Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
05-10-2023
Ontdopen.
Jacques Uyttebrouck en ik zijn goede kennissen, ofschoon we elkaar vrijwel uitsluitend ontmoeten in het ziekenhuis, gezegend als wij beiden zijn met allerlei kwaaltjes die eigen zijn
aan de ouderdom. Ik ben geboren tijdens de Blitzkrieg van 1940 en Jacques is nog een jaartje ouder. Tijdens onze kinderjaren woonden we in hetzelfde dorp en we gingen naar dezelfde school, de kloosterschool bij de nonnetjes.
We zaten in de wachtkamer van dokter Onckels, uroloog, Jacques en ik -´t moet een week geleden zijn - allebei met een gelijkaardig probleem: moéten plassen, niet kunnen
plassen en tóch plassen.
- Ik heb mij gisteren laten ontdopen, zei Jacques.
Ik schrok daar even van. De Uyttebroucks waren zo katholiek als de pest. Jaak heeft nooit andere dan katholieke scholen bezocht, tot aan de universiteit toe. De Rijksuniversiteit Gent
(RUG) was vlakbij, maar Jaak moest van zijn ouders naar de Katholieke Universiteit Leuven (KUL) en ik meen mij te herinneren dat studeren aan de univ van Gent toenmaals rook naar zonde, ja doodzonde.
- Ik heb ál te veel naar de pijpen van die zwartrokken moeten dansen tijdens mijn collegejaren, zei Jacques, en na wat ik de laatste tijd in de media verneem over hun grensoverschrijdend
gedrag, kon ik het niet met mijn geweten overeenstemmen om nog bij die club te horen.
- De club van de gelovigen?
- Precies. Tot die club heb jij nooit behoord, veronderstel ik. Want toen wij nog samen naar de nonnenschool liepen ging jij al niet meer iedere zondag naar de mis en later ben jij naar
het gemeenschapsonderwijs getrokken, een school zonder God. Toen al geloofde jij niet in God.
- Ik ben gedoopt - zo heeft men mij toch verteld - en ik heb altijd in God geloofd. Nu nóg.
- Wat vertel je mij nu? Geloof jij dat God bestaat?
- Ja zeker, God bestaat. Maar niet écht hé.
- Waar heb je die onzin opgeraapt?
- Geleerd van mijn kleindochter. Ze moet een jaar of zeven geweest zijn. Ik vroeg haar of ze dacht dat Sinterklaas bestaat. Hij bestaat, zei ze. Maar niet écht, hé, voegde
ze er aan toe. Toen ze precies eender bleek te denken over God stond ik paf. Ze ging toch naar een katholieke school? Het heeft haar niet belet ieder jaar een brief te schrijven naar Sinterklaas tot ze een jaar of vijftien
was, en regelmatig naar de mis te gaan. Ook ík durf mij nog af en toe in de mis vertonen, zelfs na al die heisa rondom het kindermisbruik door priesters. En ik denk er niet aan mij te laten ontdopen. Waarom zou ik?
Zou ik geen vlees meer eten omdat ik weet heb van een pedofiele beenhouwer? Met zoete nostalgische gevoelens denk ik vaak terug aan mijn kinderjaren, toen God nog bestond - niet écht natuurlijk! - en iedereen ter kerke
ging. Neen, ik laat mij niet ontdopen, ik blijf lid van de club. Erelid...
Nostalgie is "het idealiserend terugverlangen naar wat geweest is", zo leert ons de dikke Van Dale. Ik zou het niet beter kunnen verwoorden....
In 1948, driekwart eeuw geleden, hadden de Olympische Spelen - de eerste na-oorlogse - plaats in Londen. Ik was acht jaar oud en ik verslond de sportpagina's van de krant. De heldin van die Spelen was een dertigjarige Hollandse huisvrouw, moeder van twee kinderen. Ze veroverde op die Spelen vier gouden medailles in de atletieksport en, afhankelijk van het uurrooster van de verschillende atletiekdisciplines hadden her er nog meer kunnen zijn. Ik heb haar nooit kunnen vergeten en als ik terugverlang naar véél vroeger, dan is het naar de jaren van Fanny Blankers-Koen, de vliegende Hollandse huismoeder. Nostalgie! Geen sportvrouw heeft in de laatste vijfenzeventig jaar haar tegenstandsters in die mate overklast als Fanny Blankers-Koen tijdens de Spelen van 1948, in de sprintnummers, het hordenlopen en het vèrspringen. En daar duikt er eentje op, een lief pretentieloos drieëntwintigjarig meisje, dat Fanny wel eens naar de kroon zou kunnen steken. Haar naam is Femke Bol, haar beste nummer is de 400 meter horden en daarin is het meesterschap over haar concurrenten zo mogelijk nóg groter dan dat van Fanny Blankers-Koen. Toevallig weer een Hollandse en met dezelfde initialen als haar voorgangster: F.B. Ze heeft een Belgische "vriend", Ben Broeders, onze beste polsstokspringer, B.B. dus. In mijn studententijd heeft verscheidene jaren lang een foto van B.B. - maar nu heb ik het wel over Brigitte Bardot - boven mijn bureau gehangen. Het was een foto uit de toentertijd zeer succesrijke film "et dieu créa la femme". Met haar lieve glimlach heeft Gods mooiste creatuur mij in moeilijke momenten er vaak bovenop geholpen. Nostalgie...
En nu ik het toch over mijn studententijd heb... In mijn faculteit had ik een vijftal zeer goede vrienden. Vier van hen zijn reeds overleden. Met mijn echtgenote en met Rita, de weduwe van Coen, heb ik een paar weken geleden een bezoek gebracht aan Jo, de weduwe van Raymond. Vijfenzestig jaar geleden zaten Raymond, Coen en ik kaart te spelen in den Amber, Gents populairste café-dancing. Lieve meisjes hadden vijf francs in de joke-box gestoken en kwamen ons ten dans vragen, maar wij bleven kaarten. Geen van ons drieën had toen al een relatie. Stel dat Raymond en Coen dat toen zouden geweten hebben dat ik vijfenzestig jaar later, met hun echtgenoten een aangename dag zou doorbrengen... Het stemt mij droef te moede. Nostalgie van de bittere soort...
Vragen die heel het land in de ban houden... Heeft de heer Kwikkelbornee, minister van justitie in de nachtelijke uren en op de openbare weg 1° de manneke-pis houding aangenomen en al of niet gedreigd tot de daad over te gaan? 2° of was het enkel maar luchtgitaar spelen? 3° of heeft hij daadwerkelijk tegen de politiecombi geplast?
- Ik sta recht in mijn schoenen, zegt de heer Kwikkelbornee.
- U ontwijkt de vraag, Excellentie. Nogmaals: hebt u geplast, of deed u maar alsof, of was het luchtgitaar.
- En nogmaals zeg ik u dat ik recht in mijn schoenen sta.
Het is duidelijk dat minister Kwikkelbornee weigert te antwoorden op een vraag die nochtans van het allerhoogste staatsbelang is. Kwikkie, zoals de minister in de volksmond genoemd wordt, is van liberalen huize, en ik laat dan ook niet na mijn ouwe schoolmakker Jef, die zelf een donkerblauwe liberaal is - vrijheid blijheid! - met het geval te confronteren, al was het maar om Jef een beetje te jennen.
- Gij hebt recht van spreken! zegt Jef. Gij hebt indertijd toch in de brievenbus van de eerste minister geplast!
De goeie Brave Jef, hij leest al jaren trouw mijn blogs, en van dat ene verhaal (www.bloggen.be/kris) van 14/5/2006 over mijn bezoek aan de Savaanstraat moet hij ongetwijfeld bijzonder hard genoten hebben. Voor de paar lezers die het verhaal toentertijd misschien niet gelezen hebben, laat ik hier een uittreksel volgen...
Tegenover een van de eerste huizen aan mijn rechterkant blijf ik staan: het nummer 37. Is dit het huis waar de toenmalige eerste minister Theo Lefèvre gewoond heeft? In de brievenbus van de eerste minister plassen (via een gleuf in de voordeur!) gold toen als een daad van opperste studentikoziteit, een ware uitdaging voor al wie zich na het middernachtelijk uur, na een bezoek aan den Amber, de Casbah, den Tivoli of de Kuiperskaai, met een stuk in zijn kraag doorheen de Savaanstraat kotwaarts begaf. Grote risicos waren er overigens niet aan verbonden. Het is mij althans niet bekend dat ooit één student voor deze wandaad door de flikken betrapt is geworden. Ik vraag me overigens af of Theo er wel écht woonde. En toch is het Freddy Velghe een keer slecht bekomen. Freddy was nogal groot geschapen en het kostte hem moeite om zijn lid door de gleuf te krijgen. Terugtrekken ging helemáál moeilijk. Er werd gezegd dat Freddy die nacht op zijn kot drie uur met zijn piemel in ijskoud water heeft gezeten
Het huis nummer 37 heeft een façade van witte rechthoekige steenblokken. Het is mij vroeger nooit opgevallen. Er komt toevallig een man uit het huis. Hij gaat iets halen uit een auto die aan de overzijde van de straat geparkeerd staat. Deze kans mag ik niet laten voorbijgaan.
- Pardon, mijnheer, mag ik u misschien vragen of u in dít huis woont?
- Jazeker, in dít huis, nummer 37.
Een minzame nette man van in de zestig met een mooie zilvergrijze haardos.
- Weet u of hier in de buurt Theo Lefèvre gewoond heeft. Hij is eerste minister geweest.
- Zeker, zegt de man. Hij woonde in dit huis, in het huis waar ík nu woon.
Deze man is vriendelijk doch niet overdreven mededeelzaam. Voortgaand op zijn chic uiterlijk zou hij een professor kunnen zijn, of de zoon van de gewezen eerste minister, of beide? Ik durf dat allemaal niet te vragen. Ik vraag hem wel of er na Theo Lefèvre nog andere mensen in het huis gewoond hebben. Neen, niemand. Of de façade misschien veranderd is? Neen, enkel gezandstraald. Het is een mooi huis. Vroeger is dat mij nooit zo opgevallen. Bovenaan de voorgevel: vier stenen met een uitgebeiteld reliëf. Van hier beneden kan ik niet zeer goed zien wat het allemaal voorstelt. De brievenbus zit nu ook niet meer in de deur, maar náást de deur, in de muur. Van dat plassen in de brievenbus zwijg ik wijselijk. Ik zeg enkel nog: dank u wel mijnheer en ach, waar is de tijd.
Ik probeer Jef aan 't verstand te brengen dat hij de beide niet met elkander moet vergelijken. Ik was geen minister van justitie, ik was achttien of negentien en Kwikkie is vijftig, ik heb mijn daden nooit ontkend of er over gelogen en zoals hierna zal blijken heeft mijn slachtoffer zelf, in casu de eerste minister, die een uiterst minzaam man was, de misdaad wellicht met de mantel der liefde toegedekt. Waarom ik dit laatste durf beweren? Op 15 augustus 2006, een paar maanden na het verschijnen van mijn verhaal over de Savaanstraat, kreeg ik deze reactie:
Dag Meneer. Ik heb uw artikel gelezen en, in het bijzonder, wat u schrijft over het huis gelegen Savaanstraat 37 in Gent. Ik ben niet de man waarmee u gesproken hebt. Ik ben een stuk jonger, maar wel de enige overlevende zoon van Theo Lefèvre. Ik ben een "laatkomer" en in Gent geboren in 1959. Mijn vader heeft daadwerkelijk in het huis in de Savaanstraat gewoond, alsook de hele familie. Wel is het zo dat toen hij Eerste Minister werd, in 1961, de hele familie in Brussel is gaan wonen, met behoud van ons huis in Gent, waar mijn vader heel regelmatig verbleef en aanwezig was. Het huis in de Savaanstraat is na de dood van mijn vader in 1973 verkocht. Het is raar, want toen ik vorig jaar het huis in de Savaanstraat aan mijn vrouw en mijn twee kinderen liet zien, vond ik het plotseling mooi en zo'n herinnering had ik niet. Uiteindelijk, wat het plassen in de brievenbus betreft was mijn vader uiteraard op de hoogte, maar hij had een ontzettend groot gevoel voor humor. Ter informatie : aangezien ik sinds kort ook in de actieve Brusselse politiek zit, zal ik u niet mijn privé-adres geven om eventuele gelijkaardige studentgrapjes te vermijden. De gleuf van de brievenbus is sowieso te hoog ;o) Allerbeste groeten. Pascal Lefèvre
En als mijnheer Kwikkelbornee nu eens eerlijk zou durven bekennen wat er precies gebeurd is. Het zal hem wellicht zijn ministerpost kosten maar het land zal gered zijn en een nieuwe mooie en lukratieve job staat hem dan ongetwijfeld nog te wachten, buiten het licht van de schijnwerpers, als CEO of PDG of "iets in Europa". Of als luchtgitarist. Mij doen ze alvast niks meer... Mijn zaak is nu na vijfenzestig jaar welzeker verjaard en ontslagen ben ik ook al, als ziekenhuisarts, achttien jaar geleden, omdat ik de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt, en dat op het ogenblik dat ik mij op het hoogtepunt van mijn medisch kunnen waande. Maar nu moet ik dit betoog stoppen, want ik moet nu dringend luchtgitaar spelen. Dat overkomt mij de laatste tijd wel eens meer. De pensioengerechtigde leeftijd zeker?
Er gaat haast geen week voorbij of er wordt een BV beschuldigd van grensoverschrijdend gedrag. En laatst was er nog de voorzitter van de Spaanse voetbalbond die een van de speelsters van de nationale vrouwenploeg gefeliciteerd had met een kus, vol op de mond. Allesbehalve fake news want de kus is niet ontsnapt aan de cameras en werd op de tv vertoond. Een weliswaar vluchtige kus die niet langer dan één seconde heeft geduurd, maar niettemin grensoverschrijdend, want zonder voorafgaande toestemming van het slachtoffer, zijnde de vrouw in kwestie. Hoe zwaar het lijden van zon slachtoffer van zelfoverschrijdend gedrag is, kan men zich wellicht niet voorstellen als men zelf niet in de schoenen van het slachtoffer gestaan heeft. Omdat ik het meermaals zelf aan den lijve heb ondervonden, meen ik recht van spreken te hebben. De pleger van de grensoverschrijdende handeling was tante Febronie. Ze was een tante van mijn moeder, ze woonde in Dottenijs, ze sprak Vlaams met een lelijk Frans accent en twee keer in t jaar kwam ze bij ons op bezoek, in de nieuwjaarsmaand en in de zomer. Ze kuste iedereen bij de binnenkomst, een gewoonte die ze wellicht in Wallonië had opgenomen. Mij moet ze een aardig jongetje gevonden hebben want voor mij had ze telkens een extra uitgebreide en onkuise kusbeurt in petto. Ik liet mij allerminst gewillig slachtofferen want van zodra ik zag dat het mijn beurt was om bewerkt" te worden - nogal wat anders dan een vluchtig kusje van één seconde op de mond en met gesloten lippen! - zette dit knaapje het op een lopen, rond de grote keukentafel, met het geile op kussen beluste monster met de walgelijk stinkende adem achter mij aan. Als ik een halve tafel voorsprong had, draaide zij zich bliksemsnel om en snelde mij in de omgekeerde richting tegemoet. Ik zat gevangen: afgelebberd, verkracht, ik was er dagen niet goed van. In die tijd stonden de termen pedofilie en "grensoverschrijdend gedrag" wellicht nog niet in het strafwetboek. Wat kon ik als kind van vijf, zes, zeven jaar anders doen dan klagen bij moeder over die ongewenste vochtige welkomstkus van tante Febronie. Het enige resultaat was dat moeder mij aanraadde in t vervolg wat liever te zijn voor tante. Gelukkig heb ik er geen levenslang trauma aan overgehouden. Maar wat tante Febronie mij heeft aangedaan zal ik nooit vergeten! En vergeven? Ook niet... Ik troost mij met de gedachte dat ze nu eeuwig brandt in de hel voor haar zondig gedrag, want bij mijn weten was de hel te dien tijde - in de jaren 40 - nog niet afgeschaft.
In mijn verder leven ben ik maar een paar keer ongewenst vol op de mond gekust en telkens door oudere dames. Ik heb er geen plezier aan beleefd en niettemin geen rechtszaak van gemaakt. Het besef dat ze mij aardig zullen gevonden hebben heeft mij per slot van rekening een zekere voldoening geschonken...
Karel, een vriend van mij - één van mijn beste - gaat er prat op dat hij geabonneerd is op een kwaliteitskrant. Toegegeven, in zijn krant staan vaak artikelen die in
mijn krant niet te vinden zijn. Mijn krant is dan ook geen kwaliteitskrant en is ook minder duur. Een paar weken geleden had Karel in zijn krant een verhaal gelezen dat ik tevergeefs in de mijne heb gezocht. Een Vlaamse BV,
die in Karels kwaliteitskrant met naam werd vermeld maar wat ik hier toch even niet doe, vertelt hoe hij bij een apotheker in de rij stond. Toen hij aan de beurt kwam bestelde hij een doos pijnstillers want er stonden
nog drie klanten achter hem en luidop bestellen waarvoor hij écht kwam durfde hij niet: een doosje met vier pillen Viagra van 25 miligram. De krant gaat niet dieper op dit onderwerp in, maar mist hier mijns inziens
een gelegenheid om haar reputatie van kwaliteitskrant hard te maken.
Wat nu volgt beste lezer, wordt u op deze blog, belangeloos aangeboden. De getallen zijn afkomstig uit het Gecommentarieerd geneesmiddelenrepertorium 2021:
Viagra is een merknaam van het medicijn sildenafil dat een paar decennia geleden door de farmaceutische firma Pfizer op de markt werd gebracht. Ondertussen is het medicijn door een
tiental andere firmas eveneens op de markt gebracht. Het product is overal hetzelfde - identiek! daar staat de farmaceutische industrie borg voor - maar de prijzen verschillen: 4 pilletjes Viagra van 25 mg. kosten 38,30
euro, 4 pilletjes Sildenafil van de firma Mylan kosten amper 7,00 euro, en voor de grotere gebruikers heeft de firma EG ook pilletjes van 50 (!) mg in verpakking van 12 stuks tegen amper 14,99 euro. Reken uit
uw winst!
Kwaliteitskrant? Ik was nog niet honderd procent overtuigd, maar wat mijn vriend Karel een paar dagen geleden in zijn kwaliteitskrant heeft gelezen heeft mij helemaal van mijn stokken
geblazen.
Stel u voor... Een jonge Belg en een iets minder jonge Duitser hebben onafhankelijk van elkaar en nagenoeg op hetzelfde moment het negende getal van Dedekind gevonden, een getal waar
32 jaar naar gezocht werd! Voor die enkelen die iets minder bekend zijn met het getal van Dedekind heb ik - weer volkomen belangeloos - enige duiding gehaald van het internet:
In de wiskunde is het n-de dedekind-getal M (n) het aantal monotone boleaanse functies met n variabelen. De dedekind-getallen vormen een snel stijgende rij en zijn genoemd naar
de Duitse wiskundige Richard Dedekind, die ze in 1897 definieerde. Een equivalente definitie is het aantal antiketens van deelverzamelingen van een verzameling met n elementen in een vrije distributieve tralie met n generatoren.
Exacte waarden voor M (n) zijn tot 2023 slechts bekend voor n < 10. Nauwkeurige asymptotische schattingen voor M (n) en een exacte uitdrukking als een sommatie, zijn wel bekend.
Het probleem van Dedekind om de waarden van M (n) te berekenen blijft daarentegen moeilijk: er is geen uitdrukking bekend voor M (n) die het mogelijk maakt deze getallen te berekenen met een eindig aantal bewerkingen.
De complexiteit van het algoritme neemt dubbelexponentieel toe. Computertechnologie groeit slechts exponentieel... Het heeft 32 jaar geduurd om M (9) - een getal van slechts (
! ) 32 cijfers exact te berekenen: het vergt niet alleen een supercomputer maar een steeds complexer algoritme. Vermoedelijk zou M (10) pas worden gevonden tegen 2044.
De exacte waarden van de dedekind-getallen voor 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 zijn:
Ik wil hier toch gaarne aan toevoegen, voor wie nu al met een popelende hartje uitkijkt naar het jaar 2044, dat sommige geleerden - en niet van de minsten - ervan overtuigd zijn dat
het tiende dedekindgetal nóóit zal gevonden worden. Maar dat ik mij zal abonneren op de kwaliteitskrant van mijn vriend Karel staat nu reeds als een paal boven water. Het mag dan wat meer kosten dan een gewone
niet-kwaliteitskrant, we sparen dat wel weer uit op andere minder belangrijke zaken..
Sedert een dag of acht heb ik er een vriend bij: Armand! Een geitenbok, statig, bruin met witte vlekken, een grote grijze sik en een prachtig gewei, zijnde twee krachtige naar achter
gekromde hoorns. Plots stond hij daar op het grasperk van buurman Firmin. Hij kwam naar mij toe en knikte vriendelijk. We stonden aan weerszijden van de afsluiting die onze beide percelen van elkaar scheidt, we keken elkaar
diep in de ogen en we waren meteen vrienden: vriendschap op het eerste gezicht! Ik streelde zijn stoere kop en dat scheen hem te bevallen. Ik noemde hem Armand en hij knikte. En waar vandaan Armand zo plots was komen opduiken,
ben ik pas eergisteren te weten gekomen. Firmin kwam het mij vertellen. Een op zijn minst merkwaardig verhaal...
Vorige week was Firmin te gast bij Willy Wally, een van de rijkste mensen van het land, voor wie hij zijn leven lang gewerkt heeft. Willy Wally is een selfmade man van in de tachtig,
die amper tot zijn veertien jaar naar school is geweest, en niettemin... Zijn fortuin wordt geschat op méér dan een miljard euro. Alles eerlijk verdiend met de handel in pepermolens. Klein begonnen doch dank
zij hard werken - zeer hard werken! - goed van de grond gekomen. Wereldwijd. Geen mens in, pak weg Zuid-Amerika, die de Wally-pepermolens niet kent. U dient ook nog te weten dat Willy een gulhartig en vrijgevig mens is. Niet
voor niets is zijn slogan: als ík het goed heb mag iedereen het goed hebben. Daarom heeft hij dus Firmin, ter gelegenheid van zijn op-pensioen-stelling na meer dan veertig jaar trouwe dienst, uitgenodigd
bij hem thuis op een heerlijke maaltijd - beenhesp à volonté! - met daarbovenop een cadeau dat Firmin levenslang zou heugen. En om dát cadeau is het hem te doen...
U hoort ook nog te weten, beste lezer, dat Willy Wally zijn leven lang een gokker is geweest. Wellicht heeft zijn gokzucht hem ook geholpen bij het verwerven van zijn immens fortuin.
Firmin zou zijn afscheidscadeau niet zomaar op een schenkblad aangeboden krijgen: er zou moeten... gegokt worden. Na de beenhesp à volonté nam Willy Firmin mee tot achter in zijn tuin, waar drie
garageboxen naast elkaar stonden. Gij kiest één van de drie boxen zei Willy en wat daar in steekt is uw cadeau. In één van de drie staat een splinternieuwe RollsRoyce, in de
beide andere staat een geitenbok... Gij hebt dus om te beginnen één kans op drie om de Rolls binnen te halen, maar ge kunt uw kans vergroten. Luister nu goed. Van zodra gij uw keuze op één van de
drie boxen hebt laten vallen, zal ik de deur van een box openen. Het zal niet de box zijn waarin de Rolls zit en ook niet de box van uw keuze. In die geopende box zal onvermijdelijk een geitenbok staan. Hierna blijven dus
twee boxen ongeopend over en geef ik u de kans uw keuze te wijzigen: of ge blijft bij uw keuze of ge kiest voor de andere ongeopende box.
Ik had goed geluisterd.
Wat hebt ge gedaan? vroeg ik.
Ik heb mijn keuze niet gewijzigd. Waarom zou ik: ik had nu hoe dan ook één kans op twee zei Firmin.
Ik schudde het hoofd.
Ge hadt uw keuze moeten veranderen. Door bij uw eerste keuze te blijven bleef uw kans één op drie. Bij verandering van keuze waren uw kansen verdubbeld, zijnde
twee op drie.
Ik begrijp het niet, zei Firmin.
Ik heb geprobeerd het uit te leggen...Stel dat we onze keuze hebben laten vallen op box 1. Voor de RR (de RollsRoyce) hebben we dus één kans op drie, en er zijn twee kansen op drie dat de RR zich in
box twee of drie bevindt. Eén van die twee boxen wordt nu geopend, één waar de RR niet in zit, bvb. box twee. Dat betekent dat de kans dat de RR zich in box drie bevindt nu twee op drie bedraagt. En aangezien
we met box één maar één kans op drie hebben, is de keuze gauw gemaakt als de mogelijkheid ons geboden wordt om te switchen van één naar drie...
En de conclusie luidt: door gebruik te maken van zijn kans om van keuzebox te veranderen had Firmin zijn kans op het verkrijgen van een RollsRoyce verdubbeld...
Ik begrijp het nog steeds niet zei Firmin.
Ik denk dat hij het niet wilde begrijpen. Iemand als Firmin die economische en financiële studies gedaan heeft zou toch beslagen moeten zijn op het gebied van de kansberekening.
Het is ongetwijfeld die bok die hem dwars zit.
Ik heb hem amper een paar dagen en hij heeft al twee fruitboompjes bijna geheel kaal gevreten. En hij heeft mij met zijn achterpoten al een flinke stamp in de maag gegeven.
Een vergiftigd geschenk is het. Die bok haat mij, denk ik.
Van mij schijnt hij anders wel te houden.
In dat geval moogt ge hem hebben. Een mooi geval van LGBTQ+AI. De A staat voor allerlei filieën, zoals pedofilie, senofilie, necrofilie... en in uw geval
dus zoöfilie.
Ik heb ook een aantal laagstammige fruitboompjes in mijn tuin en daarom heb ik bedankt voor het aanbod, maar ik hoop dat Firmin de geitenbok niet wegdoet, zodat Armand en ik elkaar
kunnen blijven zien. Ik zal hem iedere dag wat lekkers toestoppen alover de omheining. Dat heb ik Firmin beloofd. Mijn talrijke trouwe bloglezers neem ik hier tot getuige.
Dat ge die dame van Bachten de Kupe niet kent is, beweert ge, te wijten aan een culturele achterstand uwerzijds. Dat meent ge natuurlijk niet en het is dus ongetwijfeld ironisch bedoeld.
In werkelijkheid zult ge het wijten aan een culturele voorsprong. Daar hoeft ge u helemaal niet voor te verontschuldigen, hoor. Dat de dame uit de Vuile Seule in Watou tot mijn interessewereld behoort, heeft
te maken met mijn geboortejaar, dat al zo lang in het verleden ligt. Ik heb een leeftijd bereikt waarop de fysieke vermogens fel achteruitgegaan zijn: van maratonloper tot mankepoot. Niet anders is het vergaan met de cognitieve
vermogens: ik, die vroeger op vijf minuten tijd een gedicht van twaalf verzen kon van buiten leren, ben nu al blij dat ik de voornamen van mijn beide kleinkinderen kan onthouden... Die aftakelingen heeft een mens niet in de
hand, ze zijn gebonden aan een natuurwet. Enigszins anders gaat het vaak met de culturele vermogens. Sommige stervelingen blijven op dat gebied een hoog niveau behouden tot aan hun dood op hoge leeftijd. Ik
heb er een paar gekend: dat lijkt soms potsierlijk. Daarom kies ik voor de harmonieuze aftakeling...
Als ge nu maar niet gaat denken dat ik mijn hele leven lang een cultuurbarbaar geweest ben. Ik heb een twintigtal literaire werken op mijn naam staan: verhalenbundels, cursiefjes,
(auto)biografieën, poëzie, toneelstukken. Twintig keer heb ik een reis ondernomen naar Griekenland om er de Griekse mythologie te bestuderen en dat heeft geresulteerd in een paar boeken, in enkele tientallen voordrachten
voor medische verenigingen en serviceclubs (mijn laatste was op 9 december l.l. in UZ-Gent voor de alumni van de geneeskunde) en in... Grijslokes Olympiade. En dan is er nog de loopkoers Dwars door Grijsloke,
die door mij bedacht werd op ´t eind van de jaren zeventig. Op zichzelf al een cultureel evenement. Waar de cultuur van afdroop. Er waren medailles voor de deelnemers, elk jaar een andere medaille, met Streuveliaanse
themas (Levenslicht, Jeugddromen, Levenslied, Levensleed, Avondschemering) en later afbeeldingen van een Griekse god die symbool stond voor één van de Panhelleense Spelen uit de oudheid. En dat heeft dan
ook nog geresulteerd in een onvergetelijke reis naar Griekenland in het jaar 1994 waarbij door de leden van de club (er waren 38 deelnemers) de Panhelleense Spelen werden nagespeeld in de authentieke stadions, en de oude Griekse
tragedies werden opgevoerd in de even authentieke theaters. Het waren gouden tijden voor Grijsloke. En óf we erkend werden in de media!
En ja, ik heb Käte Kollwitz een beetje laten verdringen uit mijn interessewereld door Irma uit de Vuile Seule - ik heb al uitgelegd waarom. En toch... Käte zat er wel
degelijk in, want op de medaille van Dwars door Grijsloke anno 1987 prijkt haar beeld van de treurende moeder dat zich bevindt op het Duits kerkhof van Vladslo hetwelk we bezocht hebben tijdens
onze trip Bachten de Kupe, op de dag van onze kennismaking met Irma van de Vuile Seule, enkele weken geleden. .
Bij het buitenkomen van de Jumbo, werd mij door een allerliefste jong meisje een paars armbandje toegestopt. De Jumbo is mijn favoriete grootwarenhuis, omdat er een gratis kop koffie met een pasteitje
is voor de klanten en bij de ingang een propere WC die gratis toegankelijk is en waar een heerlijke geur van dennebomen hangt. Het armbandje was ter gelegenheid van de internationale LGBTQIA+dag, de dag van de verdraagzaamheid
onder alle mensen wat betreft de verschillende manieren waarop zij seks beleven. Verdraagzaamheid! is er iets mooiers? Ik vertelde haar dat op homoseksueel gedrag in mijn jeugdjaren een straf stond van eeuwig branden in de hel,
een straf opgelegd door de goede barmhartige God. Ze lachtte het weg. Verleden tijd! Verdraagzaamheid was nu het grote woord. Verdraagzaamheid onder de verschillende godsdiensten? wilde ik nog weten. Natuurlijk! Ook met die
godsdiensten waar heden ten dage nog steeds de doodstraf staat op homoseksueel gedrag?
Ik denk dat ik het armbandje niet zal dragen...
Ik blader even in mijn boek De Griekse mythologie in 136 verhalen op zoek naar hoe ik jaren geleden geschreven heb over de Griekse goden en wat men, amper
een paar tientallen jaren geleden, hun afwijkend seksueel gedrag" mocht noemen. De A van aseksueel kennen we toe aan Athena, de T van transseksueel aan Teiresias.
Nooit is Athena verliefd geweest, nimmer heeft zij kinderen gebaard.Wie haar naaktheid aanschouwd had, hetzij met opzet, hetzij per ongeluk strafte ze met blindheid. Dat ervaarde een sterveling Teiresias,
die haar verraste terwijl ze zich baadde. Ze ontnam hem het licht uit de ogen. Doch achteraf kreeg ze daar spijt van en ter compensatie schonk zij hem de gave van de helderziendheid en de voorspelling, een gave die hij ook
na zijn dood mocht behouden in de onderwereld. Er is evenwel een ander verhaal over de beroemde ziener Teiresias: hoe hij blind werd en de gave van de profetie kreeg...
Niet Athena maar de oppergodin Hera zou Teiresias met blindheid geslagen hebben. Aan de oorsprong hiervan ligt een hevig dispuut tussen de oppergod Zeus en zijn dierbare eega. Zeus was weer eens vreemd
gegaan en daarom slingerde Hera hem allerlei verwijten naar het hoofd. Zeus verdedigde zich door te stellen dat de vrouw veel meer genot beleeft tijdens de geslachtelijke vereniging dan de man, waardoor deze laatste dus,
bij wijze van compensatie, gerechtigd is vaker en met verscheidene vrouwen seksuele omgang te hebben. Hera was het met die stelling niet eens. Er diende een scheidsrechter aangesteld te worden. Daarvoor kwam enkel Teiresias
in aanmerking. Hij was de enige persoon die zowel man als vrouw was geweest, de enige dus die een oordeel kon vellen over wie het meeste genot beleeft bij de geslachtsdaad: de man of de vrouw. Teiresias was inderdaad zelf
een tijdje vrouw geweest... Hoe dat gekomen was? Ziehier:
Toen Teiresias eens, een jonge knaap nog zijnde, op wandel was op de hellingen van het Kithairongebergte, zag hij twee slangen paren. Met zijn stok scheidde hij de twee slangen en sloeg er één
dood, het vrouwtje. Dit was niet naar de zin van Zeus en Teiresias werd veranderd in een vrouw. Zeven jaar later zag Teiresias op dezelfde plek weer twee slangen paren. Hij reageerde zoals de eerste keer en weer sloeg hij
één van de slangen dood, het mannetje. En terstond kreeg hij zijn mannelijk lichaam terug.
En Teiresias, als ervaringsdeskundige velde zijn oordeel: als wij het genot dat de man beleeft het getal één geven, dan moeten wij het genot van de vrouw het getal negen geven!
Hera voelde zich zwaar gekrenkt door dat oordeel en ze sloeg Teiresias met blindheid. Zeus kon hem weliswaar het licht van zijn ogen niet teruggeven, maar hij deed zijn best om een en ander goed te maken. Zo schonk hij hem
de gave van de helderziendheid, hij maakte zijn gehoor vele malen scherper dan dat van de gewone sterveling en hij zorgde ervoor dat hij de taal van de vogelen kon verstaan. Verder schonk Zeus Teiresias zeven levens en hij
beloofde dat hij in het hiernamaals zijn zienersgaven zou mogen behouden.
Het beste quizprogramma op de VRT is ongetwijfeld Bloggen, gepresenteerd door Ben Crabbé, al meer dan dertig jaar, alle dagen behalve op zaterdag en zondag. De
grootste vedette van de quiz is telkenmale de quizmaster himself, dank zij zijn grappen en grollen, die steeds maar terugkeren en waaraan hijzelf desondanks en telkens weer het grootste genoegen schijnt te beleven. Ikzelf,
moet ik tot mijn schande bekennen, heb van Crabbés moppen, na tienmaal - laat staan honderdmaal - dezelfde gehoord te hebben, de buik vol. Ik zou makkelijk enkele tientallen voorbeelden kunnen aanhalen van Crabbé-grappen
waaraan ik mij mateloos erger. Ik beperk mij tot drie ervan:
1° De eerste heeft te maken met de vraag naar de hobby´s van de kandidaat. Bestaan die erin dat die gaat joggen, of kaarten of wat dan ook, met vrienden, dan zal Ben niet
nalaten te vragen waarom hij dat nooit eens doet met vijanden, tenzij hij er zich mee vergenoegt eenvoudigweg te constateren dat kaarten met vijanden belachelijk zou zijn.
2° Wordt een antwoord op een vraag wel eens geïllustreerd met een foto van een filmster of een andere vedette, waarbij dezes leeftijd vermeld wordt, bijvoorbeeld drieënzeventig
jaar, dan is de Crabbé-mop steevast: hij ziet er nochtans maar tweeënzeventig uit. Haha! deze gaat al vervelen na twee keer.
3° Nummer drie is van een enigszins andere aard. Laat ik u eerst vertellen dat twee kandidaten het telkens tegen elkaar opnemen. De winnaar krijgt een finale vraag voorgeschoteld
en mag, als hij die goed beantwoordt, de komende dag terugkeren om de strijd aan te binden tegen een nieuwe kandidaat. Beantwoordt de winnaar de vraag niet (of niet goed) kan wordt er ´s anderendaags gespeeld met twee
nieuwe mensen, want twee nieuwe kandidaten kan Crabbé niet over zijn lippen krijgen. Net zo min als hij het zou hebben over één nieuwe mens want een kandidaat in ´t
enkelvoud kan wel. Omdat ik gek word van die nieuwe mensen heb ik mij aan het denken gezet: wat kan Crabbé bezielen? En ziehier... Onze quizmaster zal ongetwijfeld een heilige schrik hebben om van discriminatie
verdacht te worden. In zijn quiz mag een vrouwelijke kandidaat, een kandidate dus (mv. kandidates) in geen geval achtergesteld worden tegenover een mannelijke kandidaat (mv. kandidaten).
Twee nieuwe kandidaten zou dus discriminerend kunnen zijn, maar toch ook weer niet omdat althans volgens de Dikke Van Dale voor kandidate twee meervoudsvormen toegelaten zijn, namelijk kandidates
en kandidaten, maar... dat weten vele TV-kijkers niet en dus houdt Crabbé het veiligheidshalve op twee nieuwe mensen, hoe gek dat ook moge klinken.
En wat onze Benjamin onnoemelijk gek vindt: de voornaam Jean-Pierre! En dat laat hij blijken, te pas en te onpas. Ik prijs mij gelukkig dat mijn voornaam niet Jean-Pierre is. En ook
niet Benjamin...
Het gaat niet goed met onze gewezen kamervoorzitter Herman Decroo. Hij die wijd en zijd bekend stond als een weldoener wordt nu in de media afgeschilderd als een graaier. Het heeft
te maken met de pensioenbonussen (4.000 euro/maand?) die hij heeft opgestreken bovenop zijn royaal pensioen (8.000 euro/maand?). Het gaat hier om bonussen waarom hij niet heeft gevraagd. Wel integendeel: hoe vaak is hij niet
gaan aankloppen bij de bevoegde instanties met de vraag of die toegekende bonussen wel terecht waren, of ze hem wel toekwamen, of het geen vergissing was? Telkens werd hem geantwoord dat alles wel degelijk in orde was. En
desondanks - geloof het of niet! - heeft Herman al die bonussen teruggestort. Dat is wat men noemt katholieker zijn dan de paus. En als ik nu eens heel eerlijk mag zijn... Ik weet niet of ikzelf, stel dat ik
op een goeie dag een pensioenbonus van 4.000 euro ontvang - bovenop mijn gezinspensioen van 2.000 euro - de benen van onder mijn lijf zou lopen om na te vragen of er geen vergissing in ´t spel is.
Dat de bloedeerlijke Herman Decroo nu niettemin in de media afgeschilderd wordt als een graaier doet geweldig veel pijn aan het hart van deze vijfentachtigjarige man. Hij had gehoopt
op nog enkele vrolijke jaren, maar dat zullen er nu minder zijn, beweert hijzelf. Een graaier ben ik nooit geweest, maar op hoeveel pinten bier heb ik mijn medemensen in mijn leven niet getrakteerd! Dat kan men toch
niet vergeten zijn. Ik heb het alvast niet vergeten, want ooit heeft hij mij op een pint getrakteerd, zonder mij zelfs te kennen. Ik vergeet het nooit. ´t Moet een jaar of dertig geleden zijn. Ik denk dat Herman
Decroo toen in zijn gulle goedheid méér uitgaf aan traktaties dan een gewone werkman verdiende.
Als gewezen keel-neus-oorarts (reeds achttien jaar met pensioen) moet ik toch even de wenkbrauwen fronsen als ik in de krant lees dat in ons land de gemiddelde wachttijd voor een
afspraak bij een arts-specialist vier à vijf maanden bedraagt. Hoe vaak is het niet gebeurd dat ik werd opgebeld door iemand met pijn of andere ongemakken in het oor, met een verstopte neus of met een hese stem, die
mij opbelde voor een afspraak en te horen kreeg kom morgen maar eens langs, over de middag, om kwart over twaalf? En hoe vaak was dan niet de reactie: Kan het écht niet vroeger dokter, vanavond
na zessen bijvoorbeeld? En meestal kón het!...
Heden ten dage zitten de afspraakboekjes van de dokters voor maanden volgeboekt met patiënten die regelmatig, meestal tot het einde hunner dagen, op controle moeten komen: één
keer om de drie maanden is over ´t algemeen een redelijke termijn. Meestal gaan de patiënten na elke controle tevreden naar huis, want hun toestand is niet of nauwelijks verslechterd sedert de vorige consultatie.
Dat hebben de dure (maar door het ziekenfonds terugbetaalde) onderzoeken uitgewezen en het is duidelijk dat hun dokter hen nooit in de steek zal laten.
En toch... Denk nu maar niet dat er vroeger geen zon toegewijde artsen bestonden. Zo heb ik een hartlong-specialist gekend (ik noem hem dr.X.) die iedereen boven
de vijftig diende geraadpleegd te hebben, zo hij niet aanzien wilde worden als iemand die zijn gezondheid verwaarloosde. En wie dr. X. raadpleegde zat eraan vast voor de rest van zijn leven. Het deed helemaal niets ter zake
of de patiënt al dan niet gezondheidsklachten had, want dr. X. gedroeg zich volgens de regel van de beroemde docteur Knock Tout homme bien portant est un malade qui signore. De wachtkamer van dr.
X. zat dan ook altijd bomvol en dat alleen al volstond om hem een faam te bezorgen die de provinciegrenzen overschreed en om zijn tarieven aan te passen. Zwart geld. Optimalisatie...
Een andere die op een gelijkaardige manier het maximum uit zijn diploma heeft gehaald was een collega van mij, een keel-neus-oorarts, die ik voor de gelegenheid dr.Y.
noem. De patiënt die bij hem op consultatie kwam met klachten van verstopte neus kreeg een wattendragertje gedoopt in cocaïne in de neus gestopt. Een beter ontzwellend middel voor de neusslijmvliezen bestaat er niet
en de patiënt voelde er zich doorgaans héél goed bij en al was het effect na een aantal uren verdwenen en verergerde de toestand op de lange duur, de patiënten waren tevreden want de dokter had bewezen
dat hij de toestand volkomen meester was en in staat om een fatale afloop te vermijden, als ze maar zijn raad opvolgden. En die raad was... iedere week op consultatie komen voor zo een cocaïnewatje in de neus. Als de patiënt
veraf woonde (want ook dr.Ys faam was wijd verspreid) kon de behandeling zó aangepast worden dat éénmaal om de veertien dagen of - héél soms - zelfs éénmaal om de maand
kon volstaan, mits aanpassing van het honorarium - in ´t zwart...
Ik weet het wel, de mortuis nil nisi bene, maar dr. X. en dr.Y. zijn nu al zó lang overleden en ik kon het niet laten dit verhaal te schrijven ter attentie van
mijn vriend en fiscalist die ik voor de gelegenheid Z. noem en die ik meermaals heb horen zeggen: mocht ik úw diploma gehad hebben, ik was nu een rijk man. Dokter Knock en optimalisatie...
Maandag 3 april. De wielerfans ontwaken stilaan uit hun roes, na Vlaanderens mooiste. Nu wordt het uitkijken naar Dwars door Grijsloke, voor de joggers
al sedert 1981 de waardige tegenhanger van de Ronde van Vlaanderen, in een Noord-Westelijke uitloper van de Vlaamse Ardennen, telkenjare de laatste zaterdag van augustus. Het boek met de aantrekkelijke naam gaat overigens
niet over de beroemde wielerwedstrijd, maar wel over de crème de la crème van de joggingsport in ons land.
In totaal werden vijf boeken gepubliceerd over Dwars door Grijsloke.
Gisteren is het dan toch boven water gekomen, één van de grootste meesterwerken van Albert Anckaert. Het zat verborgen achter een stapel aloude kranten van kort na de
tweede wereldoorlog. Het dateert uit 2005, een jaar vóór s schilders overlijden en het draagt de handtekening van de meester alsook de eigenhandig geschreven naam die hij aan het werk heeft gegeven: Hond
kijkt koers. Het lijdt geen twijfel dat hij als telg - geboren en getogen - van de Vlaamse Ardennen, de Ronde van Vlaanderen bedoeld heeft, 's werelds mooiste wielerkoers, die in 1913 werd gesticht en exact op heden aan zijn ... zoveelste editie toe is. In 2005 werd die Ronde gewonnen door Tom Boonen en het jaar daarna wéér.
Daarmee is Tom Boonen niet de enige die Vlaanderens mooiste twee jaar na elkaar heeft gewonnen. Meerdere renners hebben die krachttoer verwezenlijkt. Drie jaar na elkaar is tot hiertoe, bij mijn weten, slechts
voor één man weggelegd geweest: Fiorenzo Magni, Italiaan zoals u raden kunt. Het heeft hem dan ook de bijnaam "il leone delle Fiandre" opgeleverd. Fiorenzo was een renner die uit het beste hout gesneden was, die echter het nadeel heeft gehad dat hij in zijn loopbaan heeft moeten
opboksen tegen twee landgenoten, campionissimi, die behoorden tot het half dozijn beste renners die de wereld ooit gekend heeft: Fauto Coppi en Gino Bartali. Fiorenzo Magni won de Ronde in 1949, 1950 en 1959, en driemaal ook
won hij de Ronde van Italië. Hij stierf in 2014, op 94-jarige leeftijd, acht jaar na meester Albert Anckaert...
Het schilderij Hond kijkt koers behoort tot mijn persoonlijke kunstcollectie en het is niet te koop. Ten einde eventuele inbrekers te ontmoedigen: een reusachtige waakhond houdt de wacht!
Nu het coranavirus een beetje uitgeraasd is en de oorlog in Oekraïne veel van zijn entertainmentwaarde - want chronisch geworden - heeft verloren, nemen de media andere themas
onder de loep.
Eén ervan is het wapengeweld in Amerika. Jaarlijks worden in de States zes à zeven honderd aanslagen gepleegd waarbij minstens 4 doden vallen, de
daders niet meegerekend. De overgrote meerderheid van die moordpartijen zou nooit gepleegd zijn indien de daders geen wapens ter beschikking hadden gehad. Dat men het bezit van wapens aan banden legge, hoor ik u zeggen. Maar
dat kan niet: men zou de machtige wapenindustrie immers voor het hoofd stoten. Dan nog liever die duizenden doden... In Amerika worden meer kinderen doodgeschoten dan er omkomen in het verkeer - om u een idee te geven... En
wat bezielt de daders? Godsdienstige of racistische motieven? Hallucinaties (stemmen horen)? Rancune? Wat bezielde mij, toen ik op veertienjarige leeftijd, één van de grootste jeugdige massamoordenaars van de twintigste
eeuw had kunnen zijn... indien ik over een wapen had beschikt?
Uit O jerum jerum jerum... (mijn memoires, 2006, pag. 37 e.v. , over de ellendige kostschooljaren in Oostende)
Voor de maaltijden zaten we aan grote tafels, een twaalftal, acht man per tafel. De oudsten en de stoutmoedigsten zaten vooraan, aan de kant waar het eten werd opgediend.
De onmondigen, zoals ik, zaten achteraan. Het eten werd op de tafels gezet en de leerlingen moesten het zelf verdelen. Ge ziet van hier hoe er verdeeld werd! De stukken vlees waren van ongelijke grootte. Altijd was er wel
een heel klein stukje en dat viel mij dan ten deel. Het gebeurde dat ze mij zelfs dat klein stukje niet gunden. Eén keer ben ik zo vermetel geweest daarover mijn beklag te doen bij de studiemeesters. Het gevolg was
dat ik daarna dagen lang vrijwel niets meer te eten kreeg
's Avonds was er vaak smeerkaas voor op de boterham. Zo goed als niemand vond dat lekker. Ik evenmin. Toch was ik blij als er 's avonds smeerkaas was, want dan kreeg
ik meestal de portie van de anderen ter compensatie van het biefstuk dat ze mij 's middags hadden afgepakt en zo kon ik dan mijn hongerige maag nog enigszins stillen. Soms werd ik overladen met smeerkaas: de risee van
de school. Ook de studiemeesters leken het allemaal wel grappig te vinden. Tot er besloten werd tot een "smeerkaas-boycot"
Er werd overeengekomen dat iedereen zijn kaasje na het avondmaal zou meenemen naar buiten en het tijdens het daaropvolgend recreatie-halfuurtje tegen één van
de schoolmuren zou plakken. Lafaards als ik, van wie vaststond dat ze dat tóch niet durfden, mochten hun kaas ook aan een ander geven, die dan de klus voor hen zou klaren. Op een afgesproken teken werden de smeerkazen
tegen de muren gekwakt, onder luid gejoel van al de kostschoolgangers. Ik joelde mee. Was ik te laf om zelf tot actie over te gaan, ik zou tenminste blijk geven van enige sympathie met de oproermakers. Het huilen stond mij
nochtans veel nader dan het lachen. Daar bengelde mijn kaas tegen de muren van het internaat. Ik had er hem zo willen van aflikken. Mijn maag deed pijn van de honger. Maar ik lachte, ik durfde niet anders
Een studiemeester pakte me bij de kraag en bracht me bij de econoom van het internaat. Waarom ik? Omdat ik zowat de enige was van wie de studiemeesters niets te vrezen hadden.
En toch. Wie zegt dat ik hem geen mes tussen de ribben had geduwd als ik daar op dat ogenblik over beschikt had? Een moegetergd dier maakt soms rare sprongen
Ik was "op heterdaad betrapt". Ik zwoer met zóveel klem dat ik niets gedaan had, dat mij uiteindelijk alleen maar het openlijk sympathiseren met de actie
ten laste werd gelegd. En dat was al even subversief als de rest. Ik was de enige die moest boeten voor de smeerkaas-affaire: voor straf één week-end in de kostschool binnenblijven! Mijn ouders werden
op de hoogte gebracht van mijn wangedrag. Vader slikte alles wat de kostschoolautoriteiten hem meedeelden. Hij vond het opperbest dat ze mij hardhandig aanpakten. Op zíjn medewerking mochten ze rekenen en ze
konden gerust zijn, híj zou er nog wel een straf bovenop doen. Meer dan ooit raakte vader ervan overtuigd dat ik op die kostschool op mijn plaats zat en dat ze mijn misdadige neigingen daar wel in de kiem zouden smoren
Als ik toen over een revolver had beschikt en het hele zootje, mijn vader inbegrepen, had neergeknald, dan had niemand daar enig begrip voor kunnen opbrengen. Alleen de Almachtige
God had immers weet van de verzachtende omstandigheden. Voor hetzelfde geld had ik de grootste massamoordenaar uit de geschiedenis kunnen zijn. Ik was veertien jaar.
Het is uiteindelijk goed gekomen met mij. Wij leefden niet in Amerika.
Dit schrijven om u mee te delen dat ik op pensioen ben. Ik had een belangrijke en goed betaalde job bij een bond die als taak heeft de belangen van de arbeiders - de werkende
mens - te verdedigen. Ik ben weliswaar nog pas 62 jaar en dus nog enkele jaren verwijderd van de pensioengerechtigde leeftijd, maar na 12 jaar opkomen voor mijn pappenheimers - de werkende mens! - was ik het kotsbeu, of liever
ik voelde mij opgebrand. Pensioen! dát was de uitweg. En, ja, in mijn contract stond duidelijk te lezen dat ik vervroegd op pensioen kon en wel degelijk op mijn tweeënzestigste. En dat pensioen bleek
niet eens zo armzalig te zijn: een veelvoud van het pensioen van mijn geliefde arbeiders waar ik zo hard voor gestreden heb. En dan hebben we het hier alleen nog maar over het bedrag dat ik zou getrokken hebben als ik zélf
mijn pensioen had aangevraagd. Maar ik ben slim geweest. Het laatste jaar heb ik het er een beetje naar gemaakt, er een beetje op aangestuurd. Ik heb mijn pensioen zelf niet moeten aanvragen, de bond heeft het begrepen: zij
hebben mij ontslagen! Zodat ik bovenop mijn pensioen nog een koninklijke ontslagvergoeding krijg. Sommige kniesoren vinden dat iets te royaal en ze zouden de woorden onbehoorlijk of illegaal in
de mond durven nemen. Maar daar is niets illegaals mee gemoeid! Men zou hooguit van optimalisatie kunnen spreken en om te optimaliseren moet men een beetje van één en ander op de hoogte zijn, en
een beetje slim zijn komt in deze ook goed van pas. En slim zijn mag toch beloond worden, of niet soms?
P.S. Sommigen nemen ook het woord graaicultuur in de mond en vinden dat er iets zou moeten veranderen in dit land. Kom nou!... Het gaat in ons land behoorlijk goed.
Neem nu Poetin. Die heeft - als we de media mogen geloven - onlangs aan zijn maîtresse een villa van 110 (of is het 130?) miljoen geschonken plus twee gepantserde treinen. Noem dát graaicultuur.
Ik zou hem wellicht ook herkend hebben zonder deze begroeting, in het platste Bachtendekuups dat men zich kan indenken en gekruid met de onontbeerlijke godverdommes. Geen twijfel
mogelijk: Cyriel Bovijn! Een goede vriend uit lang vervlogen tijden. De laatste keer dat wij elkaar gezien hebben was in 1965, het jaar waarin ik het diploma behaald heb van doctor in de genees-, heel- en verloskunde.
Datzelfde diploma heeft Cyriel pas een jaar later behaald, en dat ondanks het feit dat hij drie jaar ouder was dan ik. Onze wegen zijn in 1965 uit elkaar gegaan en we hebben elkaar daarna nooit meer teruggezien. Dat hij drie
jaar langer dan ik gedaan heeft over zijn doktersstudie betekent geenszins dat hij minder bekwaam was dan ik, of minder geschikt voor het doktersberoep. Eerder zou ik het tegendeel durven beweren. Hij had eigenschappen die
niet in zijn voordeel pleitten. Hij was allesbehalve moeders mooiste: was eerder klein van gestalte en hij zag er jaren ouder uit dan zijn werkelijke leeftijd, hetgeen verklaart, waarom men hem Petje noemde - petje of peetje
is Westvlaams voor opaatje - of Petje Bovijn, en waarom haast niemand zijn voornaam kende. Een veel grotere handicap was evenwel het feit dat hij altijd en overal het platste Bachtendekuups sprak (het dialect van Bachten de
Kupe, zijnde de streek van Veurne, Diksmuide en omstreken) en nooit een woord beschaafd Nederlands. Ook niet op ´t examen, dat in die tijd in hoofdzaak mondeling was. En zo mogelijk nog erger was het feit dat hij om de
vijf of tien woorden - laten het er nog vijftien wezen - het woord godverdomme liet vallen.
De ontmoeting had plaats in de kelderverdieping van De Slegte, de tweedehandsboekenwinkel in de Volderstraat, naast het rectoraat. Het was
een aangename ontmoeting. Wat hebben we elkaar goed gekend! Tot onze wegen uiteengingen, nu bijna achtenvijftig jaar geleden. Soos mieliepitte spat uiteen, die oue troue vriende (uit een oud Zuid-Afrikaans studentenlied). We zijn allebei al bijna twintig jaar met pensioen en als ge ons vraagt naar het beroep dat we hebben uitgeoefend, wedden dat we anderhalve seconde lang het antwoord zullen schuldig blijven. We zijn allebei nog
van vóór de oorlog en dat verklaart bijna alles. Maar de talloze partijtjes biljarten die we gespeeld hebben in De Karper en meer nog in De Zwaan, die staan ons nog klaar voor de geest. De Karper bestaat nog
steeds, op het kruispunt van de Kortrijkse Poortstraat en de Charles de Kerchovelaan. De Zwaan was het café van Richard Orlans die in die tijd één van de allerbeste voetballers was die ons land kende.
Het was het enige café in de Overpoortstraat. De Zwaan is nu verdwenen, maar in de hele straat zijn er nu enkel nog horecazaken. En hoe vaak hebben we schaak gespeeld in de friture Njora. De beste friture die Gent ooit
heeft gekend en die - o jerum! - voor eeuwig en altijd verdwenen is en vervangen door een flatgebouw zonder ziel. Je kon er schaken tot een stuk in de nacht. Petje was in het spel iets beter dan ik. Niet veel. Een beetje...
Of hij nog steeds in de Westhoek woont? Hij is geboren en getogen in de Westhoek, een boerenzoon van Bachten de Kupe, en ik weet ook dat hij daar een huisartsenpraktijk heeft
gehad. Ik herinner mij dat hij voor een moeilijk dilemma stond, toen hij in zijn voorlaatste jaar zat, en daaromtrent mijn advies vroeg. Hij had de dochter van een fabrikant leren kennen, die goed in de slappe was zat, zo
meende hij te weten. Als hij met haar zou trouwen, dan wachtte hem een splinternieuwe Mercedes. Er was slechts één probleem: het meisje was niet van de slimste, en dat bleek dan nog een eufemisme te zijn, naar
ik later vernomen heb - of is understatement daar een beter woord voor? Mijn advies was natuurlijk van generlei waarde, Petje trouwde met haar, geen half jaar later reed hij de Mercedes perte totale en nog een
jaar jaar later brandde de fabriek van schoonpapa af en Petje bleef over met het vrouwtje en twee dochters die, alle omstandigheden in acht genomen nog goed terecht gekomen zijn. Na een paar jaar huwelijk heeft hij er dan
een maîtresse bij genomen. Hij leek opgelucht toen ik zei dat ik daar begrip voor had. De wettelijke echtgenote heeft niet lang meer geleefd en de maîtresse is anderhalf jaar geleden overleden. En sedert een maand
of acht woont hij nu - ik stond perplex - in Patershol, in de Plotersgracht. Amper één kilometer hier vandaan...
Hoe dat gekomen is? Hij woont er niet alleen... Hij woont er samen met Bianca, een achternicht van hem, een gewezen non, drie jaar geleden uitgetreden uit een slotklooster en
naar Patershol komen wonen samen met een eveneens uitgetreden pater, ene Ansfried. Maar toen ze er nog maar een paar maanden woonde heeft Ansfried zich met zijn motor te pletter gereden tegen een oplegger. En toen haar ter
ore kwam dat Petje alleen was komen te staan heeft ze contact met hem opgenomen. Een win-win situatie: het huis in de Plotersgracht was te groot voor een mens alleen en Bianca voelde zich daar niet helemaal op haar gemak
meer, zo alleen in dat groot huis.
Petje nodigde mij uit een bezoek te brengen aan de Plotersgracht. Hij zou mij voorstellen aan Bianca. Ze zou het ongetwijfeld appreciëren. We verlieten De Slegte,
allebei zonder iets gekocht te hebben. Ik stelde voor een kleine omweg te maken, via de Mageleinstraat, de Bennesteeg en de Heilige Geeststraat. In die laatste straat was mijn eerste studententenkot. Op de hoek van de Heilige
Geeststraat en de Bennesteeg was toen een bar, De Wapy, waar de hele dag een vrouw voor het raam zat, met ontblote borsten. Ze was niet echt jong meer, ze was op de rand van de middelbare leeftijd. Ze lachtte
altijd vriendelijk en boven haar hoofd hing een grote houten Kruislieveheer. Hoe ze écht heette heb ik nooit geweten, ik noemde haar Mireille. Petje kwam in die tijd ook af en toe voorbij de Wapy. Ik iedere dag. Recht
tegenover de Wapy, was een gelijkaardig etablissement, De Lantaarn, waarvan de uitbaatster iets ouder was, docht mij, en die ook minder vaak voor het raam zat. En er waren nóg caberdouchkes in die buurt, doch al bij
al was het er vrij rustig. Tot... op een koude morgen in maart van het jaar 1957 de beide dames vermoord werden gevonden in de Wapy. Al kan het ook de Lantaarn geweest zijn... De dader is bij mijn weten nooit gevonden.
Op ´t einde van de Heilige Geeststraat sloegen we de richting van de Korenmarkt in om vervolgens via de Groentenmarkt en de Kraanlei Patershol te bereiken. Toen we aan de
Plotersgracht kwamen begon het te regenen. Het onthaal was hartelijk. Het was de eerste keer dat Bianca kennismaakte met een oude studiemakker van Cyriel. Ze is een aangename verschijning, een pront vrouwtje eigenlijk dat
er nog erg jong uitziet voor haar negenenzestig jaar. Daar is geen grammetje nonnenvlees meer aan, had Petje mij verzekerd, in zijn sappig Bachtendekuups dialect. Ze is ook al die tijd goed geweest voor hem, maar een echt
koppel waren ze niet, had hij mij gezegd: ze sliepen nog allebei afzonderlijk, elk in een tweepersoonsbed. Ze had hem tot op heden niet in haar bed toegelaten. Nog niet...
Het begon al donker te worden en toen Bianca hoorde dat mijn laatste trein naar huis al over een dikke twee uur was, stelde ze voor te blijven slapen. Slaapgelegenheid genoeg:
twee ruime bedden en een zeer gemakkelijke sofa waarin Cyriel vaak de hele nacht doorbrengt als hij voor de televisie in slaap is gevallen. Petje zei dat hij het ook al had willen voorstellen en ik liet mij overhalen. In de
gezellige woonkamer brandde een heerlijk houtvuur en er stond op een antieke salontafel een schaakbord met kunstig gesneden stukken. Petje en Bianca spelen af en toe een spel.
- Willen de heren straks misschien een partijtje spelen? vraagt Bianca. Ik maak eerst wat belegde broodjes klaar en dan kom ik erbij zitten om te zien of jullie de schaakregels
eerbiedigen. Ondertussen kunnen jullie nog wat herinneringen ophalen over vroeger.
- Schitterend idee, zegt Petje. Op die manier kan ik misschien een spelletje winnen, want tegen Bianca valt niet veel te beginnen. Ze speelt zó sterk en ze is er zó
op gesteld dat de regels van het spel tot in de puntjes nageleefd worden.
Hij haalde een fles Cointreau en drie flesjes Triple Carmeliet uit de koelkast en vertelde ondertussen het verhaal van zijn examen bij professor Verplancke, plantkunde. Hij had
de vraag niet begrepen - Verplanckes Gents dialect was al even onbegrijpelijk als het Bachtendekuups van Petje - en hij durfde dat niet bekennen, want de vraag niet begrepen hebben was in de ogen van de professor erger dan
een verkeerd antwoord geven. Petje had er dan zomaar wat uitgeflapt en ... goede punten gekregen.
De belegde broodjes zijn klaar. Petje vraagt of er een prijs verbonden is aan onze schaakwedstrijd. Misschien heeft Bianca een idee? De winnaar mag vannacht bij mij slapen, zegt
ze.
- Meent ze dat? vraag ik stilletjes aan Petje.
- Bianca meent altijd wat ze zegt, fluistert Petje terwijl hij ons alle drie een Triple Karmeliet inschenkt.
Het spel kan beginnen. Ik heb er waarachtig zin in. Petje wellicht nog meer. De inzet is groot. Ik heb wit geloot
en ik open met Paard van B6 naar C3 en na zwarts pionzet naar E5 breng ik ook mijn koningspaard in de strijd. Petje schuift voorzichtig zijn D-pion één vakje naar voor. Ik blijf maar oprukken met de paarden.
Ik lijk wel een huzaar te paard. Ik heb ondertussen al mijn Triple Karmeliet en drie broodjes op. Een beeld van in de jaren vijftig komt mij voor de geest: Petje in ik, samen in de De Rode Hoed, tijdens een clubavond van de
Westland. We waren jong en gezond en vol wilde baldadige levensdrift. We zongen het huzarenlied: Rote Huzaren die reiten, die reiten, die reiten niemals schritt.... Ik wil mij niet laten kennen, ook nu wil ik
niet schritt rijden en ik ruk verder op met de paarden. Bianca bekijkt het rustig met haar zachte innemende glimlach. Ik heb de indruk dat ze mijn spel te roekeloos vindt, dat ze heel zachtjes het hoofd schudt.
Ik heb het gevoel dat ze mij met goede raad te hulp wil komen, maar ze zegt natuurlijk geen woord. Ze zegt enkel dit: zal ik nu een Cointreau inschenken? Ik twijfel.
Bij mijn laatste bezoek aan mijn neuroloog zei deze bij ´t afscheid: en geniet maar zoveel mogelijk van het leven. Ik ben bij hem in behandeling vanwege aanvalletjes
van afasie. Het laatste anderhalf jaar heb ik er een stuk of acht gehad. De aanvalletjes duren een half uur, gedurende dewelke ik geen woorden kan vormen. Ik weet precies wat ik wil zeggen maar mijn spraakmotoriek laat het
afweten. Na dat half uur is alles weer tiptop in orde. Neurologen hebben uitgevogeld dat de oorzaak micro-embooltjes zijn, bloedstolseltjes die in de voorkamers van mijn hart gevormd worden - ik heb VKF, zijnde voorkamerfibrillatie
- en vandaar hun weg vinden naar mijn brein en daar infarctjes veroorzaken. Gelukkig is er een remedie voor: Eliquis, een bloedstollingsremmer. Maar omdat er de laatste tijd toch weer een paar aanvalletjes zijn geweest, heeft
men een nieuwe boosdoener gevonden: epilepsie, waarvoor - gelukkig! - eveneens een medicatie bestaat: Keppra! Wie Keppra neemt staat bloot aan een paar honderd bijwerkingen, zo belooft de bijsluiter, en mag geen autorijden.
Nu ja, genieten van het leven moet ook wel lukken zonder autorijden. Reizen mag nog, maar dan met het openbaar vervoer. Ach, ook zonder reizen kan van het leven genoten worden. Ik heb per slot van rekening gereisd in alle
werelddelen - down under niet te na gesproken - en overal heb ik er een marathon gelopen. Daarom hoeft het dus allemaal niet meer voor mij. Ik wil liever mijn vertrouwde medische hulp bij de hand hebben, voor als er weer eens
wat gebeurt. En geen druppel alkohol! Dat is al moeilijker vol te houden. En toch volop blijven genieten... En slapen met een uitgetreden non? Ben je gek, man? Wil je misschien vandaag nog dood? En roken? Dat is er wat mij
betreft al lang niet meer bij. Ooit ben ik kettingroker geweest - zo heeft Petje mij in de studentenjaren altijd gekend - maar op de eerste dag van ´t jaar 1970, om drie uur ´s middags heb ik mijn laatste sigaar
gerookt. En nu, na meer dan vijftig jaar, is daar weer de behoefte aan een goei sigaar, een Havanna-sigaar, van het merk Romeo en Juliette, zoals toen, op die nieuwjaarsdag. Waarom ik toen abrupt met roken gestopt
ben heb meerdere malen verteld, zodat ik het hier niet hoef te herhalen. Die plotse trek in een sigaar, in de geur en de schilderachtigheid van een Romeo-en-Juliette wolk, boven een schaakbord, heeft niets te maken met een
lichamelijke behoefte, maar alles met een tafereel uit een boek van Antoon Coolen, Kinderen van ons volk. Ik heb het boek een eerste keer gelezen toen ik een jaar of twaalf was en sedertdien grijp ik vaak terug
naar die ene passage waarbij de pastoor en de notaris een partij schaak spelen, allebei met een glas rode wijn en met een sigaar rookkringetjes makend boven het schaakbord, telkens als ik een rustgevend gevoel over mij wil
laten nederdalen... Laat dat nu net het moment zijn waarop Petje een sigaar opsteekt en vraagt of ik er ook een lust. Het ís een Havanna, weliswaar geen Romeo-en-Juliette, en ik zeg neen. Het genot van
Petjes sigaar is voor mij al meer dan voldoende. Bianca vraagt wat ze mag inschenken: een Cointreau of een Triple Karmeliet, of liever een Bordeaux, van de allerbeste. Niets dat beter past bij een partij schaak dan een wijn
van topkwaliteit. Toch hielden Petje en ik het bij Cointreau. Voor zichzelf schonk Bianca nog een Triple Karmeliet in, een pittig bier met een flink alkoholgehalte, haar tweede al. Ze is dat gewend van toen ze nog in ´t
klooster was: elke avond een Triple Karmeliet. Eén, zelden méér. Een beter slaapmiddel bestond er niet. Een pater die regelmatig op bezoek kwam in ´t klooster had haar dat geleerd. En neen, in strijd
met de regels van de kloosterorde was het niet. Drie gelooften hadden ze afgelegd: gelofte van gehoorzaamheid, gelofte van kuisheid en gelofte van armoede. In de geloften stond niets over Triple Karmeliet. Petje doopte het
ene uiteinde van zijn sigaar heel eventjes in zijn Cointreau. Ik keek deze ceremonie schijnbaar met verwondering aan, ofschoon ik de betekenis ervan wel begreep. Ik zag dat Petje popelde om het uit de doeken te doen en ik
liet het hem uitleggen. Lang geleden werden de Havanna´s gerold op de dijen van vrouwen, vaak lichtekooien die niet zelden leden aan een besmettelijke ziekte. En alkohol heeft de naam bacteriedodend te zijn. Vandaar.
´t Is een traditie geworden...
Ondertussen ben ik lelijk in de knoei geraakt met mijn paarden. Eentje raakt er zodanig in de knel dat er geen ontsnappen meer aan is. Ik verlies een paard en er staat geen enkele
compensatie tegenover. Is de partij nù al verloren? Noodgedwongen schuif ik mijn pion op d2 een vakje op om mijn loper op c1 vrije baan te kunnen geven. Petje heeft ondertussen zijn sigaar aangestoken en een heerlijke
Havannageur hangt reeds over het schaakbord. We nippen allebei van onze Cointreau. De welgedaanheid is van Petjes aangezicht af te lezen. Waant hij zich nú al de winnaar? Hij lijkt alvast iets minder lang en iets minder
verbeten na te denken over zijn eerstvolgende zetten. Is het daardoor dat hij niet gezien heeft hoe ik met mijn enig overgebleven paard één van zijn lopers en een toren in de tang zet. Zijn loper gaat er aan
en ik schiet er een pion bij in. Met slechts één pion in het krijt zie ik het nu weer zitten. We spelen nu allebei redelijk aanvallend, ik omdat het in mijn aard ligt, Petje omdat hij een pion vóór
ligt. Stukken worden geruild: de zwarte dame tegen de witte, een zwarte toren tegen een witte. Het materieel overwicht van zwart blijft onveranderd - één pion slechts - en van enig positioneel overwicht lijkt
geen sprake. Naarmate de gelederen echter uitgedund worden gaat die zwarte pion steeds méér gewicht in de schaal werpen. Het maakt mij nerveus, ik zie de nederlaag weer opdoemen, het weegt op mijn spel - we spelen
teslotte voor een inzet - of zijn het de micro-infarctjes in mijn hersenen die mij parten spelen? Ach, waarom ook zou ik mij nerveus maken. Genieten moet ik, heeft mijn neuroloog mij opgelegd. Voor de korte tijd die u nog
rest, zal hij er bij gedacht hebben. Het komt me voor dat moeten genieten een stuk moeilijker is dan als het niét moet. Ik zal dat onderwerp bespreken met mijn schoonbroer, de epicurist, die zichzelf
genieterloloog noemt, en die nu zijn dagen als gepensioneerde doorbrengt in het zonnige zuiden, aan de Costa del Sol. Ik mag er niet aan denken, mijn leven te moeten beëindigen, zo ver van mijn geboortegrond.
Er daalt nu weer een vredigheid over mij neer. Ik voel nu plots dat het ware genot in dit schaakspel ligt, de heerlijke Havannawolk die erboven hangt, de Cointreau en het gezelschap
van Petje en van Bianca. Ze heeft haar tweede Triple Karmeliet bijna helemaal leeggedronken en een lichte blos kleurt haar wangetjes. Ze volgt nog steeds even aandachtig ons spel. Ze staat slechts op om een blok hout op
het vuur te leggen. Regen klettert tegen het raam en een paar jonge mensen haasten zich voorbij. Het is donker buiten en de Plotersgracht is maar zwak verlicht. Niemand had de sfeer beter kunnen beschrijven dan Antoon Coolen:
twee afgeleefde doktoren die in het hartje van ´t Patershol schaken voor de gunsten van een non!
Petje is drie jaar ouder dan ik, maar in zijn hoofd zit alles blijkbaar nog beter op een rij dan ik het mijne. Ik heb stomweg niet in de gaten dat mijn toren bedreigd staat. Daar
gaat het belangrijkste stuk dat mij nog rest. En Bianca kan ik nu al helemaal vergeten... Op dit punt gekomen zou welke schaker dan ook de zaak voor bekeken houden en zijn koning neerleggen, ten teken van opgave: het kalf
is immers meer dan verdronken. Toch doe ik het niet, en dat om twee redenen. Ten eerste heeft een groot schaakmeester ooit gezegd dat in het schaken nog nooit een overwinning behaald werd of een gelijkspel uit de brand werd
gesleept door op te geven. En ten tweede is het veel leuker voor Petje als ik doorspeel tot het bittere einde tot de fatale mat, als hij en niet ik de partij kan afmaken. Want, ach,
ik gun het hem wel, de glorie van de overwinning en de prijs. De partij was exact anderhalf uur oud toen het bord er uit zag als volgt:
Zwart is aan zet. Het is overduidelijk dat Petje de fatale zet kan doen. Ziet hij het niet? Is zijn denkvermogen vertroebeld in de roes van de overwinning, of dwingt die roes hem ertoe wat spielerei te verkopen? Hij neemt de pion tussen duim en wijsvinger en dreigt ermee die te laten promoveren. En alsof het maar om te lachen was zet hij de pion weer op zijn plaats, waarna hij vliegensvlug zijn toren naar H5 schuift: MAT!!! Maar al even vlug schuift Bianca de toren terug...
- Dat mag niet Cyriel.
- En waarom zou dat niet mogen, godverdomme?
- Ge hebt toch uw pion aangeraakt en zelfs opgeheven van het bord. Dan moet ge de pion ook spelen. We zouden toch streng het reglement volgen. Hadden we dat niet afgesproken?
- Ja, godverdomme, wie denkt dáár nu aan? Maar wat maakt het per slot van rekening uit? Ik laat mijn pion dan maar direkt promoveren, godverdomme!
Hij schoof zijn pion naar F8 en zette zijn Dame in de plaats.
- Pat, riep Bianca. Het spel is remise!
Petje schrok zich een aap. Hoe kwam ze daar nu bij, godverdomme.
- Wit staat op ´t ogenblik niet schaak, maar hij kan geen kant meer op, zei ze, en dan is het spel remise, gelijkspel dus. Dat zou iemand die al zeventig jaar schaak speelt toch moeten weten.
- Alles goed en wel, bromde Petje, als ge het reglement zó nauwgezet op de letter wilt volgen... En zeggen dat ik enkel maar die pion aangeraakt heb, zonder de intentie om hem te spelen. En dat wordt mij fataal, godverdomme!
- Ge zijt gewoonweg dom geweest, zei ze. En te schrokkerig! Als ge de pion niet gepromoveerd had tot Dame, maar tot de meer bescheiden Toren of zelfs tot Loper of Paard dan hadt ge de partij in hoogstens drie zetten winnend kunnen afsluiten.
- En wie wint nu de prijs, godverdomme? vroeg Petje nog.
- De winnaar, zei Bianca gedecideerd. En aangezien er bij gelijkspel geen winnaar is, slaap ik deze nacht dus weer alleen.
Petje probeerde nog haar tot andere gedachten te brengen met het argument dat het voor iedereen toch duidelijk was dat hij en niemand anders de morele winnaar was en dat er ook nog zoiets bestond als een interpretatie van het reglement naar de geest. Bianca bleef onvermurwbaar. Of er geen mogelijkheid was om het spel over te doen, een herkansing? Daarvoor was het te laat op de avond, Bianca wilde slapen gaan. Morgen misschien? Ze zou erover nadenken. Morgen misschien. De nacht brengt soms raad.
- Ik begrijp het niet, zei Petje, toen Bianca zich in haar kamer teruggetrokken had. Dat ze zo onverbiddelijk kan zijn, godverdomme. Het was nochtans een mooie oplossing geweest. Zij heeft een mooi groot bed van twee meter breed, terwijl dat van mij niet echt een tweepersoonsbed is, godverdomme, een meter vijfendertig, eentwijfelaar zoals men zegt, godverdomme.
Ik zei dat ik daar het volle begrip voor had, dat hij de overwinning meer dan verdiend had en dat ik ze hem voor de volle honderd procent had gegund, maar ja, de letter van de wet... En ik zei ook dat ik wel op de sofa wilde slapen, want dat ik wel vaker - en dat was gelogen - op de sofa sliep.
Petje zei niets meer. Hij bromde nog een paar keer iets dat op godverdomme leek. De hangklok wees kwart voor twaalf. Het regende niet meer. In de Plotersgracht liep een man met een lange witte baard en hand in hand wandelden een jongen en een meisje. Die jongen, dat had ikzelf kunnen zijn, vijfenzestig jaar geleden; het meisje, mijn eerste liefje uit de Gilles de Sutterstraat, wier naam ik vergeten ben...
Toen de Here God de aarde met al haar toebehoren had geschapen, zomaar uit het niets, schiep hij ook de mens: de man uit een klomp aarde, de vrouw uit ´s mans rib.
Hij zou tot hen gezegd hebben: Gaat en vermenigvuldigt u. Naar mijn bescheiden mening heeft Hij niet bedoeld: Vermenigvuldigt u tot in het oneindige en doe het overal, ook waar het leven quasi onmogelijk
is, zijnde op plaatsen waar de aardkorst breuklijnen vertoont en waar door klimatologische omstandigheden de aarde onvruchtbaar is. Zou de Schepper hebben kunnen vermoeden dat sommigen onder zijn schepsels naar voor
zouden treden om Zijn woorden aan hun medemensen uit te leggen op een wijze die geen tegenspraak duldt en waarbij alle (goed)gelovigen zich zouden neerleggen. Massale sterfte door oorlogsvoering, aardbevingen, overstromingen,
epidemieën, hongerdood... en desondanks een toename van de wereldbevolking van 1950 tot op heden van twee naar acht miljard, zijnde een verviervoudiging. Om dat aantal tegen het jaar 2100 niet hoger dan tot tweeëndertig
miljard te laten oplopen zal de sterfte door hogergenoemde oorzaken op zijn minst gelijke tred moeten houden: ellende maal vier dus! Zal onze aarde zoveel mensen nog kunnen torsen? hoor ik velen onder u vragen. En zoveel ellende?
Moet er niet gepleit worden voor anticonceptie op grote schaal? Neen, hoor ik geloofspredikers antwoorden, want ieder zieltje is een geschenk voor de Heer, terwijl ieder zieltje dat er niét is maar er had kunnen zijn, een kaakslag
is in zijn gezicht.
Denkt u, waarde lezer, dat het allemaal nog ooit goed komt? De twijfel is groot. Het wordt hoe dan ook een werk van lange adem. Laten we het ondertussen tot onze verdomde
plicht rekenen dat we iedere noodlijdende die zich tot ons richt, de hulp geven die hij nodig heeft. Niemand onder ons heeft immers gevraagd om er te zijn, en wie er niet is zal dat nooit iemand kwalijk nemen. En als ik even
mag... Ik moet de gedachte aan de zieltjeshonger die de Schepper toegedicht wordt, uit mijn hoofd zetten, want al te zeer doet het mij denken aan de eis van de Minotaurus van Knossos: telkenjare zeven jonge knapen en zeven
jonge meisjes!
En dan een vraagje (als dat niet te veel gevraagd is van mijn trouwe lezers): wat is naar uw gevoel de échte reden waarom zieleherders hoge geboortecijfers promoten?
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.