Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
Wat ís mooie poëzie, beste lezer? Voor de enen is het moederken van Guido Gezelle. Voor anderen is het een haiku van Geert Verbeke of de rede van Marcus Antonius van Shakespeare. Over smaken en kleuren valt niet te redetwisten. En evenmin valt er, mijns inziens, te redetwisten over het feit of het geschrevene überhaupt wel poëzie ís. Wat voor de ene poëzie is, is het voor een ander niet. En omgekeerd. Wat let mij dan om het proza van professor O. van Togenbirger in verzen te gieten? Mits de tekst onveranderd blijft hooguit een paar kommas bijgevoegd of weggelaten en hier en daar een paar woorden van plaats verwisseld ten behoeve van het metrum. Eén struikelblok is er geweest: de maan! In de oorspronkelijke tekst (* zie Wiens brood men eet op www.bloggen.be/omskvtdw d.d. 7.12.2009) stond de maan in de mist. Om metrische redenen had ik het maantje in de mist voorgesteld, maar dat stuitte op het veto van de professor: hij vond het verkleinwoord respectloos. En zo is het de bleke maan geworden. Hoe vaak immers heb ik in mijn studententijd niet die bleke maan tussen de bóóómen zien staan Of de professor daar helemaal gelukkig mee is, durf ik betwijfelen. Zijn reactie was er een van doe maar wat je niet laten kunt. Bang dat zijn boodschap niet doorkomt? Doe mij een lol, beste lezer, en lees het gedicht twee keer: één keer voor de boodschap en één keer voor de poëzie
Jaakske Vermeulen zit nu al bijna een jaar in den bak. Dertig jaar heeft hij aan zijn broek gekregen. Veroordeeld voor het verkrachten van het meisje X. Met de verzwarende omstandigheid dat hij haar daarna ook nog gewurgd heeft. Lange tijd heeft hij zijn onschuld volgehouden, maar zó zwak was het pleidooi van zijn verdediger en zó sterk dat van de aanklager dat Jaakske op den duur zelf begon te geloven dat hij schuldig was en aan t eind van spel dan maar bekend heeft. Eén was er die altijd in zijn onschuld geloofd heeft: Joske Vermeulen, Jaakskes broer. Joske is er bovendien altijd van overtuigd geweest dat de echte dader Bienvenu Y. was, de buur van het meisje X. Bienvenus vader is één van de nobelsten van het land en Bienvenu is goed op weg om in vaders voetsporen te treden. Tijdens het proces had Joske dat heel even te berde willen brengen, maar van alle kanten hebben ze hem uitgelachen, bedreigd, de mond gesnoerd. Hij had geen poot om op te staan: geen bewijzen. En de familie Y. kan je maar beter niet tegen jezelf in t harnas jagen. En Joske heeft dan maar verder gezwegen.
Overtuigd van de onschuld van zijn broer is Joske evenwel, enkele maanden na de uitspraak, in actie geschoten. Detectiefje gespeeld. Het was Joske ter ore gekomen dat Bienvenu er een dagboek op nahield waar hij alles minutieus optekende, dag na dag. Toen Bienvenu, tegen t eind van de zomer, met zijn gezin voor een week naar de Azoren was, heeft Joske bij hem ingebroken. Het dagboek, hoewel goed verstopt, was snel gevonden en er stond precies in wat Joske zocht: de moord, beschreven tot in de details, met een foto van het lijk. Hij trok ermee naar t gerecht. Nu zullen ze het proces wel moeten overdoen en mijn broer zal vrijkomen, dacht hij. Maar omdat Joske het bezwarend materiaal op onrechtmatige wijze verkregen had, bleek het geen bewijskracht te hebben en het werd in beslag genomen. Geen sprake van dat het proces kon overgedaan worden. Voor Bienvenu is er geen vuiltje aan de lucht, Jaakske blijft in de cel voor dertig jaar! en Joske moet nu óók brommen, want voor diefstal met inbraak is de wet niet mals. Eén jaar heeft Joske aan t been. Met zon straf en de banbliksems van Bienvenu Y. en diens vader, ziet zijn toekomst er allesbehalve rooskleurig uit! Dura lex, sed lex
Geen mens die gezonder is dan Bonaventure (Boni voor de vrienden), pédégé, of iets in die zin, bij een grote firma. Boni is achtenvijftig, hetgeen nog jong is voor een pédégé. Goed eten en drinkenhoort bij zijn uiteraard sedentair beroep en zwaarlijvigheid is daar het natuurlijk gevolg van. Waaraan Boni zijn uitstekende gezondheid te danken heeft? Aan de geneeskunde, beste lezer, of om het met meer precisie te omschrijven: de preventieve gezondheidszorg.
Om de drie maanden een compleet bloedonderzoek. Al zijn bloedwaarden liggen weliswaar binnen de normale grenzen, maar met de hoeveelheid cholesterol is t kantje boord, t is te zeggen aan de bovengrens van t normale. Daarom heeft hij zich dan ook een medicijn laten voorschrijven: beter voorkomen dan genezen, weet je wel. Alle bloedwaarden? Behalve één! Het bloedonderzoek van vorige week toonde een te hoge concentratie van een stof, die wijst op een verhoogde kans op prostaatkanker. Bij t vorige bloedonderzoek was die verhoogde kans er nog niet, hetgeendus wel aantoont dat een driemaandelijks bloedonderzoek een allesbehalve overbodige luxe is. Een kléine verhoogde kans, weliswaar, maar toch. Een voorzichtig man raadpleegt nu onmiddellijk de uroloog, ofte piskijker, zoals ze dat in Holland wel eens durven noemen. En dat is hetgeen Boni gedaan heeft. Er zijn een aantal technische onderzoeken aan te pas gekomen, maar er is nog geen definitief oordeel geveld. Er dient nog een endoscopisch onderzoek verricht te worden, mét biopsie. Ach, t zal wel niets zijn, maar een mens weet toch maar nooit
Wat Boni óók laat doen, is een computertomografie (CT) van de longen, eveneens om de drie maanden. Overdreven? Niét als men weet dat Bonis vader gestorven is aan een longtumor, die zich manifesteerde als inoperabel, amper vijf maanden nadat op een radiografie niet de minste afwijking werd waargenomen. Tja, ik weet het niet, hoor, maar ik ben toch een beetje bang dat een mens van ál te veel CTs op de duur een longtumor krijgt.
Ja, achtenvijftig is een gevaarlijke leeftijd. Hoevelen bezwijken er niet, in wat men nog de bloei van t leven mag noemen, aan hart- of vaatziekte? In die val zal Boni alvast niet trappen. Twee keer per jaar laat hij zich preventief in t ziekenhuis opnemen voor een cardiologisch onderzoek, een echografisch onderzoek van de hartholten en een inspanningstest, alsook een Doppler-onderzoek van de grote vaten. En dan is er nog de huisarts die minstens één keer in de maand langskomt om de bloeddruk te meten.
Ook wat het spijsverteringstelsel betreft, wordt niets aan het toeval overgelaten: ééns per jaar een echografie van de buik, alsook een gastroscopie en een coloscopie. Die endoscopische onderzoeken zijn tot steeds negatief uitgevallen. Dat daarbij desondanks telkens een proefbiopsie wordt verricht, kan overdreven klinken en de indruk wekken dat het om economische redenen gebeurt een scopie mét biopsie wordt twee keer zo hoog getarifieerd als één zónder doch dat is allerminst het geval: men weet immers nooit
Verder gaat Boni twee keer in t jaar naar de tandarts en evenveel keer naar de oogarts en de keel-neus-oorarts. De eerste voor controle van de druk in de oogbol: vóór je t weet heb je een té hoge oogdruk, hetgeen kan leiden tot glaucoom en onherstelbare blindheid! De tweede voor controle van t gehoor en preventief onderzoek van keel en strottenhoofd. Eén van Bonis ooms is immers gestorven aan strottenhoofdkanker. Toen die oom bij het eerste symptoom de dokter raadpleegde, bleek de ziekte reeds te ver gevorderd.
Na het bruiloftsfeest van zijn enige dochter, in juni laatstleden, heeft Boni drie dagen last gehad van hevige hoofdpijn. t Zal wel door overdreven alkoholgebruik tijdens het feest geweest zijn, maar een mens weet natuurlijk nooit. Daarom heeft hij zich enkele dagen later de pijn was toen al voorbij laten opnemen voor neurologisch onderzoek in een ziekenhuis, in een éénpersoonskamer vanzelfsprekend, want als pédégé geniet Boni, tot aan het einde van zijn dagen, van een gratis hospitaalverzekering met volledige terugbetaling van alle denkbare medische kosten. Het klinisch neurologisch onderzoek, alsook het electroëncefalografisch onderzoek en de medische beeldvorming, brachten weliswaar niets verontrustends aan het licht, maar waren toch van die aard dat een herhaling van het onderzoek in de toekomst, ééns in t jaar, aangewezen is. Boni zal zich strikt aan dat advies houden. Zeker is zeker! Hij heeft het opgetekend in zijn agenda 2010. Omdat hij zelf gesuggereerd heeft dat zijn hoofdpijn wel eens van zijn nekwervels zou kunnen voortkomen, heeft de dokter hem kinesitherapie voorgeschreven, twee sessies per week, gedurende één jaar. Ook dááraan houdt ie zich stipt. De kinesist is van het vrouwelijk geslacht en knap. De kosten volledig terugbetaald door ziekenfonds en hospitalisatieverzekering
Hoef ik u te zeggen dat Boni gevaccineerd is tegen alle vaccineerbare ziektes? Met enige fierheid vertelt hij dat zijn medische kosten voor t jaar 2009 de vijftigduizend euro reeds flink overschrijden: de ene helft betaald door het ziekenfonds, de andere helft door de hospitalisatieverzekering van de firma. Als iedereen nu eens zo vlijtig bezig was met zijn gezondheid, beste lezer. Het aantalziekenhuizen, artsen en andere gezondheidswerkers, alsook het ziekenfondsbudget, zouden weliswaar met een factor 100 moeten toenemen, maar ons volk zou véél gezonder zijn. Denk ik toch.
Tweeënzestig jaar geleden overleed mijn grootvader Aloïs, na een korte ziekte. Gedurende zijn hele leven had hij geen enkele keer beroep gedaan op de geneeskunde. Toen dokter Rommens dan uiteindelijk toch voor t eerst bij Aloïs kwam, was het te laat: Aloïs was reeds overleden!...
Wat schort er mij toch, lieve lezer, dat ik Spelenderwijs van Albert Debeurme en Dagboek van een zenuwarts van José Van Laere oneindig veel hoger aansla dan Het verdriet van België van Hugo Claus?
Over mijn vriend en collega Albert Debeurme heb ik het al eerder gehad. Ook met José Van Laere was ik bevriend, zij het dat wij niet iedere dag elkanders deur platliepen. José was neuropsychiater, met internationale faam, één van de belangrijkste zenuwartsen die ons land heeft gekend. Een beroemd arts en wetenschapper eerste klas. Een aandoening van de hersenstam is naar hem genoemd: het syndroom van Van Laere, of beter le syndrome de Van Laere want in Frankrijk en ook in Spanje was hij een grotere sant dan in eigen land. Aan twee buitenlandse universiteiten kreeg hij de titel van doctor honoris causa. Aan de Leuvense Alma Mater werd hem een leerstoel in de neurologie aangeboden. José bedankte evenwel voor de eer en verkoos zijn praktijk in Kortrijk ongestoord verder te zetten. Een echte professor is hij dus nooit geworden, maar een professorstitel geweigerd te hebben zo heb ik hem tussen pot en pint horen verklaren vond hij een even grote prestatie, zoniet een grotere. Heden ten dage telt ons landje duizenden professoren het stelt niéts meer voor , maar hoevelen zouden er zijn die voor een dergelijke job bedankt hebben? Rari nantes! Ik van mijn kant vond het een grote eer toen hij mij, beginnend keel-neus-oorarts, vroeg om samen met hem een artikel te schrijven in een vooraanstaand medisch tijdschrift. En u kunt denken dat ik daar gretig op in ben gegaan!
Dokter José Van Laere was een spiritueel man, die de gave van het woord had: het gesproken woord én het geschreven woord. Hij publiceerde verscheidene boeken over psychiatrische en neurologische onderwerpen in de Nederlandse, de Franse en de Spaanse taal. Toen hij in 1985 hij was toen zeventig met pensioen ging, verscheen zijn boek Kortrijkse Asklepiaden, een schitterend werk waarin de geschiedenis van de Kortrijkse geneeskunde tussen 1500 en 1940 behandeld wordt. Drie jaar later verscheen van zijn hand het autobiografisch werk Dagboek van een zenuwarts, een pareltje van literatuur. In het laatste hoofdstuk beschrijft hij zijn ervaringen als patiënt, of wat een arts lijden kan. Hij beschrijft zijn gewaarwordingen na zijn prostaatoperatie als volgt:
Ik ben wakker geworden. Meteen keert het bewustzijn, meedogenloos, terug. In het schemerlicht van het nachtlampje herken ik de omtrek van een hospitaalkamer. Er ligt een straatsteen op mijn onderbuik. Omzichtig, met loden vingers, exploreer ik dat lichaam dat mij vreemd voorkomt en toch van mij is. Halverwege tussen de navel en de lies komt mijn hand op een gummislang terecht. Ik volg die tot op de rand van het bed. Daar verdwijnt hij. In de smetteloze stilte van de nacht hoor ik een druppel vallen. Net een jeneverbes die men met de voet te pletter drukt. Een ogenblik later, valt een tweede druppel. Ik tel, werktuigelijk: 1, 2, 3, 4, 5. Nu volgt een derde druppel. Automatisch klikt het in mijn sluimerend artsenbrein. Mijn frank valt: het is het buisje dat bij iedere ingreep hoort, dat lekt!
Ik zet mijn verkenning verder door. Met ontsteltenis ontdek ik een opgezwollen penis, die door een eindeloze slurf verlengd wordt. God zij dank, nu herinner ik het mij: Zo U licht wenst, drukt U op de zwarte knop, boven op de hefboom die op de zijkant van uw bed ingespijkerd is. Opgepast! U mag zich niet vergissen! Bij de rode knop seint U bij de nachtverpleegster. Ik druk en de klaarte verjaagt, stootsgewijze, de duisternis. Hetgeen ik voor een afschuwelijke anatomische misvorming aanzag, is slechts een catheter met twee vertakkingen. Ik volg hem tot op zijn splitsing. De stijgende tak mondt uit op het zakje physiologisch serum, aan de top van de metalen staander, en de dalende laat een bloederig vocht druipen in een glazen vat dat op de grond rust.
Nu weet ik zeker dat de operatie achter de rug is. Oef! Een oogslag op mijn polshorloge. Nauwelijks drie uur. Als ik thuis zo vroeg wakker wordt (en dat gebeurt al te vaak!) luk ik er zelden in terug in te slapen. Het is het uur waarop de gedrochten van onrust en zorgen mij beethebben. Hier ontfermt de drain, barmhartige metronoom die de tijd met kleine hapjes stuk bijt, zich over mij. Ik val terug in slaap. Lof zij U, Morpheus!
***
U ziet er goed uit, dokter!
De hoofdverpleegster buigt haar gemenopauseerde-virago-gestalte imponerend over mijn bed. Het is nu haar beurt om definitieve oordelen te vellen en bevelen uit te delen.
Vrij van overdreven schaamtegevoel en redekunstige voorzorgen legt zij die lichaamsdelen bloot waarover de mannen zich in het openbaar huichelachtig schamen maar waarop zij zo prat gaan in het geheim van hun slaapkamer. Met een handig gebaar, zo prompt dat ik een korte gil niet kan onderdrukken (zij heeft gelijk: wat de heelkundige verzorging betreft, is een verrassende onstuimigheid mij liever dan een pijnverwekkende traagheid) rukt zij het verband weg, dat op mijn onderbuik kleefde gelijk een etiket op een stuk slachtvlees. Alsof ik het tot een persoonlijke verdienste mocht aanrekenen feliciteert zij me om het puike uitzicht van het litteken. Zij weet de hoeveelheid en de wijnrode kleur van het aalbessensapachtig vocht, dat uit mijn blaas druppelt, met een kennersoog te appreciëren.
In de schaduw van haar overste, werpt een piepjonge ziekenverzorgster een kuise, zuiver deskundige blik op de mannelijke attributen waarop ik, in de huidige omstandigheden, geenszins hoef te pochen. Ik herken haar. Zij is het die, daags voor de ingreep, het operatiegebied met een vaardige hand gladgeschoren heeft, in een doodse stilte die ik in geen geval dorst te onderbreken en die enkel door het gekras van het scheermes op mijn ruige, zeventigjarigershuid gestoord werd. Ik voelde mij als een oude haan, met kaal gepluimde kont. Wee u, kostbare familiejuwelen, zo lief en zo zacht aanvoelend bij het pasgeboren jongetje, op mijn leeftijd echter zo erbarmelijk gerimpeld en, tot overmaat van ramp, zo hopeloos onthaard!
Och arme, het verpleegsterberoep lijkt mij, al met al, niet beter geschikt dan een artsenpraktijk, om s mensen erotische bevliegingen te idealiseren!
En nu durf ik, beste lezer, mijn initiële vraag nog eens stellen: wat schort er mij toch dat ik het literair werk van deze man véél hoger aansla dan dat vangrote Vlaamse schrijvers als Claus, Brusselmans, Verhulst, Huysentruyt en noem maar op? Heb ik hem te goed gekend?
Mocht ikzelf ooit een vervolg breien aan Van Laeres meesterwerk Kortrijkse Asklepiaden, dan heb ik aan de twintig grootste artsen die Kortrijk in de tweede helft van het vorig millennium bevolkt hebben, slechts één naam toe te voegen: die van José Van Laere! De kans is echter zéér klein dat ik mij daaraan waag. Dat laat ik liever over aan de honderden geneesheren en geneesdames die te huidigen dage onze streek overspoelen en die handen tekort komen om de gezondheid van de bevolking op een redelijk peil te houden. Maar stel dat ik het tóch zou doen en men mij dan vraagt een top-drie naar voor te schuiven Ziehier: Jan Palfijn(1650-1730, wereldberoemd heelmeester enuitvinder van de verlostang), Emiel-Jan Lauwers (1858-1921, befaamd chirurg, landschapsschilder, portrettist, dichter en prozaschrijver) en José Van Laere (geboren in 1915 en overleden rond de eeuwwisseling). José zelf heeft slechts de eerste twee naar voor geschoven. Wellicht had hij die derde podiumplaats voor zichzelf voorbehouden
Hoera, onze nationale Herman is gepromoveerd van eerste minister tot president van Europa, en meteen tot de bekendste Vlaamse haiku-dichter aller tijden - bij het "breed publiek", wel te verstaan. Niettemin zijn er critici, mensen die al decennia lang met haiku-poëzie bezig zijn, die twijfelen aan Hermans dichterstalent en dientengevolge geen grote literaire toekomst zien voor onze Europese president. En toch... waarin moeten de gedichten van onze nationale trots - ik vond er een dozijn op 't internet - onderdoen voor die van de échte grote haiku-isten? Ik weet het wel, beste lezer, dat ík, die voor de haiku-poëzie een huid heb, zo dik als die van een olifant, niet eens die vraag zou mogen stellen. Toch doe ik het, in de stille hoop dat iemand van mijn lezers mij het antwoord op die vraag zal geven. En wie weet, helpt dat mij om ooit nog eens dat olifantenvel af te gooien, en leer ik in mijn oude dagen nog genieten van haiku. Je weet inderdaad maar nooit... En hier gaan we dan met dat half dozijn:
drie golven rollen
samen de haven binnen
het trio is thuis
ik hoor het klappen
van vleugels in takken
dolende duiven
een meeuw op één poot
starend staande in de zee
de kou deert haar niet
het licht aan zee is
feller dan over het land
de hemel ademt
(5 oktober 2007)
roerloos een ballon
hangend in de herfsthemel
maar hij drijft en glijdt
(april 2005)
stil sterft onze paus
stilte op Plein en Polen
morgen de Ronde
Ik weet het niet, hoor. Daarenboven, na wat ik u verklaard heb omtrent mijn affectie voor de haikupoëzie, hóór ik het niet te weten. Maar verdient Herman dan niet minstens een beetje krediet? Aan tijd om zich verder te bekwamen zal het hem in de toekomst niet ontbreken. Zijn taak als president van Europa zal erin bestaan als ik tenminste goed ingelicht ben jaarlijks vier vergaderingen van de Europese Raad voor te zitten. Niet min nochte meer. Verder mag hij zijn taak naar believen invullen. Met haikus schrijven, bijvoorbeeld. Liefst niet met de politiek. Hij zal immers, naar ik mij heb laten zeggen, des te meer gewaardeerd worden naarmate hij zich minder met Europa inlaat u niet moeien dus Herman! Vlaanderen duimt voor u! Een pluspunt is zeker dat hij zich niet dagelijks zal hoeven te verplaatsen of zijn intrek zal dienen te nemen in een of andere ambtswoning ergens ver van huis. Zeker, hij krijgt een ambtswoning mét kantoor, maar t is in Brussel en voor zover mij bekend is woont Herman daar in de buurt. Wat meer is: hij mag rustig stand-by blijven thuis, zodat hij niet eens aanwezig hoeft te zijn op zijn kantoor. Tenzij hij daar meer inspiratie zou vinden
Dit alles om u te zeggen dat onze Herman zich nu in alle rust en quasi full-time zal kunnen toeleggen op de dichtkunst. Rustgevend moet ook zijn dat hij het niet voor het geld hoeft te doen. Immers, in The Daily Express stond een paar dagen geleden dat het presidentschap 320.000 pond per jaar opbrengt, wat tegen de huidige koers zowat 355.200 euro ofte een kleine 100.000 euro per voorgezeten vergadering betekent. Heel wat minder dan wat sommige bankdirecteuren verdienen, maar die moeten er dan ook véél harder voor werken. Wat er ook van zij: Hermans vrouw en kinderen zullen niets tekort komen, terwijl pa gedichten schrijft. En wat de enkele buitenlandse reizen betreft, naar topconferenties in de verschillende werelddelen, en waar onze president zijn representatieve rol dient te vervullen: die zijn natuurlijk niet op eigen kosten. Wat een hemelsbreed verschil als we dat vergelijken met de behandeling die Wilfried Martens ten deel is gevallen. Nu reeds ten tweede male heeft Wilfried, samen met vrouw en kindjes, zijn vakantie moeten onderbreken voor een spoedonderhoud met de koning. Naar verluidt worden de gederfde vakantiedagen niet eens vergoed, vanwege géén annulatieverzekering. En de koning zelf komt o zo moeilijk over de brug. Niet eens een kop koffie voor mama Miet, of een glas limonade voor de kinderen. En een honorarium voor Wilfrieds bemiddelingswerk? Vergeet het! Als we zijn echtgenote mogen geloven heeft hij er enkel een glas whisky aan overgehouden. Na het bezoek aan de koning is de familie Martens dan maar gaan eten op restaurant
Maar keren we terug tot Herman Van Rompuy. Het moet kinderspel zijn voor hem om één haikuboek per dag te schrijven. Een haiku mag immers maar zeventien lettergrepen bevatten, en één haiku per bladzijde moet toch volstaan. En t worden allemaal bestsellers 300 per jaar, want iedere zevende dag zal de schrijver rusten, alsook op de dagen van de Europese Raden en de Wereldtops. t Is een voordeel natuurlijk dat Herman al beroemdis: kijk maar naar de boeken van Piet Huysentruyt.
Als haikuschrijver is onze nieuwe president alleszins te benijden. Haikuschrijvers zijn de elite onder de dichters. En zegt men niet van deze laatsten dat zij de elite uitmaken van het schrijversras? En, al wil ik niets afdoen van de geestelijke inspanning die van hem gevergd wordt, u zal mij toch niet tegenspreken, beste lezer, als ik beweer dat de haikudichter met zijn zeventien lettergrepen het eerste en allerbelangrijkste economisch principe huldigt: maximaal resultaat met minimale inspanning t zou mij niet verwonderen dat Herman Van Rompuy economist is van opleiding.
Wat een verschil met de brief die ik vorige week ontving van professor O. van Togenbirger, de grote filosoof. Een ellenlange brief, waarvan het aantal lettergrepen ongetwijfeld volstaat om driehonderd haikuboeken vol te schrijven. Met de laatste zin alleen al maakt men er al een stuk of tien. Kijk maar hoe van Togenbirger zijn brief beëindigt:
De toekomst die ons aandoet, is van taal; 't verleden dat ons enkel bijblijft in gedachten, is van woorden en, het heden dat daar ocharme tussenin geperst zit in dat flinterdun gebied waarin al wat echt bestaat en tastbaar is zijn grondvest heeft, mist zelfs de tijd om zich te zeggen, daar al 't sprekende vanuit de toekomst haastig in dit heden aangekomen, sterft in ademnood en reeds de achterdeur uit is en aldaar uitdooft in de kelders van de hel alwaar 't gelijk bevriest en dan voor eeuwig ligt gebeeldhouwd achter mistgordijnen in het ijs.
Diepzinnige literatuur natuurlijk, die men op zijn minst twee keer moet lezen, vooraleer alles goed doordringt. Of beter nog drie keer. Om dan tot de conclusie te komen dat in dit moeilijk stuk proza excuseer mij, professor een wondermooi gedicht schuil gaat, honderd keer mooier dan excuseer mij, mijnheer de president de mooiste haiku.
De toekomst die ons aandoet,
is van taal;
't verleden dat ons enkel bijblijft in gedachten,
is van woorden;
en het heden dat daar ocharme tussenin geperst zit,
in dat flinterdun gebied
waarin al wat echt bestaat en tastbaar is
zijn grondvest heeft,
mist zelfs de tijd om zich te zeggen,
daar al het sprekende,
vanuit de toekomst haastig in dit heden aangekomen,
Zestig jaar geleden, op 16 november 1949 om precies te zijn, hebben de Gentse studenten het Gravensteen bezet, die oninneembaar gewaande burcht. Geen mens, waar ook ter wereld, die het zal betwisten: de grootste studentengrap aller tijden. De bezetting was wereldnieuws. Zo wijdden op 17 november 1949 in Amerika waarheen weinig doorsijpelt van wat in ons klein landje gebeurt verscheidene kranten een artikel aan deze historische gebeurtenis. The New-York Herald Tribune had er geen moeite mee om te blokletteren: The students of Ghent are the biggest of the world. En ziehier wat Associated Press schreef, onder de titel BELGIAN STUDENTS SEIZE CASTLE, BEAT BACK POLICE WITH FRUIT:
GHENT, Belgium, Nov. 17. The feudal Chateau des Comtes had its first siege in 300 years yesterday when 200 students held the place for three hours against masses of police, gendarmes and firemen.
The students, armed with overripe fruit, capitulated before superior forces.
Early in the afternoon students from the University of Ghent started to infiltrate over the drawbridge of the castle. An hour later, 200 strong, they were in complete possession.
They barricaded the only way in and were protected on the flanks by the moat. Ammunition was smuggled in on a wheel-barrow.
Pennants floating from the battlements proclaimed that the present police helmet should be substituted for a certain kind of pot. This seemed to be the only reason for the rebellion.
Police called in the fire brigade, which ran up ladders against the walls and played hoses on the rebels. The students held out until the gendarmes were called and the combined forces of the law broke the defenses.
The police detained 133 prisoners who were cautioned this morning and released. Four students were injured.
Niet alleen de wereldpers besteedde aandacht aan dit gebeuren. Onze ongeëvenaarde Vlaamse striptekenaar Leo Debudt (alias Buth) wijdde er een van zijn beste grafische werken aan: een reuzegrote pentekening van de bezetting, dewelke de kaft siert van een in 1999 door de Gentse Universiteit uitgegeven boek: 50 jaar Gravensteenfeesten. De grote Vlaamse schrijver Hugo Claus schreef er een boek over, onder het pseudoniem Anatole Ghekiere: Die waere ende Suevere Chronycke van Sgraevensteene.
Velen hebben zich vragen gesteld betreffende het waarom van de Gravensteenbezetting. Was het de verhoogde bierprijs? Was er een politieke reden? Was het een zuiver studentikoos motief? Tot op de dag van heden bestond daarover geen eensgezindheid, of liever, tot op de dag van gisteren
Alles is begonnen in de schoot van Moeder Laetitia, de Oudenaardse studentenclub die gesticht werd in t jaar 1929. Begin november 1949 werdde twintigste verjaardag van de club op luisterlijke wijze gevierd. Er waren een aantal oudgedienden afgezakt naar Gent. Eén onder hen was dokter Carlos Dierickx. Hij was preses van de club geweest in de jaren 1939-40 en 1940-41. In 1949 was hij drieëndertig jaar en al een jaar of drie burgemeester van Asper, functie die hij zesenveertig jaar lang heeft uitgeoefend. Wat was er gebeurd tijdens die lustrumviering van 1949? Ruzie? Overdreven nachtlawaai? Had men gestapo geroepen naar de politie? Feit is dat de pandoeren Carlos meenamen naar t rolleke, tesamen met zijn broer Wilson, die ook een oudgediende was, evenals de toenmalige preses Pierre Devos. Het was Carlos die de politiecommissaris te woord stond. Hij diende zijn identiteitskaart af te geven en daaruit bleek dat hij én dokter én burgemeester was. De commissaris bleek evenwel niet onder de indruk van die kwalificaties en het gesprek verliep als volgt:
Zijde gij Carlos Dierickx?
Joak menier de commesoaris, en wie zijde gij?
Zijde gij dokteur?
Joak, menier de commesoaris, zijde ziek misschien?
En zijde gij beurgemiestre?
Joakk, menier de commesoaris, kannek misschien iet doen veur ui?
Er werden korte metten gemaakt. Ze vlogen alle drie in den bak. We brachten een nachtje door op kosten van de staat, zegt dokter Pierre Devos. Hij is de enige overlevende van het trio. Carlos heeft ondertussen een levensgroot standbeeld op het naar hem genoemd plein van de gemeente waar hij zo lang burgemeester was. Hij is een van de populairste figuren geweest uit de streek tussen Oudenaarde en Gent.
Maar wat heeft dat alles te zien met de Gravensteenbezetting? zult u zich afvragen, beste lezer. Ziehier wat Pierre Devos ons, zeer recentelijk, geopenbaard heeft:
De Laetitianen voelden zich onrechtvaardig behandeld door de Gentse flikken. Ze zonnen op wraak. Die kwam er, geen twee weken later
En dat zijn wij dus gisteren gaan verkondigen, in de troonzaal van het Gravensteen, Pierre en ik. Voor een massaal opgekomen dol-enthousiast publiek. Applaus was er, naast een geweldige zucht van opluchting, zoals nog nooit een zucht geloosd werd door een studentenpubliek. Sommigen omhelsden elkander van blijdschap omdat het laatste stukje van de puzzel eindelijk gelegd was, omdat de geschiedenis van het Gravensteen nu definitief en in alle talen kon herschreven worden. Pierre kreeg ter plaatse een decoratie opgespeld. Wie deze grote Laetitiaan wil bewonderen, zal daartoe ongetwijfeld in de mogelijkheid zijn tijdens de lustrumdagen in maart: in Oudenaarde en Ronse. En misschien kan er wel een handdruk af, of zelfs een handtekening en, wie weet, een kusje (cave mystacem!) voor t mooiste meisje van de stad
Een heuglijke dag! En t had nog beter kunnen zijn, als Marcel Cambier niet geveld was geweest door de Mexikaanse griep: dan had Laetitia kunnen pronken met twéé oudstrijders. Bij mijn thuiskomst vernam ik dat Tuur Van Wallendael die dag uit het leven was gestapt. Tuur was een clubman. Hij zou er ongetwijfeld gaarne bij geweest zijn, bij de Gravensteenfeesten. Heeft hij precies deze dag uitgekozen?
Euforie en verdriet. Er ligt maar een flinterdunne marge tussen. Soms zelfs géén marge
De tekening is van Leo Debudt (Buth). Hieronder: twee details uit de tekening
Ach, beste lezer, ik doe het nooit meer. Vorige week waren mij een paar artikelen opgevallen in de krant van 10 november. En toen heb ik u beloofd daarover te schrijven. En ik doe het alsnog, omdat ik mij geen imago wil op de hals halen van iemand die zijn beloften niet nakomt. Maar zelfs het meest ophefmakend nieuws is na enkele dagen niet meer boeiend en aangezien het niet eens om ophefmakend nieuws ging, zult u hopelijk wel begrijpen dat mijn pen niet bol staat van enthousiasme en dat ik bij deze het voornemen te kennen geef van u nooit meer zulke weinig zinvolle beloften te doen. Maar goed
Er werd wat uitgeweid over de schorsing van Janina Woepi Wickmayer en van Xavier X-man Malisse. Voor gelijkaardige feiten. In verband met de whereabouts. Straffen buiten proportie natuurlijk en ik kan mij niet voorstellen dat de soep zo heet zal gegeten worden als ze wordt opgediend. Maar toch nodig misschien om die nalatige sportlui eens flink te doen schrikken. Van Xavier verwondert het mij niks en van Woepi weet ik nu dat zij eveneens een nalatig meisje is. Ongetwijfeld komt het voor Janina wel goed want naar t schijnt kan zij zich dure advocaten permitteren. En dan zou het voor Xavier, die zich géén advocaat kan permitteren, toch ook in orde moeten komen vermits hij dezelfde overtreding begaan heeft. Of zie ik dat verkeerd? Werkt het gerecht niet op die manier in ons land? Janina is overigens niet op haar mondje gevallen als het er op aankomt argumenten te harer ontlasting naar voren te schuiven. Het systeem is te ingewikkeld, argumenteert zij ál dat ingewikkeld gedoe met telefoneren, e-mailen, SMS-en ,zeker voor een negentienjarige. Een argument waar ongetwijfeld niemand van de dure advocaten zou opgekomen zijn. Had u er enig idee van, beste lezer, dat negentien jaar in deze een moeilijke leeftijd is? Ik alvast niet. Als ik met een probleem worstel omtrent telefonie, e-mailen of SMS-en, dan vraag ik het aan mijn kleindochter die eergisteren twaalf is geworden, en met al die moderne communicatietechnologie niet de minste problemen heeft. Twaalf jaar is dus allerminst een moeilijke leeftijd, op dat gebied. Blijkbaar. Maar met negentien is zij misschien alweer heel wat van die vaardigheden kwijt. Wie weet. Geestelijke aftakeling kan soms heel vroeg beginnen
Dan stond er ook nog iets van een dokter die jarenlang meerdere huisbezoeken per dag aflegde bij éénzelfde patiënte, en daar telkens het volle pond voor aanrekende. Zo verdiende hij, aan die ene patiënte, in één jaar tijd 38.000 euro en dat komt ongeveer overeen met mijn jaarinkomen tijdens mijn topjaren ik vond toen dat ik een heel behoorlijk inkomen had.En ik die dacht, in het jaar dat ikzelf huisarts ben geweest, dat nooit meer dan één huisbezoek per dag mocht aangerekend worden! Dat de dokter zo vaak op huisbezoek ging, was de schuld van de patiënte zelf: ze belde hem telkens op. En de dokter was bang dat zij zou panikeren als hij niet op haar verzoek inging. Hetgeen zou kunnen leiden tot een beroerte of een hartaanval bij de dame, gezien haar hoge bloeddruk: 26! Is het onredelijk van mij te veronderstellen dat na duizenden huisbezoeken die huisdokter er allicht in geslaagd was die bloeddruk tot het laagst haalbare niveau te brengen. Zonder de goede zorgen van haar dokter had de dame in kwestie wellicht het Guinness Record Book gehaald: de hoogste bloeddruk ooit gemeten! Maar nu is er natuurlijk ook een record: het hoogste aantal huisbezoeken bij éénzelfde patiënt in, laten we zeggen, een tijdspanne van vijf jaar
En dan was er een hele pagina over seksisme, u weet wel, discriminatoire toestanden tussen de geslachten. Het komt erop neer dat vrouwen zwaar onderbetaald worden, dat zij nauwelijks in aanmerking komen voor mooie postjes en dat zij niet gerespecteerd worden want nagefloten of in de billen geknepen door het andere geslacht. Sta mij toe dat ik daar zo mijn mening over heb. Zeker na wat een maand of twee geleden gebeurd is met mijn vriend Zeger. Hij had een knap vrouwtje in de billen geknepen,waarop het lieve kind hem prompt een bloedneus had geslagen; zijn neus staat er nog steeds een beetje scheef van. Zeger staat nu geboekstaafd als een geile misdadiger. Voor het vrouwtje dat zich zo dapper heeft verdedigd niets dan lof. Ik denk, in alle nederigheid, niet dat het geluk mij nog ooit te beurt zal vallen, dat ik door een lid van het andere geslacht in de billen geknepen wordt. En ik mag het niet gedroomd hebben dat ik haar betaal met een slag op de neus, waarop zij bloedend neerzijgt en voor het leven verminkt is.
Over die vreselijke plaag die discriminatie heet, zal ik het nog hebben in de toekomst. t Zal niet alleen over sexisme gaan, maar ook over racisme. t Zal nog vóór t einde van t jaar zijn, dat beloof ik u!
Kijk, nu verval ik toch weer in mijn oude fout: beloven, altijd maar beloven. Ik lijk wel een politicus
Eergisteren, op de trein naar Leuven, stond ik plots oog in oog met Andrea. t Was een tijdje geleden dat ik haar nog ontmoet had. Overigens heet zij ánders: Andrea is de naam die ik haar voor deze gelegenheid toebedeel en het waaróm zult u dadelijk merken. Ik toonde mij blij verrast haar te zien, ofschoon niet super-blij. Ik kuste haar op de wang één zeer vluchtig kusje al had ik mij voorgenomen dát bij Andrea nooit meer te doen. Ik had de indruk dat ze mij haar tweede wang wou aanbieden, maar daar ben ik niet zeker van. Wat er ook van zij, het bleef bij het ene kusje.
Ach, wat heb ik dat altijd een gedoe gevonden, datkussen bij wijze van begroeting. Mijn ouders deden dat nooit. Zelfs een hand geven deden ze maar hoogstzelden. Door mijn vader ben ik nooit gekust. Mijn moeder gaf mij kusjes tot ik een jaar of zes was en dat vond ik weliswaar vervelend doch niet héél erg, zolang er maar niemand in de buurt was die het zag. Ik had een groottante met een snor, die ooit eens een poging gedaan heeft om mij te kussen, maar ik ben toen aan dat gevaar ontsnapt en ze heeft mij daarna nooit meer te grazen kunnen nemen. Als ze op bezoek kwam bij ons thuis, verschanste ik mij op zolder tot ze weer weg was. Gelukkig kwam ze niet vaak.
Ik was zeventien toen ik de smaak van het zoenen te pakken kreeg, maar dan écht zoenen, tongzoenen, met meisjes: pure libido! Ik heb wat afgezoend, als tiener en ook daarna nog! Maar de begroetingskus ben ik pas beginnen plegen toen ik al ver in de twintig was. Kussen met Nieuwjaar, of de bruid kussen op een trouwfeest, dat kon er nog mee door: een kus op de ene wang, een kus op de andere wang en daarna nog een derde op de eerste wang. Maar kussen bij wijze van begroeting, daar heb ik mij altijd ongemakkelijk bij gevoeld. Vooreerst zat ik met de vraag: wie moet of mag je kussen? Iemand die je voor t eerst ontmoet: in géén geval, dunkt me. En mag het dan al bij de tweede ontmoeting? En dan is er een andere cruciale vraag: hoeveel kussen dienen er uitgewisseld? Eén, twee, drie of zelfs vier? En hoe intiem mag je daarbij worden? Ik ken vrouwen die het wensen te houden bij een vluchtige aanraking van wang op wang, met een licht getuit van de lippen, in het ijle. Er zijn er zelfs die er in slagen te kussen zonder dat de aangezichten elkaar raken. Anderen ronden het gekus op beide wangen gaarne af met een meestal vluchtig kusje op de mond. Voor mij allemaal niet gelaten, maar er zouden regels voor moeten bestaan, zodat een mens weet waar ie aan toe is! En nog zon vraag: waar blijf je met je handen tijdens dat gekus: naast je lichaam, of op je rug, of pak je de gekuste maar eens stevig vast? Dat laatste is nu net wat ik met Andrea gedaan heb, een jaar of acht geleden, tijdens een receptie bij vrienden: haar eens flink vastgepakt onder het kussen. En ziehier, beste lezer, wat daartoe mijn drijfveer was: menslievendheid, niets dan pure menslievendheid! U moet weten dat Andrea allerminst moeders mooiste is: begrijpt u wat ik bedoel? En dat ze, in die hoedanigheid, op weinig sociale interesse kan rekenen vanwege het andere geslacht. Begrijpt u mijn drijfveer, u als begrijpende lezer? En weet u hoe dat scharminkel reageerde: ze gaf mij een duw, en wat ze zei was iets als ga weg, profiteur. Zou een mens niet doodvallen met zijn beste pak aan? Ik heb mij toen hard moeten bedwingen om haar niet mijn ware bedoeling kenbaar te maken, maar ik beperkte mij ertoe voor mezelf te zweren dat ze nooit ofte nimmer nog op een kusje van mij zou kunnen rekenen.
En toch heb ik Andrea dus weer gekust, eergisteren op de trein, zij het zeer summier. Ach, waarom ook niet? Mijn doel, acht jaar geleden, was haar eigenwaarde wat op te krikken en het lijkt er toch op dat ik daar enigszins in geslaagd ben. Bij een volgende gelegenheid mogen het er best weer twee zijn
Ze ging gelukkig wat verderop zitten, zodat ik rustig mijn krant kon lezen. Uit die krant heb ik drie artikels onthouden: één ging over seksisme, een ander over Woepie Wickmayer, en een derde over een dokter die tot acht keer per dag een huisbezoek aflegde bij eenzelfde patiënt en daarvoor iedere keer het volle tarief aanrekende, acht jaar lang. Over alle drie de artikels zou ik een beetje commentaar willen spuien, maar de kracht ontbreekt mij nu: het verder verloop van mijn reis naar Leuven en de 11 november-herdenking van gisteren stemmen mij droef te moede. Zou dat het begin van een depressie zijn? En zou ik er niet beter aan doen eens een huisbezoek aan te vragen bij die dokter? Als die mij er weer bovenop helpt krijgt u mijn krantencommentaar alsnog. Komende week, misschien. t Is ook niet uitgesloten dat mijn depressie vanzelf overgaat
Dit is de eerste van zes strofen waarin de onovertroffen Guido Gezelle zijn virtuositeit loslaat op de herfst, het vallen van de bladeren, november. Het is zijn manier om te verwoorden dat november een beetje zeer doet, hetgeen ik eergisteren heb willen beduiden met mijn collage van dode bladeren. Niemand van mijn trouwe lezers heeft de collage écht mooi gevonden en evenmin heeft iemand het walgelijk lelijk gevonden te oordelen naar het aantal reacties. En zo is t goed.
In de kerk van Elsegem hing eertijds boven het hoofdaltaar een klok, met daaronder de tekst: Gedenk, o mens, dat elke tik u nodigt tot de dood. De klok is nu weg, al vele jaren. Alleen de ouderen herinneren zich nog de tekst. De ouderen, die weldra te grondewaart zullen zinken. Een jaar of zes geleden heeft ons dorp, met zijn amper twaalfhonderd inwoners, de pers gehaald: zevenentwintig parochianen hadden dat jaar het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Zevenentwintig zieke zomerblaren! Mijn schoonmoeder was één van hen. Wijze mensen hebben erover nagedacht, over het fenomeen Elsegem, het dodendorp. Maar alles is gelukkig ten goede gekeerd: dit jaar van de ene Allerheiligen tot de andere zijn er amper vijf ter ziele gegaan. Toeval? Ongetwijfeld
Met Allerheiligen gaan de gedachten naar de dierbare overledenen, naar onze eigen sterfelijkheid en naar die laatste tik. Op de kerkhoven treuren wij om de afgestorvenen en tegelijkertijd zijn we blij dat al die medemensen, net zo min als wij, het eeuwig leven hebben. Het tegenovergestelde zou, onze eigen sterfelijkheid een gegeven zijnde, een onuitstaanbare kwelling betekenen, voor u en voor mij. Mort de voisin réconforte!
En net als ik op het punt sta deze beschouwing af te sluiten, krijg ik een mail van O. van Togenbirger de Waelekens, de grote filosoof. De mail is ter gelegenheid van Halloween. Waarom wij ons met zijn allen verlustigen in de gruwel en griezel van Halloween? Omdat wij wéten dat het fictie is en omdat het de nog veel grotere gruwel en griezel van de werkelijkheid doet vergeten. Voor even maar, want de rauwe realiteit krijgt ons altijd weer in haar greep.
November doet een beetje zeer, al loopt er vaak een gouden draad doorheen... (iemand heeft dit ooit gezegd of geschreven)
Dit is een collage van afgevallen blaadjes uit mijn eigen tuin. Als u dit mooi vindt, beste lezer, mag u mij dat gerust laten weten. Ook als u het niet mooi vindt mag u reageren...
Een sukkel moet je zijn om niet te weten dat een paard en een ezel weliswaar verwante dieren zijn doch desalniettemin niet tot eenzelfde soort behoren. Al wil het wel eens lukken dat een paard en een ezel van verschillend geslacht de vriendschapsbanden dermate dichthalen, dat het nogal eens durft resulteren in respectievelijk een muilezel of een muildier, al naar gelang de vader een ezel, dan wel een paard is. Ook met zebras kunnen paarden af en toe goed overweg en daar komen dan wel eens zebrulen of zebrinen uit voort, weer al naar gelang maar dat weet ik niet met zekerheid. Van paarden hoeft die promiscuïteit ons overigens niet te verbazen: ik hoef maar even te verwijzen naar het liederlijk gedrag van de Kentauren uit de Griekse mythologie. Maar was het u ook bekend van leeuwen? De oude Grieken geloofden zelfs dat leeuwen enkel paarden met panters en niet met hun soortgenoten. Hier ligt weer een mythologisch verhaal aan ten grondslag: het verhaal van de Arkadische prinses Atalante en de jongeman Hippomenes. Zij beminden elkander vurig. Té vurig. Ze bedreven zelfs de liefde in een tempel van Zeus. Die oneerbiedigheid moet de oppergod hen bijzonder kwalijk genomen hebben. Hij veranderdebeiden in leeuwen en verbood hen nog geslachtelijke gemeenschap met elkaar te hebben. Vandaar het geloof dat leeuwen paren met panters, niet met elkaar. Maar wees gerust, daar blijkt niets van te kloppen. Iemand die veel van leeuwen afweet verzekerde mij dat leeuwen het wél met elkaar doen, en nog niet zon beetje: in hun vruchtbare periode tot drie keer per uur. En toch durven leeuwen wel degelijk schuinsmarcheren, zij het niet met panters, doch wel met tijgers. Daar komen lijgers van en teeuwen. Als u, beste lezer, nooit over lijgers of teeuwen gehoord hebt en daarenboven van een kale reis terugkeert nadat u die woorden in het woordenboek hebt opgezocht, verdenkt u er mij ongetwijfeld van dat ik zo maar wat uit mijn nek lul. En die verdenking zal alleen maar groeien, nu ik per se schapen en geiten ten tonele wil brengen.
In ben namelijk een verhalenreeks aan t voorbereiden omtrent de sterrenbeelden uit de dierenriem liefhebbers van de horoscoop weten precies waarover ik het heb en meer in t bijzonder over de verklaring van die sterrenbeelden vanuit het standpunt van de Griekse mythologie. En dan kan je maar beter het onderscheid kennen tussen een kreeft en een schorpioen enerzijds, en een ram en een steenbok anderzijds. De kreeft en de schorpioen laat ik nog maar even rusten. Laten we het dus nu enkel over de ram en de steenbok hebben
Met de hand op het hart mag ik beweren dat ik wel degelijk wist dat de ram een schaap is een mannelijk schaap en de steenbok een geit, of liever een welbepaalde soort geit. Dat zal de meesten onder u evenmin onbekend zijn. Wat nog niet betekent dat het niet op zijn plaats zou zijn hier enkele begrippen op punt te stellen. Schaap en geit zijn namen van de diersoort. Een mannelijk schaap is een ram, een vrouwelijk schaap is een ooi. Een mannelijke geit noemt men een bok, een vrouwelijke geit noemt men een geit. De steenbok uit de horoscoop is een geit en met name een vrouwelijke geit, een geit dus in de twee betekenissen van het woord, en allerminst een bok! Tenminste als we het mythologisch verhaal van de geboorte van Zeus mogen geloven. Amaltheia was de naam van de geit die de pasgeboren god voedde met haar melk. Die geit behoorde tot de geitensoort Steenbok, en omdat ze melk gaf was ze dus wel degelijk een geit, waarmee ik dus bedoel: een geitengeit. Hoe ze aan de sterrenhemel en in de dierenriem geraakt is? Ik hoef het u eigenlijk niet te zeggen, want u hebt het al geraden: uit pure dankbaarheid heeft de oppergod haar aan het firmament geplaatst.
En dan komen we nu eindelijk tot de clou van dit verhaal, wat enkel geloofd zal worden door de goedgelovigen onder u of door diegenen die het in feite al weten: kruising van schapen en geiten kan leiden tot gapen en scheiten. Ach, ik zou beslist niet aan dit verhaal begonnen zijn, als het volgende zich niet had voorgedaan: luister maar
Ik deelde mijn kennis over het bestaan van gapen en scheiten mee aan Ursin, de loodgieter. Neen, dàt wist hij niet. Maar het verwonderde hem geenszins.
- Op voorwaarde dat het aantal chromosomen bij beide hetzelfde is, zei Ursin.
Ursin is dermate bedreven in zijn vak, dat ik mij, ondanks mijn zeven jaar universitaire studies, altijd kleintjes gevoeld heb tegenover hem. En nu bleek dat Ursin ook nog van chromosomen afwist, voelde ik mij nog véél kleiner. Toevallig had ik gelezen dat het aantal chromosomen van een schaap en die van een geit niét gelijk zijn.
- Das vreemd, zei Ursin.
- Dan moet het ook mogelijk zijn om een mens te kruisen met een aap, opperde ik, want die hebben wél hetzelfde aantal chromosomen.
- Hébben ze al gedaan!
Ik stond perplex. Ursin vervolgde:
- Ze maken het niet wereldkundig, maar ze hébben het al gedaan. Zo niet in vivo, dan toch in vitro.
Waar haalde Ursin al die kennis vandaan, en dan die technische termen? Ik deed alsof ik daarover nadacht en ik zei niets, want ik was sprakeloos.
- Met chimpansees en bonobos, zei Ursin nog.
Zouden er misschien al ergens kruisingen rondlopen? En hebben ze er al een naam voor? Ik ken alvast een paar zéér behaarde typen, onmenselijk, bijna apelijk behaard
Ik wil u zeker nog meegeven dat ik er mij al op verheug een scheitje te kweken in mijn tuin, in de zeer nabije toekomst. Eéntje maar, want erg groot is mijn tuin niet. Of misschien toch twee, maar dan kleintjes, dwergscheitjes. Dan kunnen ze samen huppelen in t malse gras. Dat zal gezellig zijn voor die beestjes en aangenaam om gade te slaan voor mij. t Ware beter als t meisjes zouden zijn, want dan geven ze later misschien melk. Geitenmelk is goed voedsel. Ik heb twee jongens gekend die opgekweekt zijn met geitenmelk en die zijn goede voetballers geworden: allebei in eerste provinciale gespeeld. Maar van die melk, daar ben ik niet zeker van, want t schijnt dat scheitjes onvruchtbaar zijn en ik vrees dat ze dan ook geen melk zullen geven. Maar dat zal ik eens aan Ursin vragen
Mijn stad, waaruit ik ál mijn heimwee put. Mijn Gent!
Waarom ik dit gedicht op heden van onder het stof heb gehaald? Omdat de 60e Gravensteenfeesten voor de deur staan? Omdat in januari de lichting 1965 weer bijeenkomt? Omdat mijn studentenclub, moeder Laetitia, in maart haar 80-jarig bestaan viert? Om al die redenen...
Petronella is de vrouw van Iloné Detallenaere, of liever, wàs de vrouw, want een maand of zes geleden heeft Iloné het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Petronella is nu in feite weduwe Detallenaere. In de streek kent iedereen haar als Pieternelleke. In haar jeugd was ze een schoon mokkeltje en op heden mag ze, ofschoon ze de kaap van de tachtig al gerond heeft, nog steeds gezién worden: een pront vrouwtje, aangenaam in de omgang, fijnbesnaard, sportief, gevoelig. Kortom, ze zou best nog in staat kunnen zijn om een jonge man van achter in de zestig aan de haak te slaan. En Pieternelleke heeft een Cadillac
De Cadillac van Pieternelleke is achttien jaar oud, een pracht van een Amerikaanse slee. Voor haar man zaliger was die Cadillac na Pieternelleke zelf, natuurlijk het kostbaarste ding op aarde. Amper zestigduizend kilometer heeft die auto gebold in die achttien jaar. Het was de enige buitensporigheid die Iloné zich tijdens zijn leven heeft veroorloofd. Een dure hobby weliswaar: ieder jaar rond de duizend euro aan rijbelasting en een navenant bedrag aan verplichte verzekering. Twee keer zoveel als wat zijn broer, de handelsreiziger, betaalde voor een Mercedes, waar zowat vijftigduizend kilometer per jaar mee werden afgelegd. En nu wil Pieternelleke de Cadillac verkopen! Het zal pijn doen. t Zal haar een gevoel geven alsof Iloné een tweede keer sterft. Maar met haar pensioentje kan ze zich zon dure auto in de garage niet permitteren. Overigens: ze heeft niet eens zélf een rijbewijs!
Hoe vindt men een geschikte koper voor zon oude wagen? Hij màg er dan nog uitzien als splinternieuw: een auto waar nog niet de minste sleet op zit, waarvan de garagist verklaart dat hij amper gerodeerd is en dat hij nog rustig een half miljoen kilometers kan bollen
- Als ge t mij vraagt, Pieternelleke: via t internet natuurlijk!
Maar Pieternelleke heeft, zoals dat met veel menskes van boven de tachtig wat zeg ik? met de meeste het geval is, bitter weinig kaas gegeten van al dat kompetoeter-gedoe. Nog geen mespuntje smeerkaas. Ik heb dan maar, als goede buur, zelf de zaak in handen genomen. Op niet minder dan vier sites heb ik Pieternellekes Amerikaan te koop aangeboden.
- Hoeveel moet die auto kosten, Pieternelleke?
- Hoeveel zou die nog waard zijn?
- Officieel is hij geen cent meer waard
- Maar hij is in perfecte staat, zo goed als nieuw!
- We kunnen natuurlijk proberen er nog wat voor te krijgen. Hoeveel heeft ie gekost toen Iloné hem nieuw gekocht heeft?
- Twaalfhonderdduizend francs hebben we ervoor betaald.
- Das dertigduizend euro. Als we er nu eens vijfduizend voor vroegen?
- Waarom geen tienduizend?
- Omdat ie officieel niets meer waard is: nul komma nul
- Maar in werkelijkheid is hij zo goed als nieuw!
- Laten we zevenduizendvijfhonderd proberen, in de hoop er uiteindelijk vijfduizend voor te krijgen.
- Ach, doe maar op. Gij zult het wel beter weten. Maar ik zeg u: Iloné zou dat nooit goedgevonden hebben!
Reeds tien dagen prijkt de Cadillac van Pieternelleke nu op vier verschillende sites. Er staan vier fotos bij van de wagen, naast alle technische gegevens. Pieternellekes telefoonnummer staat er ook bij, evenals haar adres en de vraagprijs: zevenduizendvijfhonderd euro. En omdat handelen via e-mail tegenwoordig in is, kunnen kandidaat kopers een mailtje sturen naar mij.
De eerste dag kwam er al een reactie: iemand bood honderd euro! Via de enige van de vier sites die niet gratis is, t is te zeggen dat de kosten bij verkoop tweehonderdzeventig euro bedragen De volgende dagen ging het beter. Er kwamen vijf e-mails binnen. Niet één van de vijf die er aan denkt ook maar iets af te dingen van de prijs. Integendeel, één is er die zelfs tienduizend euro wil betalen, maar die wil de zaak dan ook snel afhandelen, want de auto moet dienen als verjaardagsgeschenk voor zijn zoon, en die verjaardag komt al héél snel. Bijzonder vind ik wel dat niet één van de vijf het nodig vindt de auto vooraf te zién. Eén is er die een verslag wil van de laatste technische keuring en een ander wil graag weten wat de reden is van de verkoop. Alle vijf hebben ze dus het volste vertrouwen. En dan is er nog één van de kandidaten, een vrouw van vierenzeventig, die, teneinde haar goede trouw te bewijzen, een fotocopie meestuurt van haar identiteitskaart: ze is geboren in een kleine gemeente, ergens in Wallonië. Als dàt geen vertrouwen wekt! Deze dame heeft daarenboven een belangrijke functie vervuld bij een of ander ministerie in Brussel. Nu is ze gepensioneerd en woonachtig in Afrika net als de andere vier overigens, wat alleen maar aan het toeval kan te wijten zijn, natuurlijk. Alle vijf hebben de Belgische nationaliteit, hebben Vlaamse of Fransklinkende namen en drukken zich uit in de taal van Voltaire. Allen vragen Pieternelleke de gegevens van haar bankrekening op te sturen, samen met een fotocopie van haar identiteitskaart. Ze zullen dan direct de gevraagde som op haar rekening storten en een paar weken later de auto komen halen.
Gisteren heeft Pieternelleke een telefoon gekregen van een Nederlander die zich afvroeg of de vraagprijs geen vergissing was: of er geen nulletje teveel stond? Met u kan ik geen zaken doen, heeft Pieternelleke kordaat geantwoord. Ondertussen heeft ze nog geen beslissing genomen. Ze voelt het meest voor de vrouw van vierenzeventig en voor de man die tienduizend euro wil betalen. En ze wil graag mijn mening kennen.
Mijn mening? Ik weet het niet goed. Ik denk dat ik de taksplaat zou terugsturen, de verzekering opzeggen en de auto ergens veilig opbergen voor enkele jaren. Over zeven jaar is ie old-timer en nog véél méér waard. En Pieternelleke zal er over zeven jaar ook nog wel zijn. Zon kras vrouwke!...
(verslag van een ontspannende treinreis naar Lier op donderdag 24 september 2009)
VanKortrijk naar Lier is t anderhalf uur treinen, ongeveer. Om de tijd te doden komt een krant goed van pas. In dit geval Het Nieuwsblad. Bij een vorige gelegenheid heb ik u uitgelegd waarom ik niet langer zweer bij Het Laatste Nieuws. Na vierenzestig jaar trouw lezerschap. Mijn schoonvader zwoer bij Het Nieuwsblad omdat dat strookte met zijn katholieke politieke overtuiging en omwille van de decadentie die overal opduikt in niet-katholieke bladen. Helaas, dat hij er niet meer is. Ik zou hem de tekening van Marec onder de neus geduwd hebben. Een man en een vrouw doen het op zijn hondjes. De vrouw chronometreert hoeveel tijd de man nodig heeft om klaar te komen: negen seconden en negenenvijftig honderdsten! Precies één honderdste seconde langzamer dan Usain Bolt, die grijnzend toekijkt
Afgezien van dit eerder frivole onderwerp, dat handelt over te vroeg klaarkomen naar aanleiding van een studie van de Luikse universiteit, is t meestal kommer en kwel in t Nieuwsblad. Dokter Beaucourt reed om één uur s nachts op de autosnelweg toen hij in zijn achteruitkijkspiegel plots een politie-auto zag opdagen. Toen kwam het macho-duiveltje in hem naar boven. Dat macho-duiveltje drukte het gaspedaal in tot honderdvierenzeventig kilometer per uur. Dokter Luc werd geklist wat had hij dan verwacht? en even heeft hij erover gedacht zich van het leven te beroven. Als verzachtende omstandigheid roept de dokter in dat hij duizenden voordrachten heeft gegeven, waarin hij pleit tegen overdreven snelheid op de weg. Een verzwarende omstandigheid is evenwel dat hij niet belooft dat het nooit meer zal gebeuren, want, zo zegt hij, ik ben ook maar een mens. Zo zie je maar: niets menselijks is de goden der aarde vreemd
En dan is er het artikel over Luc Vansteenkiste. Deze man kreeg enkele jaren geleden de titel van baron, vanwege zijn goede resultaten in de zakenwereld. Nu zit Luc in de cel, vanwege nog betere resultaten. Zopas ben ik terug van een wetenschappelijke bijeenkomst waar professor Oosterlinck afscheid heeft genomen van zijn leerstoel in de urologie met een voordracht waarvan de titel luidt: De prostaatindustrie. Hij beëindigde zijn voordracht met de woorden: Eerlijk duurt het langst om rijk te worden. Wanneer gaan de toekenners van adellijke titels zich bezinnen over het feit dat het voor een eerlijk mano zo moeilijk is, zo niet onmogelijk, om rijk te worden? En was het niet Jezus Christus zelf die zich de uitspraak liet ontvallen dat het voor de rijke al even moeilijk, zo niet moeilijker, is om het rijk der hemelen binnen te gaan, als voor een kameel om door het oog van een naald te kruipen?
En ook met Marco Borsato gaat het niet goed. De man is al zijn bezittingen kwijt. Had hij maar Luc Vansteenkiste genomen om zijn zaken te managen! Eén positief punt: Marco zal nog niet uit de vuilniszakken hoeven te eten
Met de melkveehouders gaat het slecht. Ze voelen zich genoodzaakt miljoenen liters melk weg te gieten. Is de gedachte ooit bij hen opgekomen dat er misschien te véél melkkoeien zijn?
Voor de rest is het ál crisis en criminaliteit wat de pot schaft. En draai het en keer het zoals u wilt, beste lezer, alles is te herleiden tot die ene oorzaak: overbevolking. Malthus heeft er een paar honderd jaar geleden voor gewaarschuwd. Toen had men nog curatief kunnen ingrijpen. Nu is het te laat. De catastrofe die Malthus voorspeld heeft, is nabij. Er kan alleen nog palliatief behandeld worden. Míjn tijd zal t misschien wel duren. En wie weet, úw tijd misschien ook nog wel vooropgesteld dat u niet meer van de jongsten bent.
In Antwerpen komen twee jonge moslimas in t coupé zitten, recht tegenover mij. De ene draagt een hoofddoek, de andere niet. Ik vind ze beiden erg knap. Mijn voorkeur gaat uit naar die met de hoofddoek, maar dat heeft vermoedelijk enkel te maken met het feit dat ik sluiers altijd al erg sexy gevonden heb bij jonge meisjes. Het is begonnen, geloof ik, in mijn studententijd. In mijn memoires O jerum jerum jerum , 2006 schrijf ik: De grote operatieruimte waar hartchirurgie bedreven werd, was overdekt door glazen koepels en van achter die koepels mochten wij, studenten, zoveel hartoperaties bijwonen als we wilden. Hartoperaties duurden vaak heel lang en onze blik dwaalde wel eens af van het operatieveld naar de kortgerokte verpleegsters die bij de operaties assisteerden. Van hun gezichten konden wij alleen hun mooie ogen zien, vanwege de maskers die ze droegen, maar achter die maskers vermoedden we de mooiste engelengezichtjes. En als het gebeurde dat we er daarna eentje zagen zonder masker dan kon dat wel eens lelijk tegenvallen. Ik heb nooit goed begrepen waarom de aangezichtssluier niet doorgedrongen is in onze modewereld.
k Ben bang dat meer en meer moslimas van die hoofddoek gaan afstappen. Uit praktische overwegingen. Om sport te doen bijvoorbeeld. Tijdens het wereldkampioenschap atletiek heb ik er eentje gezien die in een loopnummer, helemaal ingepakt met hoofddoek, lange broek en dito mouwen, de halve finale haalde. Met een andere outfit had ze misschien wel de gouden medaille gehaald.
Overigens schijnt de hoofddoek niet eens verplicht te zijn in de moslimgemeenschap. Het lijkt er althans niet op dat de niet-hoofddoekdragers gediscrimineerd ofte gepest worden door hun geloofsgenoten. Dat was een eeuw geleden wel even anders in ons christelijk landje. Toen hoorden de jonge meisjes onder hun lange rokken lange zwarte kousen te dragen. Wie het anders deden, zo predikte de pastoor van op zijn kansel, waren meisjes van lichte zeden. In mijn geboortedorp deed het verhaal de ronde van een wever die ontslagen werd omdat zijn dochters lichtgrijze kousen droegen in plaats van zwarte. Een verzwarende omstandigheid was ook dat de man af en toe verzuimde om op zondagavond de vespers bij te wonen.
Ik stap dus af in Lier. De moslimas rijden vermoedelijk door naar Leuven. Ik denk dat het studenten zijn. Het station van Lier is gezellig ouderwets. Zo ook de kantine. Oergezellig. Laten ze hier in godsnaam nooit een nieuw station bouwen!
Het begijnhof is meer dan de moeite waard. Er zijn een heleboel straten en tussen de honderd en de tweehonderd huisjes. Ieder huisje heeft een naam, meestal de naam van een of andere heilige, of anders van een of ander heilig feit. Er is een smal straatje, t Hemdsmouwke genaamd. Ik wed met mezelf voor een liter Pallieter dat het niet eens een meter breed is. Dan neem ik de proef op de som. Mijn schoenen zijn precies dertig centimeter. Drie voeten. Wat overblijft is duidelijk méér dan tien centimeter. Ik heb dus mijn weddenschap verloren en zoals het hoort trakteer ik mezelf op een liter Pallieter, op het terras van een café, op plasafstand, of daaromtrent, van de Zimmertoren.
Op een halve boogscheut van de Zimmertoren bevindt zich te bereiken via de Netebrug het museum Timmermans Opsomer. Naast het werk van de twee grote meesters worden hier ook werken tentoongesteld van andere Lierse kunstenaars. De meest flamboyante tot mijn schande moet ik bekennen dat hij voor mij nog onbekend was is Louis van Boeckel. De man beoefende de smeedkunst en behoorde tot de absolute wereldtop in zijn vak. De gids vertelde hoe de kunstenaar deelnam aan een tentoonstelling in Parijs. Hij werd er op slag wereldberoemd. Hij kreeg bestellingen voor smeedwerk ter verfraaiing van keizerlijke en koninklijke paleizen over de hele wereld. Het geld stroomde binnen. Maar geld moest rollen bij Louis. Toen hij terugkeerde uit Parijs organiseerde hij een feest voor zijn vrienden om zijn succes te vieren. Hij bestelde een waanzinnig groot aantal van de duurste flessen champagne, goot ze uit in een badkuip, schepte daarna de champagne op met zijn hoed en gaf alzo te drinken aan zijn gasten.
Dat Isidoor Opsomer een groot schilder is geweest van onder andere landschappen en stillevens, staat buiten kijf. Dat hij ook nog eens één van de allergrootste portrettisten was van de laatste tweehonderd jaar was mij minder bekend, maar na het aanschouwen van zijn werk kan ik mij daar best mee verzoenen. Maar het was mij natuurlijk voornamelijk te doen om Timmermans, de Fé, de schepper van Pallieter. Het boek werd vertaald in vele talen, tot het Japans toe. Naast levenskunstenaar en schrijver was Timmermans een man die ongelooflijk goed uit de voeten kon met zijn handen als het op tekenen en schilderen aankwam. Het museum bevat onder andere een schat aan tekeningen waarmee hij zelf zijn boeken illustreerde. Tekeningen die doen dromen van de tijd van vroeger, van schrijvers als Stijn Streuvels, Ernest Claes, Willem Elsschot en Felix Timmermans. Aan mijn kleindochters, humaniorastudenten, is enkel de naam van de eerste bekend enkel de naam! en dat is dan ongetwijfeld nog te wijten aan het feit dat zij woonachtig zijn in het dorp waar Streuvels gewoond en gewerkt heeft en waar hij ook gestorven en begraven is, en dat er in de streek bijna geen gemeente te vinden is die geen Stijn Streuvelsstraat bezit Al onze literaire hoop is nu gevestigd op Piet Huysentruyt, Herman Brusselmans en Dimitri Verhulst. Ook hún werk wordt nu verfilmd, zoals dat destijds het geval was met het werk van het genoemde kwartet van vergeten grootheden. Ook op hún schouders rust nu de opvoedende taak ten opzichte van onze Vlaamse jeugd.
Als het mij toegestaan is een korte nabeschouwing te geven over het museum Timmermans Opsomer: het beste wat ik in jaren bezocht heb. En dat voor de aantrekkelijke entreeprijs van een halve euro. En dan te bedenken dat voor een bezoek aan een museum voor moderne of actuele kunst gemiddeld tien euro dient neergeteld en dat daar vaak niet veel méér te zien is dan wat oud ijzer en andere rommel, onder het mom van kunst
En dan is er de Sint-Gummaruskerk: Een subliem hoogtepunt van de Brabantse gotiek, met de oudste monumentale toren van Brabant. Een bezoek aan deze kerk alleen al is een reis naar Lier waard. Bij de ingang krijgt de bezoeker een gidsboekje waarin alle kunstwerken van deze kerk beschreven staan: glasramen en schilderijen van beroemde meesters, talrijke barokke heiligenbeelden, altaren en preekstoel met prachtige sculpturen. En bovenal het mooiste koordoksaal van de Nederlanden in late Vlamgothiek (1536-1539), dat zich aan Felix Timmermans openbaarde als een kantwerk van steen.
De heilige Gummarus is de patroon van de stad Lier. Hij overleed er in het jaar 714. Hij zou gehuwd geweest zijn met Grimmara, een nicht van Pepijn de Korte. Zij was een boze, hoogmoedige en kwaadaardige vrouw. Desondanks bleef de goedhartige en meevoelende Gummarus haar trouw. Hij genas haar zelfs toen ze door een onlesbare dorst dreigde te sterven. Om die reden is Gummarus de patroon van de echtelijke trouw: tal van getrouwde mannen en vrouwen roepen zijn bijstand in wanneer hun huwelijk dreigt te stranden.
Eenmaal terug thuis zoek ik op t internet hoe dat nu zit met de breedte van t Hemdsmouwke: achtennegentig centimeter! Dan had ik mijn weddenschap dus tóch gewonnen. Dat moet binnen de kortste keren rechtgezet worden. Op het Zimmerplein. Met een liter Pallieter.
Westkapelle is, behalve een deelgemeente van Knokke-Heist, een levendige badplaats in het uiterste westelijk puntje van het Zeeuwse eiland Walcheren. Wij mijn zwager en ik, met onze respectievelijke echtgenotes hebben in dat Hollandse Westkapelle zopas een aangenaam na-zomers verlengd week-end doorgebracht in hotel Zuiderduin. Tot eenieders voldoening. s Morgens gezellig keuvelen bij t ontbijt. Overdag kuieren, wandelen, picknicken en tochtjes maken naar naburige dorpen. s Avonds heerlijk tafelen, ofte smoefelen, zoals mijn zwager die ik voor de gelegenheid Karel de Stoute noem dat verwoordt. Doordat er TV was op de kamer heb ikzelf, verzot op vrouwentennis als ik ben, en doordat de vrouwenfinale van The American Open vanaf drie uur s nachts werd uitgezonden, dus evenmin iets moeten missen van de finale tussen Kim Clijsters en Caroline Wozniacki. Omdat deze laatste een Deense is en dus geen Poolse zoals men zou geneigd zijn te denken, dient haar naam uitgesproken te worden als Wozniaki en niet als Wozniatski! Maar dit dus helemaal ter zijde
k Ben blij dat Kim gewonnen heeft, omdat het een Vlaamse is, een landgenote dus, en omdat ze zon indrukwekkende come-back gemaakt heeft. Twee dagen eerder had ik de partij tussen Wozniacki en Janina Wickmayer met veel gemengder gevoelens gevolgd. Niet dat ik het minder zou hébben voor Janina dan voor Kim, maar van dat lieve snoetje van Wozniacki ben ik helemaal weg. Ik denk dat ik uiteindelijk blij was dat de Deense het gehaald heeft in die halve finale, zodat ik haar heb kunnen weerzien in de finale.
Maar overigens niets dan lof voor Janina. Ook in Amerika heeft ze op veel sympathie kunnen rekenen. Dat kwam voor een groot deel door de kreet die ze slaakt bij iedere slag: woepie! Ik denk dat er nog een mooie tenniscarrière te wachten staat voor Wikkie-Woepie. Haar woepie is op zichzelf veel aangenamer om horen dan het gekreun van Sharapova, een gekreun dat ze alleen op het tennisveld produceert, volgens insiders. Maar ik weet het wel: de gustibus et coloribus non disputandum est. En het gekreun van Sharapova zal velen als engelenmuziek in de oren klinken, want draai het en keer het zoals je wil, die Maria is tot op heden het knapste levend wezen dat ooit een tennisveld betrad. Spijtig genoeg was ze op Flushing Meadows al snel uitgeschakeld en ik ben bang dat we haar niet al te lang meer zullen zien spelen, dat ze de weg van haar landgenote Kournikova zal opgaan: voor beiden ligt er mijns inziens meer te rapen buiten dan binnen de tenniscourts. Daarom is het dus goed dat Caroline Wozniacki er is. Heel veel moet ze naar mijn bescheiden mening niet onderdoen voor Maria Sharapova
Wie de actualiteit volgt weet dat ook ik, net als Kim Clijsters, bezig ben aan een ongelooflijke come-back: de kranten stonden er de laatste tijd vol van. Na negen maanden gedwongen inactiviteit. Op mijn negenenzestigste weer deelgenomen aan de laatste Dwars door Grijsloke en daar reeds een mooie ereplaats behaald. Als het zo doorgaat is een podiumplaats in 2010 niet uitgesloten! En met Sharapova en Wickmayer heb ik het gekreun gemeen. Een gehijg dat na een paar kilometers overgaat, meer van het type Sharapova dus. t Zou me immers wat moois zijn als ik bij iedere pas woepie zou roepen
Bij deze meen ik u overigens nog een andere come-back te mogen aankondigen, namelijk deze van mijn zwager, die we dus voor de gelegenheid Karel de Stoute zouden noemen. Samen hebben we in Westkapelle dagelijks een half uurtje in de duinen gerend. Karel heeft al jaren niet meer getraind, hij weegt een paar kilootjes teveel en hij durft nogal eens meer blonde Leffes drinken dan goed voor hem is. Toch heb ik zo mijn redenen om aan te nemen dat het snor zit met Karel. Aan talent ontbreekt het hem immers niet: zon jaar of vijftien geleden nam hij in de halve marathon van Hastings de handschoen op tegen de beste langeafstandslopers van Kenia en Ethiopië.
Vorige vrijdag hebben ze Camiel begraven. Hij was drieënnegentig en oudstrijder van de tweede wereldoorlog. Op de begrafenisplechtigheid was er een majoor van de krijgsmacht, in vol ornaat, en naast de lijkkist stond er een gedenksteen van de oudstrijdersbond: Aan onze betreurde strijdmakker. Op de kist lag een soort medaille met een zwart-geel-rood lint, vermoedelijk een ereteken voor bewezen diensten tijdens de oorlog. Het toeval wilde dat ik tijdens de lijkdienst gezeten was naast Dolfke Terras, eveneens oudstrijder en ook al de negentig voorbij.
- Jaja, samen hebben we den Duits bevochten aan het Albertkanaal, ik en Camiel, zei Dolfke, toen we in het café bij Marie-Jeanne een borrel zaten te drinken op de zielezaligheid van de overledene.
- Vandaar die decoraties en die gedenksteen, zei ik.
- Hij verdient geen van beide, zei Dolfke.
- Hoezo?
- Camiel was een pacifist. Ik heb hem meermaals horen zeggen dat hij boven de hoofden van de vijand mikte. Camiel had zelf een pasgeboren zoontje, en een mens doden, het mocht dan nog de vijand zijn, vond hij in strijd met zijn geweten: het moest eens een jonge vader zijn
- Toch heb ik hem meermaals horen zeggen dat hij menig Duitse mof heeft doodgeschoten.
- Dat zei hij als hij dronken was. Camiel was een anti-militarist en dat hij niet weggelopen is uit het leger komt alleen doordat op desertie de doodstraf stond. Maar zeg nu zelf: boven de hoofden mikken, is dat een minder ernstig vergrijp dan desertie? Subversieve activiteit, noemen ze dat, en dat verdient evenzeer de dood met de kogel! En in plaats daarvan ligt meneer daar nu te pronken met een gedenksteen en een decoratie op zijn buik. Stel dat ikzelf als eerlijke rechtschapen goed mikkende oudstrijder een klacht zou indienen bij de hoogste militaire instanties en daarbij onder ede zou bevestigen wat Camiel mij heeft bekend: wedden dat ze hem uit zijn graf halen, zijn eretekens ontnemen en hem postuum fusilleren!
t Was onzin natuurlijk, wat Dolfke uitkraamde. Ik vond het mijn plicht hem tot de orde te roepen. Ik bestelde nog een borrel en ik zei:
- Dat gij tot zoiets gemeens in staat zoudt zijn, Dolfke foei! Dan zoek ik wel honderd getuigen aan wie Camiel verteld heeft dat hij de Duitsers bij bosjes heeft neergemaaid.
- Ze zullen uw getuigen niet au sérieux nemen, zei Dolfke. Aan één bekentenis hebben die mannen voldoende. Al wordt het daarna nog duizend keer ontkend: gezegd blijft gezegd! Dat heeft onder andere de braafste van alle Vlaamse wielrenners, Ludo Dierickxsens, ooit aan den lijve ondervonden. Na een dopingcontrole, waarbij niets abnormaals gevonden werd in zijn urine, bekende brave Ludo, in een bui van eerlijkheid of zei hij dat maar voor de grap? dat hij doping had genomen. Ontkennen mocht achteraf niet meer baten, al zou hij nog honderd keer verklaard hebben dat hij géén doping had genomen en dat hij dat zo maar had gezegd: gezegd bleef gezegd en Ludo werd voor een paar jaar geschorst! En dan die man die bij de controle aan de luchthaven verklaarde dat hij, behalve een atoombommetje in zijn koffer, niets aan te geven had. Toen het hem duidelijk werd dat de controleurs dat soort humor niet apprecieerden, had hij mooi te zweren bij god en al zijn heiligen dat hij maar een grapje maakte: gezegd bleef gezegd, het vliegtuig diende grondig onderzocht en het bleef voorlopig aan de grond. Het heeft de man een fortuin gekost!...
Tja, ik kende die verhalen van Ludo Dierickxsens en van die grappenmaker op de luchthaven. Ze kloppen. Toch denk ik niet dat Dolfke een poging zal doen om zijn boos plan ten uitvoer te brengen, laat staan dat het hem nog zou lukken ook. Dolfke is gewoon stinkend jaloers op zijn dode strijdmakker, vanwege de eer die hem nu te beurt valt. Morgen, als zijn borrels uitgewerkt zijn, praat hij alweer helemaal anders. Dat denk ik toch
Hiermee wil ik even terugkomen op het gesprek dat we eergisteren hadden, de dag na de 29e Dwars door Grijsloke.
Ten eerste moet ik jehartelijk feliciteren met je mooi resultaat in de 7 km-race, al kan ik het niet laten er onmiddellijk aan toe te voegen dat mijn prestatie, het leeftijdverschil in acht genomen, voor de jouwe voorzeker niet moet onderdoen. Zeker als we rekening houden met het feit dat ik sedert de vorige Dwars door Grijsloke, vanwege pijnlijke kniegewrichten, negen maanden lang geen meter en dat mag zéér letterlijk genomen worden heb kunnen trainen. Dat ik nog ooit zou kunnen hardlopen, die hoop had ik al lang opgegeven tot ik op het schitterend idee gekomen ben, waarover ik je gesproken heb. Een behandelingsmethode zonder medicijnen, zonder operaties, zonder fysiotherapie. Een behandelingsmethode die zo effectief is geweest dat ik nu ongetwijfeld een marathon zou kunnen lopen zonder een centje kniepijn. Er weze aan toegevoegd: spijtig dat mijn oude spieren geen marathon meer aankunnen
De behandelingsmethode, mijn beste Luc ik denk dat jij dezelfde mening toegedaan bent is zonder meer revolutionair, door haar eenvoud, haar risicoloosheid, haar efficiëntie en haar absolute kosteloosheid. Mag ik dan geen aanspraak maken op een nominatie voor de Nobelprijs? Maar ach, die zal wel weer naar één of meerdere biochemici gaan.
Ik heb je verteld dat ik op het punt gestaan heb om mijn uitvinding dan maar wereldkundig te maken via deze blog: door iedereen te raadplegen. Toen ben jij evenwel met de suggestie gekomen, waarvoor ik je heel dankbaar ben: een boek schrijven Hoe raak ik mijn arthrose kwijt? door professor Vansteenbrugge, titel die ik mij voor de gelegenheid zal aanmeten. Maar je vindingrijkheid gaat waarachtig nog verder: denk eraan dat je niet àlles verklapt in het boek, laat nog een tipje van de sluier onopgelicht en bewaar zodoende nog iets voor een tweede succesboek, waaraan uiteindelijk meer zal verdiend worden dan aan de Nobelprijs die je aan je neus hebt zien voorbijgaan. Welaan, mijn beste Luc, en omdat ik in een genereuze bui ben: ik beloof je nu alvast, op mijn woord van eer, een deelname in de winst! Wat had je gedacht van tien percent?
We hebben het eergisteren ook nog gehad over het Peterprincipe. Toevallig was dat vroeger één van mijn geliefde onderwerpen. Ik heb daar zelfs eens een voordracht over gehouden, voor een serviceclub, de Kiwanis. En in mijn boek Grijsloke 2000 heb ik er verscheidene paginas aan gewijd (p. 154 t/m 163). Je vindt er ook de fameuze speech voor alle gelegenheden. Je hebt dat natuurlijk niet gelezen, want anders zou je je dat herinneren. Dat het boek ongelezen in je kast zou staan, zou ik héél erg vinden: daarom ga ik er maar van uit dat je het niet hébt. En dan is het niet méér dan voor de hand liggend dat ik je komende zondag, ter gelegenheid van de wekelijkse looptraining, een exemplaar bezorg. Beschouw het als een geschenk, of als een voorschot op je tien percent. In het boek is ook het verhaal van de godenloop van 1996 terug te vinden: dààr hebben we het eergisteren ook over gehad.
En nu dít nog: hoe vond je deze laatste editie van Dwars door Grijsloke? Er waren een dertigtal deelnemers méér dan vorig jaar. Een te verwaarlozen aantal, ben je misschien geneigd te zeggen. Maar toch, sedert 1990 is het aantal deelnemers jaar na jaar gedaald. En nu: een positief bilan! Steekt dat geen hart onder de riem? Welnu dan, met volle moed op naar de dertigste editie!
En daar schiet mij nog te binnen dat we het ook gehad hebben over de rouwmaaltijd in Ellezelles, waarbij de Clostridium bacterie ontdekt werd, die het gif botuline produceert. Dit heeft zich wel degelijk voorgedaan in 1895! De herberg waar de dramatische gebeurtenissen zich hebben afgespeeld staat er nog steeds. Lees in dat verband op mijn blog www.bloggen.be/kristwee verhalen d.d. 09 en 25 oktober 2007. Overigens is Ellezelles geen onbelangrijke gemeente: naast de plaats waar de botulismebacterie is ontdekt, is het ook de geboorteplaats van twee van de beroemdste Belgen aller tijden: René Magritte en Hercule Poirot, allebei Walen. Voor de goede orde: Poirot is een fictief personnage en de ontdekker van de botulismebacterie is een Vlaming, de Gentse professor van Ermengem.
Tot zondag?
Met warme, collegiale groeten,
Kris.
P.S. Het toeval wil dat ik diezelfde maand oktober 2007 een artikel op de blog heb geplaatst, dat handelt over het Peterprincipe (18.10.2007: De percussieve sublimatie).
Dit bericht heeft als doel u te laten weten dat Vlaanderens populairste massasportevenement ook dit jaar plaatsgrijpt op de laatste zaterdag van augustus in de kleinste gemeente die ons land ooit rijk is geweest, en dat u daar hartelijk welkom bent.
Voor alle mogelijke inlichtingen over deze stratenloop verwijs ik u naarwww.grijsloke.be .
Brandt u misschien van nieuwsgierigheid om te weten waarom de kapel hét symbool is van Vlaanderens allermooiste, dan zit u goed op www.bloggen.be/pierpont(27.7.2009, Het mirakeldorp).
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.