiek incorrect gezien om die individuele verschillen (b.v. leerprestaties,
crimineel gedrag...) los hiervan te analyseren.Destructuur van de maatschappij en van het onderwijs en vooral de sociale
discriminatie - waren de oorzaken van het feit dat minder handarbeiderskinderen
participeerden aan aso, enz.
Volgens Dronkers bleek het afwijzen van de invloed van de
erfelijke aanleg en intelligentie en het milieudeterminisme bijvoorbeeld uit
het tumult rondom het boek The Bell Curve van Herrnstein en Murray, uit de
grofheid van de aanvallen van sociologen op deze personen. (Dit boek wees o.a.
op de grote invloed van de erfelijke aanleg op het IQ.) Dit tumult maakte
onderwijssociologen terughoudend om met hun analyses naar de relaties tussen
ouderlijk milieu en intelligentie naar buiten te komen.. De nasleep van het
modieuze radicalisme in de sociologie duurde lang en is nog steeds niet geheel
verdwenen. Zo wordt intelligentie in de belangrijkste datasets die sociologen
gebruiken niet gemeten, in tegenstelling tot het behaald opleidingsniveau. Het
is dus niet vreemd dat buitenstaanders denken dat onderwijssociologen
intelligentieverschillen onbelangrijk vinden.
Als de relatie tussen de intellectuele aanleg van de
leerlingen en het scholingsniveau & de beroepspositie van de ouders vrij
groot is, dan kan men decorrelatie
tussen de schoolprestaties en het ouderlijk milieu niet zomaar toeschrijven aan
het feit dat leerlingen uit lagere milieus minder onderwijskansen krijgen.
Elders betreurde Dronkers - net als wij -dat er ook nog steeds veel mensen en sociologen zijn die niet aannemen
dat momenteel de gemiddelde intelligentiescore van autochtone leerlingen uit
de lagere klassen substantieel lager is dan die van kinderen in hogere
klassen. Zelf voegden we er geregeld
nog aan toe dat precies als gevolg van de democratisering en de sociale
mobiliteit de beroepspositie van de ouders vandaag in sterkere mate verdeeld is
volgens intelligentie dan vroeger het geval was; en dat daardoor ook jammer
genoeg de (hand)arbeidersklasse intellectueel werd afgeroomd. De Engelse
socioloog Michael Youngvoorspelde dat
al in The Rise of Meritocracy (1958).
Dronkers wijst er vervolgens op dat op basis van de
PISA-data veelal dubieuze vergelijkingen tussen landen worden gemaakt. Hij
stelt o.a.: Sinds 2000 zijn cross-nationale data beschikbaar gekomen, die meer
bruikbaar zijn om effecten van onderwijsstelsels te meten dan nationale
longitudinale datasets. De bekendste zijn de PISA-data. Het grote bezwaar van
deze cross-nationale data is echter dat ze een momentopname vormen en dat een
aantal politiek gevoelige kenmerken, waaronder (invloed van) intelligentie en
religie, niet worden gemeten. Daardoor verdwijnt in de analyses het onderscheid
tussen het primaire, secundaire en tertiaire effect van ouderlijk milieu en
lijken alle onderwijsverschillen verklaard te worden door ouderlijk milieu en
onderwijsstelsels. De politieke afhankelijkheid bij cross-nationale data leidt
ook tot foute schattingen van de relaties tussen ouderlijk milieu en taal- en
rekenvaardigheden in OESO-landen.
De officiële
PISA-rapporten en sociologische analyses (ook deze van Jacobs KBS-rapporten, Agirdag,
..) houden veelal geen rekening met de grote verschillen in
achtergrondskenmerken van de leerlingen, in de samenstelling van de
leerlingenpopulatie. Zo telt Finland b.v. veel minder kansarme & allochtone
leerlingen dan de VS en Vlaanderen. In een paar Amerikaanse staten met een
hogere SES behalen de leerlingen zelfs hogere resultaten dan in Finland. In
Vlaamse regios met een even hoge SES als in Finland presteren Vlaamse
leerlingen een heel stuk beter. Jammer genoeg krijgen we nooit regionale PISA-scores
voor Vlaanderen.
Vanaf PISA-2000 hebben we gesteld dat de PISA-kopstukken,
onze beleidsverantwoordelijken en onderwijssociologen bij de interpretatie
geen rekening hielden met de grote verschillen in de leerlingenpopulatie en in
de populatie allochtone leerlingen.Studies zoals deze van Hofman e.a. waarin men abstractie maakte van de allochtone leerlingen wezen b.v.
uit dat Vlaanderen ook een topscore behaalde inzake sociale gelijkheid. Een
analoge studie van Jaap Dronkers op basis van PISA-2009 stelde vast dat de
sociale gelijkheid in Vlaanderen en Nederland minstens even hoog is als in
Finland. Ook de Duitse socioloog Woessmann stelde in een studie dat Vlaanderen
inzake gelijkheid een topscore behaalde. Vlaamse onderwijssociologen, veel
beleidsmakers en zelfsonderwijskoepels
poneerden steeds ten onrechte dat Vlaanderen kampioen sociale ongelijkheid was.
In zijn recente studie toonde ook prof. Van den Broeck aan dat dit vermeende
knelpunt ten onrechte werd gebruikt als legitimatie voor de hervorming.
Terloops: voor PISA-2012 (ook nog recenter voor PISA 2015) presteerden de Finse
allochtone leerlingen geenszins beter dan de Vlaamse en dit niettegenstaande de
hogere SES van hun ouders. Indien Finland dus evenveel allochtone leerlingen
zou tellen als Vlaanderen, dan zou hun wiskundescore significant lager zijn dan
de Vlaamse.(P.S. Pasi Sahlberg, Finland
wijt de zwakkere PISA-2015-prestaties vooral aan een toename van het aantal
allochtone leerlingen.)
2.3 Heterogeniteit
&verschillen qua herkomstlanden en
cultuur allochtone leerlingen niet erkend
Dronkers wijst er vervolgens op dat in de officiële
PISA-vergelijkingen er ook geen rekening gehouden wordt met de enorme
verschillen tussen de allochtone leerlingen. Dit is eveneens het geval in de KBS-rapporten
opgesteld door de Vlaamse socioloog Dirk Jacobs.
Dronkers: De officiële PISA-publicaties behandelen alle
migranten als een homogene groep. Er wordt geen rekening gehouden met de
herkomstlanden van migrantenleerlingen en van hun ouders. Minder politiek
correct onderzoek met deze PISA-data laat zien dat verschillen in
herkomstlanden belangrijker zijn voor de verklaring van onderwijsprestaties van
migrantenleerlingen dan verschillen in bestemmingslanden. (Dronkers verwijst
naar eigen onderzoek waaruit o.a. blijkt dat Turkse en Marokkaanse leerlingen
overal zwak scoren. Aziatische leerlingen presteren meestal vrij goed.)
Dronkers: Verder blijken onderwijsstelsels voor
migrantenleerlingen ook andere gevolgen te hebben dan voor autochtone
leerlingen. Hierdoor verschillen de relaties tussen ouderlijk milieu en
taalvaardigheid van 15-jarige leerlingen nogal tussen autochtone en allochtone
leerlingen in de verschillende OESO- landen. In sommige landen is die relatie
voor autochtone leerlingen zwakker dan voor allochtone leerlingen (Zweden,
Noorwegen, Italië, Catalonië), terwijl het in andere landen (Wallonië,
Frankrijk, Israel, Engeland, Duitsland, Verenigde Staten, Nederland) precies
andersom is: daar is de relatie tussen ouderlijk milieu en taalvaardigheid voor
autochtone leerlingen juist sterker dan voor allochtone leerlingen.
Dronkers: Dit
verschil kan komen omdat in het eerste geval de migranten in dat land erg
heterogeen zijn in sociaal-economisch opzicht en/of hun land van herkomst,
terwijl in het tweede geval de migranten juist meer homogeen zijn. Ook komt het
voor dat de relatie tussen ouderlijk milieu en taalvaardigheid voor alle
leerlingen hoger is dan de afzonderlijke relaties voor de autochtone en
allochtone leerlingen (Oostenrijk, Luxemburg, Vlaanderen). Dat laatste kan
komen doordat allochtone leerlingen in dat land een erg laag ouderlijk milieu
hebben of veel afkomstig zijn uit herkomstlanden met lage onderwijsprestaties.Dit laatste is dus ook het geval voor
Vlaanderen. Zo kan men niet zomaar Vlaamse allochtone leerlingen vergelijken
met Canadese en Finse. In Canada, een land met een selectief en actief
immigratiebeleid, scoren de vele Aziatische migrantenleerlingen zelfs hoger dan
de autochtone leerlingen.
2.4 Foute conclusies omtrent middenschool,
tracking, gedifferentieerde eerste graad s.o.
In het verlengde van de stelling dat sociologen e.a. al te vlug
conclusies trekken uit de correlatie tussen onderwijsprestaties en sociale
afkomst/SES, hekelt Dronkers ook het al te vlug trekken van conclusies nopens
de superioriteit van bepaalde onderwijsstelsels als comprehensieve middenschool
en werken met heterogene klassen. Dronkers stelt vooreerst: Al deze
verschillen in de relatie tussen ouderlijk milieu en onderwijsprestaties hoeven
dus niet samen te hangen met een bepaald onderwijsstelsel (b.v. al dan niet
comprehensief onderwijs).Ze kunnen
bijvoorbeeld het gevolg zijn van de verschillen in heterogeniteit van migranten
tussen landen.Als er dus onvoldoende
met b.v. die heterogeniteit van migranten rekening wordt gehouden, leidt dat
tot foutieve schattingen van de relaties tussen onderwijsstelsels en ongelijke
onderwijskansen. Ook daardoor kan de indruk ontstaan dat sociologen alleen oog
hebben voor het effect van ouderlijk milieu op onderwijsprestaties, en dus
andere aspecten (intelligentie, herkomstland) verwaarlozen.
(Tussendoor: Dronkers publiceerde een paar jaar geleden nog
een studiewaaruit hij concludeerde dat
onze gedifferentieerde eerste graad s.o. prima functioneerde : zie bijlage)
2.5 Verdoezeling
verschil primaire & secundaire effecten én nature-invloed
In de inleiding van
zijn blogbijdrage sluit Dronkers zich aan bij het belangrijk onderscheid dat
Raymond Boudon destijds maakte tussen primaire en secundaire effecten van
ouderlijk milieu en hij betreurt dat tal van sociologen dat niet doen.
Dronkers: Het primair effect van ouderlijk milieu is de samenhang tussen
jeugdige intelligentie (of schoolgeschiktheid) en ouderlijk milieu (opleiding,
beroep, inkomen). Het secundair effect is de samenhang tussen de keuze voor een
hoge stroom binnen het onderwijs en ouderlijk milieu, bij gelijke
intelligentie. In gestratificeerde onderwijsstelsels zoals het Nederlandse is
deze hoge stroom het vwo (= ons aso); in middenschoolstelsels zoals het Zweedse
is dit de academischeklasofdifferentiatie. (NvdR:Zweden
kent in de gemeenschappelijke lagere cyclus geen gedifferentieerde opties,maar
werkt wel met niveaugroepen en niveauklassen.)
Dronkers en Boudon
stellen dat een aantal sociologen b.v. geen rekening houden met de samenhang
tussen intelligentie (of schoolgeschiktheid) en b.v. opleidingsniveau van de
ouders, met primaire effecten/oorzaken die niets te maken hebben met het
schoolsysteem. De correlatie met de SES van de leerlingen wordt vaak zomaar
geïnterpreteerd als een vorm van sociale discriminatie. En dat b.v. meer
leerlingen van hoger geschoolde/getalenteerde ouders op 12 jaar meer kiezen
voor de opties Latijn of Moderne Wetenschappen schrijft men veel te vlug op
naam van ongelijkheid of sociale discriminatie, niettegenstaande dit
grotendeels een gevolg is van hogere intelligentie/schoolgeschiktheid.
Boudon nam ook al
eind de jaren zestig afstand van Bourdieus simplistische verklaring van de zgn.
sociale ongelijkheid in het onderwijs en van zijn reproductie-theorie. Toen en
ook nu nog was de visie van Bourdieu heel dominant binnen de Vlaamse sociologie.
Die primaire effecten - invloed van aanleg en van ouderlijk
milieu op de cognitieve ontwikkeling en leerprestaties - betekenen ook
geenszins dat de school verantwoordelijk is voor dat soort effecten. Dat mede
door de invloed van het onderwijs de intelligentie-verschillen in de loop van
de schoolloopbaan kunnen toenemen, kan men ook niet op naam schrijven van
negatieve discriminatie door de leerkrachten. Zelfs met doorgedreven positieve
discriminatie kan men dat niet voorkomen.
Noot: we merken dat
de sociologen Boudon/Dronkers zowel de primaire als de secundaire effecten als
milieu-effecten benoemen. Zelf vinden we het wat misleidend om b.v. de
samenhang tussen intelligentie en ouderlijk milieu (b.v. scholingsniveau van
de ouders) zomaar als een milieu-effect te omschrijven. Het gaat hier in de
eerste plaats om een nature-invloed en pas secundair om de invloed van het
milieu op de ontwikkeling van de intellectuele aanleg.
2.6 Negatie van
cognitieve verschillen enerfelijke
aanleg
In vorige punten
zagen we dat prof. Dronkers betreurt dat in de meeste sociologische studies en
PISA geen rekening wordt gehouden met de factor intellectuele verschillen en/of
cognitieve aanleg, met de invloed van nature. Wij stellen al sinds PISA-2000
dat het PISA-hoofdkwartier van Schleicher, sociologen als Nicaise, Jacobs, ... en veel beleidsmakers geen rekening houden
met intelligentieverschillen en met het feit dat die voor een aanzienlijk deel
erfelijk zijn. Dat is ook een fundamentele kritiek vanwege de psychologen
Wouter Duyck (UGent) en Wim Van den Broeck (VUB).
Bruce Saterdote
concludeerde in een studie met uit Korea geadopteerde kinderen dat genetische
factoren 44% van de variatie in schoolresultaten bepaalden en de variatie in de
adoptiefamilies slechts 14% (How large are the effects from changes in family
environment. A study of Korean American adoptees; zie Internet). Wouter Duyck
schreef onlangs nog: G.Shakeshaft e.a. publiceerden in 2013 een longitudinale
studie met 11.117 (!) tweelingen, die aantoont dat de variatie in
schoolresultaten voor 58 procent door cognitieve aanleg bepaald worden: Strong
Genetic Influence on a UK Nationwide Test of Educational Achievement at the End
of Compulsory Education at Age 16 (De Tijd, jan. 2014).
2.7 Cultureel
kapitaal van Bourdieuals panacee &
symbolisch geweld
Egalitaire ideologen
pakken ook al te graag uit met het symbolisch geweld dat zou uitgaan van het
burgerlijk curriculum (à la Bourdieu). Dronkers betreurt - net als wij - dat veel
sociologen zich aansloten/aansluiten bij de dubieuze visie van de bekende
Franse socioloog Pierre Bourdieu. Dronkers: De Franse socioloog Pierre
Bourdieu introduceerde het al dan niet bezitten van het juiste culturele
kapitaal als een belangrijke verklaring van de relatie tussen ouderlijk milieu
en onderwijsprestaties, naast financieel en sociaal kapitaal. Dit begrip werd
al snel een panacee voor veel sociologen om alle onderwijsongelijkheid mee te
verklaren. Daarmee verdwenen andere verkla-ringen, zoals de rel
Vlaamse lessen voor het Fins onderwijs uit de mond van Finse leraars, moeders en onderwijsdekundigen
(Zo hoor je het ook eens van een ander en dan nog in Klasse!)Vlaamse lessen voor het Fins onderwijs uit de mond van Finnen
1. Bijdrage in Klasse:
2. Finse onderwijskundigen stelden in 2005 dat Vlaanderen in feite beter presteerde voor PISA dan Finland
1.Bijdrage in Klasse: 5 sterktes van het Vlaamse onderwijs vanuit Fins perspectief 6 februari
Finland is al decennia gidsland in onderwijs. Ook al daalt het op de PISA-ranking, Maar hoe denken Finnen over het Vlaamse onderwijs?
Welke sterktes en bedenkingen spotten Finse leraren die via een internationale uitwisseling ons onderwijs leerden kennen? En een Finse mama die haar zoon naar een Vlaamse school stuurt?
1Vroeg naar school
Leraar Aula Hämäläinen en collegas: Vlaamse kinderen gaan al heel jong naar school. Als ze in het eerste leerjaar komen, zijn ze zo gewoon aan schooldagen en -regels dat leraren meteen aan de slag kunnen met de kinderen.
Ze leerden al in de kleuterklas in groepjes werken en rekening houden met andere kinderen en met volwassenen bv. ook met voorlees(groot)ouders en kregen zelfs al een introductie tot een vreemde taal. Ik hoop dat de kinderen ook voldoende lang kleuter mogen zijn. Benieuwd hoe jullie inspelen op individuele noden als onderwijs zo vroeg start.
2 Betere match school en ouders
Mama Hanna Kalanen: Vlaamse kinderen maken langere schooldagen. In Finland rinkelt de schoolbel vaak al om 13of 14 uur. Dat je kinderen hier veilig tot 18 uur op school kunnen blijven, bij leraren die ze helemaal vertrouwen, is een ongelooflijke service naar ouders.
Een pak Finse ouders voelt meer stress om werk en school te combineren. Voor kleuters organiseren scholen nog wel opvang, maar kinderen vanaf 9-10 jaar trekken soms kort na de middag alleen naar huis. Ik vraag me wel af wanneer ouders hun kinderen tijdens de week nog zien en samen dingen doen.
3Tomeloze inzet van leraren
Mama Hanna Kalanen: Vlaanderen kent lange schooldagen voor kinderen, maar natuurlijk ook voor leraren. Dat ze daarna nog meedraaien op naschoolse activiteiten, uitstappen met leerlingen plannen en uitwerken om te leren buiten de school, is opmerkelijk.
Waar vinden leraren de energie om lange lesdagen, voorbereidingen en verbeterwerk nog te combineren met buiten- en naschoolse activiteiten? Finse leraren doen dat niet. Dat wordt ook niet gevraagd: alles moet binnen de schooluren, ook schoolfeestjes. En als de school een project heeft op zaterdag, staat daar een vrije weekdag tegenover.
4Warme band leraren en leerlingen
Leraar Auli Hämäläinen en collegas: De relatie tussen leerlingen en volwassenen op school (leraren, directeur, secretariaatsmedewerkers) is warm en open. Net zoals in onze school. Die positieve sfeer zorgt dat leerlingen zich goed voelen op school, graag komen en dat ze bijleren.
Leraren houden veel rekening met leerlingen en geven vaker dan in Finland opdrachten op individueel niveau. Het Vlaamse onderwijs zet wel heel hard in op evaluatie en evaluatiedocumenten. Zowel om te beoordelen hoeveel kinderen leren als hoe goed leraren lesgeven.
5 Leerkrachten die professioneel werken
Leraar Auli Hämäläinen en collegas: In schoolwerking en lespraktijken zagen we weinig verschillen tussen Finland en Vlaanderen. Dat niet alle leraren in Vlaanderen masters zijn, viel ons helemaal niet op.
In Finland mag niet iedereen leraar worden. Er is een numerus clausus, met o.a. individuele en groepsinterviews. Dat de selectie streng is, daar staan we wel achter: niet iedereen is een goede leraar en alleen zo krijg je de best mogelijk leraren. Maar in Vlaanderen zagen we dat ook leraren zonder masteropleiding zeer professioneel werken, coöperatief zijn en een goed contact hebben met collegas en leerlingen.
--------
2 Finse onderwijsdeskundigen: : Vlaanderen presteerde in feite nog beter voor PISA-2003 dan Finland als we rekening houden met leerlingenkenmerken (aantal allochtone leerlingen, SES...)
Onderzoekers van de Finse universiteit van Helsinki stelden zelf in 2004 dat de Finse PISA- score vertekend was door het feit dat Finland weinig migrantenleerlingen telt; ook zij poneren dat onderzoekers bij vergelijking in feite abstractie moet maken van de groep migrantenleerlingen.
Zij concluderen:
If student dependent background variables have such a huge impact in an otherwise comparatively homogeneous country like Finland, they can even more severely distort international comparisons. One of the most important background variables is the language spoken at home. A non-test language spoken at home is typically linked to immigration. Excluding first and second generation immigrant students from the national averages considerably alters the country league tables:
On top of the list in the 2003 major domain,
mathematics, Finland is replaced by Belgium and it is closely followed by Switzerland (Finland and PISA Explanations and reasons, 2011 zie Internet). Vlaanderenovertrefft Finland en ook Nederland, en Zwitserland presteert dan ongeveer even goed als Finland.
Finse PISA-onderwijsdeskundigen gaven ook ruiterlijk toe dat de gemiddelde SES-status van de Finse leerlingen veel hoger ligt dan in andere landen; we lezen b.v.: It is also true that less than five percent of Finnish students have a socio-economic background below that of the least advantaged 15 percent of students in the OECD countries. Minder dan 5 % van de Finse leerlingen leeft beneden de armoedegrens en veel minder kinderen leven in verpauperde steden. Als we ook met die verschillen rekening houden, dan zou Vlaanderen nog duidelijker op alle vlakken hoger scoren dan Finland.
In dit rapport lezen we verder dat de Finse verantwoordelijken ook andere conclusies van de PISA-kopstukken relativeren. Ze stellen b.v. dat er in de iets grotere Finse scholen ook grote verschillen zijn tussen de klassen: leerlingen die een moeilijke optie (moeilijke vreemde taal e.d.) gekozen hebben, zitte daar blijkbaar ook in sterkere niveauklassen. Finse onderzoekers stellen verder dat we vooral ook de situatie nà het verlaten van de middenschool moeten bekijken. Dan merkt men dat de impact van het sociaal milieu op het al dan niet volgen van het Gymnasium (aso) ook heel hoog is.
De Finse onderzoekers maken zich ook zorgen omdat in grotere steden de verschillen tussen de scholen zelf steeds groter worden. The Finnish studies on learning to learn competencies (Hautamäki)
Interessante, maar jammer genoeg ook vertekende voorstelling van verzet tegen VSO en recente structuurhervormingsplannen s.o. vanwege Bart Eeckhout in De Morgen
Bart Eeckhout wekt ten onrechte indruk dat het enkel elitaire colleges waren die de voorbije 50 jaar afstand namen van de invoering van comprehensief onderwijs en dat het de voorbije jaren bijna enkel de N-VA was.
Hij beseft blijkbaar niet dat destijdsd e tso-scholen en de sterke vtis-nog het meest gekant waren tegen de invoering en veralgemening van het VSO. In het katholiek onderwijsnet ging ook het verbond van het technisch onderwijs in het verzet o.l.v. André Vanhecke- ex-directeur van het VTI-Waregem. Ook de VTIs van Brugge, Hoboken waren bijzonder actief. Ook de directeur-generaal van het technisch onderwijs Smet was een grote tegenstander. Precies omdat de tso-scholen van het Rijksonderwijs dat massaal op het VSO-overschakelde leeg liepen, voerde minister Herman De Croo in 1996 in allerijl weer de klassieke opties in met zelfs 9 uur techniek.
Het protest tegen de hervormingsplannen van Monard (2009) en van minister Smet kwam ook voor een groot deel vanuit de technische scholen de VTIs op kop.
Met Onderwijskrant namen we al in 2002 afstand van de conclusies van de Rondetafelconferentie van minister Vanderpoorten die opteerde voor een gemeenschappelijke eerste graad en de afschaffing van de onderwijsvormen. Ook de latere directeur-generaal van het katholiek hoger onderwijs Wilfried Van Rompaey in die tijd werkzaam binnen het ACW - ging in 2002 al in verzet.
In ons interview met minister Vandenbroucke in januari 2006 probeerden we met Onderwijskrant het duo Vandenbroucke-Dirk Van Damme te overtuigen van de nefaste gevolgen van hun plannen voor de invoering van een gemeenschappelijke eerste graad en de afschaffing van de onderwijsvormen. Nog niet de minste steun vanuit politieke partijen.
In 2009-2010 deed ik zelf vanuit Onderwijskrant mijn uiterste best om de N-VA & andere partijen op te roepen tot verzet tegen het plan-Monard. De N-VA had dan nog geen standpunt ingenomen.
In mei 2012 ondertekenden 13.000 mensen de Onderwijskrantpetitie tegen de invoering van een gemeenschappelijke eerste graad e.d. Ook een aantal scholen namen afstand van de hervormingsplannen van de katholieke onderwijskoepel. Ook de associatie-voorzitters André Oosterlinck en Luc Van den Bossche verzetten zich openlijk tegen de hervormingsplannen. Ze spoorden Onderwijskrant ook aan om verder actie te voeren. Ook prof. Rik Torfs manifesteerde zich als tegenstander.
Terug naar het college met Bart Eeckhout: waarom N-VA een nieuwe schoolstrijd voert 09-02-18, 16.15u - Bart Eeckhout
Er kan geen debat gevoerd worden in het Vlaamse onderwijs of de N-VA legt er haar leeuwenklauw op. Waar komt die nieuwe schoolstrijd vandaan? Voor een antwoord op die vraag moet Bart Eeckhout terug naar zijn eigen collegetijd. Op een zonnige lentedag in 1990 slenteren zestien slungelige tieners door de gangen van het Sint-Jozef-Klein-Seminarie in Sint-Niklaas. In de doorgaans voor de directie voorbehouden collegetuin stellen zij, leerlingen van de zesde Latijn-Griekse, zich op voor wat de laatste klasfoto wordt van hun middelbareschoolloopbaan. De foto staat hierboven. Zie je die jongen met het rozerode T-shirt uiterst rechts? Dat ben ik. Interessanter voor dit verhaal is het kloeke bord met Latijns motto dat centraal opgesteld staat: Permiciabili novo isto/ discendi ordine/ feliciter elapsi/ hi iuvenes/ abituri sunt. 28 jaar later kost het me nog altijd weinig moeite om de spreuk te vertalen. Deze jongeren zijn klaar om af te studeren, gelukkig ontsnapt aan die verwerpelijke nieuwe onderwijsmethode.
Verwerpelijke nieuwe onderwijsmethode? Een boodschap als een finale paukenslag. Het Latijnse bord was een stil en laat protest vanwege de schooldirectie tegen het van bovenaf opgelegde eenheidstype voor het secundair onderwijs. Dat eenheidstype was precies in dat schooljaar verplicht ingevoerd, als compromis tussen voordien naast elkaar bestaande types klassiek en vernieuwd secundair onderwijs (vso). Wij zouden de laatste generatie zijn die dat niet hoefde mee te maken op school.
Voor het college van Sint-Niklaas voelde het eenheidstype als een belediging. Verraad vanwege de eigen christendemocratische minister van Onderwijs Daniël Coens (CVP).
Het college is/was een eliteschool. Meer in de pedagogische dan in de sociale zin van het woord (maar, en dit terzijde, toch nog altijd niet het natuurlijke biotoop van de familie Eeckhout). Toen hij aantrad, zei de vorige minister van Onderwijs, Pascal Smet (sp.a) in Humo dat hij een kind van de (laagdrempeligere) broederschool was, en niet van dat elitaire college. Voor hem was dat een treffend politiek symbool. Het college was voor hem een toonbeeld van het blanke, conservatieve onderwijsideaal van de N-VA, die de hervorming afremde.
Blank? Ach. Wie vandaag door de gangen van het SJKS loopt, merkt dat de schoolpopulatie behalve deels vrouwelijk ook flink divers geworden is. Maar conservatief, dat zeker wel. Jarenlang was de school de fiere, conservatieve stormram geweest tegen de pedagogische nieuwlichterij van het vso. Die vernieuwing was halfweg jaren 70 ingevoerd om de democratisering van het onderwijs te versnellen. Daarom zouden kinderen, ongeacht hun achtergrond, langer breed gevormd worden, zodat sociaal-economische achterstanden konden worden weggewerkt.
In het Klein-Seminarie vonden ze dat maar niks. Wie niet meekon, kreeg de niet zo verfijnde boodschap mee het maar eens in een vso-school te proberen. De kritiek dat in zulke scholen de lat effectief naar beneden ging, was niet zonder grond. Mede daarom is de vernieuwing eind jaren 80 stilletjes begraven. Voor de klassieke Vlaamse colleges en lycea (en ook wel enkele rijksathenea) voelde dat compromis niettemin als een gedwongen overgave. Dienden ze toch elementen over te nemen van dat verduivelde vso. Vandaar dus de foto met de Latijnse protestplaat.
VSO.2.0
Waarom is die anekdotiek nu nog relevant? Omdat de bekommernissen van mijn college toen, exact de drijfveer zijn van de schoolstrijd die de N-VA vandaag, 28 jaar later, aan het opvoeren is. Dat zeg ik niet zomaar. Kijk nog eens naar de klasfoto. De grijze man met ringbaard in het midden is Walter Roggeman. Toen provisor (onderdirecteur) van de school, nu adviseur voor onderwijs van minister-president Geert Bourgeois (N-VA). Het is een kleine wereld.
De strijd van het college toen, is de strijd van de N-VA vandaag, bevestigt hij. (Meneer Roggeman, zoals ik hem graag blijf noemen, spreekt in dit stuk in eigen naam, niet namens de partij of de minister-president.) Net zoals de traditionalistische scholen van toen, voert de N-VA nu de forcing voor een conservatievere benadering van het onderwijsbeleid. En ditmaal met meer succes.
'Ik heb nooit begrepen dat men 20 jaar na het debacle met het vso daar weer stond met dezelfde ideeën' Walter Roggeman Een eerste strijdperk werd, niet toevallig, de hervorming van het secundair onderwijs. Die zal uiteindelijk op 1 september 2019 ingevoerd worden. Onder druk van N-VA zijn de plannen verwaterd tot een systeem waarbij iedereen min of meer mag blijven doen wat hij wil.
De oorspronkelijke hervormingsplannen, dat was het vso 2.0, zegt Walter Roggeman. Ik heb nooit begrepen dat men twintig jaar na het debacle met het vso daar weer stond met dezelfde ideeën. Weer wou men een brede eerste graad invoeren. In uw krant heeft Oeso-expert Dirk Van Damme, toch geen N-VAer, zelf gezegd dat die brede eerste graad een vergissing zou geweest zijn.
Wie de nochtans zeer bedaarde Walter Roggeman wat kent, begrijpt beter waarom de N-VA zo strijdlustig tekeergaat over onderwijs. Roggeman staat symbool voor een aanzienlijke groep onderwijsmensen directies, leerkrachten, maar ook ouders die de vernieuwingsdrang met scepsis aanschouwen. Aangezien elke ouder zijn eigen schoolverleden als referentie neemt, is het onderwijs bij uitstek ook een domein dat zich leent voor nostalgie. Wat van vroeger komt, is niet per definitie slecht, bromt Roggeman. Als ik nu mensen zoals Dirk Van Damme bezig hoor, denk ik: we hadden geen ongelijk met ons verzet. Plots klinkt het nu dat directe instructie toch weer goed is. Tja, hadden ze ons dat destijds gewoon gevráágd, hadden we dat ook wel kunnen vertellen.
Geen eenheidsworst
Er is meer. In de meest recente uitgebreide onderwijsnota die de N-VA verspreidde, toch alweer van de vorige regeerperiode geleden, valt juist de gematigde toon op. Ja, de Vlaams-nationalisten vragen uiteraard extra aandacht voor taalkennis, ze verzetten zich tegen eenheidsworst, maar voorts past het programma netjes binnen de onderwijsconsensus van de voorbije decennia met veeleer progressieve ideeën over buurtscholen, brede scholen
'Als je van het identitaire je speerpunt maakt zoals N-VA , kun je niet buiten het onderwijs'
Hilde Crevits (CD&V) Wat is er dan veranderd, dat de partij nu zo fel het vuur jaagt in elk onderwijsdebat? Simpel. Onderwijs is cruciaal in de identitaire strijd, de zogenoemde cultuuroorlog, die de N-VA zo graag voert. Zo ziet ook Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) haar coalitiepartner: Kinderen zijn het kapitaal van de toekomst. Het is in het onderwijs dat identiteiten gevormd worden. Als je van het identitaire je speerpunt maakt, kun je niet buiten het onderwijs.
Het verklaart waarom N-VA-voorzitter Bart De Wever zo gretig tekeergaat tegen de katholieke dialoogscholen, die zich meer willen openstellen voor een moslimpubliek. En het verklaart waarom ook de rest van de partij zich fel roert over identitair-culturele onderwijskwesties, zoals deze week over het onderzoek naar benadeling van kansarme kinderen bij de onderwijsoriëntatie. Tegen dat universitaire onderzoek, uitgevoerd op vraag van het gelijkekansencentrum Unia, zijn wel meer methodologische bezwaren geuit. Ook minister Crevits windt er zich behoorlijk in op. Het onderzoek is veel genuanceerder dan de conclusie die Unia wou doorduwen. Het laat ook de inspanningen buiten beeld die in deze regeerperiode ondernomen zijn. n Nog zoveel feller reageert N-VA-volksvertegenwoordiger Koen Daniëls, zeg maar de schaduwminister van onderwijs. Met de dag wordt de motivatie groter om een eigen school op te richten en leerkrachten te vrijwaren van allerlei correct denkende adviezen. Met ambitieus onderwijs, mét de mogelijkheid tot uitblinken, mét kennis, mét oriëntering, mét leerkrachten die echt les willen geven. Wie doet mee?, tweette hij afgelopen maandag na de bekendmaking van het onderzoeksrapport.
'Het huidige onderwijs biedt veel ouders niet meer wat ze belangrijk achten: structuur, ambitie, leerlingen laten excelleren, een goede kennisbasis' Koen Daniëls (N-VA) Het voorstel van een eigen school ook staatssecretaris Theo Francken (N-VA) gaf aan een te willen oprichten is vooral een intellectuele provocatie, geeft Koen Daniëls aan, al leeft de droom wel. Ik ben overstelpt met sollicitaties van leerkrachten en ouders die meteen zouden willen meedoen. Ik ben geen fan van privaat onderwijs, maar ik ben bang voor de dag dat kapitaalkrachtige mensen het voor zichzelf zullen beginnen organiseren, omdat het huidige onderwijs niet meer geeft wat ze belangrijk achten: structuur, ambitie, leerlingen laten excelleren, een goede kennisbasis.
Door de harde, identitaire toon laadt de N-VA het verwijt van xenofobie op zich, dat ze elitescholen wil reserveren voor de blanke middenklasse. Onzin, zegt Roggeman. Wij hebben met het college ook de schoolfacturen betaald van vluchtelingenkinderen uit Armenië, Servië Onze leerkrachten hebben die leerlingen geholpen met extra lessen Nederlands en Frans. De enige voorwaarde was wel dat ze net zo hun best zouden doen als alle anderen. Dat is nooit een probleem geweest.
Blijft wel de door experts soms betwiste harde klemtoon op taalkennis. Taal is nu juist een uitsluitingsmechanisme, repliceert Koen Daniëls. Anderstalige kinderen blijven achterop hinken. Daarom hebben wij taalbadjaren Nederlands mogelijk gemaakt, waarin anderstaligen eerst ondergedompeld worden in de taal om dan aan te sluiten in het gewone onderwijs. Neem een jaar en geef ze een leven. De koepels ondermijnen dat en stellen dat voor alsof wij apartheid willen invoeren in het onderwijs. Het tegendeel is waar.
Collegementaliteit
Net als Walter Roggeman (en Pascal Smet en ikzelf dus) komt Koen Daniëls uit het Waasland. Weliswaar niet vanop hetzelfde college, maar hij gaf wel zelf ooit les op een andere Sint-Niklase school, met tso- en bso-opleiding. Dat hij verlangt naar blanke, elitaire colleges, vindt hij een intentieproces. Dat is wat links ervan maakt. Zij zijn het die daarmee het stigma op tso of bso bevestigen. Alsof je daar niet zou kunnen excelleren. Onze hotelscholen zijn parels van excellent onderwijs, net als scholen met verzorging, elektronica of noem maar op.
Natuurlijk moeten we tso en bso herwaarderen. Maar dat doe je niet door dan maar het aso te slachtofferen. Dat werkt goed, laat dat gerust. We moeten niet terug naar de blanke colleges, maar ik ben wel fan van de collegementaliteit, voor alle scholen en richtingen. We moeten jongeren weer structuur en ambitie durven aanbieden.
Net zoals de eerste, negentiende-eeuwse schoolstrijd is ook nu de ziel van het kind dus weer de inzet. De indeling van de kampen ligt wel anders. Toen vochten katholieken een ideologisch-pedagogische knokpartij uit met de liberalen. Nu staan conservatieve krachten tegen de progressieven. Concreet betekent dat dat de twee concurrerende onderwijskoepels het vrije en het gemeenschapsonderwijs zich plots soms samen in hetzelfde, veeleer vernieuwingsgezinde kamp bevinden, bien étonnés de se retrouver ensemble.
Onderwijs gaat ook ook over hoe je als mens in de wereld gevormd wordt. Die brede vorming willen we aan iedereen meegeven, niet enkel de 'topgroep' Raymonda Verdyck (GO!)
Ook op dit terrein lijken de conservatieven momenteel aan de winnende hand te zijn, na decennia van een meer hervormingsgezinde consensus. Ook Raymonda Verdyck, afgevaardigd bestuurder van het GO!, ziet een duidelijke verschuiving. De slinger gaat weer terug naar de volle nadruk op onderwijs als bron van abstracte en cognitieve kennisverwerving. Uiteraard zetten we in op excellentie, maar voor ons gaat onderwijs ook over hoe je als mens in de wereld gevormd wordt. En die brede vorming willen we aan iedereen meegeven, niet enkel aan de 'topgroep'.
Recente, licht alarmerende internationale vergelijkingen over onderwijsprestaties hebben de behoudsgezinde krachten de wind in de zeilen gegeven. Het meest recente Pisa-onderzoek voor lezen, wetenschappen en wiskunde uit 2016 toont een dubbelzinnig beeld. Vlaamse vijftienjarigen scoren gemiddeld sterk en houden het Vlaamse onderwijsniveau bij de Europese top. Maar tegelijk kalft het aantal jongeren dat het topniveau haalt snel af, halen steeds minder leerlingen het basisniveau en verbreedt de prestatiekloof tussen top en achterhoede. Die kloof blijkt dan ook nog eens sterk gekleurd door de thuissituatie en taalkennis van de ouders.
Die laatste vaststelling de brede kloof in onderwijskansen leidt tot tegengestelde conclusies in het onderwijsveld. Progressieven zien er een aansporing in om nog meer in te zetten op gelijke kansen en antidiscriminatie. Conservatieven menen juist dat nu wel is bewezen dat het huidige gelijkekansenbeleid niet werkt. Het was ook de verontrustende conclusie van de al genoemde Oeso-expert Dirk Van Damme, nochtans zelf een van de architecten van dat beleid.
Alleen door de ongelijke thuissituatie zoveel mogelijk uit te schakelen krijg je gelijke kansen. En dus moet de lat op school hoog liggen Walter Roggeman Wij zijn niet tegen gelijke kansen, beklemtoont Walter Roggeman. Ik ben zelf kind van een kapper die maar tot zijn veertien naar school mocht gaan. Mijn ouders waren brave mensen, maar bij ons thuis kreeg ik geen enkele culturele prikkel. Ik heb dat op school moeten leren. Wel, dát is gelijke kansen krijgen. Alleen door de ongelijke thuissituatie zoveel mogelijk uit te schakelen krijg je gelijke kansen. En dus moet de lat op school hoog liggen. Als je daar over komt, raak je vooruit in het leven. Als de lat laag ligt, zullen de getalenteerde kinderen uit de hogere klasse zichzelf wel opwerken, de anderen blijven uiteindelijk achter. Dat is wat ik vaak ervaren heb op scholen.
Boompjes en struiken Wat stoort N-VA dan zo aan het gelijkekansenbeleid zoals we het kennen? Het overdreven geloof in de maakbaarheid, zegt Koen Daniëls. Het idee dat je van iedereen alles kunt maken, als je er maar hard genoeg aan trekt. En om iedereen toch maar samen over de lat te krijgen, wordt de lat verlaagd. Of wordt de snelste gevraagd wat trager te lopen.
Het is een beeld waar de geviseerde onderwijskoepels zich niet in herkennen. Op het vlak van sociale mobiliteit scoren onze scholen juist goed, zegt Raymonda Verdyck. Dat lukt niet met nivellering of pamperen.
'De onderwijsnetten bemoeien zich met alles. Officieel behouden scholen de vrijheid, maar de druk om te plooien is immens' Walter Roggeman
Juist die koepels liggen onder voortdurend N-VA-geschut. Een ideologische kwestie: de netten zijn restanten van de verzuiling waar ook wijlen de Volksunie al tegen tekeerging. Bovenal is het een machtskwestie. Overal waar macht gedelegeerd wordt naar middenveldorganisaties, staat N-VA op de rem. Het primaat van de politiek moet ook in het onderwijs gelden.
En de netten hebben véél te veel macht, vindt de N-VA. Walter Roggeman: Ze bemoeien zich met alles. Officieel behouden scholen de vrijheid, maar de druk om te plooien is immens. Koen Daniëls: Zij zijn het die zo cruciale beslissingen doorduwen. Bijvoorbeeld dat herexamens beter vermeden worden, of dat je punten best vervangt door boompjes en struiken.
Het ultieme strijdtoneel wordt nu de bepaling van de eindtermen. Minister Crevits en het katholieke net willen die niet te strak invullen, zodat de netten de vrijheid behouden. N-VA, en ook wel sp.a namens het gemeenschapsonderwijs, willen juist dat de staat de eindtermen helder en uitdrukkelijk bepaalt. Beide kampen beroepen zich op de vrijheid van onderwijs: de enen leggen die vrijheid bij de netten, de anderen bij de scholen.
Zoals immer voert de N-VA haar cultuurstrijd met een zekere genadeloosheid. Met topman Lieven Boeve van het vrije katholieke onderwijsnet is de vete stilaan persoonlijk. De N-VA-top vindt hem te links een merkwaardige beoordeling voor een behoudsgezinde theoloog als Boeve.
Vanuit N-VA-standpunt is het logisch dat het katholieke net het meeste geïnterpelleerd wordt: het is daar dat de objectieve bondgenoten verwacht worden voor de conservatieve standpuntbepaling. Dat ziet het vrije net zelf anders: Onze levensbeschouwelijke inspiratie is onze leidraad, niet wie de politieke meerderheid uitmaakt, klinkt het.
Daar is Theo Misschien laait de strijd nog heviger op, na 2019. Er zijn redenen om te geloven dat de N-VA, als veruit de grootste partij van Vlaanderen, in een volgende Vlaamse regering het zeggenschap zal willen claimen over de grootste bevoegdheid: onderwijs. Mogelijk, zo schreef deze krant al, ligt daar zelfs de politieke toekomst van Theo Francken.
Sinds De Morgen het denkspoor wereldkundig maakte, ging er een stroomstoot door het onderwijsveld. Staatssecretaris Francken zelf doet weinig moeite om het gerucht de wereld uit te helpen: Nog veel belangrijker dan migratie, ons onderwijs!, tweette hij deze week nog. Als het enkel de bedoeling is om de boel wat op te ruien, wat altijd kan, dan is de missie alvast geslaagd. Theo Francken en Koen Daniëls studeerden samen pedagogie aan de KU Leuven. Daniëls: We zaten met achttien in de richting onderwijsbeleid. We konden elkaar niet mislopen.
En net zoals Koen Daniëls en Walter Roggeman was Theo Francken ooit adviseur onderwijs bij (toen nog) minister Bourgeois. Of hoe je in deze kleine wereld in twee stappen van een klasfoto uit 1990 bij de populairste en meest polariserende politicus van het land uitkomt. De Latijnse spreuk is wat verbleekt, maar de kans is gering dat de cultuuroorlog in het onderwijs snel tot een nieuwe godsvrede zal leiden. Het verzet tegen die verwerpelijke nieuwe leermethode is springlevend.
Terechte kritiek minister Crevits & prof. Duyck op beschuldiging van vooringenomenheid en discriminatie van leerkrachten bij attestering vanwege Unia, in kranten en vanwege 3 leden commissie onderwijs
Actuele vraag over de adviezen van Unia naar aanleiding van hun Diversiteitsbarometer Onderwijs in Vlaams Parlement (7 februari)
Repliek van minister Crevits op tussenkomsten van Tine Soens (Spa), Elisabeht Meuleman (Groen) en Jo de Ro (Open VLD) die zomaar de straffe uitspraken in de pers en in Unia-rapport over de vooringenomenheid van leerkrachten en de discriminatie van allochtone leerlingen inzake attestering onderschreven
Vooraf: Crevits: "De Universiteit Hasselt stelt in recent onderzoek vast dat het advies van de klassenraad een predictie heeft van bijna 100 procent over het succes van de jongeren. Zo professioneel zijn onze klassenraden in Vlaanderen. "
In bijlage: stemmingmakerij tegen onderwijs/leerkrachten vanwege 3 leden van de commissie onderwijs
--------
Crevits: "Wat op de cover van de krant stond over de attesteringen, is iets heel delicaats. Als inderdaad blijkt, als blijkt, dat klassenraden vandaag bevooroordeeld attesteringen geven, en dus inderdaad zoals de collega's hier zonet zeiden, aan een leerling met een Vlaamse naam sneller een A-attest zullen geven dan aan een leerling met een niet-Vlaamse naam, dan moeten we daarop ingrijpen. Ik vind dit not done en niet kunnen.
Voorzitter, ik ga even citeren uit het rapport: Uit de verkennende bevraging naar oriënteringsbeleid en oriënteringspraktijken blijkt dat we aanduidingen hebben dat er verschillen zouden kunnen zijn. Voorzichtig kunnen we stellen dat de meningen sterker zouden kunnen verschillen. En een beetje verder: ( ) lijkt er vaker rekening gehouden te worden.
Professor Duyck heeft deze analyse met de grond gelijkgemaakt. Hij heeft gezegd: dit is niet wetenschappelijk onderbouwd. We hebben hem vanmiddag nog gebeld omdat ik dat toch wel forse kritiek vond. We hebben ook met professor Van Avermaet gebeld omdat ik weet dat hij deze onderzoeken heel goed begeleidt. Ik heb beslist om de deskundigen samen te roepen bij mij. Nog eens, als blijkt dat dit anno 2018 het geval is, dan moet er worden ingegrepen.
Maar wat zien we ook in die studie? Men heeft vier manieren gebruikt om na te gaan of er bevooroordeeldheid zou kunnen zijn.
Een van die manieren is het wetenschappelijk onderzoek.
Een tweede manier is een bevraging van de klassenraden. Wat zien we daar? Daar zien we een positieve houding van leerkrachten ten opzichte van diversiteit en eigenlijk zelfs de houding om misschien wat soepeler te zijn in de beoordeling, want er zijn nog een aantal tekorten die kunnen worden ingehaald.
Een derde manier is kijken in de databanken van de Vlaamse overheid naar alle A- attesten, alle B-attesten en alles C-attesten die zijn gegeven. Dan heeft men vastgesteld dat jongeren die een B- of in C-attest krijgen, vaker SES-kenmerken hebben. Maar men heeft er de leeruitkomsten niet naast gelegd, men heeft niet gekeken wat er nu op dat rapport stond. Ik kan daar als minister dan ook geen spijkerharde conclusie uit trekken.
Een vierde manier en dat vind ik ook een beetje not done is dat men een A4 heeft gemaakt met informatie op en aan individuele leerkrachten heeft gevraagd hoe ze dat zouden beoordelen. Het gaat om minder dan tien per fiche. Daarom zeggen sommigen dat het geen goede steekproef is.
In de krant trekt men daar vrij zware conclusies uit, en dat baart mij zorgen. Eerlijkheidshalve: de studie trekt niet die zware conclusies, maar zegt dat er indicaties zijn. Ik ben zeker bereid om die verder te onderzoeken, maar ook hier heb ik niet gewacht op die studie, want de Universiteit Hasselt heeft net een onderzoek gedaan om mij ervan te overtuigen dat toelatingsproeven niet nodig zijn. Zij zeggen dat het advies van de klassenraad een predictie heeft van bijna 100 procent over het succes van de jongeren. Zo professioneel zijn onze klassenraden in Vlaanderen.
Daarom heb ik aan sommigen gevraagd om dat nu eens grondiger te bekijken. De KU Leuven zal samen met de Universiteit Hasselt een vervolgonderzoek doen om na te gaan of dat klopt en of onze klassenraden in Vlaanderen geprofessionaliseerd zijn. Dit moeten we inderdaad onderzoeken. Ik vind dat heel relevant. Dat het onderzoek hier zegt dat een leerkracht op basis van een fiche zou kunnen bepalen wat de uitkomst is, daar ben ik het niet mee eens. Het gaat in onze Vlaamse scholen altijd om een groep, een klassenraad onder leiding van een directeur, en die beoordelen niet een fiche, maar het functioneren van een leerling gedurende een jaar.
Dat, collegas, was mij in dezen een beetje zwaar te moede. Dat heeft me tot bepaalde uitspraken geleid, wat ik niet gewoon ben.
Ik heb op voorhand aan de mensen van Unia, die op mijn kabinet zijn geweest, gezegd dat ik echt wel vragen had bij dit onderzoek. Ten eerste omdat de Vlaamse Regering al heel veel maatregelen heeft proberen te nemen en ik vind dat men dat wel zou mogen vermelden. Men was daar niet toe bereid. Ten tweede omdat ik vind dat als er inderdaad indicaties zijn, men dan het advies zou moeten geven dat verder te onderzoeken.
... Veel belangrijker nog dan die klassenraad, is dat we erop inzetten om de talenten bij alle jongeren, of ze nu Nederlands kennen of niet, te vinden en dan correct te oriënteren. Voor de ene kinderen zal dat een praktische richting zijn, voor de andere kinderen zal dat een abstracte richting zijn zonder hiërarchie tussen de beide. Een kind kan maar gelukkig zijn als het zit op de plaats waar het eigenlijk thuishoort.
-----
Bijlage: stemmingmakerij tegen onderwijs/leerkrachten vanwege 3 leden van de commissie onderwijs
Tine Soens (sp·a)
Voorzitter, minister, collega's, maandag presenteerde Unia haar Diversiteitbarometer Onderwijs. Het onderzoek werd uitgevoerd door de KU Leuven en de UGent. Eigenlijk zijn de conclusies niet nieuw. Er zijn vandaag nog altijd te veel jongeren die niet de kansen krijgen die ze eigenlijk zouden moeten krijgen. De onderzoekers halen een aantal factoren aan, onder andere de manier waarop ons onderwijs is georganiseerd, maar ook de manier waarop scholen vaak onbewust naar hun leerlingen kijken. Er wordt teveel gekeken naar de voorkeuren van de ouders en van de leerkrachten zonder echt rekening te houden met de talenten en de interesses van de leerlingen.
De conclusie is uiteraard niet nieuw, maar ik denk dat het rapport belangrijk genoeg is om het niet zomaar aan de kant te schuiven. Het onderwijs zou de motor moeten zijn van gelijke kansen en dat is vandaag nog te vaak niet het geval.
Minister, welke maatregelen zult u nemen om die ongelijkheid in het onderwijs weg te werken?
Elisabeth Meuleman (Groen)
Minister, de resultaten verbazen ons niet, maar blijven schokkend. Bij gelijke schoolresultaten hangt het af van uw afkomst, van hoe kansrijk uw ouders zijn, of je meer of minder kans hebt om een B- of C-attest te krijgen en om doorverwezen te worden naar een andere onderwijsvorm. Het is niets nieuws. We weten dat al.
Toeval wil dat de avond voordien, zondagavond, het schitterende programma van Philippe Geubels Taboe min of meer hetzelfde illustreerde. We kregen daar het verhaal van Ali die in zeer schoan West-Vlaams kwam uitleggen hoe zijn schoolcarrière is verlopen. Toen hij 10 jaar was en uit Iran in Vlaanderen aankwam, wilde hij absoluut zijn best doen. Hij wilde het goed doen op school, maar twee jaar heeft hij gesukkeld. Door een taalachterstand verstond hij de opdrachten niet die hij moest doen op school, had hij slechte punten, was hij beschaamd om daarmee naar huis te gaan, voelde hij zich ongelukkig en slecht in zijn vel, terwijl het eigenlijk zoveel beter kon. Dan was er Willy of Wilson, iemand uit Rwanda, die eigenlijk graag journalist was geworden. Maar zijn mama had dit al heel snel afgeraden want ze vroeg: Heb jij al veel zwarte journalisten of presentatoren gezien hier in België? Ik denk het niet. Je zou misschien beter iets anders doen. Dat zijn verhalen uit het leven gegrepen die in die uitzending aan bod kwamen.
Vandaag in De Morgen weer vier verschillende verhalen van Rihab, Mohamed, Hatice en Sabri, allemaal doorgestuurd naar een richting die eigenlijk de hunne niet was, waar ze niet op hun plaats zaten. Zo gebeurt het vandaag in Vlaanderen heel vaak.
Minister, het probleem zal niet weggaan door het dood te zwijgen, door het niet meer over het watervalsysteem te hebben. Het is niet zo dat het dan niet meer zal bestaan. Als u muizen in uw living hebt en u praat er niet meer over, dan gaan die muizen niet weg.
Het zal ook geen oplossing zijn om met een eigen school te beginnen waar dan wel les kan worden gegeven. Ik denk dat alle leerkrachten les willen geven, echt les willen geven, willen dat hun kinderen leren. Hoe zult u het aanpakken, buiten deze nepoplossingen, om ervoor te zorgen dat kinderen wel juist georiënteerd worden? Alle kansen voor alle kinderen. (Applaus bij Groen en sp.a)
De voorzitter
Jo De Ro (Open Vld)
Dames en heren, ik heb groot nieuws mee. Er is een tweede stuk van het onderzoek dat nog niet is vrijgegeven. Een anonieme bron niet dezelfde van daarjuist heeft me dat bezorgd. Ik trok toch wel ogen. Blijkt dat kinderen uit landbouwersgezinnen 50 procent meer kans lopen op een B- of C-attest. Een tweede hoofdstuk van het rapport dat nog niet is vrijgegeven, toont aan dat de centra voor leerlingenbegeleiding (CLBs) in de provincie Antwerpen veel meer naar het hoger onderwijs doorverwijzen dan de CLB's in mijn eigen provincie Vlaams-Brabant.
Stel dat dit geen fake news zou zijn, maar dat dit rapport er zou liggen. Hadden we ons dan al 48 uur beziggehouden met bashen op wie de opdracht heeft gegeven, Unia? Hadden we dan de onderzoekers en hun methodes in een bijzonder slecht daglicht geplaatst? Of hadden we hier dan een actualiteitsdebat aan het begin van de live-uitzending gehad en niet met vier op het einde van deze plenaire vergadering gestaan? (Opmerkingen)
Neen, collega, daar is het mij niet om te doen.
Het valt me op dat als het gaat over kinderen met bijzondere noden, een beperking, thuistaal, afkomst, seksueel georiënteerdheid of geaardheid, dat er dan altijd moet worden gezocht wie de boodschapper is en wat we daarmee moeten doen. Het teken, de minste kans dat er bestaat dat er nog ongelijkheid is in gelijke situaties, zou ons politici, volksvertegenwoordigers er toe moeten aanzetten tot grote voorzichtigheid, tot het kijken waaraan het ligt en tot actie ondernemen.
Minister, er staan al een aantal dingen in die we al weten en de kracht is misschien van het samen te brengen. Wat kunnen we meer doen om die fenomenen tegen te gaan in ons mooie Vlaanderen van 2018?
Ik hoor dat je stopt met werken. Ja, dit is mijn laatste jaar. Wat voor werk doe je? Ik ben onderwijzer in het basisonderwijs. Onderwijzer, wat een ouderwets woord. Ze zeggen tegenwoordig toch leerkracht? Ik niet. Dat vind ik een vreselijk woord.
Waarom stop je ermee? Gaat het niet meer? Nee, het gaat echt niet meer. Kun je uitleggen hoe dat komt? Dan moeten we het eerst hebben over wat onderwijs is. Onderwijs werkt zo: je hebt een klas met kinderen en voor die klas staat een onderwijzer. Hij heeft een hoger kennisniveau dan de kinderen, hij weet iets wat zij nog niet weten. Het is zijn taak zijn kennis over te dragen, hij leert de kinderen wat zij nog niet weten. Na de les gaat hij na of dat is gelukt. Dat is alles?
Ik zou werkelijk niet weten wat er verder nog over te zeggen is. Dat lijkt me een zinvolle, inspirerende bezigheid, die veel voldoening geeft. Dat was het ooit. Nu niet meer.
Hoe komt dat?
Je hebt veel te weinig tijd om die kennisoverdracht op een goede manier vorm te geven: lessen bedenken, lessen geven en lessen evalueren. Moeilijk te geloven. Dat is toch je belangrijkste taak? Inderdaad. Helaas is er in het basisonderwijs een toestand ontstaan, waarin onderwijsgevenden voor het belangrijkste werk onvoldoende tijd hebben. Ze nemen dus hun toevlucht tot het afdraaien van lessen uit een methode. Dat geeft ook de schijnzekerheid dat kinderen alles leren wat ze moeten leren. Dit frustreert enorm.
Leg dat eens uit. Je wordt geacht je een groot deel van de beschikbare tijd bezig te houden met dingen die met lesgeven niets te maken hebben: het bijhouden van hulpplannen en logboeken, verslagjes maken van gesprekken met ouders, toetsen afnemen, nakijken en de resultaten invoeren in de computer, toetsen analyseren, verwerken van vragenlijsten over de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen, verbetertrajecten volgen en nog veel meer.
Verbetertrajecten? Ja, er wordt tot vervelens toe steeds maar getracht het onderwijs te verbeteren. Je kunt wel bedenken wat er dan gebeurt: het hele personeel gaat een cursus volgen. Niemand vraagt zich af of iedereen dat echt nodig heeft. Het motto is: elke dag samen een beetje beter. Het gaat bijna altijd om een cursus waar niemand om heeft gevraagd, deelname wordt door het bevoegd gezag verplicht gesteld. Zon cursus is ontwikkeld door specialisten die over het algemeen ver blijven van het uitvoerende werk in het basisonderwijs, maar die wel veelal het dubbele verdienen van wat een eenvoudige meester of juf maandelijks ontvangt. Zon traject kost dus bakken met geld, maar dat is volgens de werkgever zeer verantwoord, want het gaat om een evidencebased-product, waarvan het goede resultaat is gegarandeerd, zo heeft de wetenschap overtuigend bewezen.
Jij gelooft dat niet? Neem me niet kwalijk, zo werkt wetenschap niet. Er is iemand die iets onderzoekt. Dat onderzoek bewijst volgens die onderzoeker iets, bijvoorbeeld dat een bepaalde methode werkt. Er zijn echter ook andere onderzoekers, wier onderzoek naar hun overtuiging het tegenovergestelde bewijst. Beide wetenschappers discussiëren dan met elkaar, op grond van de uitwisseling van argumenten. In het basisonderwijs heerst niet zelden de gedachte dat er één waarheid is. Een schoolleider of coördinator bezoekt een bijeenkomst. Daar wordt iets beweerd dat bewezen is. Vervolgens worden collegas opgeroepen volgens de betreffende methode te gaan werken. In de afgelopen decennia heb ik al onvoorstelbaar veel werkwijzen als onfeilbaar, onmisbaar en effectief horen aanprijzen, waarover je tien jaar later niets meer hoorde.
Weet jij hoe het onderwijs op niveau kan blijven?
Zorg voor een zeer goede onderwijsopleiding, waar mensen iets leren waar ze wat aan hebben. Investeer daarbij in persoonlijke ontwikkeling en inhoudelijke toerusting van studenten. Stap onmiddellijk af van die deprimerende tijdverslindende cycli van zelfreflectie waar studenten nu wanhopig in rond blijven draaien, zich steeds maar afvragend: Wat wil ik leren? Het is volstrekt duidelijk wat een student aan de pabo moet leren. Stop ook met het aldoor maar presenteren en afvinken van lijsten met tientallen voor een deel volstrekt irreële competenties bij de beoordeling van studenten.
Stel op iedere basisschool een leidinggevende aan, die zich alleen met die school hoeft te bemoeien. Een directeur met twee scholen onder zijn hoede (een veelvoorkomend verschijnsel) heeft onvoldoende tijd om zijn taak naar behoren te vervullen en is voor ouders en personeel een groot deel van de week onvindbaar.
Nog meer?
Wees spaarzaam met het toelaten van externe deskundigen in de school, uitgezonderd mensen aan wie je echt iets hebt of wier hulp je zelf hebt ingeroepen. Voor het overige: ontzeg alle lieden die zich met het onderwijs willen bemoeien de toegang tot de school. Deze mensen zullen anders hun overbodige plannen blijven ontwikkelen, gewoon omdat zij daarvan moeten leven. Daarnaast: stop met het alsmaar uitvoeren van taken die de maatschappij met graagte de school binnenschuift: kinderen leren met geld om te gaan, de opvoeding voor een deel van ouders overnemen, alcoholpreventie, mediawijsheid, lessen over drugs en roken, enzovoort.
Heb je ook een mening over de zogenaamde 21ste-eeuwse vaardigheden?
Ja, kritisch denken, samenwerken en dergelijke. Deze zijn naar mijn mening niet los verkrijgbaar. Kritisch denken is zonder kennis onmogelijk en samenwerken levert alleen iets op als alle leden van de groep een evenredig aandeel willen en kunnen leveren. Vaak doen in een groepje van vijf samenwerkende leerlingen twee leerlingen het werk en drie liften mee. Wat dat betreft heb ik niet zon positief mensbeeld. Ik geloof ook totaal niet in dat andere dogma: De leerling moet verantwoordelijk zijn voor zijn eigen leerweg. Mijn principe is: op een basisschool leren kinderen basisvaardigheden: lezen, schrijven, rekenen, wereldoriëntatie. Die zijn nodig voor je verder kunt. En met die basisvaardigheden is het veelal niet best gesteld.
En de ouders? Maak ouders duidelijk dat hun kind geen schuldeloos en zuiver prinsje of prinsesje is en dat het niet het enige schepsel is waar de juf of meester zich mee bezig dient te houden. Zet hierin een duidelijke koers uit en vertel ouders dat ze degene die voor de klas staat moeten vertrouwen en steunen en zeker niet in het bijzijn van het kind de onderwijsgevende moeten bekritiseren of zelfs afvallen. En verder geldt: ken uw eigen kind en houd er rekening mee dat de versie die het kind geeft van een gebeurtenis vaak niet de hele waarheid bevat. Veel kinderen laten de passages in een relaas weg, waaruit blijkt dat zijzelf een bedenkelijke rol speelden....
Je weet dus heel goed waaraan het ligt dat je vastloopt in het onderwijs. Ja, maar ik denk niet dat het op korte termijn verandert. Het gaat om dingen waar ik onvoldoende invloed op heb, maar waar ik wel intens ongelukkig van word. Dus ik stop ermee.
Een allerlaatste vraag: ligt het ook aan jezelf?
Er zijn zeker elementen in mijn karakter aanwijsbaar die mijn welzijn in het huidige primair onderwijs niet bevorderen: nauwgezet en zorgvuldig werken, over sommige dingen te lang doen. Enig perfectionisme is mij ook niet vreemd. Toch voel ik me op geen enkele manier schuldig. Ik weet dat in al die jaren een zo hoog mogelijke kwaliteit heb geleverd; wie in het leerlingvolgsysteem kijkt naar vorderingen van leerlingen die ik les heb gegeven, ontdekt dat ik structureel leerlingen vooruit heb geholpen. En ten slotte: ik heb noch met leerlingen, noch met ouders, noch met collegas ooit problemen gehad. Ik vind het wel heel triest en welhaast bizar dat ik na bijna veertig jaar lesgeven deze keuze moet maken, maar het is niet anders.
door Cornelis van der Horn Ik hoor dat je stopt met werken. Ja, dit is mijn laatste jaar. Wat voor werk doe je? Ik ben onderwijzer in het basisonderwijs. Onderwijzer, wat een ouderwets woord. Ze zeggen tegenwoordig toch leerkracht? Ik niet. Dat vind ik een vreselijk woord. Waarom stop je ermee? Gaat het niet meer? Nee, het gaat echt niet meer. Kun je uitleggen hoe dat komt? Dan moeten we het eerst hebben over wat onderwijs is. Onderwijs werkt zo: je hebt een klas met kinderen en voor die kl...
Waarom ik vertrek uit het basisonderwijs Geplaatst op 6 februari 2018 in basisonderwijs, februari 2018 // 0 reacties door Cornelis van der Horn Ik hoor dat je stopt met werken.Ja, dit is mijn laatste jaar. Wat voor werk
Over begrijpend lezen en het bezoek aan Nederland Waarom zijn de ogen van Crevits en de haar vergezellende inspecteurs, medewerkers , taalexperts.... pas nu open gegaan? En wat verzwijgen ze?
ver begrijpend lezen en het bezoek aan Nederland Waarom zijn de ogen van Crevits en de haar vergezellende inspecteurs, medewerkers , taalexperts.... pas nu open gegaan? En wat verzwijgen ze?
en over de negatie van onze kritiek sinds 1993 op de modieuze taalvisie van taaltenoren als Vanden Branden, Callebaut, Daems ... , belang van directe instructie ... en gevaar voor eenzijdige en /veralgemenende conclusies uit een paar lesjes begrijpend lezen :methodiek begrijpend lezen is veelzijdig, mevrouw de minister.
*Vooraf: we moeten de achteruitgang in vergelijking met PIRS--2006 ook relativeren (zie mijn genuanceerde analyse in bijlage). Hoe komt het b.v. dat onze Vlaamse 15-jarigen voor PISA-2015 begrijpend lezen een Europese topscore behaalden, beter ook dan de Nederlandse 15-jarigen.
Minister Crevits wekt de indruk dat de zaken die ze in een paar lesje op een Nederlandse school gezien heeft totaal nieuw zijn en alleenzaligmakend: 'Mijn ogen hebben doen opengaan.' Ze verwacht nu plots ook alle heil van 1 alleenzaligmakende aanpak: hardop lezen e.d.; en wekt de indruk dat een klassieke methodiek van 'in stilte lezen' en vragen beantwoorden en achteraf klassikaal bespreken in de traditie van Kohnstamm-Langeveld totaal voorbijgestreefd zou zijn. Niets is minder waar. We haalden vroeger ook topscores voor PIRLS e.d. De veelzijdige klassieke methodiek voor begrijpend lezen kan nog niet zo slecht geweest zijn.
*Crevits verzwijgt dat de expliciete/directe instructie die ze er meemaakte, haaks staat op de ontwikkelende, ontdekkende/constructivistische aanpak die momenteel sterk gepropageerd wordt in de context van de nieuwe eindtermen/leerplannen en in haar 'Vlaanderen 2050
*In de lesjes die Crevits bijwoonde was er in die 'specifieke'/nieuwe leesmethode veel aandacht voor woordenschatonderwijs (in doorsnee leesmethodes in Nederland is dit wel veel minder het geval.) Woordenschatkennis is inderdaad heel belangrijk in functie van begrijpend lezen; dit is een van onze stolpaardjes.
In de meeste landen - is er veel meer aandacht voor systematisch woordenschatonderwijs vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs dan in Vlaanderen het geval is. Het 'Core Knowledge' woordenschatleerplan en de erbij horende werkboeken geïnspireerd op E.D. Hirsch zijn hier een mooi voorbeeld van. In Onderwijskrant verwezen we al geregeld naar dergelijke aanpakken en leerpakketten. Die werkboeken bieden veel inspiratie en we stellen Crevits voor om te investeren in het uitwerken van dgl. pakketten voor Vlaanderen. Dit zou ook veel aandacht moeten krijgen in de nieuwe curricula voor het kleuteronderwijs, mar dit is alvast niet het geval in het nieuwe ZILL-curriculum.
In de ontwikkelings- en leerplannen van de onderwijsnetten is er al te weinig aandacht voor woordenschatonderwijs en de verwevenheid tussen woordenschatonderwijs en begrijpend lezen. De Vlaamse taaltenoren ( Daems, Van den Branden, Callebaut ...) spraken zich zelfs uit tegen systematisch taalonderwijs; Een van hun stellingen luidde: "Het heeft geen zin om b.v. het woord ventiel aan te leren, want de leerlingen gebruiken toch soupape als ze naar de fietsenmaker gaan." Sinds 1993 protesteren we tegen zo'n visie en wijzen we net als Hirsh op de verwevenheid tussen woordenschatonderwijs en begrijpend lezen. In de les die minister Crevits bijwoonde werd daar de klemtoon op gelegd. Maar er zijn ook ander soorten leesteksten nodig waarin andere zaken ivm begrijpend lezen centraal staan. Dat gecompliceerde woorden als 'gecompliceerd' in een tekst 6de leerjaar voorkwamen, lijkt met ook niet zo abnormaal. Ik hoorde gisteren een kleindochter 3de leerjaar ook dergelijke woorden lezen - ook 'opiniërend' e.d.
*Het hardop en expressief lezen is inderdaad niet voorbijgestreefd. Ook het klassieke hardop & expressief lezen van een tekst kreeg de voorbije decennia al te veel kritiek vanwege de nieuwlichters. Bij expressief lezen merk je ook of een leerling de tekst al dan niet begrijpt. Vooral ook belangrijk in de lagere leerjaren. Er is ook een relatie tussen expressief spreken -taal prosodie & expressief lezen -lees prosodie- en anderzijds begrijpend lezen.
*Dat de kinderen op de Nederlandse school elkaars uitspraak verbeterden - en dat ook de leerkracht dat doet, is uiteraard ook positief.. Maar onze taalnieuwlichters vonden ook uitspraaklessen en voordragen niet belangrijk meer. (Die kinderen 6de leerjaar spraken en lazen m.i. wel niet zo vloten expressief.)
*Een aanpak waarbij leerlingen goed doordachte teksten in stilte lezen en achteraf goed doordachte vragen moeten beantwoorden (cf. Kohnstamm-Langeveld) is o.i. helemaal niet voorbijgestreefd, mevrouw Crevits. Men kan dit ook combineren met het toepassen van leesstrategieën- op voorwaarde dat die goed toegepast worden. Zo dekt de titel van een tekst vaak niet de lading en is dan de vraag bij de titel 'waarover zou de tekst kunnen gaan' gewoon tijdverlies. *Dat de kinderen op de Nederlandse school elkaars uitspraak verbeterden, is uiteraard niet slecht. Die kinderen 6de leerjaar spraken m.i. ook niet zo vlot. Maar onze taalnieuwlichters vonden ook uitspraaklessen niet belangrijk meer.
*En nog dit: *Minister Crevits zal nu een Vlaamse -Nederlandse taalraad oprichten. Maar aangezien de beleidsmakers de voorbije 25 jaar alle taalstudies en vormen van taalondersteuning op school in handen gaven van uithollers van het taalonderwijs als Van den Branden, Van Avermaet en Co, zou dit eens te meer contraproductief kunnen zijn.
-----------------
Bijlage
Pleidooi voor genuanceerde interpretatie van daling PIRLS-score begrijpend lezen 4de leerjaar en voor genuanceerde vergelijking met Nederland
Volgende week bezoeken minister Crevits en een aantal zgn. taalexperts Nederland om te achterhalen hoe het komt dat Nederland beter presteerde voor PIRLS. Wellicht kunnen ze daar ook eens vragen hoe het komt dat de Vlaamse 15-jarigen voor PISA-2015 begrijpend lezen iets beter presteerden dan de Nederlandse 15-jarigen.
We mogen bij de interpretatie van de achteruitgang begrijpend lezen bij PIRLS-2016 in vergelijking met PIRLS 2006 en bij de vergelijking met Nederland niet te vlug overtrokken en eenzijdige conclusies trekken. De PIRLS-niveaudaling voor begrijpend lezen lokte veel reacties uit. Zelf waarschuwen we al vanaf 1993 voor de uitholling van het taalonderwijs, maar toch pleiten we hier voor een meer genuanceerde analyse van de PIRLS-score. In de commissie onderwijs en elders werd gesteld dat er in ons onderwijs wellicht te veel aandacht gaat naar technisch lezen en dit ten koste van begrijpend lezen. In een reactie op die stelling betogen leesdeskundigen in deze bijdrage terecht dat beide vormen van lezen een sterke verbondenheid vertonen en dat minder aandacht voor technisch lezen onverantwoord zou zijn. Astrid Geudens en Wim Van den Broeck pleitten er tegelijk voor een effectieve en leerkrachtgestuurde aanpak van de didactiek van het leesonderwijs én van ontluikende/ beginnende geletterdheid in het kleuteronderwijs. Merkwaardig is ook dat in de meest verspreide Nederlandse methodes voor begrijpend lezen de Vlaamse Directe SysteemMethodiek DSM- van Feys en Geudens wordt toegepast.
We noteerden de voorbije jaren wel veel kritiek op de uitholling van het taalonderwijs. Vanaf 1993 besteedden we er in Onderwijskrant tientallen bij-dragen aan. In de gezamenlijke reactie van de onderwijskoepels op de tegenvallende PIRLS-score werd gesteld dat de niveaudaling niets te maken heeft met de leerplannen Nederlands die de nodige handvatten voor degelijk leesonderwijs aanreiken. Ook andere verantwoordelijken voor de uitholling van het taalonderwijs als het Leuvens Centrum Taal & Onderwijs van prof. Kris Van den Branden wassen nu de handen in onschuld. In punt 4 wijzen we op hun verantwoordelijkheid.
De daling van de PIRLS-score-2016 voor begrijpend lezen heeft o.i. tal van oorzaken. Vooraf willen we wel even pleiten voor relativering van de tegenvallende PIRLS-score bij de 10-jarigen. *Voor PISA-2015 begrijpend lezen behaalden onze 15-jarigen nog steeds een hoge score oo eits hoger dan Nederland. Dit wijst er op dat overtrokken paniek niet gewettigd is. Vermoedelijk wordt er in de hogere leerjaren lager onderwijs meer aandacht besteed aan begrijpend lezen, en te weinig in de lagere leerjaren. *Voor de eindtermentoets begrijpend lezen scoorden onze 12-jarigen ook vrij goed. Men mag dus niet te vlug concluderen dat het Vlaamse lager onderwijs het inzake begrijpend opvallend zwakker presteert dan de Nederlandse. *Voor TIMSS-2015-wiskunde behaalden onze 10jarigen wel een Europese topsore. De topscore voor PISA-2015-wiskunde is ook te danken aan het lager onderwijs. Dit is o.i. mede het gevolg van het degelijke leerplan wiskunde 1998 lager onderwijs - dat we hielpen opstellen - en van de erbij aansluitende wiskundemethodes. Ook jongere leerkrachten die volgens PIRLS minder scoren voor lezen, presteren blijkbaar wel behoorlijk voor wiskunde.
*In Vlaanderen wordt er al vele jaren relatief weinig leertijd besteed aan begrijpend lezen in vergelijking met andere landen; en momenteel nog opvallend minder dan in PIRLS-2010: nu 84 lesuren (9%) en 10 jaar geleden 146 lesuren (15%) : dus bijna 40% minder lesuren. Dit is mede een gevolg van het leerplan Nederlands dat minder aandacht besteedt aan de geschreven taal; en van de voortdurende uitbreiding van de leertaken van het lager onderwijs, waardoor de lagere school niet langer de moedertaalschool is. *De steekproef van PIRLS-2016 verschilt in vergelijking met deelname in 2006; ook dit verklaart voor een deel de daling. Het aantal anderstalige leerlingen is sterk toegenomen en die presteren opvallend zwak. De deelnemende landen mogen ook een aantal leerlingen uitsluiten voor de toets. In 2006 sloten de Leuvense onderzoekers nog 7 % leerlingen uit en nu amper 2,3%. Voor het eerst participeerden ook leerlingen buitengewoon onderwijs betrokken - type 3, 1 en 8; 3,82% van de leerlingen komen uit het buitengewoon onderwijs. Die leerlingen behaalden een lage score. In vergelijking met PIRLS van 10 jaar geleden zitten er ook meer probleemleerlingen in het gewoon onderwijs, en ook hierdoor wordt het niveau gedrukt.
*Volgens TIMSS-2015 wordt er in ons kleuteronderwijs te weinig expliciete aandacht besteed aan voorbereidend lezen, systematisch woordenschat- onderwijs - opvallend minder dan in de meeste landen. Ook woordenschat is heel belangrijk voor het begrijpend lezen. Ons kleuteronderwijs biedt een te weinig uitgebalanceerd programma. Daarom lanceerde Onderwijskrant een kleuterschoolcampagne. Zie b.v. onze analyse in Onderwijskrant nr. 176 op www.onderwijskrant.be.
*Ons (kleuter)onderwijs besteedt ook al te weinig aandacht aan intensief NT2-taalonderwijs voor anderstalige leerlingen. En dit aantal is de voorbije jaren fors toegenomen. Onze taalrelativisten bestrijden al 20 jaar de invoering van NT2; en de onderwijskoepels & leerplannen besteedden er ook geen extra aandacht aan.
*Prof. Wim Van den Broeck en Astrid Geudens wijzen er in punt 3 op dat de officieel gepropageerde ontdekkende/ontwikkelende en gepersonaliseerde aanpak mede verantwoordelijk is voor de niveaudaling. Jammer genoeg propageren ook de ZILL-leerplanverantwoordelijken een perspectiefwisseling in de richting van ontwikkelend en ontdekkend leren.
*De uitholling van het taalonderwijs en de mindere aandacht voor lezen is ook mede een gevolg van de invloed van het Leuvens taalcentrum van prof. Kris Van den Branden. Jan Saveyn, de vroegere pedagogische coördinator van de koepel van het katholiek onderwijs, stelde in 2007 terecht dat het Leuvens taalcentrum met zijn ontdekkende/constructivistische aanpak de uitholling van het taalonderwijs bevorderde. Maar hij vergat te vermelden dat de uitholling mede een gevolg was van het leerplan Nederlands en het taalrelativisme van leerplanverantwoordelijken - en taalbegeleiders als Ides Callebaut en Bart Masquillier. In punt 4 gaan we hier verder op in.
*In de recentere Vlaamse leesboeken is er te weinig aandacht voor uitdagende informatieve leesteksten ook voor het 2de, 3de en 4de leerjaar. Er wordt ook te weinig aandacht besteed aan het opstellen van dergelijke leesteksten en aan een passende methodiek. In 1991 waarschuwden we voor eenzijdige aanpakken (zie bijlage). *Leerlingen van jongere leerkrachten presteren voor PIRLS minder goed dan leerlingen van oudere en meer ervaren leerkrachten. Er wordt als verklaring te eenzijdig gewezen op de daling van het niveau van jongere leerkrachten. We vermeldden al dat ze voor wiskunde wel betere resultaten behaalden.
Andere oorzaken voor zwakker presteren (1) Het lijkt ons evident dat ervaring belangrijk is. Op basis van ervaring zullen leerkrachten ook zwakke kanten van een leesmethode beter onderkennen en kunnen compenseren. (2) Begrijpelijk ook dat oudere leerkrachten die meer zijn opgeleid met de klassieke leesmethodiek & erna ook met methodes met meer klassieke (uitdagende) leesteksten en vragen, beter presteren dan jongere leerkrachten die de klassieke. Methodiek & methoden veel minder kennen. Tijdens hun opleiding zagen ze die aanpak ook minder gedemonstreerd dan op oefenschool van weleer. .Universitaire onderwijskundigen & PIRLS-verantwoordelijken die mede verantwoordelijk zijn voor de modieuze hypes waarmee jongere onderwijzers tijdens hun opleiding geconfronteerd werden, zijn nu verwonderd over het feit dat de leerlingen minder presteren. Ze wassen de handen in onschuld & pleiten nu voor een universitaire opleiding.
Bijlage: over de te eenzijdige leesmethodiek
We schreven als eerste in Vlaanderen een bijdrage over het doordacht aanleren van leesstrategieën. Maar we eindigden de bijdrage van 1991 met een waarschuwing: "In publicaties van de Stichting Leerplanontwikkeling e.d. stel ik jammer genoeg vast dat de traditionele methodiek voor het begrijpend lezen al te vlug en al te radicaal als voorbijgestreefd wordt bestempeld. Zo vindt de SLO het verwerken van een tekst via een lijst met vragen die individueel beantwoord moeten worden totaal voorbijgestreefd. We noteren ook pleidooien om minder te werken met zakelijke teksten. Wij menen dat het werken met een wat langere tekst en een goed uitgekiende vragenlijst niet afgeschreven mag worden. In bepaalde methodes vinden we die aanpak onvoldoende aanwezig. Persoonlijk denken we meer eclectisch, in termen van én-én. de klassieke aanpak blijft o.i. waardevol.
Nee, Nederland is niet het nieuwe gidsland op het vlak van onderwijs. Maar wat begrijpend lezen betreft, wil minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V)